HOOFDSTUK 10

Er zijn ochtenden dat ze zichzelf wakker dwingt, en eenmaal ontwaakt zich nog steeds in die afschuwelijke, steeds vaker weerkerende droom gevangen voelt. Ze ziet het meisje weer door de lucht zweven, en met haar hoofd tegen de boom aan liggen.

Ontwaken brengt nauwelijks verlichting. Het gevoel van benauwdheid drukt zo zwaar op haar dat ze het dekbed van zich af schuift in de hoop dat ze dan wat makkelijker zal kunnen ademhalen.

In de badkamer hoort ze Jaap luidruchtig zijn mond spoelen met veel gorgelen en spugen, iets waaraan ze zich vanaf de eerste keer dat ze samen sliepen, geërgerd heeft.

Ze ligt op haar rug, een hand over haar ogen omdat het licht dat door een kier in de gordijnen naar binnen sluipt, haar hindert.

Jaap komt uit de badkamer en gaat op de rand van het bed zitten om zijn sokken aan te trekken. Hij vraagt of ze goed geslapen heeft en zij vraagt hetzelfde aan hem want dat zijn ze zo gewend. Het valt haar ineens op dat ze de vraag nooit beantwoorden.

Met iedere beweging die hij maakt deint de matras mee; de binnenvering heeft z’n beste tijd gehad, ze zouden allang andere matrassen kopen maar het is er niet van gekomen.

Ze staat op en loopt langs hem heen naar de badkamer, waar ze een tijdje voor de spiegel staat om te wennen aan haar gezicht, dat in een paar maanden tijd zo treurig is geworden.

Terwijl ze haar nachtjapon over haar hoofd trekt constateert ze zonder dat het haar iets kan schelen dat ze alweer magerder is geworden.

De dag die voor haar ligt heeft weinig te bieden wat haar boeit, en al helemaal niets waarop ze zich verheugt.

Ze denkt terloops aan Marja, die ze sinds de zaterdag waarop ze een punt achter hun vriendschap zette, niet meer heeft gezien.

Ze ziet trouwens niemand meer, en voor Jaap geldt dat evenzeer. Alleen zakenrelaties en de mensen met wie hij werkt, maar naar de golfbaan is hij al een tijdje niet gegaan, ze durft hem niet te vragen waarom, en hij doet er geen mededeling over. Zoals zij hem niet heeft verteld dat ze haar lidmaatschap van de tennisclub heeft opgezegd.

Als ze uit de badkamer komt, is Jaap al naar beneden.

Ze trekt aan wat ze de avond tevoren uit heeft getrokken. Een zwarte lange broek, een mohair trui in dezelfde kleur en daaronder een witte blouse. Alles is haar te wijd geworden, maar dat heeft wel iets comfortabels.

Als ze straks beneden komt, zal Cas waarschijnlijk net z’n jack aantrekken en z’n rugzak om z’n schouders slingeren.

Iedere avond neemt ze zich voor om tegelijk met hem beneden te zijn. Niet dat hij lang in de keuken is, want hij heeft altijd haast en propt brood naar binnen terwijl hij schriften en boeken bij elkaar zoekt, maar het gaat om het idee dat ze de moeite voor hem neemt.

Evengoed lukt het de laatste tijd zelden.

Misschien is het ook niet belangrijk. Jaap is beneden, die zet thee en schenkt sinaasappelsap in, langzamerhand de enige taak die hij op zich neemt voordat hij zich over het ochtendblad buigt.

Ze zouden toch echt eens over Cas moeten praten, die een beetje in de verdrukking is gekomen nu alle aandacht naar Jolien uit gaat, alleen weet ze bij voorbaat al dat Jaap het onzin zal vinden. Van zijn huisgenoten is Cas de enige van wie hij geen last heeft, daar gaat hij echt geen extra energie in stoppen.

Maar Cas is het rustige type kind dat nooit zal klagen maar zijn eigen oplossingen zoekt, en daar maakt ze zich zorgen over. Haar knuffelkind, dat nog bij haar op schoot kroop toen hij daar eigenlijk allang te groot voor was, zijn armen en benen staken aan alle kanten uit, maar hij vlijde zijn hoofd tegen haar schouder en leek oprecht tevreden.

Nu is thuis een soort hotel geworden waar hij nauwelijks nog is. Zelfs zijn huiswerk maakt hij bij vrienden, en geef hem eens ongelijk, zo lollig is het hier allang niet meer.

Jaap vindt het allemaal best, om het simpele feit dat Cas een jongen is en jongens zichzelf kunnen redden, die hoeven niet aan het handje van hun ouders te lopen, hoe eerder volwassen hoe beter.

Anne krijgt een wee gevoel in haar maag bij het woord ‘volwassen’ en de daaraan gekoppelde gedachte dat haar kinderen groot zullen zijn en haar dan niet meer nodig hebben, ook niet voor praktische dingen, zodat je als ouders samen achterblijft in de wetenschap dat niets van wat je verkeerd hebt gedaan, ooit nog kan worden goedgemaakt.

Sinds een paar weken gaat Jolien iedere dag naar een onderwijszorgcentrum, waar ze in een kleine klas met acht leerlingen dezelfde leerstof krijgt als haar klas in het gebouw waar ze niet meer wil komen.

Acht kinderen die om de een of andere reden niet meer naar hun eigen school kunnen of willen; Anne wist niet dat het vaker voorkwam. Het is een geruststellende gedachte dat zij niet de enige ouders zijn wie zoiets overkomt.

Het is trouwens een noodmaatregel die niet langer dan drie maanden mag duren, in dit geval tot het einde van het schooljaar. Van Anne en Jaap wordt verwacht dat ze daarna een definitieve oplossing voor het probleem vinden.

Voor het moment is Jolien gered. Een kleine klas, haar eigen schoolboeken, een persoonlijke begeleiding, alles erop gericht dat ze niet achter raakt.

Waarom het allemaal nodig is, waarom een kind dat altijd lief en meegaand was zo dwars gaat liggen dat de hele wereld zich ermee moet bemoeien, die vraag is nog steeds niet beantwoord.

Er zijn nu drie gesprekken geweest met Ingeborg Wely. Jolien is de laatste keer met dikke ogen thuisgekomen, maar wat er aan de hand is, is niet duidelijk.

Anne denkt aan de keren dat ze haar dochter achter haar computer heeft aangetroffen. De uitdrukking op haar gezicht alsof ze naar iets afzichtelijks had zitten kijken. Wat het ook was, het moet iets te maken hebben met wat er de laatste maanden is gebeurd.

Een onverdraaglijke gedachte, dat de oplossing van het raadsel boven in de kamer van Jolien zou kunnen liggen, onbereikbaar door de stilzwijgende afspraken in het gezin dat je niet in elkaars kamer en aan elkaars spullen komt zonder expliciete uitnodiging.

Toch wordt de neiging om op zoek te gaan in die kamer en in die computer steeds sterker. Dat Jolien haar nooit meer zal vertrouwen als ze erachter komt dat ze in haar spullen heeft gesnuffeld, is het enige wat haar tegenhoudt.

Anne denkt vaak aan haar eigen moeder, de dagboeken die op tafel lagen toen ze uit school kwam. Er waren geen problemen die dat rechtvaardigden, er was alleen een moeder die vond dat ze recht had op de privégedachten van haar dochter.

Dit is een ander geval. Al die kostbare tijd die verloren gaat omdat Jolien haar mond houdt—ze zal het zichzelf nooit vergeven als er straks iets ergs gebeurt, iets waaraan ze niet durft te denken maar wat voorkomen had kunnen worden als ze de moed zou hebben gehad om op onderzoek uit te gaan.

Joliens blauwe laptop staat keurig dichtgeklapt op haar bureautje.

Anne gaat erachter zitten, haar handen op het gladde deksel.

Ze heeft een ordelijke dochter. Schoolboeken en schriften liggen in keurige stapeltjes, ballpoints en viltstiften in een beker waarop vrolijke beertjes door felgekleurde ballonnen de lucht in worden getrokken.

Ze trekt een laatje open en ziet een stapel kleurige ansichtkaarten uit de tijd dat ze nog vriendinnen had die haar vanaf hun vakantieadres gekke berichtjes stuurden. In een andere la liggen uit tijdschriften geknipte foto’s van gebruinde jongens die op een pruilerige manier zwoel in de camera kijken. Bizar, dat meisjes op zulke jongens vallen. Alhoewel, was James Dean niet ooit het idool van miljoenen meisjes? En als er iemand pruilend tegen een muur kon leunen was hij het wel.

Anne haalt diep adem, doet de laptop open en zet de computer aan.

Zacht zoemend komt het beeldscherm tot leven.

Moeilijk om te zoeken als je niet weet naar wat.

Ze tuurt het computerscherm af. Er staan behoorlijk wat mappen op, allemaal voorzien van duidelijke aanwijzingen. Wiskunde. Biologie. Werkstuk Nederlands. Cijfers eerste kwartaal.

Het is duidelijk dat er op deze plek niets bijzonders te vinden is, als er al iets te vinden is.

Het is tenslotte niet meer dan een idee, dat de crisis waarin Jolien terecht is gekomen iets te maken heeft met haar computer.

Ze zoekt verder…‘Documenten’ levert misschien iets op…Een voor de hand liggende plek als je iets wilt opbergen.

Ze laat de cursor over een rijtje titels glijden en komt niets bijzonders tegen. Totdat ze bij een map belandt waarop ‘naamloos’ staat. Geopend levert die niets anders op dan een rijtje data, en ze wil de map net sluiten als haar iets opvalt. De laatste datum is een dag geleden. De eerste een dag in oktober, waarvan ze zonder na te denken weet dat het de dag was waarop Kirsten Kooyman begraven werd.

De tekst vult met vette letters in verschillende kleuren het beeldscherm.

JOUW KUTMOEDER IS EEN MOORDENAAR…!

Zaterdag om negentien uur tien, denkt Anne, terwijl haar trillende handen aan weerszijden van de laptop liggen. Ik was in huis toen Jolien het eerste mailtje kreeg. We hadden waarschijnlijk net gegeten, en Jolien is naar boven gegaan en heeft uit gewoonte gekeken of er mail voor haar was. Wat deed ze, toen ze het gezien had? Heeft ze, net zoals ik, een tijd voor zich uit zitten staren? Kon ze haar ogen niet geloven? Heeft ze meteen begrepen dat het hier niet bij zou blijven?

Ze kijkt naar de data, er is bijna geen dag dat er niets is binnengekomen, en Jolien heeft alles bekeken en het vervolgens keurig opgeslagen alsof ze een verzameling aanlegde.

Het is bijna niet te verdragen om te lezen wat er aan vunzigheid naar haar dochter is gestuurd, maar het is het minste wat ze kan doen, Jolien heeft het tenslotte ook moeten doorstaan.

JIJ HAD DOOD MOETEN ZIJN STOMME TRUT EN NIET KIRSTEN.

 

WE HOUDEN JE IN DE GATEN!HELLIP; ALS WE DE KANS KRIJGEN GA JE ERAAN!

 

DAT WAS SCHRIKKEN H!EGRAVE;, GISTEREN, WE HADDEN JE BIJNA!

 

JE WEET WAT ER GEBEURT ALS JE JE BEK OPEN DOET!

Wie, denkt Anne, wie hebben dit bedacht?

Het is telkens dezelfde afzender, Jessica@hetnet.nl. Ze hebben niet eens de moeite genomen hun mailtjes anoniem te sturen. Zeker als ze waren van Joliens zwijgen, dat bereik je dus met terreur.

In de mailtjes wordt over ‘we’ gepraat. Meisjes uit Joliens klas? Uit parallelklassen? Het kan niet dat iedereen eraan mee heeft gedaan, het moet een groepje zijn, meisjes die samenklitten. Wie kan haar daar iets over vertellen?

Ze kijkt op haar horloge. Vier uur. Sanne kan nu thuis zijn uit school. De beste vriendin van Jolien, die ze sinds het ongeluk niet meer heeft gezien. Hoe is het mogelijk dat het niet in haar is opgekomen dat die twee dingen met elkaar te maken hadden? Hoe stom kun je zijn!

Misschien heeft Sanne aan die mailtjes meegewerkt, en is dat de reden van de breuk, alhoewel ze het zich nauwelijks kan voorstellen. Maar van andere meisjes kan ze het zich ook niet voorstellen. Het is zo’n keurige school, als je die meiden ziet, allemaal even leuk en vriendelijk, allemaal met keurige ouders, en ondertussen worden er zulke mailtjes gestuurd.

Ze loopt naar de badkamer en spoelt haar mond, maar de smaak van braaksel blijft hangen.

Ze zou iets aan haar haren moeten doen, ziet ze in de spiegel, haar lippen stiften, ze ziet eruit zoals Jolien die paar keer dat ze haar achter haar computer heeft aangetroffen. Het doet fysiek iets met je, zulke dingen lezen, en dan zijn ze nog niet eens aan haar gericht.

Ze stapt in de auto, haar tank is bijna leeg maar er zit genoeg in om naar Sannes huis te rijden.

Ze boft. Sanne doet zelf open en schrikt zichtbaar als ze Anne ziet.

“Ik wil even met je praten, Sanne.”

Ze stapt ongevraagd langs Sanne het halletje in.

Een antieke spiegel hangt boven een mahoniehouten tafeltje, waar een boeket gedroogde hortensia’s tussen twee kandelaars met lila kaarsen staat. De geur van parfum vanuit de mantels aan de kapstok.

“Sanne, wat weet jij over mailtjes die naar Jolien zijn gestuurd?”

Sanne kijkt haar geschrokken aan.

“Sanne, ik móét het weten. Als jij het zelf bent, zeg het dan, als ik het maar weet!”

Ze pakt Sannes schouders.

“Mamma!”

De kamerdeur gaat open. Sannes moeder, slank en blond, loopt de gang in.

“Wat is hier aan de hand! Anne, laat haar los, ben je gek geworden!”

Anne negeert haar.

“Sanne, alsjeblieft, begrijp je niet hoe belangrijk het voor ons is!”

Sanne begint te huilen, worstelt zich uit Annes greep en loopt langs haar moeder de gang in, die nu als een furie voor Anne staat.

“Hoe haal je het in je hoofd om mijn dochter lastig te vallen!”

“Laat het me uitleggen. Het is belangrijk, het gaat om Jolien.”

“Met Jolien hebben we niets meer te maken. Met jou trouwens ook niet.”

Anne kijkt haar aan alsof ze haar voor het eerst ziet.

Er was een tijd dat ze samen wijn dronken in de tuin, die paar jaar voordat Anne zich op haar carrière stortte. Bruine benen in gympen, rokjes tot hun dijen opgetrokken, glimlachend om hun kinderen die zo leuk aan het spelen waren in het rubber badje, roddelend over hun mannen. Ze kennen elkaar al zo lang, maar dat stelt als het erop aankomt dus niets voor, en dat is vreemd. Dat je een ellenlange lijst kunt maken van mensen met wie je dacht iets gemeenschappelijks te hebben, om je dan te realiseren dat het allemaal lucht is geweest.

Anne draait zich om en loopt langzaam de deur uit.

Ze gaat rechtstreeks naar Joliens kamer om de laptop te halen, sluit hem in haar eigen werkkamer aan op haar printer en print vel na vel met dreigementen, obscene teksten en beledigingen.

Dat de afzender bekend is, zal het voor Vreeman makkelijker maken de zaak uit te zoeken.

Jessica, ze heeft Jolien nooit die naam horen noemen, het is in elk geval niet een van haar vriendinnen geweest.

Sanne had haar misschien kunnen vertellen wie erachter zaten, maar daar hoeft ze nu niet meer op te hopen. Ze heeft het fout aangepakt, het kind is zich doodgeschrokken, die gaat voortaan al gillen als ze haar ziet.

Ze stopt het stapeltje prints in een map en zet de laptop terug op Joliens bureau.

Nu komt het moeilijkste, haar emoties buitensluiten.

Vooral geen tranen, wat moeilijk is want ze branden al uren achter haar oogleden. Maar het gaat nu niet om haarzelf maar om Jolien, voor wie de confrontatie met de mailtjes zo kalm mogelijk moet verlopen.

Al die maanden dat ze hiermee rond heeft gelopen!

Er zijn ook dreig-SMS’jes geweest, dat kan niet anders, misschien is het daarmee begonnen, dat moet de reden zijn dat Jolien haar mobieltje niet meer gebruikt.

Daarna kwamen de mailtjes. Op een computer die ze iedere dag voor haar schoolwerk moest gebruiken, zodat het bijna onmogelijk is om te negeren wat je toegestuurd krijgt. En op school de directe confrontatie met die meiden, iedere dag opnieuw, opgewacht als ze haar fiets in het fietsenhok zette, opgejaagd als ze naar huis ging.

Wat moet ze bang geweest zijn, dat kan niet anders.

Maar alles wat ze probeerde, schoolziek, spijbelen, is op niets uitgelopen.

Dus is ze iedere dag maar weer op haar fiets gestapt, haar persoonlijke hel tegemoet.

Mensen krijgen onderscheidingen voor minder moed.

Ze ziet Jolien de tuin in fietsen, en het valt haar weer op hoe mager haar dochter is geworden. Maar ze ziet er beter uit dan de afgelopen tijd, het doet haar duidelijk goed dat er in elk geval geen persoonlijke confrontaties met haar kwelgeesten meer zijn.

“Jolien? Wil je even binnenkomen?”

Op slag verschijnt er wantrouwen in de ogen van haar dochter.

Mam wil met me praten, dat kan alleen maar gedonder geven, gesprekken met je ouders zijn nooit leuk. Anne ziet het haar denken.

“Ga even zitten.”

Haar dochter laat zich op een stoel neerzakken.

“Wil je hier alsjeblieft even naar kijken?”

Ze geeft de map aan Jolien, die hem verbaasd aanneemt en openslaat.

Het is de gruwelijkste schreeuw die Anne ooit heeft gehoord.

De map glijdt van Joliens schoot, de teksten liggen door elkaar op de grond, een aantal duidelijk leesbaar.

Maar ze loopt niet weg, en als Anne haar beetpakt, het schokkende meisjeslijf dicht tegen zich aan, worstelt ze zich niet los.

Zo simpel is het dus.

Er gebeuren vreselijke dingen met je, maar je houdt je mond omdat je moeder al zoveel verdriet heeft en dat van jou er niet ook nog eens bij kan hebben. Omdat je niet wilt dat ze leest wat er over haar gezegd wordt.

Een kind van dertien op de barricade voor haar moeder, in haar eentje opboksend tegen een groep bitches die met ziekelijke wellust bekijken wat voor effect ze op haar hebben.

Het verhaal komt er hortend en met onderbrekingen uit. Maar namen noemt ze niet, en als Anne ernaar vraagt verstijft ze, alsof het benoemen van haar beulen voldoende is om onheil over zichzelf af te roepen.

Vreeman bekijkt de mailtjes met een frons tussen zijn wenkbrauwen.

“Arm kind,” zegt hij, en dat doet Anne goed. “Dit hebben we gemist. We krijgen vaak signalen van vriendinnen dat iemand gepest wordt. Maar hier heb ik werkelijk niets van gemerkt. Jessica hoort bij een vriendinnenclubje rondom Nadine. Dan klopt het in elk geval dat het iets met de dood van Kirsten te maken heeft. Het zou me trouwens verbazen als Nadine er iets van weet, die is veel te veel bezig met het verwerken van Kirstens dood om energie voor zo’n actie op te kunnen brengen. Er zitten een paar erg dominante meisjes bij dat ploegje, het zou me niet verbazen als die de hele hetze bedacht hebben. We gaan dit tot op de bodem uitzoeken.”

“Het betekent in elk geval dat Jolien hier nooit meer terug kan komen,” zegt Anne. “U kunt moeilijk een hele kluit meisjes van school sturen. Bovendien, Joliens herinneringen aan deze school zijn natuurlijk niet al te best.”

“Ik vrees dat u gelijk heeft,” zegt Vreeman.

Die avond als ze naar bed gaan zegt Jaap dat het hem spijt dat hij Jolien zo verkeerd heeft beoordeeld.

“Ik dacht echt dat het kuren van een puber waren, maar god, zoiets als dit komt toch niet in je op!”

Hij staat half achter haar en ze kijkt naar hem in de spiegel boven een antiek bureautje, dat als kaptafel dienstdoet, vol met flesjes en smeerseltjes die ze hoopvol heeft gekocht en na één keer proberen heeft afgedankt, haar hand met de haarborstel erin half geheven. Een klassieke pose, maar wel uit een film die alleen nog in filmhuizen gedraaid wordt en dan nog zelden.

Ze merkt aan zijn zwijgen dat hij op een reactie van haar wacht, en ze legt de borstel neer en keert zich naar hem toe.

“Heb jij ook niet steeds vaker het gevoel dat het er allemaal niet meer toe doet? Dat het niet uitmaakt wat wij doen of niet doen, zeggen of niet zeggen? Alsof het huis besmet is, met ons erin. Builenpest, of iets anders wat ons afzichtelijk maakt in de ogen van anderen. Geen ontkomen aan. Herken je dat gevoel?”

Ze keert zich weer naar de spiegel, zonder zijn antwoord af te wachten, en gaat verder met het ritmisch borstelen van haar haren.

Ze heeft tegen Vreeman gezegd dat ze de namen wil weten van de meisjes die aan deze haatcampagne hebben meegedaan.

“Wat wilt u ermee doen?” heeft hij gevraagd.

Ze kan moeilijk zeggen dat ze ze dood wil maken, stuk voor stuk. Dat ze nooit eerder in haar leven vervuld is geweest van zo’n intense haat.

Aan zijn ogen ziet ze dat hij haar gedachten geraden heeft.

“Ze komen hier echt niet mee weg, daar hoeft u niet bang voor te zijn.”

Maar daar is ze nou juist wél bang voor. Wat voor sancties heeft Vreeman tot zijn beschikking? Het zal wel neerkomen op een pittig gesprek met de ouders erbij. In het ergste geval een schorsing van een paar dagen. Maatregelen die in geen verhouding staan tot wat die rotmeiden hebben aangericht.

Ze belt Anton Dijkstra.

“Natuurlijk kun je wat doen,” zegt hij, als hij haar verhaal heeft aangehoord.

“Met die mailtjes in je hand heb je die kinderen zó voor de jeugdrechter. Laten ze daar maar eens duidelijk maken waarom het zo leuk is om iemand weg te pesten.”

Ze vertelt het in triomf aan Jaap, in de verwachting dat hij het met haar eens is dat ze dit niet op zich kunnen laten zitten.

“Wat denk je ermee op te schieten,” zegt hij. “Dat we de paar mensen die nog geen partij hebben getrokken ook tegen ons krijgen?”

“Welke mensen?”

Hij haalt zijn schouders op.

“Ik probeer hier een zaak te runnen, Anne. We zijn meer gebaat bij rust om ons heen dan bij een nieuwe rel.”

Ze kan haar oren niet geloven.

“Dus we doen niets?”

“We laten het aan de school over.”

“Lafaard,” zegt ze. “Je dochter laten vallen omdat je zaak belangrijker voor je is.”

“Mijn zaak zou minder belangrijk voor me zijn als jij nog een baan had,” zegt hij. “Er moet hier toch iemand zorgen dat er brood op de plank komt.”

“Dat is een smerige opmerking.”

“Ik vond ‘m eigenlijk wel ter zake,” zegt Jaap.

Ze ontlopen elkaar zoveel mogelijk, en als contact onvermijdelijk is, zijn ze pijnlijk beleefd.

Het is niet de eerste keer dat hun huwelijk zo’n geruisloze crisis doormaakt, en ze weet dat die net zo geruisloos voorbij zal gaan omdat het nu eenmaal niet mogelijk is om elkaar in een gezin te blijven negeren. Ook deze keer zal er niets uitgepraat, laat staan opgelost worden. Ze zou bovendien niet weten wat er opgelost zou moeten worden. Ze hebben een huwelijk zoals Jaap en zij dat beiden thuis gewend zijn geweest. Een echtpaar dat het redelijk goed met elkaar kan vinden en onder het motto ‘overal is weleens wat’ elk conflict onder het vloerkleed schuift.

Jolien loopt nog steeds rond met dat bleke tobberige smoeltje, maar ze zondert zich niet meer af en als Anne staat te koken, glipt ze als een schim de keuken binnen om aan de keukentafel verder te gaan met haar huiswerk.

Anne had haar het liefst een weekje thuis gehouden, maar ze begrijpt dat dat niet haalbaar is.

Dus zit ze ‘s-ochtends aangekleed aan de gedekte keukentafel, met uitgeperst sinaasappelsap en geroosterde boterhammetjes, waar vooral Cas verbaasd en opgewekt gebruik van maakt.

Ze zwaait haar kinderen uit en die zwaaien terug, wat weer eens iets anders is, en als ze uit school komen zit ze klaar met thee en koekjes en de kinderen komen even bij haar aan de keukentafel zitten omdat het zo nieuw is voor ze. Over een week zullen ze nonchalant langs haar heen lopen, daarover maakt ze zich geen enkele illusie.

Haar werk mist ze nog steeds niet. De jaren dat weinig dingen zo belangrijk voor haar waren als haar baan, lijken bij een ander tijdperk te horen, bij een andere vrouw, die om de een of andere reden het verwaten idee had dat ze zelf richting aan haar leven kon geven.

Het is bizar dat ze niet alleen de grip op de mensen om haar heen kwijt is geraakt, maar vooral ook op zichzelf.

Vreeman heeft geadviseerd Jolien goed in de gaten te houden, alsof ze dat uit zichzelf niet doet.

“Ze heeft erg veel meegemaakt voor een meisje van haar leeftijd. En we weten hoe goed ze is in het verbergen van haar emoties. Ik denk dat ze met een psycholoog moet praten, straks, als ze op een nieuwe school haar weg heeft gevonden.”

Ze weet dat hij gelijk heeft, maar het zoeken van een nieuwe school is nog niet zo makkelijk. Een school in een andere plaats zou het beste zijn, maar dan gaat er weer zoveel tijd verloren met reizen. Tenzij het hele gezin zou verkassen.

Het is een gedachte die de laatste tijd vaker in haar is opgekomen. Wat hebben ze hier nog te zoeken in een wijk waar ze door iedereen worden uitgekotst? Maar Jaap zal niet weg willen. Hij heeft zoveel in zijn zaak geïnvesteerd, tijd, geld, energie, hij zal er niet over peinzen dat op te geven.

Jaap heeft een nieuw e–mailadres voor Jolien geregeld. Daar zullen die rotmeiden van opkijken, als de shit die ze misschien nog steeds naar Jolien sturen per omgaande retour komt. Maar de goeie ouwe tijd is daarmee niet teruggekomen, en Anne realiseert zich dat ze daar ook niet op hoeft te rekenen. Er is te veel gebeurd. Haar dochter is gehavend door iets waarmee ze niets te maken had.

Vreemd genoeg heeft ze haar moeder nooit verwijten gemaakt, maar Anne kan zichzelf niet vergeven wat ze in het leven van de mensen om zich heen heeft aangericht.

Het werkt bijna louterend dat ze geen vrienden meer hebben, dat haar beste vriendin koeltjes knikt als ze elkaar op straat tegenkomen, dat straks de tennis-competitie gaat beginnen zonder haar en dat ze tien kilometer rijdt om in het volgende dorp haar inkopen te doen omdat ze de blikken en het gefluister op straat niet kan verdragen. Afstraffingen zijn het, stuk voor stuk, die gevolgd zullen worden door het vonnis van de rechtbank, de échte straf, die net zo onlosmakelijk met schuld verbonden is als wat haar in haar eigen wijk overkomt.

Voor de ouders van Kirsten zal het weinig uitmaken wat er met haar gebeurt. Al zou ze naar Siberië verbannen worden, dan nog zou dat hun dochter niet terugbrengen.

Veel verrassingen zal het vonnis volgens Anton Dijkstra niet opleveren. Het zal hoe dan ook lichter zijn dan de eis, het advies van de reclassering was gunstig, zoiets telt zwaar mee.

“Er is een stel meiden geschorst uit de tweede!”

Cas vertelt het enthousiast, iedere rel op school is welkom.

“O ja? Wat is er gebeurd?”

“Weet ik niet. Iets met mailtjes. Misschien hebben ze een leraar bedreigd, daar ga je tegenwoordig de gevangenis voor in, wist je dat?”

Hij tilt het deksel van een pan op.

“Brussels lof, yak!”

“Met ham en kaas,” prijst ze aan.

“Iets minder yak!”

Hij geeft haar een vriendelijk tikje tegen haar bil, iets van de laatste tijd, ze moet haar plaats weten als vrouw in huis zal de achterliggende gedachte wel zijn, en hij verdwijnt na te hebben gevraagd hoelang het nog duurt voordat het eten op tafel staat.

Ze zijn dus geschorst, de meiden die Jolien van school verdreven hebben. En dat is hopelijk het topje van de ijsberg, want Vreeman zal het daar moeilijk bij kunnen laten.

Maar dat ze Dijkstra niet op hen heeft losgelaten, zit haar nog steeds dwars. Toeschouwer zijn in de rechtszaal, de rollen omgedraaid, laat nu een ander zich maar eens verantwoorden. Geen hoogstaand verlangen—ze is de eerste om het toe te geven—maar wat zou ze ervan genoten hebben.

Ze zet haar gele boodschappentas onder de kapstok.

Het was druk in de supermarkt in dat andere dorp, een lange rij voor de kassa, een zenuwachtig schoolmeisje erachter dat niet op haar taak berekend was.

Eigenlijk moet ze de tas meteen uitpakken, er zitten vleeswaren bij en de verwarming staat hoog, maar ze is er nu even te moe voor.

Er ligt post op de deurmat, ze pakt de enveloppen op en loopt ermee de keuken in.

“Is er iets voor mij bij?”

Jaap zit met de krant uitgespreid voor zich aan tafel, zijn belangrijkste bezigheid op de zaterdagochtend, een dampende beker met koffie in zijn hand.

Ze legt het stapeltje voor hem neer, trekt haar jas uit, en laat die op een stoel vallen, iets waarover de kinderen altijd onmiddellijk een opmerking krijgen.

Terwijl ze koffie voor zichzelf inschenkt en tegenover hem gaat zitten, gaat hij door met het openen van enveloppen.

“Wel godallemachtig!”

Hij springt van zijn stoel, een brief in zijn hand, en stormt de gang in.

“Cas! Beneden komen! Onmiddellijk!”

“Wat is er? Jaap, wacht nou even, vertel nou eerst even wat er is.”

Ze is hem achternagelopen, ruzie tussen Jaap en Cas is het laatste waaraan ze behoefte heeft.

Hij negeert haar, zijn gezicht vertrokken van woede, en kijkt omhoog, zwaaiend met de brief, terwijl haar zoon met een verbaasd gezicht boven aan de trap verschijnt.

“Cas!”

Hij komt langzaam naar beneden, Anne ziet aan zijn gezicht dat hij geen idee heeft wat er aan de hand is maar tegelijkertijd vermoedt dat het er niet best voor hem uitziet.

Jaap wappert met de brief.

“Een bekeuring! Vijftien jaar en aangehouden op een brommer!”

Hij is angstaanjagend in zijn woede, en Cas doet een voorzichtige stap achteruit. Hij staat nu weer op de eerste tree, Jaap bijna tegen zich aan.

“Ben je helemaal van god los! Weet je wat het betekent als jij iemand doodrijdt? Niet verzekerd?”

Cas haalt zijn schouders op.

Jaap haalt uit, het is een harde klap, de wang van Cas kleurt onmiddellijk felrood.

“Klootzak!” zegt Cas.

Ze staren elkaar sprakeloos aan.

“Hou op!” zegt Anne. “Allebei. Nu ophouden! Cas, naar boven! Jaap, kom hier. Dit kan niet.”

Cas stormt de trap op. De deur van zijn kamer slaat dicht.

Jaap draait zich naar Anne om.

“Dit is een gekkenhuis. Ik ben omringd door idioten. Jij met je halvegare kinderen, ik ben hier de enige die nog een beetje z’n hersens bij elkaar heeft.”

Ze wil iets terugzeggen. De rel heeft haar verlost van haar vermoeidheid, Jaap is niet de enige door wiens aderen adrenaline giert, ze begint nu zelf ook aardig kwaad te worden.

Er is nooit geslagen in dit gezin, wat er ook gebeurde. Je houdt als ouders je handen thuis.

En dan ziet ze dat Jaap huilt. Rechtop aan tafel, z’n armen langs z’n lijf, zonder moeite te doen het te verbergen, tranen over zijn gezicht, snot uit zijn neus.

De laatste keer dat hij huilde was toen zijn ouders begraven werden, hij had nog een jong gezicht, toen. Hoeveel jaar is dat alweer niet geleden?

Ze gaat tegenover hem zitten, schuift de beker koffie waar een rimpelig vel op zit met walging van zich af en kijkt naar haar man, die een papieren servet van tafel pakt en er onhandig mee langs zijn ogen wrijft.

Mensen die van elkaar houden troosten elkaar, maar zelfs zoiets simpels is tussen hen niet meer mogelijk.

Ze probeert er diezelfde avond over te praten.

Jolien zit in de voorkamer televisie te kijken, Cas is verdwenen nadat hij tegen Anne heeft gezegd waar hij naar toe ging. Jaap heeft hij genegeerd.

“Je had hem niet moeten slaan, Jaap.”

Ze ziet de aderen op zijn voorhoofd zwellen.

“Heb je enig idee…enig idee wat er gebeurd zou zijn als hij de vader van een gezin had doodgereden? Niet verzekerd? Niet gerechtigd op een brommer te rijden? We waren geruïneerd geweest, Anne. We hadden de tent kunnen verkopen. We zouden er de rest van ons leven financieel aan vastgezeten hebben.”

“Hoe kan hij dat nou weten?”

“Dat hoeft hij niet te weten. Het enige wat hij moet weten is dat hij tot z’n zestiende moet wachten voordat hij op een brommer mag rijden.”

“En toch had je hem niet moeten slaan. Je hebt de kinderen nooit eerder geslagen.”

“Toe maar, maak maar een kinderbeul van me. Waarom geef je me niet aan? Ik weet nu hoe het toe gaat in een rechtszaal. Standje. Werkstraf. Volgende zaak.”

Ze heeft er ineens geen zin meer in.

In de voorkamer kijkt Jolien gefascineerd naar de herhaling van een show van Theo Maassen. Anne gaat bij haar zitten.

Algauw weet ze niet of ze moet lachen of huilen. Die man heeft iets absoluut onweerstaanbaars, zelfs als hij verschrikkelijke grappen maakt.

Het is bijna zoals vroeger, zoals ze naast elkaar op de bank zitten te kijken.

Op dinsdag komt de brief van Anton Dijkstra met het vonnis van de rechtbank.

Een dag eerder heeft hij gebeld om het persoonlijk te vertellen.

Hij klinkt vriendelijk en daar is ze blij om.

Hij heeft tenslotte z’n best gedaan en zij heeft in zijn ogen de zaak verknoeid door dingen toe te geven waarover ze bij hem haar twijfels had geuit, en waarop hij de verdediging had gebaseerd.

Waarschijnlijk heeft hij er achteraf zijn schouders over opgehaald. Stom mens. Dan moet ze het zelf maar weten.

Ze is haar rijbewijs kwijt voor twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

De werkstraf is tweehonderd uur geworden. Te zijner tijd zal ze van de reclassering te horen krijgen hoe die straf zal worden uitgevoerd.

“Je boft dat die ouders geen claim hebben ingediend,” zegt hij nog. “Er valt tegenwoordig aardig wat te halen uit zo’n zaak.”

Het is een terminologie waarvan ze kippenvel krijgt.

Als het door hém al gezien wordt als er makkelijk vanaf komen, heeft ze niet veel fantasie nodig om te bedenken wat andere mensen van haar straf vinden. Ze heeft vaak genoeg zelf meegedaan aan borrelpraat over de softe straffen die rechters tegenwoordig geven.

Rijden onder invloed…doodslag…een gewapende overval…het misbruiken en vermoorden van een kind—wat voor straffen staan daar nou helemaal op? Vroeger wisten de mensen er beter raad mee. Opsluiten en verder vergeten. Waren er geen kerkers, ooit, die oubliettes heetten? De plek waar je vergeten werd. Wie daarin terechtkwam, eindigde als een hoopje door ratten aangevreten botten, zonder ooit meer iemand gezien te hebben, zonder ooit meer een slok water of een hap brood gekregen te hebben. Dat waren nog eens tijden.

Ze maakt zich geen enkele illusie over de straf die haar buurtgenoten haar gegeven zouden hebben als ze in de gelegenheid waren geweest.