10

De volgende dag worstelde Bek Rowe op weg naar huis met zijn beslissing. Ook al was deze genomen en zat hij eraan vast, hij bleef twijfels houden. Zoals het eruitzag had hij het juiste gekozen. Er stonden levens op het spel, die geheimzinnige magie moest worden gezocht, en wanneer als gevolg van zijn deelname een magie werd verworven die de ontwikkeling van alle volken zou bevorderen en hun behoeften vervullen — een mogelijk resultaat dat Loper hem nadrukkelijk had voorgehouden — dan was het de juiste keuze.

Maar een waarschuwende fluistering in zijn achterhoofd knaagde aan hem. Naar zijn gevoel had de Druïde de waarheid verteld. Maar de Druïde was tevens terughoudend met informatie, volgens een traditie bij de leden van zijn orde, en Bek wist heel zeker dat hij iets achterhield — naar alle waarschijnlijkheid meerdere dingen. Bek hoorde het in zijn stem, en aan de manier waarop hij zijn zaak aan hen voorhield. Hij was zo voorzichtig met zijn woorden, en zo welbewust in zijn formulering. Loper wist meer dat hij losliet, en Bek vreesde dat zijn voorgevoelens over hoe een reis van deze aard hun leven zou beïnvloeden, hun oorsprong vonden in de geheimen van de Druïde.

Maar als hij niet ging, had hij ook een probleem. Quentin had eerder dan Bek zijn besluit genomen, en zou waarschijnlijk zonder hem zijn gegaan. Zijn neef zocht al lang een aanleiding om Leah te verlaten en zijn heil elders te zoeken. Dat zijn vader kennelijk instemde met zijn deelname aan deze bijzondere reis — Bek vond dat een opmerkelijke beslissing — ruimde het laatste obstakel uit de weg. Quentin was als een broer. Bek had doorgaans de neiging hem te beschermen, ook al was Quentin ouder en keek hij anders tegen de zaak aan. Maar hoe het ook zij, Bek hield van zijn neef, bewonderde hem en kon zich niet indenken dat hij achterbleef als Quentin meeging.

Dat was allemaal goed en wel, alleen werden zijn onbehaaglijke voorgevoelens er niet minder van. Maar daar was niets aan te doen, dus zette hij op de terugreis de zaak van zich af. Ze liepen de hele dag door dichte wouden, struikachtige wildernis, bloeiende weiden, beken en riviertjes, nevelige dalen en groene heuvels van de Hooglanden. Quentin hield een veel hoger tempo aan dan op de heenweg, want ze wilden vlug thuis zijn om zich op de reis voor te bereiden.

Er was nog iets wat Bek dwarszat. Loper had hen meegevraagd voor een reis, en was meteen met onbekende bestemming vertrokken. Hij had niet op hen gewacht en niet aangeboden hen mee te nemen. Hij had niet eens gezegd wanneer ze hem terug zouden zien.

'Ik wil dat jullie morgenochtend naar Leah teruggaan, ' zei hij, vlak voor ze zich in hun dekens wikkelden en wegdommelden in een onrustige slaap. 'Spreek met jullie vader. Overtuig je ervan dat hij met jullie vertrek instemt. Pak dan je spullen - vergeet het zwaard niet, Quentin — zadel twee sterke paarden en rijd naar het oosten. '

Het oosten? Wat was dat nu weer? Is dat niet de verkeerde richting, wilde Bek onmiddellijk weten. Woonden de Elfen niet in het westen? Moest daar de reis volgens de kaart niet beginnen?

Maar de Druïde glimlachte slechts en verzekerde hem dat een tocht naar het oosten nodig was, voor ze naar Arborlon gingen. Ze moesten een boodschap voor hem doen waar hij zelf geen tijd voor had. Misschien bood dit Quentin de kans de magie van zijn zwaard te beproeven. Misschien kregen ze de kans iemand te ontmoeten die voor hen van groot belang zou worden.

Tja, daar konden ze weinig op zeggen, dus deden ze maar wat hij vroeg. Precies volgens verwachting van Loper, meende Bek. Eigenlijk voelde hij aan dat Loper precies wist hoe hij een verzoek moest inkleden om het altijd ingewilligd te krijgen. Als Loper sprak, voelde Bek al voor de woorden eruit waren dat hij ermee instemde. De Druïde had iets zo dwingends in zijn stem dat hij zich er zo bij neerlegde.

'De macht van de magie, veronderstelde hij. Hoorde dat niet bij de geschiedenis van de Druïden? Was dat niet ene reden waarom mensen hen zo vreesden?

'Die vent die we moeten vinden, ' zei hij opeens, halverwege de lange tocht tegen Quentin.

'Truls Rohk, ' zei zijn neef behulpzaam.

Bek verschoof zijn zware ransel. 'Truls Rohk. Wat is dat voor naam? Wie is dat? Zit jij er niet mee dat we totaal niets van hem weten, en dat Loper ons niet eens vertelt hoe hij eruitziet?'

'Hij heeft ons gezegd hoe we hem kunnen vinden. Hij heeft ons precies verteld waar we heen moeten en hoe we daar komen. Hij gaf ons een boodschap mee en zei wat we moesten zeggen. Meer is voor die klus toch niet nodig?'

'Dat weet ik niet. Ik weet niet wat we nodig hebben, want ik weet niet waar we ons in begeven. ' Bek schudde zorgelijk het hoofd. 'We hebben wel erg gauw de kans gegrepen om hierbij betrokken te zijn, Quentin. Wat weten wij over Loper, de Druïden, die kaart of wat ook? Net genoeg om warm te lopen voor een tocht naar de andere kant van de wereld. Is dat wel slim?'

Quentin haalde zijn schouders op. 'Zoals ik het bekijk hebben we een prachtige gelegenheid om te reizen en wat van de wereld te zien, voorbij de grenzen van Leah. Hoe vaak krijg je zo'n kans? En vader vindt het goed dat we gaan. Over wonderen gesproken!'

Bek snoof. 'Chantage zul je bedoelen!'

'Niet bij vader. ' Quentin schudde met beslistheid zijn hoofd. 'Die zou nog liever sterven, dat weet je. '

Bek knikte wrevelig.

'Dus laten we dit een kans geven voor we gaan oordelen. We zien wel hoe het loopt. Als het ons boven het hoofd groeit kunnen we er altijd nog uitstappen. '

'Niet als we ergens over de Blauwe Deler vliegen. '

'Je maakt je te veel zorgen. '

'Reken maar. En jij te weinig. '

Quentin grijnsde. 'Is zo. En daar ben ik gelukkig mee. ' Dat was nu typisch Quentin, per moment leven en nooit te veel stilstaan bij wat zou kunnen gebeuren. Het was lastig argumenteren met iemand die voortdurend zo gelukkig was, en dat was Quentin tot de zolen van zijn laarzen. Een tocht van tien mijl op een zonnige dag, en hij was al in zijn nopjes. Het gaf niet of er nu onweer aankwam, of dat Gnomenjagers de streek onveilig maakten. Volgens Quentin gebeurden beroerde dingen voornamelijk wanneer je er te veel aan dacht.

Bek kwam de rest van de tocht niet meer op de kwestie terug. Quentin zou toch niet van mening veranderen, en hijzelf wist niet eens of dat wel zou moeten. Zijn neef had gelijk - hij moest het idee een kans geven, de zaak zich een beetje laten ontwikkelen, en kijken waar het heenging.

De zon was al onder en het blauwgroene waas van de schemering legde zich over de Hooglanden toen de stad Leah eindelijk in zicht kwam. Ze liepen het bos uit en een lange, flauwe helling af naar de stad, die op een plateau lag met uitzicht over het laagland in het zuidoosten en de Rappahalladran en het Duinerwoud in het westen. De stadskern van Leah ging over in een reeks steeds grotere landgoederen, boerderijen en coöperaties, in het bezit van de burgerij. Leah was ten tijde van Allanon een koninkrijk, en telgen uit het geslacht Leah hadden het negen eeuwen ononderbroken geregeerd. Maar in de loop der tijd was de monarchie te gronde gegaan, en de Hooglanden waren onder het bewind van de Federatie gekomen. Pas in de laatste vijftig jaar had de Federatie zich teruggetrokken naar de steden bezuiden de Prekkendorran-hoogvlakte, en was het bestuur in handen van een raad van ouden. Coran Leah had als lid van een van de aanzienlijkste Hooglandse families een zetel in de raad en was onlangs tot eerste minister gekozen. Hij was niet blij met die benoeming, maar deed er alles aan om het door het volk in hem betoonde vertrouwen te rechtvaardigen.

Volgens Quentin was dat hele bestuursgedoe iets voor oude mannen. Naar zijn idee was Leah een druppel in een oceaan. Er was nog zoveel meer op de wereld, en er gebeurde zo veel, zonder dat Leah er ook maar de geringste invloed op had. Hele volken hadden nog nooit van Leah gehoord. Wanneer hij van invloed wilde zijn op de toekomst van de Vier Landen, en mogelijk zelfs op de landen daar voorbij, dan moest hij van huis weg en de wereld in. Hij had het met Bek besproken tot zijn neef er gek van werd. Bek dacht heel anders over die dingen. Hij had geen behoefte aan invloed op de rest van de wereld. Bek had het zeer naar zijn zin waar hij was. Hij zag Quentins rusteloze gezoek naar een uitweg uit Leah als een gevaarlijke, afkeurenswaardige obsessie. Maar hij moest toegeven dat Quentin tenminste wist wat hij wilde in het leven, en dat was meer dan hij kon zeggen.

Ze kwamen langs allerlei landerijen en hofsteden, tot ze bij de eigenlijke stad waren. Huize Leah stond op dezelfde plaats als vroeger het paleis, toen de familie over de Hooglanden regeerde. Dat paleis was tijdens de bezetting door de Federatie verwoest — volgens zeggen door Morgan Leah zelf platgebrand om de bezetters te tarten. Corans vader had het vervangen door een traditioneel huis met twee verdiepingen, veel overhangende dakranden en dakkapellen, lange daklijnen en diepe nissen, openslaande ramen en haarden. De oude bomen waren gebleven, voor en achter waren siertuinen, en de grindpaden tussen de deuren en de omliggende straten waren met wijnranken overwoekerd.

In de ramen en langs de paden brandden al lichten. Die gaven het grote huis een warm en vriendelijk aanzien, en Bek vroeg zich af hoe lang het zou duren voor hij dit gevoel weer zou kennen.

Ze zaten die avond met het gezin: Coran en Liria en de vier jongere Leahs. De kinderen wilde onder het eten alles weten over hun avonturen, vooral over de wilde zwijnenjacht. Quentin liet het allemaal veel opwindender klinken dan de werkelijkheid en vergastte zijn jongere broers en zusjes op een huiveringwekkend verslag. Zo zouden ze maar nauwelijks aan de slagtanden en hoeven van wel tien dolle everzwijnen zijn ontkomen. Coran en Liria hoorden het hoofdschuddend en met een glimlach aan, en het gesprek over Lopers onverwachte verschijning en de voorgenomen reis werd voor later bewaard.

Toen Liria na het eten de kinderen naar bed bracht liet Bek Quentin bij zijn vader achter om over de Druïde te spreken en nam een langdurig heet bad om het vuil van de tocht af te weken. Hij gaf zich over aan de lome warmte, sloot zijn ogen en vergat zijn zorgen en vermoeidheid. Daarna ging hij naar Quentins kamer, waar zijn neef op bed zat met het oude zwaard in zijn handen, dat hij ernstig bestudeerde.

Quentin keek op toen hij binnenkwam. 'Vader zegt dat we kunnen gaan. '

Bek knikte. 'Daar twijfelde ik ook niet aan. Loper zou nooit zo dom zijn over zoiets tegen ons te liegen. ' Hij streek een natte haarlok van zijn voorhoofd. 'Vertelde hij ook waarom hij opeens zo anders tegenover ons vertrek staat?'

'Dat heb ik gevraagd. Hij zei dat hij de Druïde iets verschuldigd is voor iets wat lang geleden is gebeurd. Hij wilde niet zeggen wat dat was. Toen begon hij over mij. ' Quentin keek peinzend. 'Ons vertrek en de verschijning van Loper schenen hem niet te verontrusten. Hij leek eerder — ja, vastbesloten zou ik zeggen. Hij was moeilijk te doorgronden, Bek. Hij nam de zaak heel ernstig, maar bleef er heel rustig onder. En hij zei dat ik beslist het zwaard mee moest nemen. '

Hij keek naar het wapen in zijn handen. 'Ik heb het hier zitten bekijken. ' Hij glimlachte. 'Ik denk steeds maar dat als ik maar goed genoeg kijk, ik iets zal ontdekken. Misschien gaat het zwaard me iets zeggen over het geheim van zijn magie. '

'Ik vind dat je moet doen wat Loper zei. Je moet wachten tot de nood aan de man komt, dan zie je pas hoe het werkt. ' Bek ging naast hem op het bed zitten. 'Loper had gelijk. Het zwaard is volmaakt. Nog geen krasje. Eeuwenoud en puntgaaf. Dat zou niet kunnen als er niet op een of andere manier magie over waakte. '

'Nee, dat denk ik ook niet. ' Quentin draaide het zwaard om en om en liet zijn vingers over het gladde oppervlak gaan. 'Ik heb hier een beetje raar gevoel bij. Als het zwaard echt toverij is en ik moet het hanteren, zal ik dan weten wat ik moet doen als het zover is?'

Bek schoot in de lach. 'Wanneer wist jij ooit niet wat je doen moest als het zover was? Zo ben je geboren, Quentin. '

'Jij bent geboren met twee keer zoveel hersens en intuïtie als ik, ' antwoordde zijn neef in volle ernst. Hij keek Bek aan met zijn rustige, open blik. 'Ik ken mijn sterke en mijn zwakke punten. Daar kan ik eerlijk over zijn. Ik weet dat ik me overijld in dingen stort, zoals met deze expeditie. Soms is dat niet erg en soms wel. Ik verwacht dat jij me ervan weerhoudt dat ik al te gekke dingen ga doen. '

Bek trok zijn schouders op. 'Ik zal je met graagte in toom houden, ' zei hij grinnikend.

'Onthoud dat. ' Quentin keek weer naar het zwaard. 'Als ik niet inzie wat er moet gebeuren, als ik ergens over in het duistere tast, dan reken ik op jou. Dit zwaard, ' zei hij, het op zijn handen wegend, 'kan magisch zijn en misschien prachtige dingen verrichten. Misschien kan het levens redden, maar misschien is het als alle toverij en kan het ook schadelijk zijn. Zo zit magie toch in elkaar? Dat ze in beide richtingen kan werken? Ik wil er geen kwaad mee doen, Bek. Ik wil het niet lichtvaardig gebruiken. '

Dat was een diepzinnige opmerking van Quentin, waar hij volgens Bek erkenning voor verdiende, maar hij knikte alleen maar. 'Ga nu een bad nemen, ' beval hij. Hij stond op en liep naar de deur. 'Je kunt van mij geen helder denken verwachten als jij zo ruikt!'

Hij ging terug naar zijn kamer en begon kleren voor de reis uit te zoeken. Ze zouden vroeg in de ochtend vertrekken en er vaart achter zetten. Het zou hun een week kosten om Truls Rohk op te sporen en naar Arbolon te gaan. Hoe lang zouden ze daarna nog wegblijven? Zou het klimaat warm of koud, droog of nat, hard of mild zijn? Hij keek hulpeloos rond in zijn kamer, zich er weer van bewust hoe weinig hij afwist van waar hij aan begon. Maar aan zulke gedachten had hij weinig, dus zette hij het van zich af en ging weer aan het werk.

Hij was bijna klaar toen Coran Leah met een ernstig gezicht in de deuropening verscheen. 'Zou ik je even kunnen spreken, Bek?'

Zonder antwoord af te wachten kwam hij binnen en deed de deur achter zich dicht. Heel even stond hij daar, alsof hij niet goed wist wat hij moest doen. Toen liep hij naar de bank waarop Bek kleren legde, maakte ruimte en ging zitten.

Bek keek verbaasd, met een hemd in zijn handen om op te vouwen en in zijn ransel te stoppen. 'Wat is er? Wat is er aan de hand?'

Coran Leah schudde zijn grijze hoofd. Hij was met zijn vijftig jaar nog steeds een knappe man, sterk en gezond, met heldere blauwe ogen en een innemende glimlach. Hij was geliefd in Leah, met aanzien bij iedereen. Hij was het soort man met aandacht voor de kleine dingen die anderen over het hoofd zagen. Wanneer mensen in nood waren was Coran Leah altijd de eerste om hulp voor hen te regelen, en als dat niet lukte ging hij zelf helpen. Hij had zijn kinderen met zachtheid opgevoed, en Bek had hem nooit zijn stem horen verheffen, naar hij meende. Als Bek een vader had kunnen uitkiezen, dan was het Coran geworden.

'Ik denk hier al over na sinds Loper me gisteren opzocht en me vertelde wat hij wilde. Er zijn dingen die je niet weet, Bek — dingen die niemand weet, ook Quentin niet, alleen Liria en ik. Ik heb wat lang gewacht met het je te vertellen, maar het wordt nu toch werkelijk tijd. '

Hij ging rechtop zitten, met zijn handen op zijn knieën. 'Degene die je al die jaren terug hier bracht was niet je vader. Het was Loper. Hij vertelde me dat je vader was verongelukt en vroeg me jou op te nemen. Ik had eigenlijk geen nauwe band met Holm Rowe. Voor jij bij ons kwam wonen had ik hem in geen tien jaar gezien, en ik wist niet eens dat hij kinderen had. Ik wist niet eens dat hij een vrouw had. Ik vond het heel vreemd dat je vader je naar mij stuurde, om in mijn gezin op te groeien, maar Loper hield vol dat hij dat wenste. Hij overtuigde me ervan dat ik het moest doen. '

Hij schudde weer zijn hoofd. 'Hij kan erg overtuigend zijn als hij wil. Ik vroeg hem hoe je vader hem zo goed had leren kennen dat hij jou aan zijn zorgen toevertrouwde. Hij zei dat het geen kwestie van keuze was, dat hij, Loper, op dat moment de enige was op wie je vader een beroep kon doen, en dat deze hem moest vertrouwen. '

Bek legde het hemd weer neer. 'Nou. Ik weet hoe overtuigend hij kan zijn. Dat heb ik zelf ervaren. Hoe heeft hij u voor zijn plannen gewonnen?'

Coran Leah glimlachte. 'Hij vertelde mij vast hetzelfde als jullie - dat hij jullie nodig had, dat het leven van mensen ervan afhing, en dat het voor de toekomst van de Vier Landen nodig was. Hij zei dat jullie oud genoeg waren om zelf te beslissen, en dat ik jullie daarin vrij moest laten. Ik hoorde het niet graag, maar moest toegeven dat hij gelijk had. Jij bent oud genoeg, bijna volwassen. Quentin is al volwassen. Ik heb jullie zo lang mogelijk bij me gehouden. ' Hij haalde zijn schouders op. 'Misschien is het waar dat het leven van mensen ervan afhangt. Ik voel me ertoe verplicht jullie te laten gaan. '

Bek knikte. 'We zullen voorzichtig zijn, ' zei hij geruststellend. 'We zullen voor elkaar zorgen. '

'Dat weet ik. Ik ben er geruster op nu jullie samen gaan. Liria vindt dat jullie geen van beiden moeten gaan, maar ze is nu eenmaal een moeder, en zo denken moeders. '

'Denkt u dat het zwaard van Quentin echt magie bevat? En dat ermee kan wat Loper zegt?'

Coran zuchtte. 'Ik weet het niet. Onze familiegeschiedenis zegt van wel. Loper schijnt er zeker van te zijn. '

Bek ging tegenover hem op zijn bed zitten. 'Ik weet niet of we er goed aan doen als we gaan, en ik zie in dat we nog niet alles weten, misschien niet eens genoeg om de risico's te onderkennen die we nemen. Maar ik beloof u dat we geen domme dingen zullen doen. '

Coran knikte. 'Wees voorzichtig met zulke beloften, Bek. Soms kun je je er moeilijk aan houden. ' Hij zweeg even. 'Er is nog een ding dat ik wil zeggen. Het is eerder bij me opgekomen, maar ik hield het voor me. Gisteren dacht ik er weer aan, toen Loper hier verscheen. Luister. Ik heb alleen het woord van de Druïde, dat Holm Rowe werkelijk je vader was en je hierheen stuurde om je groot te laten brengen. Ik heb het later willen nagaan, maar niemand kon me vertellen waar of wanneer Holm was gestorven. Niemand kon me wijzer maken. '

Bek keek hem verbaasd aan. 'Dus iemand anders kan mijn echte vader zijn?'

Coran Leah keek hem recht in de ogen. 'Ik zie je als een zoon van mezelf, Bek. Je bent me net zo lief als de anderen. Ik heb mijn uiterste best gedaan om je goed op te voeden. Liria ook. Nu je op het punt staat te vertrekken wil ik geen geheimen tussen ons. '

Hij stond op. 'Ik zal je niet langer ophouden. '

Hij liep naar de deur, maar bedacht zich en kwam terug.

Hij sloeg zijn sterke armen om Bek en omhelsde hem stevig 'Wees voorzichtig, zoon, ' fluisterde hij.

Toen ging hij echt weg, en Bek dacht erover na of zijn ver leden mogelijk net zo ongewis was als zijn toekomst.