5

De  dikke sergeant met het platte gezicht had meer dan een uur aan de toog in de achterruimte van de compagniessmidse zitten drinken voor hij de moed had naar haar toe te lopen. Ze zat alleen aan een tafeltje achterin, met een houding van onverschilligheid die haar omgeving duidelijk maakte dat er niemand in haar buurt moest komen. De sergeant had dat vijf pullen bier eerder kunnen opmerken, toen hij nog helder genoeg was om geen domme dingen te doen. Maar zijn woede om de manier waarop ze hem de vorige avond had vernederd, en de aan alcohol ontleende moed wonnen het ten slotte.

Hij kwam met zijn zware gestalte dreigend voor haar staan.

'Wij hebben wat te bepraten, Kleine Rooie, ' zei hij luid.

Mensen keken. Enkele soldaten stonden op en schuifelden naar de deur. De vrouw van de smid, die 's middags voor haar man waarnam achter de bar, keek fronsend toe. Buiten, in de smoorhitte van de smederij, klonk ijzer op ijzer, en heet metaal werd sissend en stomend in water gestoken.

Ruta Meridian keek niet op en bleef de ruimte in staren, met haar handen losjes om haar pul bier. Ze zat daar omdat ze alleen wilde zijn. Ze had moeten vliegen, maar voelde daar niets meer voor, en haar gedachten verwijlden voortdurend thuis en aan de kust.

'Hoor je me?' vroeg hij bars.

Ze kon de sergeant ruiken, met zijn adem, zijn ongewassen lichaam en haar, en zijn vuile uniform. Ze vroeg zich af of hij had gemerkt hoe vervuild hij was door het leven te velde, maar vermoedde van niet.

'Je denkt dat je heel wat voorstelt, hè?' Hij putte mogelijk moed uit haar zwijgen en kwam wat nader met zijn zware lijf. 'Kijk me aan als ik tegen je spreek, nomadenmeid!'

Ze zuchtte. 'Is het niet genoeg dat ik je aan moet horen en ruiken? Moet ik je nog aankijken ook? Dat lijkt me wat veel gevraagd. '

Licht in verwarring staarde hij haar even aan. Toen sloeg hij de bierpul uit haar handen en trok zijn zwaard. 'Je hebt me beduveld, Kleine Rooie! Dat gaat zomaar niet! Ik wil mijn geld terug!'

Ze ging naar achteren zitten, bezag hem vluchtig en keek weer voor zich. 'Ik heb je niet beduveld, sergeant. ' Ze glimlachte poeslief. 'Dat hoefde niet. Je was zo waardeloos dat dat niet nodig was. Wanneer je beter wordt, wat misschien ooit nog eens lukt, dan kan ik vals gaan spelen. '   Zijn baardige gezicht werd nog woedender. 'Geef me mijn geld terug!'

Als bij toverslag had ze een werpmes in haar hand. Hij deinsde meteen terug. 'Dat heb ik uitgegeven, tot de laatste cent. Zo veel was het namelijk niet. ' Ze keek hem weer aan. 'Wat is je probleem, sergeant? Je zit al een uur aan de toog te drinken, dus je bent niet blut. '

Hij vertrok zijn mond alsof hij de woorden er niet uit kon krijgen. 'Geef me mijn geld nu maar terug. '

De vorige avond had ze van hem gewonnen in een wedstrijdje messen werpen, al was het woord 'wedstrijd' niet helemaal op zijn plaats, want hij was de slechtste messenwerper tegen wie ze het ooit had opgenomen. Dat kostte hem zijn trots en zijn geld, en kennelijk was hij achteraf niet bereid die prijs te betalen.

'Ga weg, ' zei ze geïrriteerd.

'Je bent een sloerie, Kleine Rooie!' viel hij uit. 'Gewoon een vals klein kreng!'

Ze dacht er even over hem te doden, maar omdat ze voor de consequenties daarvan terugdeinsde liet ze het idee varen. 'Wil je revanche, sergeant?' vroeg ze toen maar. 'Eén worp. Als je wint geef ik je je geld terug. Als ik win geef je me een pul bier en laat me met rust. Goed?'

Hij bekeek haar wantrouwend, alsof hij probeerde uit te vinden wat hierachter stak. Ze wachtte geduldig en keek naar zijn ogen, met het mes losjes in haar hand balancerend.

'Goed, ' stemde hij ten slotte toe.

Ze stond soepel op in haar donkere nomadenkleding, met om haar middel en schouders sierlijk gekleurde sjaals en sjerpen, waarvan de uiteinden als zijde fladderden. Haar lange rode haar glansde in het lamplicht. Ruta Meridian was in ieder opzicht een mooie vrouw, en menige man voelde zich tot haar aangetrokken toen ze dienst nam bij het leger van de Federatie. Maar dat aantal was afgenomen nadat de eerste twee die vruchteloos haar genegenheid wilden afdwingen weken in het hospitaal hadden liggen herstellen van hun verwondingen. De mannen vonden haar nog steeds aantrekkelijk, maar waren nu veel voorzichtiger bij hun benadering. Er was niets kleins aan Kleine Rooie. Ze was lang, breedgeschouderd, slank en sterk. Ze werd alleen Kleine Rooie genoemd in verband met Grote Rooie, haar halfbroer, Rodo Altmer. Ze hadden hetzelfde rode haar, dezelfde slanke gestalte, dezelfde groene ogen, dezelfde glimlach en opvliegendheid. Ze hadden ook dezelfde moeder, maar verschillende vaders. Doorgaans bleven in nomadenfamilies de vrouwen thuis, terwijl de mannen kwamen en gingen.

De sergeant keek uit naar een doelwit. De vorige avond hadden ze een zwart plekje ter grootte van een duimnagel op een steunbalk gebruikt. Ze hadden ieder twee messen geworpen. De sergeant miste beide keren, zij niet. De sergeant klaagde, maar betaalde, mogelijk geïntimideerd door de aanwezigheid van veel andere nomaden en militairen. Er was toen geen sprake van bedrog of geld terugeisen. Hij moest er de hele nacht van hebben wakker gelegen.

'Daar, ' zei hij, naar hetzelfde zwarte plekje op de balk wijzend, en hij liep naar dezelfde streep die ze de vorige avond over de vloer hadden getrokken.

'Ho, wacht even, ' protesteerde de smidsvrouw dadelijk. 'Gisteravond ging er een hele rij glazen aan diggelen toen je de balk miste. Je oog is al net zo scherp als je verstand, Blenud Trock! Ga maar ergens anders messen gooien!'

De sergeant keek haar vuil aan. 'Jij krijgt je geld als ik het mijne krijg!'

Trock, Ruta Meridian hoorde zijn naam voor het eerst.

'Laten we hierheen gaan, sergeant, ' stelde ze voor.

Ze liep met hem weg van de toog, verder de ruimte in. Het provisorische bouwwerk stond met de achterkant in een heuvel en de achtermuur had door vocht een V-vormige vlek. Aan een balk hingen druppels, die geregeld op de grond vielen.

Ze bleef op zes meter afstand staan en trok met haar schoenpunt een streep in het stof. Dit was niet het schoonste etablissement dat ze ooit had bezocht, maar ook niet het vuilste. Dit soort kroegen kwam en ging met de verplaatsingen van het leger. Deze kroeg was gebleven omdat het leger zich in geen tijden had verplaatst. Hij was illegaal maar werd gedoogd omdat de soldaten te velde toch wat moesten hebben, zo ver van alle steden.

Ze streek haar vuurrode haar naar achteren en keek de sergeant aan.

'We gaan naast elkaar achter de streep staan. Als er weer een druppel van die balk valt gooien we naar de V. Wie er het dichtst bij is heeft gewonnen. '

'Huh!' gromde hij, zijn plaats innemend. Hij mompelde nog iets, maar dat verstond ze niet. Hij nam zijn werphouding aan. 'Klaar, ' zei hij.

Ze haalde diep adem en het haar armen slap langs haar lichaam hangen, met het mes goed in haar rechterhand, waarvan het lemmet koel en glad tegen de huid van haar pols en onderarm lag. Achter hen had zich een groepje verzameld van soldaten met verlof, die wel van een verzetje hielden. Ze merkte dat er ook anderen van buiten kwamen, maar de ruimte bleef merkwaardig stil. Ze voelde zich loom worden en wat zweverig, alsof haar geest van haar lichaam was gescheiden. Maar haar ogen bleven strak op de balk gericht, met de lange rij druppels als lichtpuntjes in het schemerlicht.

Toen er eindelijk een waterdruppel viel schoot haar arm flitsend uit, en het mes vloog zo snel uit haar hand dat het al precies in het midden van de V stak voor de sergeant zijn werpbeweging had voltooid. Zijn mes was er zo'n vijftien centimeter naast.

De toeschouwers lieten wat geklap en kreten horen. Ruta Meridian haalde haar mes en liep naar de toog om te incasseren. De smidsvrouw had de pul bier al klaarstaan. 'Voor jouw rekening, sergeant Trock, ' riep ze, met een brede glimlach naar Ruta. 'Vergeet straks niet te betalen. '

De sergeant beende naar de muur en trok zijn zware mes eruit. Hij liet het even op zijn hand balanceren en schonk Ruta Meridian een giftige blik. Toen stopte hij het mes onder zijn tuniek weg en waggelde naar haar toe. 'Ik betaal niet, ' zei hij, en kwam naast haar staan.

'Dat moet jij weten, ' antwoordde ze, van het bier drinkend.

'Als je niet betaalt, kom je er hier niet meer in, ' zei de smidsvrouw vinnig. 'Wees toch niet zo lastig. '

'Ik betaal niet omdat je vals speelde!' zei hij fel tegen Ruta. 'Je gooide al voor de druppel van de balk viel. Zo klaar als een klontje. '

De aanwezigen mompelden afkeurend en schudden hun hoofd, maar niemand ging ertegenin. Moed vattend kwam hij zo dichtbij dat ze de warme walm van zijn adem rook. 'Weet je wat jouw probleem is, Kleine Rooie? Jij moet iemand hebben die je wat manieren bijbrengt. Dan zou je niet zo... '

De rest van wat hij wilde zeggen bleef in zijn keel steken toen hij de punt van haar mes tegen de zachte onderkant van zijn bebaarde kin voelde drukken.

'Je moet eens beter nadenken voor je wat zegt, sergeant, ' siste ze. 'Je hebt al genoeg gezegd om me het idee te geven dat ik net zo goed je keel kan doorsnijden om van je af te zijn. '

Het was stil geworden. Niemand bewoog, zelfs de smidsvrouw niet, die met een droogdoek in haar hand met open mond toekeek.

De sergeant hikte toen Ruta Meridian zijn kin met het mes wat omhoog duwde. Het mes was zo onverwacht gekomen dat zijn handen nog langs zijn lichaam hingen en zijn wapens in de schede bleven. 'Ik bedoelde niet'

'Je bedoelde niet, ' onderbrak ze hem, 'dat ik manieren had te leren, heb ik dat goed?'

'Ja. ' Hij slikte moeizaam.

'Je bedoelde niet dat een stomme kinkel als jij me die zou kunnen leren, hè?'

'Ja'

'Je wilt je excuses aanbieden omdat je me van valsspelen beschuldigde, en omdat je mijn mijmering verstoorde over verre dingen die me dierbaar zijn, nietwaar?'

'Ja, ja!'

Ze drong hem met het mes op zijn keel naar achteren. Toen hij los was van de toog ontdeed ze hem met haar vrije hand van zijn wapens. Toen duwde ze hem achterwaarts op een stoel.

'Ik heb me bedacht, ' zei ze, haar mes wegstoppend. 'Ik wil niet dat jij mijn bier betaalt, wedstrijd of niet. Ik wil dat je hier rustig blijft zitten tot ik beslis dat je weg mag. Als ik je ook maar even zie bewegen, dan doe ik of de V van je kruis de V op de achtermuur is, en beproef ik mijn geluk weer met mijn mes. '

De dikke man sloeg even zijn ogen neer. De woede in zijn ogen werd alleen getemperd door zijn angst. Hij wist dat ze haar belofte waar zou maken.

Ze greep naar haar bier toen de deur naar de smidse openvloog en Furl Haviks binnenkwam. Iedereen in de ruimte keerde zich om, en hij hield meteen zijn pas in. De onnatuurlijke stilte bevreemdde hem, en zijn ogen schoten naar links en naar rechts.

Toen kreeg hij haar in het oog. 'Kleine Rooie, er is wat gebeurd. We moeten weg. '

Ze bleef gewoon staan, nam de pul bier, bracht die naar haar lippen en dronk alsof ze alle tijd van de wereld had. Iedereen keek zwijgend toe. Niemand bewoog. Toen ze klaar was, zette ze de bierpul op de toog en liep naar de sergeant. Ze boog zich over hem heen, alsof ze hem uitdaagde daar iets aan te doen. Toen hij niets deed zei ze zacht: 'Als ik je weer zie maak ik je af. '

Toen ze langs de smidsvrouw liep, Het ze een munt op de toog vallen en gaf haar een knipoog. Toen liep ze met Furl Haviks achter zich aan de hitte en de herrie van de smederij in.

Vlug liepen ze door de doolhof van aambeelden, vuren en ijzerhopen naar de provisorische gebouwen daarachter. Die dienden als keuken, wapenkamer, commandocentrum, stallen en magazijnen, allemaal gonzend van de bedrijvigheid in de middaghitte. De hemel was wolkeloos blauw, en de zon een withete vuurbal die de stoffige hoogvlakte en het legerkamp verzengde. Ruta Meridian schudde haar hoofd. Het was het eerste daglicht dat ze sinds de vorige dag zag, en haar hoofd bonsde ervan.

'Is Grote Rooie kwaad op me?' vroeg ze, terwijl ze zich van de gebouwen verwijderden en het tentenkamp in liepen, waar ze haar pas inhield.

'Grote Rooie is in de boeien geslagen, met twintig jaar dwangarbeid of erger in het vooruitzicht, ' bromde haar metgezel met zachte stem dicht bij haar. 'We hadden vanmorgen gezelschap op onze vlucht, van een stel Federatie-officieren. Bij een aanval ging een van hen overboord. De hoge officier was razend. Hij werd nog kwader toen je broer weigerde achter twee kreupele schepen van Vrijgeborenen aan te gaan en ze te vernietigen, in plaats van ze te laten landen. Toen wij waren geland liet hij Grote Rooie arresteren en afvoeren, met de belofte dat hij spoedig een scherpe wending in zijn loopbaan mee zou maken. '

Ze schudde haar hoofd. 'Daar is door ons zeker niets aan te doen? Ik bedoel, met praten of officiële verzoeken?'

Furl Haviks gromde. 'Wij zijn nomaden, Kleine Rooie. Wat vind jij?'

Ze legde haar hand op zijn massieve schouder. 'Ik ben ziek van dit oord, deze mensen, deze oorlog - het hele gedoe. Ik vind dat we nodig wat anders moeten gaan doen. Wat kan ons dit allemaal schelen? Uiteindelijk kwamen we hier alleen om het geld, en daar hebben we ruim voldoende van om het een tijdje uit te zingen. '

Furl Haviks schudde zijn hoofd. 'Geld heb je nooit genoeg, Kleine Rooie. '

'Dat is waar, ' gaf ze toe.

'Bovendien is het hier niet zo beroerd. ' Zijn toon werd weemoedig. 'Ik ben er als het ware aan gewend geraakt. Je gaat ervan houden, al die vlakheid en ruimte, stof en gruis... '

Ze gaf hem een speelse duw. 'Hou op! Jij vindt het hier net zo erg als ik!'

Er brak een brede grijns bij hem door. 'Och, dat is misschien wel zo. '

'Tijd om naar huis te gaan, Havik, ' zei ze resoluut. 'Verzamel de mannen, met uitrusting, ons salaris, voorraden en paarden voor iedereen, en verwacht me over een uur op de zuidelijke heuvelrug. ' Lachend duwde ze hem weg. 'Schiet op, dondersteen die je bent!'

Ze wachtte tot hij weg was en keerde zich toen naar de paalvesting, waar de veroordeelden en dwarsliggers van de Federatie waren ondergebracht, geketend in de open lucht, of in getraliede houten hokken, die op warme dagen als kookpannen waren. De gedachte dat haar broer daarin zat deed haar knarsetanden. De houding van de Federatie tegenover nomaden was in de drie jaar dat ze hier werkten geen zier veranderd. Nomaden waren huurlingen, en als zodanig een noodzakelijk kwaad. Het deed er niet toe hoe trouw ze waren, of hoevelen van hen sneuvelden voor de zaak van de Federatie. Het deed er niet toe dat ze zich de beste vliegers betoonden, en voor het merendeel de beste vechters. In de ogen van de meeste Zuidlanders waren nomaden minderwaardig, alleen om wie ze waren. Niets van wat ze konden of bereikten zou daar ooit iets aan veranderden.

Natuurlijk, nomaden kwamen bij iedereen op de laatste plaats wegens hun zwervend bestaan. Zonder een eigen land, een centraal bestuur en een leger had je geen macht. En zonder macht kun je moeilijk respect afdwingen. De nomaden hadden tweeduizend jaar als clans in verplaatsbare kampementen overleefd. Ze meenden dat het land van iedereen was, maar vooral van degenen die het bereisden. Het land was hun moeder, en ze deelden het instinct van de Elfen dat het beschermd en gekoesterd moest worden. Daarom waren de Elfen het verdraagzaamst en stonden ze de nomaden toe door de wouden van het Westland te reizen, als kooplieden in het binnenland en als zeeheden langs de kust.

Elders waren ze minder welkom en liepen voortdurend de kans te worden verjaagd, of erger. Behalve wanneer ze als huurlingen werden aangenomen, voor oorlogen waar ze helemaal niets mee te maken hadden.

Ruta Meridian en haar broer waren met tientallen anderen uit de omgeving van het kustplaatsje GRocsmark naar het oosten gekomen om in deze oorlog voor de Federatie te vechten. De betaling was goed en de risico's waren aanvaardbaar. De Vrijgeborenen waren in de omgang met luchtschepen niet veel beter dan de Federatie. Er waren geregeld gevechten, maar die werden door de nomaden voornamelijk gezien als oefeningen in het ontwijken van kreukelaars.

Toch begon het vervelend te worden, vond ze, en het werd tijd om verder te trekken. Ze zocht al weken een geschikte aanleiding om eruit te breken, maar haar broer wilde per se de termijn volmaken. Ze schudde haar hoofd. Alsof de Federatie hun loyaliteit verdiende, terwijl ze hen als mindere mensen behandelde. En nu dit. Grote Rooie in de boeien, om zoiets onnozels als het negeren van een bevel van een Federatie-officier, die gewoon zijn mond had moeten houden. Op een luchtschip was het woord van de kapitein wet. Het was gewoon weer een voorwendsel om de nomaden in het gareel te houden, en hun nek onder de laars van de Federatie. Domme, domme lieden, dacht ze woedend. Het zou interessant zijn te zien wat ze met hun luchtschepen bereikten als ze de nomadenbemanningen kwijt waren.

Op weg door het kamp negeerde ze het onvermijdelijke geroep en gefluit, en wuifde alleen af en toe. Ze liep haar wapens na - een smalle degen, een gordel met werpmessen, een in haar laars verstopte dolk, en een slinger die over haar schouder tussen de sjaals hing. Elk daarvan zou volstaan voor dit plan.

Ze kon de zee al ruiken, met de prikkelende ziltheid van de lucht, de harsgeur van de scheepswerven, de visgeur van de stranden, en de rook van de haarden die 's avonds werden aangestoken om de kilte uit de woningen en bierhuizen te verdrijven. In het binnenland rook het naar droogte en stof, naar korstige aarde en overvloedig regenwater dat na een paar uur al was weggesijpeld. Drie jaren van stof en droogte, van mannen en dieren die hetzelfde roken, zonder ooit de oceaan te zien, dat was genoeg.

Ze liep even naar een deel van het kamp dat ze herkende, troggelde een bevriende kok een maaltijd af en verpakte die in papier. Grote Rooie had vast honger.

Ze liep naar de begrenzing van het kamp en naderde de paalomheining, alsof ze een ommetje maakte.

'Hé, Kleine Rooie, ' groette een van de twee wachters bij de poort opgewekt. 'Kom je je broer bezoeken?'

'Ik kom hem halen, ' antwoordde ze glimlachend.

'Nou, daar is wel wat voor nodig, ' bromde de andere bewaker.

'Och, dat valt wel mee, ' zei ze. 'Is de baas aanwezig?'

'Die is eten, of doet een middagdutje, zeg het zelf maar. ' De eerste bewaker grinnikte. 'Wat heb je daar bij je?'

'Eten voor Rodo. Kan ik hem bezoeken?'

'Natuurlijk. We hebben hem in de schaduw ondergebracht, onder de omloop van de achtermuur. Wat ons betreft mag hij het goed hebben zolang zijn zaak wordt uitgezocht, al lijken zijn kansen niet best als je de officier zag die hem heeft aangeklaagd. Wat een gemene kop. ' Hij schudde zijn hoofd. 'Het spijt ons, Kleine Rooie. We mogen je broer. '

'O, je mag mijn broer, maar mij niet?'

De bewaker bloosde. 'Je weet best wat ik bedoel. Kom, geef je wapens af en laat me dat pakje controleren, dan kun je hem binnen gaan opzoeken. '

Ze overhandigde hem haar gordel met messen en de degen, en deed de slinger af. De dolk hield ze in haar laars. Haar voegzaamheid kende grenzen. Met een vrolijke glimlach liep ze door de poort.

Haar broer zat onder de overloop tegen de achtermuur, precies zoals de bewakers hadden gezegd. Hij bewoog zich niet toen hij haar zag komen. Om zijn polsen, enkels en middel zaten zware ijzers met kettingen, die solide aan de wand waren bevestigd. Bewakers liepen over de omgang en stonden niets te doen in de overdekte wachttorens op de hoeken van het paalfort. Niemand leek behoefte te hebben zich druk te maken.

Ze hurkte voor haar broer en trok bedenkelijk een wenkbrauw op. 'Dit ziet er niet best uit, grote broer. '

Rodo Altmer trok ook een wenkbrauw op. 'Ik dacht dat je ziek te bed lag. '

'Ik had een ziek gemoed, ' antwoordde ze. 'Maar ik voel me veel beter nu we verandering van omgeving gaan beleven. Volgens mij hebben we de Federatie zo'n beetje alle tijd geschonken die haar toekwam. '

Hij sloeg naar een vlieg die langs zijn gezicht zoemde, en de kettingen rammelden hevig. 'Ik zal je niet tegenspreken. Mijn toekomst als huurling ziet er weinig zonnig uit. '

Ze keek rond. De paalvesting was vervuld van de geluiden van vloekende en mopperende mannen, rammelende kettingen en laarzen op de omgang boven hun hoofd. De windstille lucht was droog en heet, en de stank van ongewassen lichamen, zweet en uitwerpselen overheerste alles.

Ze ging met gekruiste benen zitten en legde het pakje met eten voor hem op de grond. 'Wil je niet wat eten?'

Ze pakte het eten uit, waar haar broer gretig op aanviel. 'Lekker, ' zei hij. 'Maar wat gaan we nu precies doen? Het leek me dat je wel een manier had bedacht om me hieruit te halen. '

Ze streek door haar dikke rode haar en lachte ironisch. 'Wil je zeggen dat je dat zelf niet hebt bedacht? Je hebt je hier toch ook zelf ingewerkt?'

'Nee, daar ben ik bij geholpen. ' Hij kauwde peinzend op een stuk brood. 'Heb je wat te drinken?'

Ze deed een greep in haar kleren en haalde een fles tevoorschijn, waar hij gulzig uit dronk. 'Bier, ' zei hij goedkeurend. 'Wat gebeurt er allemaal? Is dit mijn galgenmaal?'

Ze plukte aan een stuk gebraden fazant. 'Laten we hopen van niet. 'Wat doen we dus?'

'We wachten af tot Haviks alles klaar heeft voor ons vertrek. ' Ze nam de fles van hem over en dronk. 'Als we op weg gaan hebben we misschien voorlopig geen tijd om te eten. Ik verwacht dat we pas na donker kunnen stoppen. '

Hij knikte. 'Dat lijkt me ook. Maar je hebt dus een plan.'

Ze grinnikte. 'Wat dacht je dan?'

Ze aten alles op, dronken de fles leeg en bleven rustig zitten, tot Ruta Meridian meende dat Furl Haviks met alles klaar zou staan. Toen stond ze op, klopte haar kleren af, verzamelde de restanten van de maaltijd en liep naar de keet die als kantoor van de gevangeniscommandant diende. Onderweg wierp ze het afval op de composthoop. Je deed je best voor Moeder Aarde, zelfs hier.

Zonder te kloppen liep ze het kantoor binnen en sloot de deur achter zich. De commandant hing slapend achterover tegen de wand achter zijn bureau. Hij was een gezette man met een blozend gezicht, dat net als zijn handen vol littekens zat. Zonder haar pas in te houden liep ze om het bureau heen, met de dolk in haar hand, en raakte hem zo hard als ze kon achter zijn oor. Geluidloos zakte hij op de vloer.

Rijen sleutels hingen langs de wand. Ze zocht de sleutels met de naam van haar broer eraan en liep weer naar de deur. Toen ze een bewaker zag lopen riep ze hem. 'De commandant wil mijn broer spreken. Wil je hem even hier brengen?'

De bewaker, die gewend was bevelen van bijna iedereen uit te voeren, sprak haar niet tegen. Hij pakte de sleutels aan en liep weg. Een paar minuten later was hij terug met een traag schuifelende Altmer, die de ijzers nog om zijn polsen en enkels had. Ze ging opzij om hen binnen te laten, sloot de deur en velde de bewaker met een klap in zijn nek.

Haar broer keek haar aan. 'Heel doeltreffend. Ben je van plan de hele bezetting zo uit te schakelen?

'Dat lijkt me niet nodig. ' Ze probeerde de sleutels op de pols- en enkelkluisters, die met de kettingen op de grond vielen. Hij wreef waarderend zijn polsen en keek rond naar een wapen. 'Laat maar, ' zei ze, ongeduldig gebarend.

Ze pakte een vel briefpapier van de Federatie van het bureau en schreef er met pen en inkt een korte boodschap op. Ze bekeek het kritisch toen ze klaar was en knikte. 'Aardig goed. Je bent vrij man. Laten we gaan. '

Ze stopte de dolk weer in haar laars, en samen liepen ze de keet uit en de binnenplaats over naar de poort. Rodo Altmer keek schichtig om zich heen. Gevangenen en bewakers bekeken hen. 'Weet je wel wat je doet?'

Ze klopte hem lachend op zijn schouder. 'Wacht maar af. '

Ze kwamen bij de poort met de twee bewakers aan wie ze haar wapens had afgegeven. Ze wuifde met het officiële papier. 'Wat heb ik jullie gezegd?' zei ze vrolijk, en gaf het papier aan de eerste bewaker.

'Laat me dat eens bekijken, ' antwoordde hij argwanend, en tuurde ingespannen op het papier.

'Zie zelf maar, ' zei ze, naar het handschrift wijzend. 'Hij blijft onder mijn hoede tot alles is uitgezocht. Ik zei toch dat het niet zo moeilijk zou zijn. '

De tweede bewaker kwam dichter bij de eerste en keek over diens schouder mee. Ze leken geen van beiden zeker van hun zaak.

'Begrijpen jullie het dan niet?' Ze kwam erbij en tikte met haar vinger op het papier. 'Het leger kan zich niet veroorloven zijn beste luchtschipper achter slot te houden als er een oorlog aan de gang is, alleen omdat een officier daar behoefte aan heeft. Schiet op! Geef me mijn wapens! Jullie hebben het bevel lang genoeg bekeken! Wat is er met jullie, kunnen jullie niet lezen?'

Ze keek nu kwaad. De bewakers zeiden niets.

'Moet ik de commandant dan nog eens wakker maken? Hij was deze keer al zo kwaad. '

'Al goed, al goed, ' zei de eerste bewaker vlug, en gaf haar geagiteerd het papier terug.

Hij overhandigde haar haar messen, haar degen en slinger, en joeg hen de poort uit, het kamp in. Zwijgend liepen ze enkele tientallen passen voor Rodo Altmer zei: 'Ik geloof dit niet. '

Ze haalde haar schouders op. 'Ze kunnen niet lezen, en al konden ze dat, dan maakt het nog niet uit. Niemand kan hier lezen wat ik heb geschreven. Als ernaar wordt gevraagd zullen ze beweren dat ik een door de commandant getekende ontslagorder had. Wie zal zeggen dat ik die niet had? Dit is het leger, grote broer. Militairen geven niets toe wat ze in moeilijkheid kan brengen. Ze zullen er nog een dag of twee over inzitten en dan blij zijn dat ze ons kwijt zijn. '

Haar broer wreef zijn armen voor de bloeddoorstroming en keek naar de wolkeloze hemel. 'Drie jaar in dit vervloekte oord. Geld of niet, dat is wel lang. ' Hij zuchtte triest en sloeg op zijn dijen. 'Maar het gaat me aan het hart Zwarte Maaizeis achter te laten. Heel erg. '

Ze knikte. 'Dat weet ik. Ik heb overwogen hem mee te nemen. Maar het schip stelen zou niet meevallen, Grootrood. Er zijn te veel mensen bij. '

'We krijgen wel een ander schip, ' zei hij, en zijn tred kreeg weer iets van de oude veerkracht. 'Waar dan ook. '

Ze liepen langs de zuidelijke kant van het kamp, waaruit de passen naar de hoogten van de stad Dechtera en de westelijke grasvlakten voerden. Ze moesten de Rappahalladran en de vlakte daarachter over, dan waren ze weer thuis.

Furl Haviks wachtte hen op met nog twaalf nomaden, paarden en proviand.

'Havik!' riep Rodo Altmer zwaaiend. Toen keek hij om naar de vervagende contouren van het kamp. 'Ach, als afwisseling was het wel leuk. Niet zo leuk natuurlijk als dat waar we heen gaan, wat dat ook mag zijn, maar soms had het wel wat. '

Ruta Meridian grijnslachte. 'Mijn broer, de eeuwige optimist. ' Ze streek slierten van haar lange haar uit haar gezicht. 'Laten we hopen dat je deze keer gelijk hebt. '

Tien minuten later hadden ze het Federatieleger achter zich gelaten en reden ze westwaarts naar de kust van de Blauwe Deler.