12
05/03/2008
‘Rechercheur Dunning heeft alles wat ik je kan vertellen al gehoord,’ zei Simon tegen rechercheur Coral Milward. Dunning zat naast haar, zijn armen om zich heen geslagen alsof hij een dwangbuis aanhad. Hij stonk naar dezelfde zure zeewieraftershave die hij gister ophad – zijn versie van een chemisch wapen, dacht Simon.
Dunning had Simon en Charlie de avond ervoor ondervraagd, samen en apart. De verhoorkamer werd steeds smeriger. Deze was niet veel groter dan een wc-hokje en had een harde, gevlochten vloerbedekking die eruitzag als een borstel. Aan de randen was het verkleurd tot een roestig bruin, ruwe haren staken omhoog langs twee donkere gaten in het midden. De kamer was naast lelijk ook nog eens te heet. Ze zaten allemaal te zweten, Simon nog het meest. Het maakte hem niet uit. Ook wat stank betrof wilde hij alles geven wat hij had.
‘We hoeven het er niet nog eens over te hebben,’ zei hij. ‘We hebben je allebei al alles verteld wat we weten.’ Hij was zich sterk bewust van de details die Charlie niet vrijwillig had prijsgegeven: het portret dat Mary Trelease had gemaakt van een dode vrouw genaamd Martha Wyers, en Ruth Bussey’s slaapkamermuur. Simon wist dat haar zwijgen het gevolg was van schaamte. Er bestond waarschijnlijk geen enkel verband tussen Martha Wyers en de moord die Dunning en Milward moesten onderzoeken; Charlie wilde niet dom overkomen en ze zat er al helemaal niet op te wachten om een stel vijandige onbekenden te vertellen over Bussey’s verzameling van Charlies wederwaardigheden.
Simon voelde zich ongemakkelijk bij zijn aandeel in de leugen. Zelfs een klootzak als Neil Dunning had het recht zijn baan ongehinderd uit te oefenen. Maar aan de andere kant, als Dunning ooit interesse in Bussey en Trelease zou krijgen, zoals Simon hem nu al zo vaak op het hart had gedrukt, dan kwam hij zelf wel achter het verhaal van Martha Wyers en dan kon hij de knipselmuur van Bussey met eigen ogen bekijken. Dan moest hij zelf maar bepalen of ze belangrijk waren.
Gisteravond wilde Dunning het alleen maar hebben over Simons ‘ongewone’ gedrag op maandag. Hij volhardde in deze omschrijving, zelfs nadat Simon hem had uitgelegd dat hij regelmatig te ver ging. Grappig, wat je zoal meemaakt. Hij had nooit gedacht ooit in een ander politiebureau zijn verklaring te moeten geven aan een collegarechercheur, om te bewijzen dat ongewoon gedrag onderdeel van zijn karakter uitmaakte en dat het nog nooit tot een gewelddadige dood had geleid.
Simon wist dat Dunning hem niet zag als Gemma Crowthers moordenaar, maar Dunning wilde wel dat hij dat dacht. Coral Milward was een onbekende aanwezigheid, een dikke vrouw van middelbare leeftijd met kort blond haar, drie dunne gouden kettingen om haar hals en gouden ringen met roze cameeën van vrouwen aan drie vingers. Waarschijnlijk koraal, dacht Simon, ter ere van haar naam. Dit was zijn eerste kennismaking met rechercheur Milward. Anders dan Dunning glimlachte zij veel. Ze glimlachte nu ook. ‘Vraag jij dan nooit aan je getuigen om hun verhaal te herhalen?’ vroeg ze met een licht Zuidwest-Engels accent.
‘Ik ben blij dat je “getuige” zegt en niet “verdachte”.’
Nog een glimlach. ‘Ik probeer tactvol te zijn. Ik wil je graag een foto laten zien.’
‘Van Len Smith?’ vroeg Simon.
‘Nee.’
‘Laat me een foto van Len Smith zien, dan kan ik jullie vertellen dat de man die jullie kennen als Len Smith in werkelijkheid Aidan Seed heet.’
Milward twijfelde even en zei toen: ‘We hebben geen foto van Len Smith.’
‘Er is geen Len Smith. Hebben jullie Seed al gevonden? Hebben jullie al naar hem gezocht?’ Simon voelde zich alleen maar zo alert en in vorm als hij werd aangevallen; hij kon er maar beter het beste van maken. Dat was zijn leven: vervolging overwinnen. Het is niet zo moeilijk om vervolging te ontdekken, als je er maar goed naar zoekt.
Milward bekeek haar aantekeningen. ‘Aidan Seed. De lijstenmaker.’
‘De Aidan Seed die Gemma Crowther heeft vermoord. De enige Aidan Seed die ik ken, de Aidan Seed over wie ik me helemaal schor praat.’ Simon kon het niet laten om eraan toe te voegen: ‘Als ik nog een Aidan Seed kende, had ik dat wel verteld. Om verwarring te voorkomen. Laat me jouw foto maar zien.’
‘Dat zal ik doen,’ zei Milward. ‘Je had gelijk over Seeds auto, overigens. Die stond voor het huis van Gemma Crowther.’
‘Daar blijft hij ook staan,’ zei Simon. ‘Seed komt hem niet meer halen.’ Hij hoorde Charlie zuchten. Ze had er een hekel aan als hij de profeet speelde. ‘Als ik zou moeten gokken, dan zou ik zeggen dat hij nog steeds in Londen is: geen betere plek om te verdwijnen tussen de mensen. Bovendien verwacht hij waarschijnlijk dat jullie alleen in zijn eigen omgeving naar hem zoeken of misschien in havens en op vliegvelden, St.-Pancras…’
‘Genoeg,’ Milward onderbrak hem. ‘Ervan uitgaande dat je gelijk hebt en Seed onze moordenaar is, waarom zou hij dan zijn auto hebben laten staan? Punt een, hij moet toch weggekomen zijn, en punt twee, waarom zou hij bewijs achterlaten van zijn aanwezigheid terwijl hij makkelijk de auto mee had kunnen nemen? Dan hadden we er nooit iets vanaf geweten.’
Simon telde ze af op zijn vingers. ‘Punt een, hij had de auto niet nodig als hij naar de stad is gegaan – niemand rijdt vrijwillig het centrum van Londen in. We weten dat Seed dat in ieder geval niet doet – daar heb ik zelf op maandagavond het bewijs van gezien. Controleer de beveiligingsbeelden maar tussen Ruskington Road en metrostation Highgate – hij moet een halfuur na de moord op Gemma Crowther een station in gelopen zijn, of een bus gepakt hebben op Muswell Hill Road.’
‘Simon,’ mompelde Charlie, ‘dat weet je niet zeker.’
‘Twee, ik ben het met je eens dat zijn auto bewijs is van zijn aanwezigheid op de plek van de moord, wat twee dingen kan betekenen. Of hij hoopt dat jullie hem als vermist opgeven, misschien zelfs wel dood verklaren, als tweede slachtoffer van de moordenaar…’
‘Beetje vergezocht, vind je niet?’ fronste Milward.
‘Ik ga zelf ook meer voor de tweede optie: hij wist dat hij hoog op de lijst van verdachten zou staan zodra Gemma Crowther werd gevonden, of hij de auto nu liet staan of niet.’
Dunning wreef over zijn neus. Milward keek weer opgewekt – een blij varkentje.
‘Ik heb gelijk, of niet?’ zei Simon. ‘Er is een verband tussen Aidan Seed en Gemma Crowther. En dat hadden jullie nooit zo snel gevonden als ik jullie niet Seeds naam had gegeven.’
Stilte aan de andere kant van de tafel.
‘Het is al goed,’ zei hij. ‘Geen dank. Hoelang gaan jullie nog wachten voor jullie Seeds auto onderzoeken? Of hebben jullie die al in beslag genomen?’
‘Laten we hier verder geen woorden aan vuilmaken,’ zei Milward. ‘Je weet dat ik je niets kan vertellen. Maar ik ben erg geïnteresseerd in jouw ideeën.’
Simon had er schoon genoeg van. ‘Als er een link is tussen Seed en Crowther, zit daar dan ook het motief voor de moord in?’
Milward liet haar tong over haar onderlip glijden en zei: ‘Laten we er, hypothetisch, eens van uitgaan dat dat zo is.’
‘Crowther kan het niet geweten hebben,’ zei Simon. ‘Zij kende hem als Len Smith, ze nodigde hem uit bij haar thuis. Ze wist niets van de link die hem een reden gaf om haar dood te willen hebben. Haar vriendje wist het ook niet – alleen Seed wist het.’
‘Is dat nou leuk, in dat droomwereldje van jou?’ zei Dunning ongeduldig, met zijn croupiersogen op hem gericht, ogen die het allemaal al eens hadden meegemaakt: het ergste wat de mensheid te bieden had. ‘Gemma kende Aidan Seed, of niet. Als ze hem kende, dan was er geen enkele reden voor hem om zijn naam te veranderen. Als ze hem niet kende, waarom dan al die moeite?’
‘Kom, zo dom ben je toch niet,’ zei Simon. ‘Of misschien ook wel. Het is mogelijk om een naam te kennen zonder ooit het gezicht erbij te hebben gezien.’
‘We hebben geen enkele reden om aan te nemen dat Gemma Aidan Seeds naam kende, en daarom ook geen enkele reden om te denken dat hij hem zou veranderen,’ zei Dunning. ‘Dat is punt één.’ Hij tikte met zijn vinger op tafel. ‘Punt twee: zelfs als Aidan Seed en Len Smith een en dezelfde persoon zijn, en dat is nogal een punt van onzekerheid, hoe weet je dan dat Gemma Crowther en Stephen Elton daar niet van op de hoogte waren?’ De blik waarmee hij Milward aankeek, suggereerde dat hij graag een antwoord van haar zou krijgen als Simon er geen kon bieden. ‘Punt drie: je zei dat je Aidan Seed in Friends House had gezien op maandagavond – dat betekent nog niet dat hij Len Smith is. Dat kunnen best twee verschillende mensen zijn – misschien waren ze er wel allebei.’
‘Je hebt een verband tussen Seed en je slachtoffer gevonden.’ Simon richtte zijn antwoord tot Milward. ‘Seeds auto stond voor haar huis geparkeerd. Niet die van Len Smith. Seed deed zich voor als quaker om zo dicht genoeg bij Crowther in de buurt te komen om haar te kunnen vermoorden.’
‘Tenzij hij tegen jou heeft gelogen,’ zei Dunning. ‘Je vertelde dat Ruth Bussey meeluisterde toen hij zei dat hij niet in God geloofde.’
‘Ja. Dus?’
‘Wist je dat Ruth Bussey’s ouders streng evangelische christenen zijn?’
‘Nee.’
‘Ja,’ zei Charlie.
‘En dat ze hen nooit meer spreekt of ziet, al jaren niet meer?’
‘Ja.’
‘Nee,’ zei Simon weer. Hij maakte Dunning er vast dolgelukkig mee.
Waarom had Charlie hem dat goddomme niet verteld? Ze dacht waarschijnlijk dat Ruth Bussey’s familieachtergrond er helemaal niets mee te maken had. Ze hadden te veel om te bespreken de avond ervoor en die ochtend, niet in de laatste plaats of ze hun carrières geen onherstelbare schade hadden aangedaan. Het was niet bepaald een troost dat ze niet officieel geschorst waren. Ze hoefden allebei niet op het werk te verschijnen zolang ze rechercheur Dunning ‘assisteerden’ bij zijn onderzoek; het officiële gedeelte zou pas komen als dat onderzoek was afgerond.
‘Als jij een vriendin had die haar religieuze afkomst de rug heeft toegekeerd, zou jij dan niet tegen haar liegen als je in je vrije tijd met quakers rondhing?’ vroeg Dunning. ‘En nog erger zelfs: als je er zelf een was, of overwoog om je aan te melden?’
‘Aanmelden?’ zei Milward. ‘Het is niet het leger, Neil.’
‘Dus je bent geïnteresseerd in Ruth Bussey,’ zei Simon. ‘Ik dacht dat je de naam niet eens had opgeslagen. Weet je waar ze is? Ver weg van Seed: daar moet je gaan zoeken. Hij is gevaarlijk, hij is geen quaker. Hij speelde een rol. Nepnaam, nepgeloof. En waarom Len Smith? Is er soms een Len Smith in Seeds verleden? Hebben jullie dat onderzocht?’
‘Nee, dat hebben we niet,’ zei Dunning. Milward keek ongemakkelijk als Dunning sprak, en omgekeerd. Was dat gewoon competitie?
‘Is er nog iemand anders dan Seed die een reden had om Crowther dood te willen hebben?’ vroeg Simon.
‘Daar kan ik geen antwoord op geven,’ zei Milward terwijl ze hem een makkelijk te ontkennen knikje toespeelde. Of beeldde hij zich dat maar in?
‘Het vriendje, Stephen Elton – waarom ging hij niet met Crowther mee naar huis na die quakerbijeenkomst? Ze woonden toch samen? Als hij achterbleef om op te ruimen, zouden Crowther en Len Smith dan niet op hem hebben gewacht, zodat ze samen naar huis konden? Hadden Seed en Crowther soms een affaire? Is Elton daarachter gekomen?’
Milward vouwde haar armen over elkaar, ze wachtte tot hij klaar was met vragen stellen.
‘Wat is Stephen Eltons alibi tussen het einde van de bijeenkomst en middernacht? Het kost geen twee uur om wat stoelen in elkaar te klappen en naar Muswell Hill te komen op dat tijdstip van de avond.’
‘Niet?’
‘Jullie weten niet waar hij was die avond,’ zei Simon. ‘Jullie zien hem als verdachte – het is meestal iets in de huiselijke sfeer als het geen drugsgerelateerde afrekening is. Dus hij had ook een motief om Crowther te vermoorden, of niet?’
‘Neem het hem maar niet kwalijk,’ zei Charlie tegen Dunning. ‘Hij kan het niet helpen.’
‘Ik wil graag alles weten wat je me over Seed kunt vertellen.’ Milward begon zich te gedragen alsof ze alleen met Simon in de kamer zat. ‘Jij hebt hem ontmoet. Wij niet. Vergeet zijn auto voor Gemma’s huis, vergeet de quakers en zijn valse naam – wat kun je me over hem zelf vertellen? Is hij een moordenaar?’
‘Dat weten we niet,’ zei Charlie. ‘Dat weet Simon niet.’ Klonk er nou voldoening in haar stem? ‘Hij heeft ons allebei verteld dat hij een vrouw heeft vermoord die nog leeft. Zijn vriendin lijkt bij tijd en wijle doodsbenauwd voor hem te zijn, hoewel ze erop blijft hameren dat hij nooit een vlieg kwaad zou doen. Dit hebben we jullie al verteld…’
‘Ik geloof dat Seed een moordenaar is,’ zei Simon. ‘Goed, ik weet het niet zeker. Maar hij heeft een moord in zo veel details aan mij omschreven, te gedetailleerd om te verzinnen, dacht ik toen ik het hoorde. Maar Mary Trelease leeft nog, dus is Seed ook een leugenaar, of hij is gek. Als hij een leugenaar is, dan is hij er eentje van het beste soort.’
‘En wat voor soort is dat?’ vroeg Milward.
‘Het soort dat leugens moeiteloos met de waarheid verweeft en dat verwacht dat je de leugen wel herkent, maar niet kunt zien waar de waarheid begint. Hij heeft nog een vrouw vermoord, misschien wel meer dan een, voor hij Gemma Crowther vermoordde. Misschien is hij ook nog van plan om Ruth Bussey en Mary Trelease te vermoorden. Daarom moeten jullie hem vinden.’
‘Aidan Seed de lijstenmaker. Jullie hebben met zijn tweeën zijn werkplaats bezocht op maandagmiddag.’
‘Waarom blijf je dat herhalen?’ vroeg Simon. ‘Denk je soms dat hij geen lijstenmaker is?’
‘Hoe zit het met die foto die je ons wilde laten zien?’
‘Daar komen we zo op,’ zei Milward. Ze keek naar Charlie, die de vraag had gesteld. ‘Ik begrijp jouw rol in dit geheel niet. Je maakte je zorgen om Ruth Bussey nadat ze naar je toe was gekomen, maar je nam haar verklaring niet af. Toen kwam je erachter dat Aidan Seed ook langs was geweest en dat hij met een rechercheur had gesproken…’
‘Chris Gibbs,’ zei Simon vermoeid.
‘Juist. Gibbs en rechercheur Waterhouse hebben allebei naar Seeds verhaal gekeken, en rechercheur Waterhouse heeft het resultaat van hun onderzoek met Seed besproken. Einde verhaal, en zelfs als dat het niet was lag de zaak bij de afdeling Moordzaken. Waarom ben je maandagochtend dan naar het huis van Mary Trelease gegaan, in plaats van naar je werk?’
‘Ik ging erlangs op weg naar mijn werk,’ corrigeerde Charlie. ‘Ik wist dat Ruth Bussey bang was…’
‘Maar toch nam je geen verklaring af,’ zei Milward.
‘Ze rende weg voor ik de kans kreeg. Ik had een slecht gevoel bij wat ze me had verteld, en na het met Simon te hebben besproken had ik een slecht gevoel bij de hele zaak. Ik wilde Mary Trelease met eigen ogen zien om te horen wat ze te zeggen had.’
Milward keek naar haar aantekeningen. ‘Een gesprek dat je het gevoel gaf dat Aidan Seed iemand had vermoord, maar uiteraard niet mevrouw Trelease.’
‘Dat klopt. Ze zei: “Niet mij”. Ze impliceerde duidelijk dat hij iemand had vermoord. Luister, kunnen jullie op zijn minst vertellen wat er wordt gedaan om Ruth en Mary te vinden? Sam Kombothekra is bij ze langs geweest en ze waren allebei niet thuis.’
‘Weet Proust dat inspecteur Kombothekra klusjes voor jullie doet in plaats van zijn eigen werk?’ vroeg Milward. ‘Misschien moet ik dat maar eens aan hem vragen.’
Charlie was stil.
‘Misschien gaat het er in de provincie anders aan toe, maar in Londen werken agenten aan de zaken die hun zijn toegewezen, niet aan wat ze zelf leuk vinden. Zover ik weet, maar corrigeer me als ik het fout heb, heeft jullie hoofdinspecteur geen opdracht gegeven om Bussey, Seed en Trelease te ondervragen, laat staan om ze te volgen… Met name Trelease. Zelfs jij, rechercheur Waterhouse, zult mij niet zomaar kunnen overtuigen dat ze van belang is voor mijn zaak.’
‘Zo dom kun je toch niet zijn,’ zei Simon. ‘Ruth Bussey en Aidan Seed delen een obsessie voor Mary Trelease. Als zij er iets mee te maken hebben, dan heeft zij er ook iets mee te maken. Je kunt haar niet zomaar terzijde schuiven. Zoek maar naar een verband tussen Trelease en Gemma Crowther, als je dat al niet had gedaan.’
‘Dus nu heeft Mary Trelease Gemma Crowther vermoord?’ zei Dunning. ‘Kies toch eens, man.’
‘Dat zeg ik helemaal niet.’ Simon keek op naar Milward. ‘Snapt hij het, of is hij te stompzinnig om het te volgen? Als een man zegt dat hij een vrouw heeft vermoord, en er dan nog een vermoordt, dan zou mijn eerste vraag zijn: wat is het verband tussen die twee vrouwen?’
Niemand had ooit aan Olivia Zailer gevraagd om haar minst favoriete woorden te noemen, maar hadden ze dat wel gedaan, dan hadden ‘logica’ en ‘onderzoek’ daar zeker bij gehoord, aangezien die woorden de suggestie van tijd en moeite wekten. En toch was ze ondergedompeld in beide en ze had er nu zelfs lol in. Het gebrek aan interessante tv-programma’s hielp natuurlijk, evenals de cocktails met frambozenlikeur. Olivia dacht niet dat ze haar hersens te veel beïnvloedden.
Er was geen Wikipediapagina over Martha Wyers; de onlinewereld leek zich er niet van bewust dat ze ooit had geleefd of dat ze was gestorven. Olivia kon niets vinden over Wyers’ moord of zelfmoord, wat het ook was. Ze had wat bevriende literair journalisten gebeld, maar die wisten ook niets. Een paar zeiden wel dat de naam hun ‘vaag bekend’ voorkwam, maar dat klonk zo weinig overtuigend dat Olivia niet zeker wist of ze hen wel moest geloven; waarschijnlijk wilden ze gewoon niet toegeven dat er een auteur was van wie ze nog nooit hadden gehoord, want misschien had ze wel net een prijs gewonnen of het grootste contract in de geschiedenis getekend voor haar laatste boek.
De website van Amazon wist in ieder geval wel wie Martha Wyers was. Ze had slechts één boek gepubliceerd, IJs op de zon, in 1998. Het was niet te koop, zelfs niet als tweedehands boek; het werd niet meer gedrukt. Moet wel heel erg geflopt zijn, dacht Liv. Er stond een interessante korte samenvatting, maar die was niet zo interessant als het enige lezerscommentaar, gedateerd op 2 januari 2000, van ene Senga McAllister: een vijfsterrenbeoordeling met vier paragrafen vol lof over de rauwe, brandende schoonheid van het boek.
Liv kende Senga. Ze hadden kort samengewerkt voor Liv freelance aan de slag ging. Senga werkte nog steeds bij The Times en kende zowel Liv als Martha Wyers nog. Ze wist niets van Martha’s dood maar verklaarde dat ze niet verbaasd was. Haar eerste vraag was: ‘Heeft ze zelfmoord gepleegd?’
Zelfmoord dus, dacht Liv terwijl ze nog een keer de aanbeveling voor IJs op de zon las. Definitief. Rauwe, brandende zelfmoord. Geen moord.
Ze wachtte op een e-mail van Senga met de tekst van een artikel uit de The Times dat ze jaren terug had geschreven, met een interview met Martha Wyers. Voor ze haar boek had gelezen had Senga Martha ontmoet en geïnterviewd. Ze dacht dat ze zo iemand was die ooit wel eens zelfmoord zou kunnen plegen. Olivia glimlachte, ze voelde zich een echte detective.
Ze kreeg een melding dat er nieuwe mail voor haar was, en ze klikte die aan. Ze begon te lezen wat Senga haar had gestuurd en zag dat het incompleet was: een kop, een introductiealinea, dan een open regel, dan een stuk tekst over Martha Wyers.
Wat als…? Ze probeerde het idee uit haar hoofd te zetten maar dat lukte haar niet. Ze stompte in de lucht als teken van overwinning, en beeldde zich in dat ze nu al gelijk had gekregen. God, wat was ze slim! Tijd voor een overwinningscocktail terwijl ze wachtte op Dom. Nee, nog niet. Eerst de belangrijker zaken. Laat niemand Olivia Zailer ervan beschuldigen dat ze een dringende behoefte aan een roze drankje boven de onbaatzuchtige zoektocht naar de waarheid stelt. Ze stuurde Senga een e-mail met de vraag of ze het hele artikel mocht zien. Ze kon het altijd proberen. Als ze ongelijk had, dan hoefde Charlie daar niets van te weten.
‘Jij hebt wel genoeg in de schijnwerpers gestaan,’ zei Milward tegen Simon, waaruit hij afleidde dat ze er niet aan hadden gedacht om Gemma Crowther aan Mary Trelease te koppelen. Dom. Ze vond het niet leuk dat hij haar zo noemde. Jammer dan. ‘Brigadier Zailer, heb jij inspecteur Kombothekra gevraagd om bij Ruth Bussey en Mary Trelease langs te gaan?’
‘Ja, dat heb ik inderdaad,’ zei Charlie. ‘Als je het aan hoofdinspecteur Proust vertelt, geef dan wel mij de schuld en niet Sam. Ik heb hem weinig keuze gelaten. Ik heb hem ervan overtuigd dat hij Aidan Seed met een mes op hun keel zou aantreffen.’
‘Je vreemde methodes zijn legendarisch,’ zei Milward. ‘Zo hoor ik dat je ook seks hebt met moordverdachten.’
‘Dat heb je dan verkeerd gehoord,’ zei Charlie. ‘Ik vermoed dat je doelt op die serieverkrachter met wie ik een tijdje ben geweest. Niemand heeft hem ooit van een moord verdacht. En bovendien was het geen serieuze relatie, het was maar voor de lol.’
Simons spieren trokken samen. Waarom kon ze hier nou nooit mee ophouden?
‘Ik snap het,’ zei Milward glimlachend. ‘Mijn excuses.’
‘Je had het over een foto,’ zei Charlie. ‘Waar is die? Ik wil hem wel zien.’
‘Dat komt wel.’
‘Waar wacht je op? Is het al eens bij je opgekomen dat als je eerlijk tegen ons zou zijn in plaats van je spelletjes te spelen, we misschien nog echt ergens zouden komen?’
‘Hoe laat ben je maandagavond bij Ruth Bussey vertrokken?’
‘Daar gaan we weer. Halftien.’
‘En daarna ben je naar huis gereden.’ Milward las voor uit haar aantekeningen. ‘Rechercheur Waterhouse voegde zich om iets over halfelf bij je in jouw huis, en met zijn tweeën hebben jullie daar de nacht doorgebracht.’
‘Ja.’
Milward en Dunning zouden zich wel afvragen hoe Simon het vond om zijn bed – zijn leven – te delen met een ex-geliefde van een van de ziekste psychopaten in het Britse gevangenissysteem. Hij vroeg het zich zelf ook af.
‘En toen, op dinsdagochtend, belde je naar je werk om je ziek te melden. Waarom?’
‘Ik voelde me ziek, en daarna voelde ik me weer beter.’
‘Goed genoeg om een dagje naar Londen te gaan,’ zei Milward sarcastisch.
‘Ja. Ik had zin om een dagje te winkelen. We hebben geen echte winkels in Spilling, alleen een paar rare winkeltjes waar je beschilderde maskers kunt kopen.’
‘Hoe ben je hier gekomen?’
‘Met de trein, zoals ik gisteren al zei. Mijn antwoorden gaan echt niet veranderen.’
‘Je pakte de stoptrein – de vijf over negen van Rawndesley naar King’s Cross?’
‘En kwam om vijf voor elf aan. Ja.’
‘Wat heb je gedaan in Londen?’
‘Voor de derde keer, ik ben ’s ochtends naar een paar galeries geweest en ’s middags naar mijn zus. Toen belde Simon en vertelde me over deze shit en ben ik hiernaartoe gekomen.’
‘Deze shit, zijnde de moord op Gemma Crowther?’ Milward leunde voorover. ‘Ben je altijd zo luchthartig over de dood van jonge vrouwen?’
‘Nee. Alleen op woensdagen.’
‘Mijn probleem, brigadier Zailer, is dat ik niet met Ruth Bussey heb gesproken. Misschien lieg je wel over het tijdstip dat je bij haar wegging. Hoe weet ik nu zeker dat je niet op maandagavond al naar Londen bent gereden?’
‘En Gemma Crowther heb vermoord, bedoel je? Waarom zou ik een vrouw willen vermoorden van wie ik tot gistermiddag nog nooit had gehoord? O, en ik vermoord geen mensen. Hoewel ik niets liever zou willen.’
‘Rechercheur Waterhouse, je verloofde werd aangetroffen in de buurt van Gemma’s huis, starend door haar raam, slechts een paar uur voor ze werd vermoord. Laten we eens zeggen dat je wel op maandagavond van Spilling naar Londen bent komen rijden…’
‘Doe dat vooral, maar dat heb ik niet gedaan.’
‘Dan kon je geen alibi voor rechercheur Waterhouse geven, of wel? Als je niet thuis was, dan weet je ook niet of hij om elf uur thuis was. Als hij niet om elf uur thuis was, dan betekent dat dat hij pas na halftien bij Muswell Hill is weggereden. In het pathologisch rapport staat dat Gemma Crowther niet vroeger dan tien uur is gestorven. Snap je waar ik heen wil?’
‘Laat me eens denken: ik lieg om Simon te beschermen, omdat ik weet dat hij Gemma Crowther heeft vermoord. Is dat het? Of ik ben voor halftien bij Ruth weggegaan, ben naar Londen gereisd en heb zelf Crowther vermoord?’
‘Dit is echt onzin,’ zei Simon. ‘Ik bekijk de beveiligingsbeelden zelf wel als jullie dat willen, aangezien ik bij mijn eigen werk toch niet terecht kan. Ik zal jullie genoeg zwart-witbeelden aanleveren om te bewijzen dat we waren waar we zeggen dat we waren.’
‘Dan moet je niet die foto van mij meenemen waar ik een sigaret sta te roken naast dat niet-rokenbord op het station van Rawndesley,’ zei Charlie. ‘Straks vertellen ze het nog door.’
‘Naar welke galeries ben je geweest?’ vroeg Milward.
‘Ik heb niet op de namen gelet. Ik keek gewoon wat rond. O – volgens mij heette er een TiqTaq. Maar de rest weet ik niet meer, sorry.’
‘Vertel ze nou gewoon de waarheid, in godsnaam,’ zei Simon, hij was haar houding en spelletjes zat. ‘Ze heeft geluncht met een advocaat genaamd Dominic Lund.’
‘De vriend van mijn zus,’ zei Charlie snel, glimlachend. ‘Hij heeft gelijk. Ik heb geluncht met Dommie bij Signor Grilli, een Italiaans restaurant op Goodge Street.’
‘En waarom heb je daar precies over gelogen?’ zei Milward.
‘Dat ligt nogal gecompliceerd. De vriend van mijn zus?’ Charlie keek haar betekenisvol aan. ‘Dat hoef ik toch niet uit te leggen?’
Simon staarde naar het rafelige tapijt onder zijn voeten. Waar had ze het godverdomme over? Dommie?
‘Dus je hebt geen galeries bezocht?’ zei Milward.
‘Ja, dat heb ik wel. Na de lunch.’
‘Mary Trelease is kunstenares. Aidan Seed is lijstenmaker.’
‘Dat weet ik.’
Milward likte langs haar voortanden. Uiteindelijk zei ze: ‘Ik geloof niet dat je je dinsdagochtend niet goed voelde. Ik geloof niet dat je bij Signor Grilli geluncht hebt met Dominic Lund, hoewel hij vast de vriend van je zus is en je wellicht zeker weet dat hij daar was tijdens de lunch. Ik geloof eigenlijk ook niet dat je je hele maandag hebt besteed aan je obsessie met Aidan Seed, Ruth Bussey en Mary Trelease, terwijl je eigenlijk naar je werk moest, om je de volgende dag ineens te realiseren dat je zin had in een dagje Londen.’ Milward sloeg met haar platte hand op tafel. ‘Ik weet wanneer twee mensen liegen en jullie zijn er twee.’
‘Briljant,’ mompelde Simon. ‘Kunnen we ooit nog weg uit deze kamer?’
‘Misschien moeten we even pauze nemen,’ zei Dunning tegen Milward.
‘De foto.’ Charlie deed haar best om zo hard mogelijk te gapen.
‘O, dat. Ik was het bijna vergeten.’ Milward haalde een grote foto uit haar map en gooide hem op tafel.
Simon wist in eerste instantie niet goed waar hij naar keek. Maar toen zag hij het, hij moest zijn ogen afwenden. Het was een tijd geleden dat hij dat moest doen. Hij was gewend geraakt aan de nare beelden die zijn baan met zich meebracht, maar dit was veel erger. Hij voelde Charlie verstijven in de stoel naast hem.
De foto was van een mond. Opengesperd. Die van Gemma Crowther, dacht Simon. Na haar dood. Haar boven- en onderlip waren aan beide kanten opengesneden, teruggetrokken en aan haar gezicht geniet. Symmetrisch, vijf duimbreedtes aan elke lip. Bijna al haar tanden waren weggeslagen en vervangen door schilderijhaakjes, die in het tandvlees van haar boven- en onderkaak waren geslagen. Het zag eruit alsof ze zo netjes mogelijk geplaatst waren, als kleine gouden tanden.
Simon hoorde Charlie zeggen: ‘Je zei dat ze was doodgeschoten.’
‘Dat is ze ook,’ zei Milward. ‘Hij heeft dit na haar dood gedaan. Vraag me niet waarom. Misschien wilde hij – of zij, als de moordenaar een vrouw is – een lijstenmaker verdacht maken.’
‘Jezus!’ zei Charlie. ‘Weten jullie al iets? De man die dit gedaan heeft is echt ziek in zijn hoofd – jullie moeten hem pakken, niet je tijd met ons verdoen.’
‘Waar komen ze vandaan?’ vroeg Simon langzaam. ‘Die schilderijhaakjes en die spijkers. Heeft hij die meegenomen, of…’
‘Of?’ Milward wachtte, haar wenkbrauwen opgetrokken.
‘De schilderijen aan de muur, in Crowthers flat. Hingen die er nog toen jullie er waren?’
‘Welke schilderijen, rechercheur? We hebben je al meerdere keren gevraagd om de kamer voor ons te omschrijven. Je zei dat je niet zeker wist of er schilderijen hingen.’
‘Zeg op,’ snauwde Simon. ‘Hingen die schilderijen nog aan de muur.’
‘Nee,’ zei Milward. ‘Er hingen alleen een paar foto’s in het appartement van het gelukkige paar. Die waren in alle kamers naar beneden gehaald en stonden tegen de muren en het meubilair aan. Er zaten alleen maar gaten in de muur. Geen spijkers, geen haakjes.’
‘Dus – hij heeft haar doodgeschoten en toen haar tanden eruit geslagen met een… wat? Een hamer?’
‘Waarom zeg je dat?’ vroeg Milward.
‘Ik zou een hamer gebruiken om een schilderij op te hangen. Dat is wat hij gebruikt heeft.’ Simon knikte bij zichzelf. ‘Hoe heeft hij haar lippen zo gesneden? Met een stanleymes? Ik zag er een liggen in Seeds werkplaats.’ Hij stopte om adem te halen. ‘Hij haalde alle foto’s van de muur, verzamelde de haakjes en de spijkers en hamerde ze in haar lippen en tandvlees. Waarom? Wat was er zo speciaal aan haar mond?’
‘Dat is de verkeerde vraag,’ zei Charlie terwijl ze opstond. Simon zag dat de achterkant van haar shirt donker was van het zweet. ‘Hoeveel foto’s stonden er tegen de muur? Hoeveel haakjes en spijkers zaten er in Gemma Crowthers mond? Kloppen die aantallen?’
Milward keek naar Dunning, zijn gezicht werd rood. ‘Dat moet in het dossier staan,’ zei hij. Ze gaf hem de stapel papieren en hij begon er doorheen te bladeren, zijn ergernis werd steeds duidelijker voelbaar naarmate de stilte langer werd.
‘Je weet niet hoeveel haakjes ze heeft gebruikt voor de foto’s,’ zei Simon.
‘Heb je ooit een schilderij opgehangen?’ vroeg Charlie. ‘Een foto, of iets anders in een lijst?’
‘Ja,’ loog Dunning, hij voelde de hitte over zijn rug omhoogkomen. Hij had ooit wel eens wat posters aan de muur geplakt, maar dat was het wel.
‘Jij ook, neem ik aan?’ zei Charlie tegen Milward.
Ze knikte. ‘Ik doe nooit meer dan één haakje. Ik heb nog nooit een schilderij opgehangen dat zo zwaar was dat ik er twee nodig had.’
‘Het heeft niets met zwaar te maken,’ zei Dunning, met een dodelijke blik naar zijn compagnon. ‘Als je twee haakjes gebruikt dan is de kans groter dat het schilderij recht hangt, zeker als het een groot schilderij is.’
‘Ik denk dat er een schilderij mist,’ zei Charlie. ‘Ik denk dat dat het motief van de moord is – dat is waarom de moordenaar haakjes en spijkers gebruikte om Crowthers gezicht te verminken.’
‘Waarom zou iemand een suffe foto van…?’ begon Milward.
‘Geen foto,’ onderbrak Charlie. ‘Een schilderij. Het heet Abberton. Het is van Mary Trelease.’
‘Dus dit is de tafel waar je aan zat met Dommie.’
‘Puur toeval,’ zei Charlie met een neutrale glimlach. Haar hart zat er niet in. ‘Of misschien is dit wel mijn lusttafel, waar ik al mijn mannen mee naartoe neem.’ Ze waren drie kwartier eerder door Milward vrijgelaten. Charlie had de eerste taxi aangehouden die langsreed en had de chauffeur opgedragen naar Goodge Street te rijden.
De man die Charlie en Lund gisteren had bediend – Signor Grilli zelf? vroeg Charlie zich af – kwam naar hun tafel lopen. In plaats van hun bestelling op te nemen, zei hij: ‘Is goed, ik zie jullie zijn nog niet klaar.’ Hij had net zo goed kunnen zeggen: ‘Ik zie dat jullie te druk bezig zijn met ruziemaken om aan eten te denken.’
‘Is het waar?’ vroeg Simon. ‘Heb je iets met Lund?’
‘Daar ga ik niet eens antwoord op…’
‘Waarom zei je dat dan? Is dat je nieuwe hobby, mij bij zo veel mogelijk mensen voor schut zetten?’
‘Jou? O, jou vonden ze geweldig. Ik was degene die ze haatten.’
‘Je gaf ze ook alle reden om je te haten! Pochen over iets waar je van zou moeten walgen, alsof het iets is om trots op te zijn om het vriendinnetje van een verkrachter te zijn.’
‘Ex-vriendin.’ Charlie deed alsof ze naar het menu keek. De tafels om hen heen waren stilgevallen. Zelfs de achtergrondmuziek leek alsof die opzettelijk ruimtes tussen de tonen liet vallen. Charlie sprak duidelijk, zodat de luistervinken het goed konden horen. ‘Gek – het lijkt wel of ik van het ene naar het andere uiteinde van de schaal ben gegaan. Van een man die seks met vrouwen heeft tegen hun wil in, naar een man die niet met een vrouw naar bed wil, niet eens met zijn eigen verloofde, zelfs als ze hem smeekt…’
‘Als je zo doorgaat ga ik weg.’ Simon duwde zijn stoel naar achteren.
‘Het restaurant uit, of onze relatie?’ vroeg Charlie. ‘Dat ik scherp heb waar je dreigement over gaat.’
‘Wil je een klap in je gezicht?’
‘Dan hebben we tenminste nog iets van lichamelijk contact.’ Het was maar deels een grapje.
‘Als het je uitkomt maak je een vijand van me. Als jij je weer eens kut voelt word ik daar de dupe van. Je wist dat ik nog nooit een schilderij heb opgehangen.’
‘Wat? Niet?’ Charlie lachte. ‘Echt, dat wist ik niet. Jezus, Simon…’
‘Dat wist je wel en je wilde me ontmaskeren, omdat jij ook ontmaskerd was: gedwongen om te pochen over de fout die bijna je leven had verpest, en die dat altijd nog kan doen. Het lijkt wel alsof je het wilt!’
‘Stop.’ Charlie pakte haar menu met beide handen beet. ‘Alleen werd je helemaal niet gedwongen – het was je eigen keuze. Je had ook kunnen zeggen, “Ja, oké, ik heb een fout gemaakt. Maar ik wist niet hoe hij was toen ik iets met hem kreeg.” Waarom kon je dat niet gewoon zeggen?’
‘Waarom schrijf je niet gewoon een script voor me, voor de volgende keer? Dat deed de persvoorlichting twee jaar geleden ook. Ze schreven me voor wat ik moest zeggen.’
‘Dit gesprek heeft helemaal geen zin.’ Simon pakte zijn menukaart en hield die tussen hem en Charlie in. ‘Laten we wat bestellen nu het kan, voor ze ons terugroepen.’
‘Denk je dat ze dat gaan doen?’ Milward en Dunning werden ineens aanlokkelijker; tegen hen waren Charlie en Simon in ieder geval bondgenoten.
‘Dat zou ik wel doen. Wij zijn beter dan zij.’
‘Ik heb geen honger,’ zuchtte Charlie.
‘Waarom zijn we dan hier? Het was je eigen idee.’
‘Ik dacht dat Lund hier misschien zou zitten. Ik hoopte hem te kunnen overtuigen om niet aan Milward te vertellen dat we geen stomend hete seks met elkaar hebben, als ze dat aan hem vraagt. Oké, het was verspilde moeite geweest – Lund bijt nog liever zijn eigen ballen eraf dan dat hij mij helpt, maar aangezien ik toch al zo diep was gezonken vandaag, dacht ik dat ik net zo goed iets verder kon gaan en smeken bij een man die… eruitziet als een roofvogel.’ Ze bedekte haar gezicht met haar handen. Haar eigen stem begon te knagen aan haar zenuwen. Het was niet leuk om aan de verkeerde kant van een verhoor te zitten. Het voelde alsof ze er nog steeds in zat. De tafel en de kamer waren veranderd, maar de sfeer van veroordeling was hetzelfde.
‘Je had ze de echte reden van je lunch met Lund moeten vertellen. Waarom deed je dat niet?’
‘Wat, en ze vertellen dat Ruth Bussey een tentoonstelling over mij heeft ingericht en dat ik naar een advocaat ben gegaan voor hulp om van hem te moeten vernemen dat ik er geen flikker aan kan doen? Ik denk dat ik genoeg publieke vernedering heb ondergaan voor de rest van mijn leven, wat denk jij?’
Simon reikte over de tafel en pakte haar vuist beet. ‘Ze doen onderzoek naar een moord, een van de ziekste. Sommige dingen zijn belangrijker dan je trots.’
‘Mijn wat? Denk je dat ik trots ben? Wat een geweldige rechercheur ben je toch.’ Ze trok haar arm niet weg. Hoe bozer hij werd, hoe verder verwijderd zij zich van hem voelde, alsof zijn reacties niets met haar te maken hadden.
Hij stond op. ‘Ik ga een pizza bestellen. Weet je zeker dat je niets wilt?’
‘Ik neem wel een hapje van jou.’
‘Ik ben verdomme uitgehongerd.’
Ze luisterde hoe hij twee pizza’s met funghis bestelde. Hij had ‘funghi’ moeten zeggen. Simon was geen talenwonder. Toen hij weer ging zitten wees ze hem op zijn fout. ‘Ik had “twee” in ieder geval goed,’ zei hij. ‘Dat was het belangrijkste.’ Hij voelde zich beter, dat zag ze, hoewel ze niets hadden uitgesproken. Omdat hij eten had besteld?
‘Dus. Je hebt echt nog nooit een schilderij opgehangen? Zijn er nog meer dingen die ik niet weet?’
‘Wat wil je weten?’
‘Simon, we zijn verloofd!’
‘Dat weet ik.’
‘Jezus, dit is echt belachelijk! Goed: waar zou je willen wonen als je overal naartoe zou kunnen in de wereld?’
‘Dat weet ik niet. Daar heb ik nog nooit over nagedacht.’
‘Nou, doe dat dan maar.’
‘Meen je dat nou serieus? Ik kan op dit moment alleen maar aan een verminkte mond denken met gouden haakjes als tanden. Je denkt dat Mary Trelease Gemma Crowther heeft vermoord, of niet? Omdat Crowther haar schilderij had, dat ze aan Ruth Bussey had gegeven. Dus wat: Bussey gaf het aan Seed die het weer aan Crowther gaf?’
Charlie wilde er niet over praten, niet nu. Ze wilde hem vertellen dat als zij een plek op aarde uit mocht kiezen, dat ze dan in Torquay zou willen wonen. Ze had er altijd al van gehouden. Ze had er haar eerste en enige vakantieliefde gehad.
Hun pizza’s kwamen verdacht snel, hun temperatuur ergens in het niemandsland tussen koud en warm. Charlie kon het niets schelen en Simon zeker ook niet, dacht ze. Dat hadden ze in ieder geval gemeen, hoewel Simon er meer extreem in was dan zij. Eten was iets wat hij in zijn mond stopte om te kunnen overleven. Het maakte hem niet uit waar het naar smaakte, zolang het zijn honger maar stilde. Vorige week nog had hij zijn uiterste best gedaan om niet in Charlies bijzijn te hoeven eten. Nu leek het hem niet te deren, alsof het heel gewoon was om samen te eten. Net als de vier maagdelijke avonden die ze samen hadden doorgebracht, zag Charlie dit als vooruitgang.
Toen de ober eenmaal weg was, zei ze: ‘Het enige wat ik weet, is dat Mary Trelease zeer beschermend is over haar eigen werk. Of ze beschermend genoeg is om iemand te vermoorden om zo haar werk terug te krijgen; ik heb geen idee, maar die haakjestanden? Dat is het werk van een vrouw.’
‘Daar ben ik het niet mee eens,’ zei Simon terwijl hij als een bezetene reepjes van zijn pizza afscheurde en ze in zijn mond duwde alsof er geen mes en vork voor hem op tafel lagen.
‘Een man zou zo’n idee nooit hebben gehad. Het is te… ingewikkeld.’
‘Dat is het brein van Seed ook. Hij is een vakman. Wat zijn motieven ook zijn, er is niets voorspelbaars aan. Hoe kan het ook? Een man die een niet-bestaande moord bekent. Een atheïst die een geheim leven als quaker heeft…’
‘Misschien infiltreert hij wel in alle grote religies,’ zei Charlie. ‘Misschien is maandag wel gewoon zijn quakerdag, dinsdag zijn hindoe…’ Ze zuchtte, verveeld door haar eigen grap. ‘Ik ga na de lunch terug naar Spilling om met Kerry Gatti te praten. Ik moet iets voor mezelf doen. Zin om mee te komen?’
‘Nee.’
Charlie keek hem aan. ‘Zeg me alsjeblieft dat je niet zo gek bent dat je gaat proberen om bij Stephen Elton in de buurt te komen.’ Ze haalde haar telefoon uit haar tas en zette hem aan, nu ze er bijna helemaal zeker van was dat de ruzie over was. ‘Olivia,’ zei ze terwijl ze naar het bericht van haar zus luisterde. ‘Ze wil dat we langskomen. Ik heb haar gevraagd om zo veel mogelijk over Martha Wyers te weten te komen.’
‘Een naam die je niet aan onze hoofdstedelijke collega’s hebt gegeven,’ zei Simon.
‘Omdat er waarschijnlijk geen verband bestaat.’
‘Dus we gaan niet naar Olivia?’
‘We gaan wel. Ze zegt dat ze iets heeft dat ik wil zien. Hoewel ik moet toegeven dat het verleden me geleerd heeft dat het vast een foto van Angelina Jolies nieuwe baby in de Hello! is. In dat geval sla ik haar dood met een schep.’
‘Na wat we net hebben gezien, heb ik niet zo’n zin in dat soort grapjes.’ Simon was klaar met zijn pizza en ging verder met die van Charlie.
Haar telefoon trilde waardoor hij tegen haar bord sloeg. Ze nam op. ‘Liv?’
‘Dat is het niet,’ zei Sam Kombothekra; zijn vreemde eigenschap dingen te antwoorden als ‘Dat is het’ of ‘Dat deed ik’ in plaats van een eenvoudig ‘Ja’ maakte Charlie altijd aan het lachen. ‘Het is Sam,’ zei hij.
‘Ik had het nooit kunnen denken.’
‘Is Simon bij je?’
‘Uh-huh.’
‘Er gebeuren hier vreemde dingen, Charlie. Ik dacht dat jullie dat allebei wel zouden willen weten. Maar luister, als de Sneeuwman erachter komt dat ik dit met een van jullie heb besproken…’
‘Doe maar rustig, Sam. Hij luistert je telefoon heus niet af. Wat voor vreemde dingen?’
‘Hebben jullie een rechercheur Coral Milward ontmoet?’
‘Vanochtend.’
‘Ze blijkt de nieuwe beste vriendin van Proust te zijn. Hij vertelde me net dat mijn team voorlopig in dienst staat van rechercheur Dunning. Zonder verklaring, zonder verdere details.’
‘Dus dan zijn ze nog niet zo stom als ik had gedacht,’ zei Charlie. ‘Ze willen dat je de Spilling-kant van de zaak gaat bestuderen – Bussey, Seed en Trelease. Dat is goed.’ Ze keek naar Simon. ‘Betekent in ieder geval dat ze ons serieus nemen.’
‘Ik heb tegen Proust gezegd dat het idioot is dat we Simon hier niet bij hebben. Weet je wat hij zei? “De betrokkenheid van rechercheur Waterhouse bij de moord op Gemma Crowther moet nog worden onderzocht.” Dat geloof je toch niet?’
Charlie herhaalde de quote voor Simon, die zijn hoofd schudde van walging. ‘Vraag aan Kombothekra wat zijn antwoord was.’
Charlie probeerde de telefoon aan hem te geven, maar hij leunde naar achter. Was hij boos op Sam? ‘Hang maar op,’ mompelde hij.
‘Sam, ik moet…’
‘Hij zei het alleen maar voor het dramatische effect. Hij weet precies waarom Simon maandag bij Gemma Crowthers huis stond te posten: hij was Aidan Seed gevolgd, die, zoals we weten, niet alleen ter plekke was, maar ook nog eens een motief had zo groot als een… een…’ Sam stopte, hij kon niets bedenken dat groot genoeg klonk.
‘Motief?’ Charlie probeerde Simon uit om te kijken of hij nog wel oplette.
‘Heeft niemand je dat verteld?’ zuchtte Sam. ‘Ik weet niet eens waarom het me verbaast. Wie wil er nou een zaak oplossen terwijl je ook een punt kunt scoren?’
‘Sam, goddomme! Wat is het motief?’
‘Crowther en haar partner Stephen Elton hebben allebei in de gevangenis gezeten voor vrijheidsberoving en het toebrengen van ernstig lichamelijk letsel.’
‘Wat?’
‘Elton kwam in maart 2005 vrij, Crowther in oktober 2006. Iemand vond dat klaarblijkelijk wel rechtvaardig.’
Charlie fronste. Dit klonk niet als Sam. Hij probeerde normaal gesproken altijd het beste te zien in iedereen die hij tegenkwam. ‘Toegewijde quakers en het toebrengen van ernstig lichamelijk letsel gaan meestal niet goed samen.’
‘Hoe toegewijd ze ook zijn geworden, in april 2000 hebben ze een hulpeloze vrouw aan een stenen pilaar gebonden zodat Gemma Crowther drie dagen lang steentjes door haar strot kon duwen en in haar gezicht en tegen haar lichaam kon smijten – steentjes uit de tuin die zij voor hen had ontworpen. Ze gaven haar geen eten of drinken, lieten haar niet naar de wc gaan, ze lieten haar bijna stikken in een badspons en plakband. Ze heeft drie weken in het ziekenhuis gelegen, en is voor de rest van haar leven getekend en waarschijnlijk onvruchtbaar.’
Stenen uit een tuin die zij had ontworpen… ‘Sam… o, mijn god.’
‘Ja,’ zei hij, langzaam uitademend. ‘Dit maakt het iets lastiger om medelijden met Crowther te hebben, of niet?’
‘Die hulpeloze vrouw was Ruth Bussey,’ zei Charlie, ze keek naar Simon. ‘Zij was hun slachtoffer.’