DE SLANG

De zon en de mist speelden een spelletje, hielden elkaar gezelschap. Ik zat in m’n eentje in onze tuin. Om me te amuseren staarde ik naar de dikke korsten op mijn knie. Papa had me gewaarschuwd dat ik ze er niet af mocht plukken, omdat ze anders littekens nalieten – maar wat konden mij een paar littekens schelen? Ik tilde voorzichtig de randen op van de korst om te zien wat er onder zat. Ik zag alleen maar rood, teer uitziend vlees, dat elk moment weer kon gaan bloeden.

De zon won het spelletje in de lucht en scheen heet op mijn hoofd. Ik kon mijn hersens bijna horen braden. Wilde geen gebraden hersens. Ik ging in de schaduw zitten.

Nu deed mijn hoofd pijn. Ik beet zo hard op mijn onderlip dat hij begon te bloeden. Deed geen pijn, maar later zou hij zo opzwellen dat mama zich ongerust zou moeten maken. Goed zo. Ze hoorde zich ongerust te maken over me.

Ik was altijd mama’s kleine jongetje geweest, dat alle aandacht kreeg, tot dat verhipte kleine kind mijn plaats had ingenomen. Straks kwamen mama en Jory thuis van balletles. Dat was het enige waar ze om gaven – dansen en Cindy. Ik wist wat belangrijk was in het leven, echt belangrijk – geld. Als je daar een hoop van had hoefde je niet erover te piekeren dat je het nodig had of hoe je het moest krijgen. Dat hadden John Amos en Malcolms boek me geleerd.

‘Bart,’ zei Emma, die stilletjes achter me was komen te staan, ‘ik vind het zo jammer dat je je verjaardagstochtje naar Disneyland hebt gemist. Om het goed te maken heb ik alleen voor jou een kleine verjaardagstaart gemaakt.’ Ze hield een kleine taart in haar handen met één kaarsje in het midden van de chocola gestoken. Ik was geen baby van één jaar. Ik sloeg de taart uit haar handen zodat hij op de grond viel. Ze gaf een gil en keek zo verdrietig of ze in tranen zou uitbarsten. Langzaam liep ze achteruit. ‘Dat was niet erg dankbaar en niet aardig,’ zei ze gesmoord. ‘Bart, waarom doe je toch zo lelijk? We doen allemaal ons best voor je.’

Ik stak mijn tong uit. Ze zuchtte en liet me met rust.

Later kwam Emma weer naar buiten met dat verwenste kind in haar armen.

Was mijn zusje niet. Wilde geen zusje. Ik verschool me achter een boom en keek om me heen. Emma zette Cindy in het plastic zwembad. Ze begon te schoppen en te spartelen in het ondiepe water. Stom, stom, stom…kon niet eens zwemmen. Zag hoe Emma lachte en plezier had om dat baby-gedoe. En ik kon notabene op mijn hoofd staan. Als ik in dat zwembad zat en met mijn handen en voeten spartelde zou ze het niet leuk vinden.

Ik wachtte tot Emma weg zou gaan, maar ze schoof een stoel bij, ging zitten en begon erwten te doppen. Plof, plof, plof, vielen de groene erwten in de blauwe kom. ‘Goed zo, schatje,’ moedigde Emma Cindy aan. ‘Spartel maar in het water, schop maar met je beentjes en sla met je armpjes, dan wordt je gauw sterk en kun je gauw leren zwemmen.’

Ik keek en wachtte. Elke erwt die ze dopte bracht me dichter bij het moment waarop ze zou opstaan en naar de keuken gaan. Dan was Cindy alleen. Helemaal alleen. En ze kon niet zwemmen. Katten hurkten laag op de grond als ze een vogel wilden vangen. Wou dat ik een staart had waarmee ik kon zwaaien.

De laatste erwt viel in de kom. Emma stond op. Ik spande mijn spieren. Op dat moment kwam mama in haar rode auto aangereden en stopte bij de garage. Emma bleef staan wachten om haar te begroeten. Eerst kwam Jory met grote sprongen over het grasveld aangelopen. ‘Hallo, Emma!’ riep hij. ‘Wat eten we vanavond?’

Jij vindt alles wat ik maak lekker,’ antwoordde Emma grijnzend naar haar knappe lieveling. Niet zoals ze mij behandelde  –  het mispunt! ‘En Bart,’ ging ze verder, ‘ik weet nu al dat Bart de erwten, de groentenschotel, de lamskoteletten en het dessert niet lekker zal vinden. Die jongen is zo moeilijk tevreden te stellen.’

Mama bleef even staan om met Emma te praten, alsof ze geen personeel was, en liep toen snel naar Cindy om met haar te spelen. Ze zoende en omhelsde haar of ze het stomme kind in tien jaar niet gezien had. ‘Mama,’ riep Jory, ‘zullen we onze zwempakken aantrekken en bij Cindy in het zwembad gaan zitten?’

‘Wie er het eerste is!’ riep mama, en lachend holden ze weg, als twee kleine kinderen.

‘Blijf nu lief met je gummi-eend en je bootje spelen,’ zei Emma tegen Cindy. ‘Emma komt zo bij je terug.’

Met mijn hoofd omhoog kronkelde ik op mijn buik over de grond. Het mormel in het zwembad stond op en trok haar zwempak uit. Poedelnaakt gooide ze haar zwempak naar mij toe, toen lachte ze plagend en treiterde me met haar naakte vlees. Toen, alsof mijn reactie haar verveelde, ging ze weer in het ondiepe water zitten en bekeek zichzelf met een vergenoegd lachje. Slecht! Schaamteloos! Stel je voor, ze liet met haar blote lichaam zien!

Moeders hoorden hun dochters te leren hoe ze zich fatsoenlijk, netjes, bescheiden moeten gedragen. Mijn moeder was net als Corrine. John Amos had verteld dat die veel te zwak was en haar kinderen nooit genoeg strafte. ‘Ja Bart, je grootmoeder verpestte haar kinderen, en nu leven ze in zonde en tarten God met zijn morele wetten!’

Het was dus mijn taak Cindy een lesje te geven in bescheidenheid en schaamtegevoel. Kronkelend kroop ik naar voren. Nu had ik haar volle aandacht. Ze sperde haar blauwe ogen wijd open. Haar roze lippen gingen van elkaar. Eerst leek ze blij omdat ik eindelijk een spelletje wilde spelen. Toen kwam er een angstige blik in haar ogen. Ze verstarde. Ze deed me denken aan een schuw konijn dat bang is voor een gemene slang. Slang. Veel beter een slang te zijn dan een kat. Een slang in het Paradijs die met Eva deed wat in het begin al had moeten gebeuren. Zie, zei de Here God, toen hij Eva in haar naaktheid aanschouwde, ga heen uit het Paradijs en de wereld zal u met stenen werpen.

Sissend en mijn tong snel heen en weer bewegend als een slang, kwam ik dichterbij. God sprak en ik gehoorzaamde. Slechte moeder, die weigerde te straffen, had mij gemaakt tot wat ik was, een lelijke slang die bereid was God te gehoorzamen, zelfs al was dat niet wat ik wilde.

Ik probeerde mijn hoofd plat te maken door wilskracht, klein, plat en reptielachtig. De tranen sprongen in Cindy’s grote, angstige ogen en ze begon te huilen terwijl ze probeerde over de rand van het zwembad te kruipen. Het water was niet zo diep dat ze erin kon verdrinken, anders zou Emma haar niet alleen hebben gelaten.

Maar…wat voor kans had een tweejarig kind tegen een boa constrictor die uit Brazilië was losgebroken?

Ik kronkelde naar de zijkant en kroop in het water. Ze schreeuwde, ‘Barr-tie! Ga weg, Barr-tie!’

‘Hsss…sss,’ deed ik. Mijn s-sen waren langer dan die van John Amos. Ik kronkelde me rond haar blote lichaampje en haakte mijn benen om haar hals, trok haar omlaag in het water. Ze kon niet echt verdrinken, maar God in de hemel moest degenen waarschuwen die zondigden. Ik had op de TV gezien hoe slangen uit de rimboe hun kaken opensperden. Ik probeerde de mijne zover mogelijk van elkaar te krijgen. Dan kon ik Cindy met huid en haar verslinden.

Plotseling had een andere slang me te pakken! Ik gilde en liet Cindy los om te voorkomen dat ik verdronk…of levend werd opgegeten! God, waarom hebt Gij mij verlaten?

‘Wat ben jij in godsnaam aan het doen?’ gilde Jory, rood van woede, terwijl hij me heen en weer schudde, zodat mijn hoofd van de ene kant naar de andere kant rolde. ‘Ik heb gezien hoe je daar naar toe kronkelde en wat je van plan was. Bart – probeerde je Cindy te verdrinken?’

‘Nee!’ hijgde ik. ‘Ik wilde haar alleen een beetje straffen, niet erg.’

‘Ja,’ spotte hij. ‘Zoals je Clover een beetje hebt gestraft.’

‘Ik heb Clover nooit iets gedaan. Ik zorg goed voor Appel. Ik ben geen slechte jongen…dat ben ik niet, niet, niet.’

‘Waarom huil je als je zo onschuldig bent? Jij hebt hem dood gemaakt. Ik zie het in je ogen!’

Ik staarde Jory woedend aan. Ik was razend. ‘Je haat me! Ik weet dat je me haat!’ Ik sprong naar voren en probeerde hem te raken. Ik kon het niet. Ik boog mijn hoofd naar voren, zette me af en rende naar voren, recht op zijn maag af. Hij viel, gaf een kreet van pijn. Voor hij me kon vermoorden gaf ik hem een trap, maar ik wist niet dat die daar terecht zou komen. Ik kon nooit zo goed mikken. Jeetje…dat moest pijn doen.

‘Gemeen om iemand in de lies te trappen,’ kreunde hij. Hij zag zo bleek dat hij bijna flauw leek te vallen. ‘Dat is niet sportief, Bart.’

Intussen was Cindy weer wat bijgekomen en klom uit het zwembad. Naakt waggelde ze naar huis, uit alle macht schreeuwend.

‘Slecht, zondig kind!’ gilde ik. ‘Het is allemaal haar schuld! Haar schuld!’

Emma kwam naar buiten gerend, haar witte schort achter haar aan fladderend, haar handen bestoven met bloem. Ze werd op de hielen gevolgd door mama, in een blauwe bikini. ‘Bart, wat heb je gedaan?’ schreeuwde mama. Ze tilde Cindy op en bukte zich om een handdoek op te rapen die Emma had laten vallen.

‘Mammie,’ snikte Cindy. ‘Grote slang…grote slang!’

Wel heb ik van mijn leven! Ze wist wat ik was. Toch niet zo stom. Mama wikkelde Cindy in de handdoek en zette haar op de grond. Ze keek me woedend aan, juist toen ik mijn voet had opgetild om Jory een schop te geven die hijgde van pijn. ‘Bart…als je het waagt Jory nog eens te trappen, krijg je met mij te doen!’

Emma staarde me vol haat aan. Ik keek van de een naar de ander. Iedereen haatte me, ze zouden allemaal blij zijn als ik in mijn graf lag.

Moeizaam en pijnlijk probeerde Jory overeind te komen, niet zo elegant als anders. Even klunzig als ik. Hij was nu niet zo knap meer. Toch kon hij nog schreeuwen: ‘Je bent gek, Bart! Stapelkrankzinnig!’

‘Bart, waag het niet die steen naar je broer te gooien!’ riep mama uit toen ze zag dat ik me bukte om er een op te rapen.

‘Afschuwelijke jongen die je bent! Je doet het niet, hoor!’ gilde Emma.

Ik draaide me met een ruk om en bewerkte Emma met mijn vuisten. ‘Je mag me niet uitschelden!’ krijsde ik. ‘Ik ben niet afschuwelijk! Ik ben niet slecht!’

Mama rende naar me toe, pakte me beet en gooide me op de grond. ‘Waag het niet ooit in je leven nog een steen te gooien of een vrouw te slaan!’ schreeuwde mama, terwijl ze me op de grond drukte.

Een razende woede maakte zich van me meester. Ik zag haar als alle vrouwen met ‘verleidelijke’ welvingen en listen. Malcolm wist er alles van. Hij schreef dat hij al hun borsten plat had willen slaan. Ik vulde mijn ogen met Malcolms haat en het had succes. Mama beefde terwijl ze me vasthield. ‘Bart, wat scheelt je toch? Je weet niet wat je zegt of doet. Je bent jezelf niet meer.’

Ik ontblootte mijn tanden alsof ik haar wilde bijten – en probeerde het ook. Ze sloeg me hard en herhaaldelijk, tot ik begon te huilen.

‘Ga naar de zolder en blijf daar, Bart Sheffield, tot ik boven kom om te zien wat ik met je doen moet om je tot inkeer te brengen.’

Eng op zolder. Ik zat op de rand van een van de kleine bedden en wachtte tot ze kwam. Ze had me nog nooit geslagen. Een paar tikken, tot die klappen in mijn gezicht vandaag. Meer straf had ik nooit gehad…en nu deed ze precies met me wat er met Malcolm was gebeurd. Ik was net als Malcolm.

Ik hoorde haar voetstappen op de steile smalle trap en de deur van de zolder ging open. Haar mond was een grimmige streep; ze torende hoog boven me uit en staarde omlaag of ze zich moest dwingen naar me te kijken. Ik had nooit gedacht dat ze zo vals kon kijken.

‘Trek je broek omlaag, Bart.’

‘Nee!’

‘Doe wat ik zeg of je straf wordt heel wat erger.’

‘Nee! Je kan me geen pijn doen. Als je me durft aan te raken, wacht ik tot jij op je balletschool bent en dan neem ik Cindy te grazen – en Emma kan me niet tegenhouden! Ik ben haar veel te vlug af – en de politie kan me niet in de gevangenis zetten omdat ik minderjarig ben!’

‘Bart, ik begin mijn geduld te verliezen.’

‘Dat zal niet alles zijn wat je verliest als je me slaat!’ gilde ik.

Ze bleef op een meter afstand van me staan. Ze bracht haar smalle bleke handen aan haar keel en zei kalm, ‘O, God…’ het was niet meer dan een hees gefluister. ‘Ik had moeten weten dat een kind dat onder dergelijke omstandigheden wordt verwekt zoiets moest worden. Bart, het spijt me zo dat je zoon een monster is.’

Een monster? Was ik een monster?

Nee –  zij was een monster! Ze deed precies wat Malcolms moeder met hem had gedaan, zij had me op zolder gesloten en gestraft. Ik haatte haar, evenveel als ik vroeger van haar had gehouden.

Ze gilde het uit: ‘Ik haat je, mama! Ik hoop dat je doodvalt!’

Ze deinsde achteruit, met tranen in de ogen. Toen draaide ze zich om en rende weg. Maar voordat ze de trap afliep deed ze de deur op slot van die ellendige zolder, die ik haatte en vreesde. Ze zou me even sterk en gemeen maken als Malcolm. Op een goede dag zou ze ervoor boeten. Ik zou haar laten boeten voor het feit dat ze me dit aandeed, terwijl ik goed wilde zijn en wilde dat ze meer van mij hield dan van Cindy en Jory. Ik begon te huilen. Niets ging ooit zoals ik het wilde. Toen papa thuis kwam en hoorde wat ze allemaal over me te vertellen hadden gaf hij me een pak slaag op mijn blote bibs. Ik bewonderde hem dat hij mijn smeekbeden en excuses negeerde.

‘Heb je dat gevoeld?’ vroeg hij toen hij klaar was en ik mijn broek optrok.

Ik glimlachte. ‘Nee om me pijn te doen moet je mijn botten breken, en dan zou de politie je in de gevangenis gooien wegens kindermishandeling.’ Hij nam me streng op met zijn blauwe ogen. ‘Je denkt dat je ons de baas bent, hè?’ zei hij kalm. ‘Je denkt dat er geen wet is die je iets kan doen omdat je minderjarig bent, maar je vergist je, Bart. We leven in een beschaafde gemeenschap, waar mensen geacht worden zich aan de regels te houden. Niemand staat ooit boven de wet, zelfs de President niet. En een van de ergste straffen voor een kind is om te worden opgesloten zodat hij niet kan komen en gaan wanneer hij wil.’ Hij keek bedroefd. ‘Dat kan een heel traumatische ervaring zijn.’

Ik zei niets. Hij sprak weer. ‘Je moeder en ik hebben besloten dat we je gedrag niet langer kunnen tolereren. Zodra ik het kan regelen ga je naar een psychiater. Als het niet anders kan, als je zo blijft als je bent, zullen we je moeten achterlaten in de hoede van dokters die ervoor kunnen zorgen dat je je normaal gaat gedragen.’

‘Je kunt me niet dwingen,’ hijgde ik. Ik was doodsbang dat een of andere psychiater me voorgoed achter de tralies zou sluiten. ‘Als je probeert me te dwingen maak ik mezelf dood.’

Hij keek me strak aan. ‘O, nee Bart, dat doe je niet. Je moet niet denken dat je je moeder en mij te slim af kunt zijn. Je moeder en ik hebben heel wat erger dingen meegemaakt dan nu met jou – denk daaraan.’

Later op de avond toen ik in mijn bed lag, hoorde ik mama en papa ruzie maken. Ze schreeuwden harder naar elkaar dan ze ooit hadden gedaan.

‘Waarom stuurde je Bart naar de zolder, Catherine? Was dat nodig? Had je hem niet gewoon naar zijn kamer kunnen sturen en hem daar laten wachten tot ik thuiskwam?’

‘Nee! Hij is graag in zijn kamer. Hij heeft daar alles om zich te amuseren – en zoals je weet is de zolder niet erg plezierig. Ik heb gedaan wat ik doen moest.’

‘Wat je doen moest? Cathy – besef je wel hoe dat klinkt?’

‘Ach,’ zei ze met een ijzige klank in haar stem, ‘ik heb je toch altijd gezegd hoe ik ben – een kreng dat alleen maar aan zichzelf denkt?’

De volgende dag namen ze me mee naar de psychiater. Ze zetten me op een stoel en zeiden dat ik me rustig moest houden. Ze bleven naast me zitten tot de deur open ging en we binnen werden geroepen. Een vrouwelijke dokter zat achter een groot bureau. Ze hadden tenminste een man kunnen kiezen. Ik haatte haar omdat ze steil en zwart haar had, net als Madame Marisha toen ze jong was en voor foto’s poseerde. Haar witte bloese puilde van voren uit zodat ik mijn blik van haar moest afwenden. ‘Dr. Sheffield, u en uw vrouw kunnen buiten wachten, we praten later wel.’ Ik zag mijn ouders de deur uitgaan. Ik had me nog nooit zo alleen gevoeld als toen die vrouw zich naar me toekeerde en me met een vriendelijke blik opnam. Maar daarachter lagen gemene gedachten verscholen. ‘Je bent hier tegen je zin, hè?’ vroeg ze. Ik wilde haar niet de voldoening geven dat ik haar gehoord had. ‘Ik heet Dr. Mary Obermann.’

Nou en?

‘Er ligt speelgoed op die tafel…ga je gang.’

Speelgoed…ik was geen klein kind. Ik keek haar woedend aan. Ze wendde haar hoofd af en ik wist dat ze zich niet op haar gemak voelde, al probeerde ze dat niet te laten merken. ‘Je ouders hebben me verteld dat je graag fantaseert. Komt dat omdat je niet genoeg vriendjes hebt om mee te spelen?’

Had ik helemaal niet. Maar dat zou dat idiote mens niet te weten komen. Ik zou wel gek zijn om haar te vertellen dat John Amos mijn beste vriend was. Vroeger was het mijn grootmoeder, maar die had me verraden.

‘Bart, je kunt daar nu wel stil blijven zitten zonder iets te zeggen, maar daarmee doe je alleen maar degenen verdriet die van je houden, en je benadeelt jezelf het meest ermee. Je ouders willen je helpen. Daarom hebben ze je hier gebracht. Je moet meewerken en je best doen. Vertel me of je gelukkig bent. Vertel me of je je gefrustreerd voelt en of je tevreden bent met je leven.’

Wilde geen ja en geen nee zeggen. Wilde niets zeggen. Ze kon me niet dwingen. Toen begon ze te praten over mensen die zichzelf afsloten en hoe hen dat emotioneel ten gronde kon richten. Al haar woorden als regendruppels op de ruit waarin ik mezelf had veranderd.

‘Haat je je vader en moeder?’

Wilde geen antwoord geven.

‘Vind je je broer Jory aardig?’

Jory was oké. Het zou nog beter zijn als hij even onhandig en lelijk was als ik.

‘En hoe denk je over je geadopteerde zusje Cindy?’

Misschien gaven mijn ogen antwoord, want ze schreef iets op een blocnote. ‘Bart,’ begon ze, toen ze haar pen opzij legde. Ze probeerde een moederlijke en vriendelijke indruk te maken. ‘Als je weigert mee te werken blijft ons geen andere keus dan je naar een ziekenhuis te brengen waar veel dokters zijn die je kunnen helpen je emoties te bedwingen. Je zult er niet slecht behandeld worden, maar het is er niet zo prettig als thuis. Je hebt geen eigen kamer. Je hebt niet je eigen spelletjes om je heen, en je ouders komen maar één uur per week. Lijkt het je niet beter om mee te werken en te proberen jezelf te helpen voordat het erger wordt? Hoe komt het dat je zo veranderd bent sinds verleden jaar zomer?’

Wilde niet worden opgesloten in een gekkenhuis met een heleboel gekken die misschien groter en gemener waren dan ik. Dan zou ik niet naar John Amos en Appel kunnen.

Wat moest ik doen? Ik herinnerde me Malcolms boek; hij bracht de mensen in de waan dat hij ‘toegaf’ terwijl hij al die tijd zijn eigen zin deed.

Ik zou huilen, zeggen dat het me speet, en zelf geloven dat ik het meende. Ik zei, ‘Het is mama…ze houdt meer van Jory dan van mij. En ook meer van Cindy. Ik heb niemand. Ik vind het vreselijk om niemand te hebben.’

Ik ging maar door. Maar zelfs nadat ik zoveel gebabbeld had, zei ze tegen mijn ouders dat ik minstens een jaar moest blijven komen. ‘Hij zit erg met zichzelf in de knoop.’ Ze glimlachte en raakte mijn moeders schouder aan. ‘U hoeft zichzelf geen verwijten te maken. Bart schijnt te zijn geprogrammeerd voor zelfhaat. Hij lijkt u te haten omdat u niet genoeg van hem houdt, maar hij heeft alleen een hekel aan zichzelf. Daarom gelooft hij dat iedereen die van hem houdt dom en dwaas is. Het is een ziekte. Even reëel als elke lichamelijke ziekte, en in een hoop opzichten veel erger, omdat Bart zichzelf niet kan vinden.’

Ik had me verstopt, speelde voor luistervink. Ik was stomverbaasd toen ik haar dat hoorde zeggen.

‘Hij houdt van u, mevrouw Sheffield, met een bijna religieuze liefde. Daarom verwacht hij van u dat u volmaakt bent, terwijl hij tegelijkertijd ervan overtuigd is dat hij uw aandacht niet waard is en toch verlangt dat u hem erkent als uw beste en liefste zoon.’

‘Maar ik begrijp het niet,’ zei mama, die met haar hoofd op papa’s schouders leunde. ‘Hoe kan hij van me houden en me zoveel verdriet doen?’

‘De menselijke natuur is gecompliceerd. En uw zoon is heel erg gecompliceerd. Het goed en kwaad strijden om de macht over zijn persoonlijkheid. Onbewust is hij op de hoogte van die strijd, en hij heeft er een heel intrigerende oplossing voor gevonden. Hij identificeert het kwaad in hem met een oude man die hij Malcolm noemt. Een van de vele figuren die hem in staat stellen meer van zichzelf te houden.’

Mijn ouders bleven heel stil zitten, met wijd opengesperde ogen. Ze leken erg hulpeloos.

Uren later, voordat ik mijn avondgebedje zei, sloop ik over de lange gang en luisterde aan de slaapkamerdeur van mijn ouders. Mama zei, ‘Het is net of we eeuwig op die zolder blijven en nooit, nooit vrij zullen zijn.’

Wat had de zolder te maken met Malcolm en mij? Kwam dat omdat we allebei daar voor straf naar toe waren gestuurd?

Op handen en knieën sloop ik terug door de gang, kroop in bed en bleef stil liggen, bang voor mijzelf en mijn ‘onderbewustzijn’.

Onder mijn kussen lag Malcolms boek, dat ik elke dag en elke avond verslond. Ik werd nu steeds sterker en slimmer.