Hoofdstuk 2

 

 

 

De ogen van de vreemdeling vielen weer dicht, wat Nina een akelig gevoel in haar buik opleverde. Was sufheid niet een slecht teken? Wat als hij wegzakte in bewusteloosheid?

‘Hé!’ Ze schudde hem heen en weer bij zijn schouders. ‘Wakker blijven! Je kunt nu niet gaan slapen!’

Zijn ogen, met daarin nog steeds diezelfde beangstigend lege blik, openden zich langzaam. ‘Waarom niet? Wou je me soms weer de storm in sturen?’ mompelde hij uitdagend.

Het leek haar maar beter om voorlopig niet verder bij hem aan te dringen; het zou wel eens gevaarlijk voor zijn gezondheid kunnen zijn als hij zich te veel opwond.

‘Natuurlijk niet, maar je zou wel eens een hersenschudding kunnen hebben,’ vertelde ze hem. Omdat hij na het ongeluk nog had kunnen lopen en praten, was ze er iets te snel van uitgegaan dat zijn verwondingen ook wel niet ernstig zouden zijn. Maar wat als ze het mis had? Zij, als geen ander, zou moeten weten hoe onvoorspelbaar de gevolgen van een kleine bult op het voorhoofd konden zijn…

Helaas had ze niet veel keus voor wat betreft het zoeken van hulp. Afgezien van het feit dat hier op het eiland niet eens een huisartsenpraktijk was gevestigd, waren ze door de storm ook nog eens volledig van het vasteland afgesloten. Zelfs een reddingshelikopter zou stranden. Ray had altijd gezegd dat ze zijn telefoon mocht gebruiken, dus ze zou naar zijn huis kunnen rennen om daar een telefoontje te plegen, maar ze vond het niet prettig om een gewonde vreemdeling achter te laten in een voor hem onbekende omgeving. Trouwens, wie zou ze moeten bellen? De meeste huisjes in de buurt waren alleen in het weekend bewoond, en met de slechte weersvoorspellingen was de kans klein dat er iemand thuis was. In de winter had Nina toch al weinig buren om zich heen, op een paar mensen na waar ze alleen een zeer oppervlakkig contact mee had.

Maar de Freemans waren wel thuis! Opgelucht herinnerde ze zich dat ze hun opvallende groene truck de vorige dag van de veerboot had zien rijden, terwijl zij op de kade had gestaan om Ray uit te zwaaien en een pakje op te halen bij het postagentschap.

Hoewel Nina Dave Freeman niet echt goed kende, wist ze dat hij een vast vismaatje van Ray was, en dat hij hem af en toe gratis advies gaf over zijn artritis. Eigenlijk was hij een psychiater. Maar hadden die ook niet medicijnen gestudeerd? Ondanks haar eerdere afstandelijke houding was er geen reden om hem nu niet te benaderen. Bewoners van Shearwater Island waren over het algemeen zeer op hun privacy gesteld – daarom trok het eiland ook zoveel eenlingen aan – maar in geval van nood stonden ze voor elkaar klaar.

Toen ze opsprong, trok een hand haar zo snel weer naar de bank dat de kracht ervan haar verbaasde.

‘Waar ga je naartoe?’

‘Nergens,’ ontkende ze, geschrokken door het wantrouwen in zijn stem. ‘Er schoot me alleen net iemand te binnen die me advies zou kunnen geven over de wond op je hoofd.’ Met luide stem riep ze: ‘Zorro, kom eens hier!’

Het hondje sleepte een enorm bot de kamer binnen.

Er klonk een verontwaardigd gekreun vanaf de bank. ‘Ga je een hónd om advies vragen?’

Zijn woedende reactie klonk zo komisch dat ze zich even ontspande. ‘Helaas, hij staat niet geregistreerd.’ Ze trok het bot uit de bek van de hond, pakte het afgekloven handvat van een dure hengel uit de gangkast en hield hem omhoog zodat Zorro eraan kon snuffelen.

‘Je weet vast nog wel waar je deze vandaan hebt, hè, jongen?’ sprak ze aanmoedigend. ‘Dr. Freeman – Dave – heeft die aan je gegeven nadat je hem steeds van zijn veranda stal afgelopen kerst. Als je met Dave en Ray mee gaat vissen, gooit Dave dit steeds in het water voor je, toch?’

Ze schreef een kort briefje en plakte het met plakband was aan het afgekloven handvat, terwijl ze zei: ‘Je vindt het leuk om met Dave te spelen, hè?’ Toen ze deed alsof ze het ding weggooide, maakte de terriër al aanstalten om hard weg te rennen. Op haar knieën gezeten stopte ze het handvat tussen zijn kaken. ‘Ik wil dat je dit nu naar Dave gaat brengen. Hup, rennen maar!’

De hond spitste zijn oren, en zijn gejank mengde zich met het gesnuif van de patiënt op de bank.

‘Natuurlijk begrijpt hij je niet. Het is een hond!’

‘Zorro is buitengewoon intelligent,’ verdedigde ze hem verontwaardigd. ‘Hij begrijpt wat ik zeg. Toch, jongen? Je gaat weer lekker met Dave spelen!’

De jack russell blafte enthousiast en rende weg, het handvat tussen zijn tanden.

Na enig gehannes bij het kattenluikje verdween hij de donkere nacht in.

‘Denk je echt dat hij gaat doen wat je hem hebt gevraagd?’ vroeg hij ongelovig, terwijl zijn blauwe ogen afdwaalden naar haar kletsnatte trui, die tegen haar borsten plakte, waardoor haar rondingen – en het feit dat ze geen beha droeg – sterk werden geaccentueerd.

Vlug plukte ze de natte stof van haar koude huid. ‘Dat weet ik wel zeker,’ zei ze, met meer overtuiging dan ze voelde. ‘Zorro is erg toegewijd als hij op een missie wordt gestuurd. Ondertussen ga ik even op zoek naar droge kleren.’

‘Voor mij hoeft dat niet, hoor.’

Zijn plagende opmerking deed haar koude tepels tintelen van schaamte. Ze had haar lichaam zo lang voor vanzelfsprekend gehouden dat het een schok voor haar was dat het reageerde op een plagerige opmerking van een man, zeker onder deze ongepaste omstandigheden.

‘Hou die handdoek tegen je hoofd gedrukt tot ik terug ben!’

Hoewel ze graag een douche had genomen, draaide haar maag zich om bij het idee dat ze naakt onder de warme straal zou staan met de blauwogige vreemdeling in de kamer naast haar. In plaats daarvan droogde ze zich af en trok ze schoon ondergoed aan – inclusief een witte katoenen beha – een warme broek en een wijde geblokte blouse met opgerolde mouwen. Nadat ze ook haar haar met een handdoek had gedroogd, deed ze het in een losse paardenstaart, zodat het verder kon drogen.

Ze had niet bang hoeven te zijn dat haar onverwachte gast de douche binnen was komen lopen, want toen ze de woonkamer in kwam, lag hij nog steeds in dezelfde houding op de bank, de handdoek braaf tegen zijn slaap gedrukt. Gelukkig zag ze zijn borst regelmatig op en neer gaan. Kennelijk lag hij rustig te slapen.

Nadat ze zijn zware natte jas van de grond had opgeraapt en in de badkamer te drogen had gehangen, twijfelde ze even, maar toen voelde ze toch even in beide zakken. Er zat geen portefeuille in, maar wel een bos sleutels en een elegante zilveren aansteker.

De aansteker met de sierlijke vorm voelde koel en glad aan in haar hand, waardoor ze even de behoefte kreeg om hem in haar eigen zak te laten glijden.

Geschrokken van dit onbekende verlangen liep ze snel de woonkamer in, waar ze de sleutelbos naast de aansteker op het tafeltje bij de bank legde. Haar hart sloeg over toen ze zag dat hij naar haar lag te kijken. Zijn ogen gleden van de spullen op tafel naar haar gezicht.

Beschaamd likte ze aan haar droge lippen. ‘Ik, eh… heb wat spullen uit je zakken gehaald, zodat je jas kan drogen,’ verklaarde ze. ‘Daarbij heb ik deze gevonden.’

Terwijl haar vingers zich losmaakten van de verleidelijke gladde vorm van de aansteker, voelde ze met haar duim dat er een gravure in stond, iets wat vanaf deze afstand natuurlijk niet te lezen was.

‘Wat is er aan de hand?’ Ondanks zijn verwarde toestand was de subtiele verandering in haar gezichtsuitdrukking hem waarschijnlijk niet ontgaan.

‘Ik geloof dat hij een inscriptie heeft,’ begon ze, in een poging haar nieuwsgierigheid te onderdrukken.

‘O ja?’ Er blonk geen enkel teken van herkenning in zijn ogen. ‘Nou, wat staat erop?’ drong hij aan toen zij geen aanstalten maakte om de inscriptie te lezen.

Bijtend op haar lip stak ze met neergeslagen ogen haar hand uit naar de aansteker, zodat hij haar gezicht niet kon zien.

‘“Voor Ryan, de zonnige vreemdeling in mijn leven”,’ las ze fronsend voor, terwijl ze probeerde de cryptische woorden te begrijpen. Het was vast een vrouw die de inscriptie had laten aanbrengen, maar de betekenis ervan ontging haar.

‘Wat betekent dat? Hoezo, vreemdeling? Denk je dat het betekent dat je niet uit Nieuw-Zeeland komt?’

‘Geen idee,’ mompelde hij met een stem waaruit zoveel teleurstelling sprak dat hij de waarheid wel móést spreken.

Zou dit haar meer gegevens opleveren over zijn identiteit? ‘Ryan…’ Ze sprak zijn naam langzaam uit, hopend dat hij zich iets zou gaan herinneren. ‘Ryan is vast je voornaam. Doet dat een belletje rinkelen?’

‘Ik… Mijn hoofd…’

‘Doet het nog steeds pijn, of –’

Ze werd onderbroken door het geluid van de openslaande achterdeur, die de komst aankondigde van een in oliepak gehulde Dave Freeman, met onder zijn ene arm een verzopen hondje en onder zijn andere arm een koffertje.

‘O, hemel, dokter Freeman! Wat is er gebeurd?’ vroeg ze.

‘Dat kan ík beter vragen,’ merkte hij met een wrang lachje op terwijl hij het hondje aan Nina overhandigde. ‘Hij is in orde, hoor. Zijn trots is alleen een beetje gekrenkt toen hij net bijna werd weggeblazen door de storm.’

‘Grote jongen, Zorro!’ Nadat ze hem weer op zijn wankele pootjes op de grond had gezet, prees Nina hem de hemel in. Ze was zo trots op hem dat ze niet eens boos werd toen hij zich wild begon uit te schudden, waardoor de druppels water en modder in het rond vlogen. ‘Ik was een beetje bang dat u hem door de storm niet zou horen blaffen,’ bekende ze.

‘Dat deden we – mijn vrouw en ik – in eerste instantie ook niet,’ vertelde Dave Freeman, ‘totdat hij tegen de terrasdeuren aan begon te springen. Kleine volhouder. Ik wist dat hij niet dol was op harde wind, dus nam ik aan dat er echt iets aan de hand was.’

‘Het spijt me dat ik u door dit slechte weer laat komen,’ verontschuldigde Nina zich, terwijl de bezoeker zijn natte jas aan de deur hing. ‘Maar ik wist echt niet wat ik anders moest doen.’

Ze legde snel uit wat er was gebeurd, terwijl Dave Freeman zijn handen waste bij het aanrecht in de keuken. Het was een breedgebouwde man, die met zijn vijfenvijftig jaar nog in goede fysieke conditie was. Met zijn grijze haar, ronde gezicht en zilveren baard zag hij er weliswaar uit als een vriendelijke teddybeer, maar Nina voelde zich vaak een beetje ongemakkelijk bij zijn kalme doordringende blik. Op dit moment was ze echter blij met de kalmte die de man tentoonspreidde.

‘Zijn kleren zijn een beetje vochtig, maar ik wilde hem niet omdraaien zolang zijn hoofd nog bloedde. Hij lijkt geen idee te hebben wie hij is, waardoor ik bang ben dat hij weleens een schedelfractuur zou kunnen hebben.’

Zijn handen afdrogend zei Dave ernstig: ‘Er is momenteel niet echt veel dat we kunnen doen, behalve hem onder observatie houden totdat het weer is opgeklaard en we hem naar het ziekenhuis kunnen brengen. Maar laten we niet meteen van het ergste uitgaan, misschien valt het allemaal mee.’ Uit zijn koffertje haalde hij een stethoscoop, en hij glimlachte toen hij Nina’s opgeluchte blik zag.

‘Dit is misschien geen traditionele dokterstas, maar ik zorg dat ik altijd een uitgebreide voorraad EHBO-spullen bij me heb.’ Hij hing de stethoscoop om zijn nek. ‘Dit geeft me in ieder geval het uiterlijk van een dokter. Denk je dat ik door kan gaan voor een echte dokter?’

‘Maar ik dacht… U bént toch ook een echte dokter?’ vroeg ze verward.

‘Zeker. Je kunt je gewonde vreemdeling met een gerust hart aan mij overlaten. Ik zal hem eerst eens uitgebreid onderzoeken.’

‘O ja, natuurlijk.’ Beschaamd begreep ze dat dit een hint was geweest van de dokter dat hij zijn onderzoek liever alleen wilde uitvoeren. ‘Hij ligt daar op de bank. Maar u kunt natuurlijk ook een slaapkamer gebruiken als u dat liever hebt.’

‘Noem me maar Dave, en zeg “je” en “jij”,’ zei hij grinnikend. ‘Waarom zouden wij zo formeel blijven als Zorro en ik elkaar al tutoyeren?’

Nadat ze de twee mannen alleen had gelaten, nam ze Zorro mee naar de badkamer, waar ze zijn poten schoonmaakte en zijn natte vacht droog föhnde.

Het geluid van de föhn en het kabaal van de wind en regen buiten weerhielden haar ervan om stiekem naar geluiden uit de woonkamer te luisteren. Toen Dave haar riep, verscheen ze echter direct in de deuropening.

Ze werd zich pas bewust dat ze zenuwachtig haar handen had samengeknepen, toen de dokter haar glimlachend begroette met de woorden: ‘Zo, het ziet ernaar uit dat hij er met alleen wat bulten en blauwe plekken vanaf is gekomen. Maar je had wel gelijk over zijn wond; die moet inderdaad worden gehecht. Vind je het erg om me even te assisteren?’

Haar handen ontspanden zich, en ze strekte haar vingers uit om het bloed beter te laten doorstromen. ‘Nee hoor, natuurlijk niet.’ Haar blik ging naar de patiënt, die zijn ogen op haar handen had gericht. Zijn gezicht zag er wat grauwer uit dan daarnet. ‘Als jíj er tenminste geen bezwaar tegen hebt?’

Met een vage glimlach tilde hij zijn hoofd op. ‘Waarom zou ik? Ik betwijfel of je iets te zien zult krijgen wat je niet al eerder hebt gezien.’

Dat was niet helemaal waar. Hoewel hij nu onder een wollen deken lag, zag ze dat zijn schouders bloot waren en dat zijn broek en trui op de grond lagen. Het onderzoek was dus inderdaad vrij uitgebreid geweest.

Ze kon het niet helpen dat haar blik afgleed van het donker krullende haar op zijn borst naar zijn gespierde schouders en bovenarmen, die op de deken rustten.

Voor het eerst viel het haar op dat hij een zwart digitaal horloge droeg en een kleine gouden zegelring met een steen van jade om zijn pink.

Haar ogen met moeite afwendend van zijn mannelijke lichaam, concentreerde ze zich op het aanreiken van de instrumenten waar Dave om vroeg.

Met een scheermesje schoor die een smalle strook haar van het voorhoofd van de patiënt af, met de verzekering dat het weer snel zou aangroeien.

‘Nog geen tekenen van beginnende kaalheid, geluksvogel,’ zei hij grinnikend. ‘Bij mij begon het al rond mijn vijfendertigste. Zo te zien ben jij ook van die leeftijd.’ Zonder het antwoord af te wachten ontsmette hij de wond.

Nina knipperde even toen hij de naald met de chirurgische draad bij de wond plaatste, terwijl zij de kom met watten en de gesteriliseerde schaar voor hem vasthield.

Na een korte pauze trok Dave zijn grijze wenkbrauwen op en vroeg haar: ‘Ben je er klaar voor?’

Haar schouders rechtend zei ze: ‘Ik wel,’ waarbij ze neerkeek op de vreemdeling, die zijn blanco blik op een punt in de verte had gericht.

‘Ryan ook. Hij is in een redelijk goede conditie voor iemand die net door een vallende boom is geraakt, dus ik denk dat hij een paar kleine prikjes ook wel zal kunnen verdragen.’

‘Je noemt hem Ryan. Herinnerde hij zich zélf zijn naam?’ vroeg ze nieuwsgierig.

‘Hij is nog steeds een beetje vaag over persoonlijke zaken, maar hij vertelde me wel over de aansteker. Volgens de inscriptie heet hij Ryan, dus laten we hem zo ook maar noemen.’

Op haar lip bijtend deed Nina een stapje naar achteren. De man op de bank gaf geen krimp toen hij werd gehecht; hij leek zich te hebben teruggetrokken op een plaats waar hij geen pijn voelde. Misschien beschikte hij over een buitengewone mentale kracht, of misschien was hij zodanig verward dat zijn hersenen geen pijnprikkels meer afgaven.

‘Heel netjes,’ zei ze beverig toen ze Dave de laatste draad zag afknippen en de bloederige naald en resten van de draad zorgvuldig in een plastic afvalzakje zag wikkelen.

De verbazing moest in haar compliment hebben doorgeklonken, want de dokter keek haar met een wrang glimlachje aan.

‘Om eerlijk te zijn is borduren een hobby van me. Niet erg mannelijk, ik weet het, maar het helpt me te ontspannen. Ik ben er zelfs aardig goed in! Zo, Ryan, hoe voel je je?’ Dave scheen met een lampje in zijn ogen.

‘Alsof een sadist me zonet heeft misbruikt voor een van zijn borduurexperimenten,’ was het grimmige antwoord.

De dokter lachte. ‘Nou, dan kun je je nu ontspannen, want de sadist gaat naar huis. Nina zal voor je zorgen, dan kom ik morgenochtend nog even kijken hoe het ermee gaat. Ik wed dat je je dan al een stuk beter zult voelen.’

‘Je hebt vast gelijk,’ reageerde Ryan kalm.

Nina was er echter niet helemaal gerust op, dus volgde ze Dave naar de keuken en vroeg ze zacht: ‘Je weet echt zeker dat er niets ernstigs aan de hand is?’

‘Dat kan ik zonder röntgenfoto niet volledig uitsluiten,’ begon hij voorzichtig, ‘maar ik weet haast wel zeker van niet. Ondanks zijn verwarde toestand is er niets dat wijst op hersenletsel. Hij is duizelig, maar niet misselijk, en de wond op zijn hoofd is niet erg diep, dus die zal binnenkort wel genezen zijn.’

‘Dus je denkt niet dat hij een hersenschudding heeft?’ drong ze aan.

‘Hou hem de komende vierentwintig uur voor de zekerheid maar in de gaten. Hij kan gewoon gaan slapen, maar maak hem om de paar uur wakker om te kijken of hij nog helder is.’

‘Denk je niet dat het beter is als je blijft?’ vroeg ze nerveus.

‘Luister, ik weet dat je hier geen telefoon hebt, dus neem mijn mobiele telefoon maar.’ Hij legde kort uit hoe het apparaat werkte en schreef het nummer van zijn vaste telefoon op een kaartje. ‘Als je een probleem of vragen hebt – wat dan ook – bel je me, oké? Als er telefoontjes van andere patiënten voor me binnenkomen, zeg je maar dat ze twee aspirientjes moeten nemen en laat ze morgen terugbellen!’

Niet aangestoken door zijn goede humeur keek ze hem somber aan.

‘Vertel me eens wat je wérkelijk dwarszit.’

Ze draaide de telefoon rond in haar hand, totdat ze uiteindelijk haar zorgen kenbaar maakte. ‘Jij moet je toch óók wel zorgen maken over zijn geheugenverlies? Hij zal volledig overstuur zijn zodra hij erachter komt dat een deel van zijn leven één groot zwart gat is.’

Dave pauzeerde even bij het inruimen van zijn koffertje. ‘Is dat wat jou ook is overkomen?’ vroeg hij zacht.

Er vormde zich een knoop in haar maag. Dit was de reden waarom ze hem al die tijd had ontweken: ze had niet het onderwerp van iemands nieuwsgierigheid willen worden. Het verhaal over wat er met haar was gebeurd was vast het hele eiland al over gegaan, maar over het algemeen staken de mensen hier hun neus niet in andermans zaken, tenzij je er zelf over begon. Er waren wel meer inwoners op dit eiland die hun achtergrond liever niet aan de grote klok hingen.

‘In mijn geval was het totaal anders. Ik heb me altijd precies weten te herinneren wie ik was. Toen ik wakker werd van die klap op mijn hoofd, was ik nog steeds mezelf. Ik had niet mijn identiteit verloren, alleen een paar onbelangrijke jaren uit mijn leven, waar ik prima zonder kan.’

Ze deed een poging zorgeloos haar hoofd te schudden, maar bereidde zich ondertussen voor op de vraag die niet bleek te komen: hoe ze zo zeker wist dat het onbelangrijke jaren waren geweest?

‘En je bent die jaren nog steeds kwijt?’ Zijn borstelige wenkbrauwen gingen omhoog. ‘Is je, sinds je hier woont, nooit meer iets van de afgelopen twee jaren te binnen geschoten?’

Haar nekharen gingen overeind staan. ‘Helemaal niets. Het enige waar ik mezelf af en toe aan moet herinneren, is dat ik inmiddels alweer twee jaar ouder ben,’ voegde ze er vrolijk aan toe, vastbesloten hem ervan te overtuigen dat de hele zaak haar niet meer bezighield.

Wat ook zo was. Nina sprak niet graag over de omstandigheden van haar aankomst op Shearwater Island, maar dat was alleen omdat ze zó druk was zich te concentreren op de leuke dingen uit haar huidige leven, dat ze het zonde vond om nog achterom te kijken. En een psychiater had ze al helemaal niet nodig!

‘Veel vrouwen zouden er jaloers op zijn om een paar jaren uit hun leven te kunnen schrappen,’ grapte Dave met haar mee. ‘Maar je hebt gelijk: Ryans geheugenverlies ís anders, hoewel ik er zeker van ben dat het maar van tijdelijke aard is. Hij is nog een beetje in shock, en dat heeft samen met een lichte hersenschudding tot een kortsluiting in zijn geheugen geleid. Een klassiek patroon. Wanneer hij goed is uitgerust, zullen zijn vermogen om zich te concentreren en zijn geheugen vanzelf weer terugkeren.’

Nina had het gevoel dat ze nu meer te weten kwam over de werking van de hersenen dan haar lief was. Ze was niet echt nieuwsgierig naar de klinische details, reden waarom ze ook zo min mogelijk met dokters of ziekenhuizen te maken wilde hebben.

‘Ben je nog meer over hem te weten gekomen?’ probeerde ze van onderwerp te veranderen.

Bedachtzaam plukte hij aan zijn baard. ‘Tja, hij heeft een paar oude littekens, maar daar kan ik niet meer over vertellen. Hij weet niet waar hij vandaan komt of waar hij naartoe onderweg was, en hij had helaas ook geen portefeuille in zijn zakken. Weet jij zeker dat je hem nooit eerder in de buurt hebt gezien?’

‘Absoluut zeker,’ zei ze vastberaden. ‘Als ik wist wie hem had uitgenodigd, zou ik hem meteen naar die persoon toe brengen. Ik zit niet echt op een gast te wachten.’ Ze realiseerde zich hoe egoïstisch dit klonk, maar het was wel waar. Deze vreemdeling had haar leven al genoeg op zijn kop gezet.

‘Trouwens, heb je nog iets voor hem wat hij kan dragen, of zal ik wat van mijn kleren langsbrengen? Het is belangrijk dat hij goed warm blijft.’

‘Ik denk dat ik nog wel het een en ander heb liggen dat hem past.’ Karl was de laatste man die bij haar had gelogeerd, en die had van alles laten slingeren.

Zich half omdraaiend, kreeg ze de schrik van haar leven toen ze de man tegen de deurpost van de keukendeur zag leunen. Hoelang had hij daar staan luisteren, en wat had hij allemaal gehoord? Hij had een waakzame blik in zijn ogen, die haar deed denken aan een angstig dier.

Zonder die wollen deken zag hij er trouwens helemaal dierlijk uit: zijn lenige lichaam met de gespierde armen, het volle haar op zijn borstkas, dat doorliep tot het elastiek van zijn grijze boxershort waarin zijn mannelijke vormen prachtig uitkwamen.

Nina’s wangen gloeiden. Ze schraapte haar keel. ‘Ik, eh… zei net de dokter gedag.’

Zijn intense blik bleef op haar gezicht gericht. ‘Kan ik van het toilet gebruikmaken?’ vroeg hij kortaf.

‘O…’ Haar wangen kleurden nog dieper rood. ‘De gang door, eerste deur rechts,’ zei ze, wijzend naar de deur. Ze keek hem na toen hij zich wankelend in de richting van het toilet begaf. Bezorgd keek ze over haar schouder naar Dave.

Die grinnikte. ‘Zijn nieren werken in ieder geval nog. Dat is toch een goed teken?’

De psychiater was een onvervalste optimist, stelde Nina vast. ‘Redt hij het wel alleen?’ vroeg ze bezorgd.

‘Wil je dat ik nog even wacht tot hij terug is?’

‘Graag. En zou je hem dan de logeerkamer willen wijzen, dan maak ik daar alvast het bed op.’ Zo zou ze hem niet de hele avond hoeven te zien. Af en toe even om het hoekje kijken of het goed met hem ging, zou genoeg moeten zijn. In ieder geval was dat beter voor haar zenuwen!