Proloog

'Cinnamon Carlson.'

Ik was net zo verbaasd als alle anderen toen ik Miss Hamilton mijn naam hoorde afroepen. Edith Booth, de klassenmonitor, die ieders kandidate was voor Miss Correctheid van het jaar, had zojuist onze literatuurles Engels onderbroken. Ze had de deur geopend en liep kaarsrecht, met keurige kleine pasjes, haar hakken klikkend op de hardhouten vloer. Haar schouders waren ferm naar achteren getrokken en een onzichtbaar boek rustte op haar dofbruine haar, waarvan iedereen wist dat het door haar moeder ongelijk werd afgeknipt bij haar hals en rond de oren.

Zodra ze de klas binnenkwam had ze eerst naar mij gekeken en toen Miss Hamilton het briefje van de directeur overhandigd, alsof het een boete was wegens te hard rijden of een bevel tot uitzetting. Ik had een ei kapot willen breken op dat zelfingenomen, arrogante lachje dat op haar gezicht geplakt zat.

Miss Hamiltons gezicht zag vuurrood van ergernis over de onderbreking. Ze was net goed op dreef met Desdemona's pathetische verdediging vlak voordat Othello haar zou smoren met een kussen. Zelfs een paar van de zombies in de klas, zoals Clarence Baron en ik ze plachten te noemen, hingen aan haar lippen. Nou ja, wat kon je anders verwachten. Het was waarschijnlijk de enige toneelvoorstelling die ze ooit in hun leven hadden gehoord en gezien. Na een vergeefse poging om actrice te worden, was Miss Hamilton teruggevallen op een loopbaan in het onderwijs, bijna alsof ze geprobeerd had professioneel te skiën en in een mum van tijd op haar achterste naar de middelmatigheid was afgegleden. De rest van haar jonge volwassen leven keek ze droefgeestig naar de skiërs die haar gracieus passeerden. Nu, in de rol van toneeldocente, droomt ze ervan de grote inspiratie te zijn van de toekomstige Meryl Streep of Jodie Foster. De laatste tijd had ze haar oog op mij laten vallen en drong ze erop aan dat ik auditie zou doen voor de schoolopvoering, iets waar mam het helemaal mee eens was, vanwege het rollenspel van haar en mij op de zolder van ons huis.

'Je bent er zo goed in, Cinnamon,' zei ze altijd. 'Op een dag zul je een fantastische actrice worden.'

Je móet wel een fantastische actrice of acteur zijn om in deze wereld te overleven, dacht ik. Het beheersen van je gezicht, je stem, je houding, en vooral het verzinnen van redenen en excuses bij het beantwoorden van vragen, is de kunst van de zelfverdediging. Vooral de laatste tijd was een eerlijke confrontatie met de wereld voor mij hetzelfde als naakt over straat gaan.

Ik keek op toen ik de deur open hoorde gaan en  Miss Hamilton plotseling zweeg. Tijdens haar monoloog van Desdemona had ik strak naar mijn lessenaar gestaard. Haar overdreven theatrale vertoning was pijnlijk om aan te zien en ik hield van Othello. Het horen voorlezen door Miss Hamilton was of je gedwongen was toe te kijken hoe iemand een goed recept voor crème brulée verknoeide. Iemand die het dessert nog nooit gegeten had, zou denken dat dit vies smakende hapje was zoals het hoorde. Ze zouden er nooit meer om vragen.

Ik wist instinctief dat Desdemona op dit punt in het verhaal nog steeds niet geloofde dat Othello haar zou kunnen doden. In haar stem hoorden ongeloof, onschuld, liefde en vertrouwen door te klinken. Waarom wist Miss Hamilton dat niet, of als ze het wist, waarom kon ze dat dan niet tot uitdrukking brengen?

Hoeveel keer had Shakespeare zich in zijn graf omgedraaid?

Ik vond Miss Hamilton aardig, waarschijnlijk aardiger dan een van mijn andere docenten, maar ik kon een gebrek nooit goed over het hoofd zien. De meest glimmende munt draaide ik rond in mijn handen, op zoek naar doffe plekken.

'Je grootmoeder wacht op je in het kantoor van meneer Kaplan,' zei Miss Hamilton.

Ik keek achterom naar Clarence Baron, praktisch de enige van mijn leeftijd met wie ik tegenwoordig nog contact had. Ik aarzelde hem mijn vriendje te noemen. Die grens hadden we nog niet overschreden en ik was er toen nog niet zeker van of we dat ooit zouden doen. Dat was niet omdat ik hem onaantrekkelijk vond. Integendeel. Hij had een interessant gezicht met donkere, trieste ogen, die niet alleen zijn gevoeligheid maar ook zijn intelligentie verraadden. Zijn mokkabruine haar was lang en weerspannig, vol wilde krullen. Ik wist dat hij vond dat het hem op Ludwig von Beethoven deed lijken, al had Clarence geen belangstelling voor componeren. Hij hield gewoon van klassieke muziek en wist er meer van dan iemand die ik kende.

Hij was slank, bijna te mager voor zijn één meter tweeëntachtig, maar ik hield van zijn hoekige kaak en bijna perfecte neus boven een krachtige mond met volle lippen. Ik had meisjes vaak commentaar op hem horen leveren, waarbij ze altijd dingen zeiden als: 'Jammer dat het zo'n vreemde jongen is. Hij is zo sexy.'

Ik wist waarom ze hem een vreemde jongen vonden. Hij gaf toe dat hij niet anders kon dan zich aan zijn rituelen te houden. Clarence zat bijvoorbeeld in de laatste bank op de eerste rij. Het was heel belangrijk voor hem dat hij, als het enigszins mogelijk was, in alle klaslokalen dezelfde plaats had. Ik denk dat het dwangmatig was. Een ander ritueel was dat hij nooit een gebouw verliet op een oneven stap. Hij telde zijn passen naar de uitgang en zorgde er altijd voor dat hij bij een even getal naar buiten stapte. Ik heb hem vaak zien stilstaan en teruggaan om er zeker van te zijn. Ook eet hij alles op zijn bord van links naar rechts, wat het ook is, en hij is rechtshandig! Het lukt hem zelfs met pasta. Ik vraag hem niet meer waarom hij die vreemde dingen doet. Als ik dat deed, zou hij alleen maar antwoorden: 'Het voelt goed,' of zijn schouders ophalen en zeggen: 'Ik weet niet waarom, Cinnamon. Ik doe het gewoon.'

Clarence trok vragend zijn zware, donkerbruine wenkbrauwen op. Ik hield mijn adem in en schudde mijn hoofd.

Ik had geen idee waarom mijn grootmoeder me van school kwam halen, maar onder mijn verwarring borrelde de angst.

Twee dagen geleden had mam haar tweede miskraam gehad. Na de eerste miskraam acht jaar geleden leken zij en papa het idee van een tweede kind te hebben opgegeven. Ik had zelfs het vermoeden dat ze niet meer aan seks deden. Ik zag zelden enige uiting van hartstocht tussen hen, vooral niet nadat oma Beverly bij ons was ingetrokken. Een kusje op de wang, een vluchtige omhelzing of een lichte aanraking van hun handen, was alles wat ik ooit zag, wat niet wil zeggen dat ik mijn ouders bespioneerde of zo. Het was niet meer dan een waarneming van iets dat hun en mijn leven binnen was geslopen - niet meer dan een kille, gestage regen.

Dus was ik even verbaasd als mijn grootmoeder toen mam op een dag iets meer dan zes maanden geleden tijdens het avondeten het nieuws vertelde.

Na een stukje brood te hebben doorgeslikt, liet ze een diepe zucht horen en zei: 'Ik ben weer zwanger.'

Oma Beverly, die kort na de dood van opa Carlson haar intrek bij ons had genomen, liet haar vork zo hard op haar bord vallen, dat het bijna brak. Ze draaide zich om en keek naar mijn vader alsof hij een vertrouwen, een met bloed bekrachtigde overeenkomst, had geschonden.

'Op haar leeftijd?' vroeg ze hem. 'Moet ze nu nog een kind krijgen?' Ze keek naar mijn moeder, die altijd de gave had gehad om oma Beverly wanneer ze maar wilde te negeren, haar schijnbaar niet te horen of te zien, zelfs al zat of stond ze recht tegenover haar. Ze kon zo doof en onaandoenlijk worden als een marmeren beeld. Natuurlijk werd oma Beverly dan nog kwader.

'Je bent tweeënveertig, Amber. Waar denk je aan!' snauwde ze op haar oude autoritaire toon.

Oma Beverly heeft nooit geaarzeld haar mening kenbaar te maken of haar eisen te stellen. Mijn grootvader was een zachtmoedige, vriendelijke man geweest, wiens felste kritiek of afkeuring was dat hij zijn hoofd schudde, en dan nooit meer dan twee keer. Hij bewoog zijn hoofd van links naar rechts, van rechts naar links, en eindigde met een schouderophalen. Verder ging zijn verzet nooit. Zonder argumenten, zonder razen of tieren of wat dan ook. Eén keer, toen ik probeerde hem voor Clarence te beschrijven, zei ik ironisch: 'Zie hem maar als Polen na Hitiers invasie.'

Ik vond het niet moeilijk om oma Beverly te zien als een meedogenloze dictator.

'Waar ik aan denk,' antwoordde mam langzaam op oma Beverly's vraag, 'is dat ik een gezond kind zal baren. Bovendien is het tegenwoordig niet zo uitzonderlijk voor een vrouw van mijn leeftijd om een kind te krijgen. Ik las onlangs dat een vrouw van in de vijftig zwanger werd. En niet als surrogaatmoeder,' voegde ze er snel aan toe.

Oma Beverly kneep afkeurend haar ogen samen. Ze pakte haar vork weer op en at systematisch verder, intussen woedend kijkend naar mijn vader die druk bezig was zijn vlees te snijden. Daarna dreunde de stilte zo luid als Beethovens Vijfde Symfonie in onze oren.

Maar zwijgen was voor mijn grootmoeder geen teken van overgave. Ze liet nooit een gelegenheid voorbijgaan om haar afkeuring te laten blijken. Al die maanden van mams zwangerschap vitte en treiterde ze als een keffende poedel. Toen mams zwangerschap zichtbaar begon te worden, nam oma Beverly's kritiek toe.

'Een vrouw van jouw leeftijd die in positiekleding rondloopt,' snauwde ze. 'Wat een gezicht! Je hebt zelfs al grijze haren, en nu moet je meer dan ooit letten op wat je eet. Vrouwen van jouw leeftijd worden sneller dik. Straks zie je eruit als mijn zus Lucille die kinderen eruit floepte als een konijn en ten slotte op, een kleine olifant leek. Haar heupen werden zo breed, dat ze een keer in haar stoel vast bleef zitten,' zei oma zelfingenomen, terwijl ze knikkend naar mij keek.

Altijd als ze mam geen reactie kon ontlokken, richtte ze zich tot mij alsof ik een tolk was die zou uitleggen wat ze had gezegd.

'Tante Lucille heeft maar drie kinderen, hè?' zei ik.

'Dat is te veel,' antwoordde oma Beverly zo snel dat je zou denken dat zij en ik de dialoog hadden gerepeteerd. 'De kinderen van tegenwoordig zijn duur en lastig. Ze maken je in de kortste keren jaren ouder dan je bent. Ze moeten, moeten, moeten. Toen ik jong was, bestond het woord willen niet. Ik had mijn mond vol met 'alstublieft' en 'dank u' en 'nee meneer' en 'ja mevrouw', en dat was alles. Ik kan me niet eens indenken hoe de reactie van mijn vader zou zijn geweest als ik hem gevraagd had om een nieuwe jurk of een auto of geld voor stomme sieraden. Als hij nu zou leven en sommigen van die - ik weet niet hoe je ze noemt - zag rondlopen met ringen in hun neus en in hun navel, zou hij denken dat het einde van de wereld nabij was, en terecht.'

'Nou, er zullen maar twee kinderen zijn in dit huis,' zei ik, naar mam kijkend. Ze deed erg haar best om er geen aandacht aan te schenken, maar oma Beverly matte haar af; haar keffende woorden kwamen van alle kanten als een meute hyena's op haar af. Mam had inmiddels te veel pijn en zag veel te bleek, dacht ik.

En toen kreeg ze haar miskraam. Op een nacht kreeg ze een bloeding en moest halsoverkop naar het ziekenhuis worden gebracht. Ik werd wakker van haar gegil en paniek. Papa wilde niet dat ik meeging. Uren en uren later kwam hij alleen thuis en vertelde dat ze de baby had verloren.

Oma Beverly voelde zich niet schuldig en niet verdrietig. Haar reactie was dat het de manier van de Natuur was om nee te zeggen tegen iets dat om te beginnen nooit had mogen gebeuren. Toen ze mam de dag erna thuisbrachten, kon ze het niet opbrengen naar mijn grootmoeder te kijken. Ze keek trouwens zelden meer naar wie dan ook, zelfs niet naar mij. Haar blik was afwezig, haar verdriet sloot haar op in zichzelf, ze was een gevangene in haar eigen lichaam.

En nu huiverde ik bij de gedachte aan de mogelijke reden voor de onverwachte komst op school van mijn grootmoeder.

Snel klapte ik mijn exemplaar van Othello en mijn schrift dicht, pakte mijn spullen bijeen en stond op. Ik wist dat iedereen in de klas naar me keek, dat hun ogen me op de voet volgden, maar het grootste gedeelte van mijn leven heb ik al de blikken van anderen op mij gericht gevoeld. Het hindert me niet meer. Eigenlijk heeft het dat nooit gedaan, althans niet zo erg als het had moeten doen. Die onverschilligheid, of die dramatische vierde muur, zoals Miss Hamilton het graag noemt, staat altijd overeind tussen mij en de rest van de wereld - wanneer ik dat maar wil. In dat opzicht lijk ik echt op mam, al moet ik zeggen dat papa ook doof en stom kan zijn als er een lelijk woord valt.

Tegenwoordig was hij dat steeds vaker als oma Beverly in de buurt was. Ik weet dat mensen, ook een paar van mijn docenten, en vooral mijn grootmoeder, zouden zeggen dat ik met opzet de aandacht trek door de manier waarop ik me kleed en me gedraag. Mijn kastanjebruine haar is dik en lang en hangt op mijn schouders. Korter dan dat wil ik het niet knippen; ik knip zelfs nauwelijks mijn pony bij. Soms valt er een lok over een van mijn ogen, en dan laat ik het zo, bekijk de wereld, mijn docenten, de andere leerlingen, alles en iedereen, door een transparant, rood gordijn. Ik weet dat het sommige mensen nerveus maakt, en het oma Beverly zó ergert, dat haar bleke gezicht rode plekken krijgt op de jukbeenderen van haar magere wangen.

'Knip je haar of heb op z'n minst het fatsoen het netjes naar achteren te borstelen. Ik weet niet of je naar mij kijkt of naar iets anders als ik tegen je praat,' zeurde ze vaak. De ene kritiek leidde tot de andere. Ze was een spin die haar web weefde. 'En heb je niet iets fleurigers om naar school aan te trekken?'

Net als mam heb ik een voorliefde voor donkere kleuren. Ik draag altijd zwart of donkerblauw, vaak donkergrijs, en gebruik een glanzende witte lippenstift en zwarte nagellak. Ik maak mijn wenkbrauwen zwart en doe te veel oogschaduw op, en ik blijf buiten de zon, niet alleen omdat ik weet dat het slecht is voor je huid, maar ook omdat ik graag een lichte teint heb. Mijn huid is zo transparant, dat ik de kleine blauwe adertjes kan zien in mijn slapen, en ik denk aan mijn bloed dat door die kleine vaten naar mijn hart en mijn hersens stroomt.

Maar op dat moment voelde mijn hart alsof het tijdelijk stil was gezet.

Edith Booth wachtte op me bij de deur van het leslokaal. Ze vertolkte haar rol als klassenmonitor, wat betekende dat ze me naar buiten bracht en als een militair escorte naar het kantoor van de directeur begeleidde. Ze perste haar dunne, scheve lippen op elkaar en hief haar hoofd omhoog, haar hals en kin straktrekkend. Ze hield de deur voor me open, maar toen ik over de drempel stapte, reikte ik naar achteren, greep de knop, trok die hard uit haar handen en smeet de deur achter me dicht.

Ik kon de klas horen schateren toen ze - waarschijnlijk met open mond - naar de gesloten deur stond te staren. Er was niets meer over van haar stoere houding. Ik hoorde haar aan de knop morrelen en toen geagiteerd naar buiten stormen, zich haastend om me in te halen, terwijl haar hakken op de betegelde gangvloer klikten als een explosie van kleine voetzoekers.

'Dat was niet erg aardig,' zei ze.

Ik draaide me om en keek haar woedend aan.

Iedereen die ons kent en die ons huis heeft gezien denkt dat de geesten in het huis ons uiteindelijk allemaal gek zullen maken. Ze denken dat het er spookt. Ze noemen het 'The Addams Family House'. De gevel is donker en maakt een onheilspellende indruk. Ik geloof echt dat papa zich schaamt voor zijn huis. Oma Beverly wilde absoluut niet dat hij het zou kopen, maar deze ene keer wist mam haar te overstemmen toen het op papa's beslissing aankwam. Mama was vastbesloten.

Het is een voornaam Second Empirehuis, ongeveer vijftien kilometer ten noordwesten van Tarrytown, New York. De oorspronkelijke eigenaar was een voormalig officier in de Burgeroorlog, en had nog gediend onder generaal Grant. Hij heette Jonathan Demerest en had vijf kinderen, twee jongens en drie meisjes. Zijn vrouw Carolyne en zijn jongste zoon Abraham stierven beiden nog geen jaar na elkaar aan pokken. Hun graven, en het graf van Jonathan, bevinden zich op ons land, op een heuvel waar vandaan je alle kanten op kilometers ver kon zien. Dat beweerde mam tenminste. Ze vertelde dat toen ze pas hun intrek namen in het huis, het bos lang niet zo dichtbegroeid was als nu; natuurlijk waren er toen ook nog niet al die huizen in het ene woonproject na het andere, als puistjes op het gezicht van het landschap.

'Het was een vredige plaats, een prachtige plaats om begraven te worden,' vertelde ze me. 'Dat is het feitelijk nog steeds. Misschien wil ik hier ook wel begraven worden,' ging ze verder, en ik huilde omdat ik toen pas negen was en ik niets wilde horen over de dood van mijn eigen moeder.

'We gaan allemaal dood, Cinnamon,' zei ze met die zachte, lieve lach van haar, die mijn op hol geslagen hart altijd weer tot een normaal tempo kon terugbrengen. Ze raakte mijn wang heel zacht aan, haar vingers voelden als een warme strelende bries, en haar glimlach was teder en fascinerend. 'Het is niet zo erg als onze tijd gekomen is. We gaan gewoon verder,' zei ze, uitkijkend over de wereld onder ons alsof ze al met één been in het graf stond. 'We gaan verder naar een plaats waar het rustiger is. Dat is alles.'

'Rustiger? Hoe kan het ergens nog rustiger zijn dan hier?' vroeg ik me hardop af.

'Rustiger binnen in je,' antwoordde ze. Jarenlang begreep ik niet wat ze bedoelde, maar nu wel.

Dat doe ik echt.

Maar goed, mam vertelde me dat ze verliefd was geworden op ons huis, nog voordat ze verliefd werd op papa en ze haalde hem over het te kopen toen ze een jaar getrouwd waren.

Het huis lijkt groter dan het in werkelijkheid is omdat het gebouwd is op een heuvel en uittorent boven de wegen en huizen onder ons. Het heeft drie verdiepingen met een koepel die een perfecte schuilplaats lijkt voor een monster of een geest. Sommige kinderen denken dat ik elke avond erin kruip en banvloeken en bezweringen uitspreek over argeloze voorbijgangers. Als ik iets dergelijks over mezelf hoor, lach ik, gooi mijn haar naar achteren en zeg wat mam me vertelde dat Katharine Hepburn eens had gezegd over publiciteit: 'Het kan me niet schelen wat ze over me zeggen, zolang het maar niet de waarheid is.'

Heel weinig mensen begrijpen wat dat betekent. Ze denken dat het alleen maar een bewijs te meer is van mijn abnormaliteit. Ze begrijpen niet dat als iemand je leven binnendringt en de waarheid over je onthult, er dingen over je worden blootgelegd die je voor jezelf wilt houden, om je zelfrespect te kunnen bewaren. Daarom doen we de deuren op slot en sluiten de ramen en trekken de gordijnen dicht, vooral in mijn huis.

Het kan me niet schelen wat voor indruk mijn huis op anderen maakt. Ik hou er evenveel van als mam. Second Empire-huizen hebben zogenaamde mansardedaken, dat wil zeggen daken die aan alle kanten twee schuin aflopende hellingen hebben, waarvan de onderste helling steiler is dan de bovenste. Het huis zelf is vierkant, met een fraaie decoratieve ijzeren kroonlijst. De voorkant van het huis heeft een dubbele voordeur met glas in de bovenste helft en zes treden naar de veranda op de eerste verdieping. Alle ramen bestaan uit twee delen. De benedenramen zijn allemaal voorzien van een kap. Mam praat er graag over, ze weidt uit over de architectuur tegen iedereen die het maar wil horen.

Oma Beverly vond het een afschuwelijk huis, al was ze onmiddellijk bereid bij ons in te trekken. Mam zei dat het uitsluitend oma Beverly's idee was, al vertelde papa mij en iedereen, dat hij haar had gevraagd bij ons te komen wonen omdat we zoveel ruimte hadden en er geen enkele reden was waarom een vrouw op haar leeftijd alleen zou moeten wonen.

'Geen enkele reden,' zei mam tegen mij, 'behalve om ons rust te gunnen.'

Hoe dan ook, de mensen kijken vaak naar me alsof ze verwachten dat ik - omdat we in het geheimzinnig uitziende, zogenaamde spookhuis wonen - elk moment volslagen krankzinnig kan worden en misschien zelfs zal proberen mezelf kwaad te doen. Zelfs als sommige docenten tegen me praten, merk ik dat ze zo'n dertig centimeter verder van mij vandaan staan dan van hun andere leerlingen. Soms hoef ik alleen maar naar iemand te staren, zoals naar Edith Booth, om hem of haar plotseling bevangen te zien door een vage angst. Eerlijk gezegd begin ik er plezier in te krijgen. Het geeft me een gevoel van macht.

'Wat zei je?' snauwde ik tegen haar.

Ze deed een stap achteruit.

'Meneer Kaplan... wil je... meteen zien,' stamelde ze.

'Stoor me dan niet,' beval ik. Ik keek haar strak in de ogen en de kleur trok weg uit haar gezicht.

Ze bleef constant een meter achter me lopen tot aan het kantoor van de directeur, waar ik oma Beverly ongerust op het kleine, kunstleren bankje zag zitten. Ze wreef met haar vingers over haar palm alsof ze een paar denkbeeldige eeltplekken wilde wegschuren, iets wat ze vaak deed als ze erg nerveus was.

Zodra ik binnenkwam stond ze op en rekte zich in haar volle lengte van één meter zestig uit. Opa Carlson was één meter vijfentachtig, maar had altijd kleiner geleken in haar aanwezigheid, en ook papa lijkt nooit zijn volledige één meter tachtig lang te zijn als hij naast haar staat. Haar schaduw doet mensen verschrompelen.

'Een statige houding krijg je door je optreden, je zelfvertrouwen,' zei mam eens tegen me toen we het over oma Beverly hadden. 'Dat moet ik die duivelin nageven.'

Mam was praktisch de enige die ik kende die zich niet door haar liet intimideren, maar ze was niet sterk genoeg om het voortdurend tegen haar op te nemen, niet met wat ik als het Paard van Troje in ons huis was gaan beschouwen, mijn eigen vader. Hij kon in zoveel opzichten sterk zijn, maar in een confrontatie met zijn eigen moeder werd hij weer een kleine jongen.

Bijvoorbeeld toen oma Beverly evenveel kritiek had op het interieur van ons huis als op het exterieur. Ze haatte mams smaak voor kunstvoorwerpen, meubels, gordijnen, vloerbedekking, zelfs verlichting en sanitair. Vanaf het moment dat ze bij ons kwam, leek ze vastbesloten alles langzamerhand te veranderen. Ze wees op de kleinste onvolkomenheid, een klein vlekje in een stoel, een scheurtje in een kleed, en raadde papa aan het te vervangen. Als hij daarmee had ingestemd, koos zij uit wat ervoor in de plaats zou komen, alsof mam niet bestond.

Op een dag werd een stoel vervangen of een kleed, en als mam klaagde dat wat oma Beverly had uitgezocht niet paste bij onze inrichting, smeekte en jammerde papa, en beloofde dat er daarna geen veranderingen meer zouden komen. Natuurlijk kwamen die er wél.

Het was gemakkelijk te zien waarom ik oma's mars door ons huis en ons leven vergeleek met Hitlers mars door Europa. Papa was onze eigen kleine Chamberlain die 'Vrede in onze tijd' beloofde, als we nog één klein compromis sloten. Dan zouden we weer een gelukkig gezinnetje zijn.

Maar dat zouden we nooit meer zijn.

Al wist ik niet hoe die voorspelling bewaarheid zou worden tot ik uit school met oma Beverly naar huis ging.