-30-
Om negen uur die avond reed ik Santa Teresa binnen. De zomerse temperatuur was flink gedaald terwijl de zon langzaam naar de horizon zakte. Langs Cabana Boulevard waren de straatlantaarns aangefloept en de brede strook oceaan had een zilverwitte kleur aangenomen. Ik stopte voor mijn appartement, waar ik mijn spullen naar binnen bracht en haastig een briefje aan Henry krabbelde om hem te laten weten dat ik weer thuis was. Ik liet een bericht met dezelfde strekking achter op Cheneys antwoordapparaat, en voegde eraan toe dat ik hem zo snel mogelijk verslag zou uitbrengen.
Tegen tien voor half tien zat ik weer in mijn auto en reed in zuidelijke richting naar Montebello en het landgoed van Lafferty. Ik voelde voorzichtig aan de buil op mijn hoofd; nog steeds pijnlijk en nog steeds even groot. Gelukkig was de hoofdpijn verdwenen en het leek me een veilige veronderstelling dat ik aan de beterende hand was. Het leek me verstandiger de eerste paar dagen niet te gaan joggen, maar ik kon in elk geval weer helder denken.
De rit vanaf Los Angeles had me de kans gegeven om na te denken. Ik had nog steeds geen idee hoe die twee kerels ons in Reno gevonden hadden. Beck mocht dan een weerzinwekkend heerschap zijn, ik kon me niet voorstellen dat hij gangsters op de loonlijst had staan, wat inhield dat ze door Salustio Castillo gestuurd moesten zijn. Het was me een compleet raadsel waarom ze Marty ontvoerd hadden. Het feit dat Reba Salustio's 25.000 dollar gestolen had, maakte haar tot het logische doelwit. Tenzij Marty een nog grotere stommiteit had uitgehaald dan zij. Maar wat dan? Ik vroeg me af of hij het restant van Salustio's geld in de koffer had gestopt. Maar waarom zou hij dat doen? Afgaand op wat hij die avond in Dale's had gezegd, had hij voldoende geld opzijgezet om zich voor de rest van zijn leven geen zorgen meer te hoeven maken. Dus waarom zou hij dan nog méér stelen en het gestolen geld doorgeven aan Reba als dat alleen maar tot gevolg zou hebben dat ze nog meer gevaar liep dan toch al het geval was? En ondertussen, waar was ze?
Het leek me zeer wel mogelijk dat ze bij Misty een vervalst paspoort en andere documenten voor zichzelf en ook voor Marty besteld had. Als dat het geval was, zou ze onderweg kunnen zijn om het land te verlaten, hoewel ik me niet kon voorstellen dat ze zou vertrekken zonder afscheid te nemen van haar vader. Ze zou hem misschien niet vertellen waar ze heen ging, maar ze zou beslist een manier vinden om hem te laten weten dat alles goed met haar was. Niet voor het eerst dacht ik dat er aan mijn relatie met Reba een eind was gekomen. Ze zou haar voorwaardelijke invrijheidsstelling aan haar laars lappen en het erop wagen als voortvluchtige.
Toen ik de ingang van het landgoed bereikte, was het hek dicht. Ik stopte naast het bedieningspaneel, draaide mijn raampje omlaag, en drukte op de meldknop.
Ik kon het toestel binnen horen rinkelen. Een keer. Twee keer. Freddy nam op. Haar stem klonk krasserig over het intercomsysteem.
Ik stak mijn hoofd uit het raampje en riep: 'Freddy? Ik ben het, Kinsey. Kun je me binnenlaten?'
Ik hoorde een serie piepjes en toen een zacht zoemend geluid terwijl het hek openzwaaide. Ik deed mijn groot licht aan en reed in een bedaard tempo over de oprijlaan. Door de bomen heen kon ik de lichten in het huis zien twinkelen. Na de laatste bocht zag ik dat de bovenverdieping in het donker gehuld was maar dat in veel benedenvertrekken aan de voorkant van het huis wel licht brandde. Lucinda's auto stond op zijn gebruikelijke plek geparkeerd en ik sloeg mijn ogen ten hemel bij het vooruitzicht haar weer te ontmoeten. Terwijl ik uitstapte, zag ik ergens rechts van me iets bewegen. Rags kwam aankuieren over de oprijlaan in een tempo dat perfect gecalculeerd was om me de pas af te snijden. Toen hij me bereikte, boog ik me voorover en krabbelde hem tussen zijn oren. Zijn lange, oranje vacht was zacht als zijde, en zijn gespin werd luider toen hij zijn grote kop tegen mijn hand omhoogduwde. 'Hoor eens, Rags. Ik zou je met alle plezier mee naar binnen willen nemen, maar als Lucinda opendoet, kunnen we dat wel vergeten.'
Hij liep met me mee naar het huis, waarbij hij soms voor mijn voeten ging lopen om me tot nog wat meer aaien en conversatie te bewegen. Ik stak mijn hand uit naar de bel, maar de voordeur zwaaide al open. Lucinda stond in de deuropening, gekleed in een pittige gele doorknoopjurk, met lichte kousen en bijpassende gele pumps. Ze zag er gebruind en fit uit, en haar blonde kapsel wekte de indruk dat het permanent blootgesteld was aan de wind. Ze zei: 'O! Freddy zei dat er iemand bij het hek had aangebeld, maar ik realiseerde me niet dat jij het was. Ik dacht dat je de stad uit was.'
'Dat was ik ook. Ik ben net terug en ik moet meneer Lafferty dringend spreken.'
Dat liet ze even bezinken. 'Je moest maar even binnenkomen.' Ze stapte opzij om me langs te laten en fronste geïrriteerd het voorhoofd toen ze Rags in het oog kreeg. Ze versperde hem met een snelle voetbeweging de weg en duwde hem opzij. Zo'n type was ze nou, een kattenschopster. Wat een kreng. Terwijl ik de hal in stapte, viel mijn oog op een weekendtas die naast de deur stond. Ze had haar handtas op het haltafeltje gelegd en ze bleef even staan om haar uiterlijk in de spiegel te controleren, waarbij ze een oorbel en een verdwaalde haarlok een beetje verschikte. Ze deed haar tasje open, kennelijk op zoek naar haar sleutels. 'Nord is er niet. Hij is vanochtend ingestort en ik heb een ambulance moeten bellen. Hij is opgenomen in Saint Terry's. Ik ga er nu heen om hem zijn toiletspullen en zijn ochtendjas te brengen.'
'Wat is er gebeurd?'
'Nou ja, hij is natuurlijk doodziek,' zei ze, alsof ik een domme vraag had gesteld. 'Al dat gedoe met Reba heeft zijn tol geëist.'
'Is ze hier?'
'Natuurlijk niet. Ze is er nooit als hij haar nodig heeft. Dat laat ze aan Freddy of aan mij over.' Haar glimlach was zelfvoldaan en broos, haar manier van doen kwiek. 'Maar goed. Wat kunnen we voor je doen?'
'Mag hij bezoek ontvangen?'
'Je hebt me zeker niet goed gehoord. Hij is ziek. Het is beter dat hij niet gestoord wordt.'
'Dat vroeg ik niet. Op welke afdeling ligt hij?'
'De afdeling Hartbewaking. Als je er op staat, neem ik aan dat je met zijn privé-verpleegster zou kunnen spreken. Wat wil je precies van hem?'
'Hij heeft me ingehuurd om een opdracht uit te voeren. Ik wil hem daar graag verslag van uitbrengen.’
‘Ik zou liever hebben dat je dat niet deed.'
'Maar ik werk niet voor jou. Ik werk voor hem,' zei ik.
'Ze zit weer in de problemen, is het niet?'
'Dat zou je inderdaad kunnen zeggen.'
'Je begrijpt niet hoe dit hem aangegrepen heeft. Hij heeft haar zijn leven lang al uit de puree moeten halen. Reba manipuleert hem steeds opnieuw in dezelfde positie. Ze weet het zo voor elkaar te krijgen dat ze, als hij niet tussenbeide komt, ten ondergang gedoemd is, dat zou ze hem althans graag willen laten geloven. Ze zal het ongetwijfeld ontkennen, maar eigenlijk is ze nog steeds een kind dat al het mogelijke doet om aandacht van haar vader te krijgen. Als haar iets zou overkomen, zou hij dat zichzelf nooit vergeven.'
'Hij is haar vader. Hij heeft het volste recht om haar te helpen als hij dat wil.'
'Nou, misschien dat ik daar een eind aan heb gemaakt.'
'Hoe bedoel je?'
'Ik heb Priscilla Holloway gebeld, Reba's reclasseringsambtenaar. Ik vond dat ze moest weten wat er aan de hand is. Ik weet zeker dat Reba weer aan het drinken is en waarschijnlijk ook weer aan het gokken. Ik heb mevrouw Holloway verteld dat Reba de staat verlaten heeft, en ze was woedend.'
'Straks wordt ze nog teruggestuurd naar de gevangenis.'
'Dat hoop ik maar. Dat zou voor iedereen het beste zijn, ook voor haarzelf.'
'Geweldig. Fantastisch. Tegen wie heb je nog meer uit de school geklapt?' Ik bedoelde het sarcastisch, maar de stilte die volgde leek er op te duiden dat ik in de roos geschoten had. Ik staarde haar aan. 'Is Beck er op die manier achter gekomen waar ze was?'
Ze sloeg haar ogen neer. 'Daar hebben we het over gehad.'
'Je hebt het hem vertéld?'
'Inderdaad. En ik zou het weer doen.'
'Wanneer was dat?'
'Donderdag. Hij kwam hiernaartoe. Nord lag te slapen, dus heb ik hem zelf te woord gestaan. Hij was naar haar op zoek geweest en hij maakte zich ernstig zorgen. Hij zei dat hij geen problemen wilde veroorzaken, maar hij dacht dat ze iets weggenomen had. Hij voelde zich er heel ongemakkelijk onder en het kostte me heel wat moeite om hem te overreden mij te vertellen wat dat was. Uiteindelijk vertrouwde hij me toe dat ze 25.000 dollar van hem gestolen had. Hij zei dat hij haar niet in moeilijkheden wilde brengen, maar dat vond ik onzin en ik heb hem verteld waar ze was.'
'Hoe ben je aan Misty's adres gekomen?'
'Ik had haar adres niet. Ik had jouw adres. Nord had dat opgeschreven de avond dat je belde. Het Paradise Motel. Ik zag het op de blocnote op zijn nachtkastje.'
'Lucinda, Beck heeft je gemanipuleerd. Begrijp je dat dan niet?'
'Ach, welnee. Hij is een bijzonder sympathieke man. Na datgene wat zij hem heeft aangedaan, zou ik het hem ook verteld hebben als hij er niet naar had gevraagd.'
'Heb je enig idee wat je aangericht hebt? Door jouw toedoen is er een man ontvoerd.'
Ze lachte terwijl ze haar tasje onder haar arm stak en de weekendtas oppakte. 'Er is helemaal niemand ontvoerd,' zei ze, alsof het een absurd idee was. 'Je bent al net als zij. Een drama creëren terwijl er niets aan de hand is. Alles is een crisis. Alles is het einde van de wereld. Zelf heeft ze nooit iets gedaan. Zij is altijd het slachtoffer, en ze verwacht altijd dat iemand anders de kastanjes voor haar uit het vuur haalt. Nou, ditmaal zal ze haar eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. En als je me nu wilt excuseren, ik wil graag naar het ziekenhuis om deze spullen voor Nord af te geven.'
Ze deed de deur open en trok hem met een klap weer achter zich dicht. Ze was zo van haar gelijk overtuigd geweest dat ik niet eens de kans had gekregen om iets tegen haar mening in te brengen of ook maar wat te zeggen. Er school een element van waarheid in wat ze gezegd had, maar het was niet de volledige waarheid.
'Juffrouw Millhone?'
Toen ik me omdraaide, stond Freddy in de hal achter me. 'Heb je haar gehoord? Wat een afschuwelijk mens,' zei ik.
'Nu ze weg is, wilde ik u even zeggen dat Reba hier geweest is. Ze arriveerde kort voordat mevrouw Cunningham langskwam om meneer Lafferty's spullen op te halen.'
'Waar is ze naartoe?'
'Dat weet ik niet. Ze kwam met een taxi en ze is hier net lang genoeg geweest om haar auto en wat schone kleren op te pikken. Ze zei dat ze naar het ziekenhuis zou gaan om haar vader op te zoeken, maar ze zou het zo plannen dat ze mevrouw Cunningham niet tegen het lijf zou lopen. Ze zal contact opnemen met de arts van meneer Lafferty en met hem regelen dat er alleen nog maar familie bij hem op bezoek mag, en ikzelf, natuurlijk.' Freddy permitteerde zich een sluw glimlachje. 'Dat was mijn idee.'
'Net goed voor Lucinda. Hoe ernstig is zijn toestand?'
'De dokter zegt dat het allemaal weer in orde komt. Hij was uitgedroogd en zijn elektrolyten waren uit balans. Ik geloof dat hij ook bloedarmoede heeft. De dokter is van plan hem een paar dagen te houden.'
'Mooi zo. Dat is één ding minder om ons zorgen over te maken, zeker als de verpleging Lucinda bij hem vandaan weet te houden. Heeft Reba helemaal niets gezegd over waar ze heen zou gaan?'
'Ze ging bij een vriend logeren.'
'Ze heeft geen vriend. Hier in de stad?'
'Volgens mij wel. Het was een man die ze ontmoet had nadat ze weer thuisgekomen was.'
Ik dacht even na.'Misschien iemand van de AA... Alhoewel, nu ik het zeg, lijkt me dat niet erg waarschijnlijk. Ik zie haar in dit stadium geen AA-bijeenkomst bijwonen. Is ze op een of andere manier te bereiken? Heeft ze een telefoonnummer achtergelaten?'
Freddy schudde het hoofd. 'Ze zei dat ze om negen uur langs zou komen, maar ze was bang dat meneer Beckwith haar weer zou vinden.'
'Dat kan ik me voorstellen. Lucinda heeft links en rechts uit de school geklapt,' zei ik. 'Hoor eens, als je iets van haar hoort, zeg dan tegen haar dat het belangrijk is dat we met elkaar praten. Heeft ze toevallig een koffer achtergelaten?'
'Nee, maar ze had er wel een bij zich. Die heeft ze in de kofferbak van haar auto gelegd voordat ze vertrok.'
'Nou, laten we maar hopen dat ze iets van zich laat horen.' Ik keek op mijn horloge. 'De komende paar uur ben ik op mijn kantoor en daarna ga ik naar huis.'
Mijn kantoor voelt 's avonds altijd vreemd aan. De tekortkomingen en de groezeligheid worden alleen nog maar versterkt door het kunstlicht. Terwijl ik aan mijn bureau zat, was het enige wat ik door het raam zag de weerspiegeling van haveloosheid. Stof en vuil van jaren belemmerden het uitzicht op de straat. Gedurende de weekends is dit gedeelte van Santa Teresa na zes uur 's middags uitgestorven, de gemeentelijke instellingen zijn gesloten, de rechtbank en de openbare bibliotheek zijn donker. De bungalow waarin mijn kantoor gevestigd was, was de middelste van een groepje van drie; identieke panden waarin ooit gezinnen een bescheiden huisvesting hadden gevonden. Sinds ik erin getrokken was, waren de bungalows aan weerszijden van de mijne leeg gebleven. Dat verschafte me enerzijds de rust waar ik zoveel prijs op stelde, terwijl het anderzijds een verontrustend gevoel van isolement opriep.
Ik nam de stapel post door die de postbode door mijn brievenbus had geduwd. Veel reclame, een paar rekeningen, waarvoor ik ter plekke cheques uitschreef. Ik voelde me rusteloos en wilde het liefst naar huis, maar ik had het gevoel dat ik moest blijven, in de hoop dat Reba zou bellen. Ik werkte mijn administratie bij. Ik ruimde mijn la met schrijfbenodigdheden op. Het waren gezochte karweitjes, maar het gaf me het gevoel iets nuttigs te doen. Ik keek voortdurend naar de telefoon, alsof ik het apparaat door wilskracht kon dwingen te gaan rinkelen, dus toen er iemand op mijn zijraam klopte, schrok ik me een ongeluk.
Reba stond buiten, verdekt opgesteld in de donkere ruimte tussen mijn bungalow en de bungalow ernaast. Ze had haar korte broek ingewisseld voor een spijkerbroek en haar witte T-shirt leek me hetzelfde exemplaar dat ze aan had gehad toen ik haar uit de gevangenis ophaalde. Ik deed het schuifraam van het slot en schoof het omhoog. 'Wat doe je daar?'
'Kun jij in die garages aan de achterkant?'
'Ja zeker, de garage die bij dit huis hoort. Ik heb hem nog nooit gebruikt, maar de huisbaas heeft me wel de sleutel gegeven.'
'Pak die dan en maak hem open. Mijn auto moet van de straat af. Die gangsters zitten al achter me aan sinds ik van huis vertrok.'
'Dezelfden die we in Los Angeles zagen?'
'Ja, alleen heeft een van de twee nu een blauw oog, alsof hij tegen een deur aan is gelopen.'
'O, jeetje. Ik vraag me af of ik dat misschien op mijn geweten heb,' zei ik. 'Hoe ben je ze kwijtgeraakt?'
'Gelukkig ken ik deze stad een stuk beter dan zij. Ik heb ze een tijdje achter me aan laten rijden, heb toen gas gegeven, mijn koplampen uitgedaan, ben een klein zijweggetje ingeslagen en achter een hoge heg gaan staan. Zodra ik hun auto voorbij zag rijden, ben ik gekeerd en hiernaartoe gereden.'
'Waar heb je al die tijd uitgehangen?'
Ze maakte een geagiteerde indruk. 'Vraag dat nou maar niet. Ik ben druk in de weer geweest met van alles en nog wat. Schiet nou op. Ik heb het koud.'
'Ik kom eraan.'
Ik schoof het raam weer dicht en sloot het af. Uit mijn onderste bureaula haalde ik twee sleutels die met een paperclip bij elkaar werden gehouden. Uit mijn schoudertas diepte ik mijn vertrouwde penlight op. Ik controleerde of hij het nog deed en liep toen de gang door en de achterdeur uit. Een smal strookje stoppelig gras scheidde de bungalows van het rijtje van drie garages erachter. Reba had haar auto geparkeerd in de schaduw van een vuurdoorn die de lak van het rechterportier waarschijnlijk een paar lelijke krassen had bezorgd. Ze zat achter het stuur een sigaret te roken terwijl ze op me wachtte.
Er bevond zich een lichtpunt met een gloeilamp van 40 watt aan de houten balk boven de middelste garage, die bij mijn bungalow hoorde. De lamp gaf net genoeg licht om iets te kunnen zien als je goede ogen had. Ik morrelde aan het hangslot en wist het ten slotte open te krijgen. Ik haalde het uit de beugel en trok de kanteldeur omhoog met veel gekreun van hout en roestige scharnieren. Ik liet het licht van mijn penlight over de kale muren en de vloer schijnen, die naar motorolie en roet roken. Overal zaten spinnenwebben.
Reba knipte haar sigaret uit het raampje en startte de motor. Ik deed een pas opzij terwijl ze de garage in reed. Ze stapte uit, sloot haar portier af en liep naar de achterkant van de auto. Ze maakte de kofferbak open en haalde er een koffertje uit van het formaat dat je als handbagage mee het vliegtuig in kon nemen, hoewel het enig passen en meten zou vergen om het in de bagageruimte boven de stoelen kwijt te raken. Het koffertje was voorzien van wieltjes en een uitschuifbaar handvat. Ze maakte een afwezige indruk en ik kon haar stemming onmogelijk peilen.
'Alles goed met je?' vroeg ik.
'Prima.'
'Ga je me nog vertellen wat erin zit?'
'Wil je het zien?'
'Ja zeker.'
Ze legde het koffertje plat neer, trok de rits open en sloeg het deksel terug.
Ik keek naar een metalen doos van zo'n 45 bij 35 bij 20 centimeter. 'Wat is dat in vredesnaam?'
'Dat meen je toch niet? Weet je dat echt niet?'
'Als ik het wist, zou ik het niet vragen, Reeb. Dan zou ik kreten van vreugde en verrassing slaken.'
'Het is een computer. Marty heeft die van hem meegenomen toen hij vertrok. Hij is ook bij de bank langsgegaan en heeft alle diskettes uit het safeloket gehaald. Je kijkt naar Becks bedrijfsadministratie, de schaduwboekhouding. Sluit er een toetsenbord en een monitor op aan en je hebt toegang tot alles: bankrekeningen, deposito's, lege vennootschappen, betaalde steekpenningen, elke stuiver die hij voor Salustio witgewassen heeft.'
'En dat ga je overdragen aan de FBI?'
'Waarschijnlijk wel. Zodra ik klaar ben... hoewel, je weet hoe moeilijk ze doen over gestolen bewijsmateriaal.'
'Maar je kunt er zelfs niet over dénken dit zelf te houden. Daarom zijn die kerels achter Marty aan gegaan, om het terug te krijgen. Toch?'
'Precies. Dus laten we Beck bellen en hem een deal aanbieden. Wij krijgen Marty, hij krijgt dit.'
'Ik dacht dat je zei dat je het aan de FBI zou overdragen?'
'Je hebt niet goed geluisterd. Ik zei "waarschijnlijk wel". Ik betwijfel of dat stomme onderzoek van hen Marty's leven waard is.'
'Je kunt dit niet in je eentje aan. Onderhandelen met Beck? Ben je gek geworden? Je moet Vince op de hoogte brengen. De politie of de FBI inschakelen.'
'Geen sprake van. Dit is mijn enige kans om het die klootzak betaald te zetten.'
'Ah, ik snap het. Dit gaat helemaal niet over Marty. Het gaat over jou en Beck.'
'Natuurlijk gaat het over Marty, maar het gaat ook over het vereffenen van een rekening. Het is een soort test. Laten we maar eens zien uit welk hout Beck gesneden is. Volgens mij is het geen slechte deal, Marty in ruil voor dit hier. Het feit dat de FBI het dolgraag wil hebben, maakt het zo waardevol.'
'Er zijn belangrijker zaken in het leven dan wraak,' zei ik.
'Gelul. Noem er dan eens een,' zei ze. 'Trouwens, ik heb het niet over wraak. Ik heb het over het vereffenen van een rekening. Dat zijn twee verschillende dingen.'
'Niet waar.'
'Wel waar. Wraak wil zeggen jij doet mij pijn en ik neem jou dusdanig te grazen dat je zou willen dat je dood was. Het vereffenen van een rekening herstelt de balans in het universum. Jij doodt hem, ik dood jou. Nu staan we quitte. Dat is toch ook de essentie van de doodstraf? Bij het vereffenen van een rekening is het gewoon een kwestie van leer om leer. Jij doet mij pijn, dan doe ik jou ook pijn.'
'Waarom zet je het hem niet betaald door hem uit te leveren aan de Belastingdienst?'
'Dat is zakelijk. Dit is iets persoonlijks, iets tussen hem en mij.’
‘Ik begrijp niet waar je op uit bent.'
'Ik wil dat hij zegt dat hij spijt heeft van wat hij me heeft aangedaan. Ik heb twee jaar van mijn leven voor hem opgeofferd. Nu heb ik iets wat hij graag wil hebben, dus laat hem er maar om smeken.'
'Dat is belachelijk. Goed, dan trekt hij een lang gezicht en zegt dat het hem spijt. Wat maakt dat nou voor verschil? Je weet hoe hij is. Je kunt nooit zakendoen met iemand als hij. Je kunt erop rekenen dat hij je belazert.'
'Dat weet je niet.'
'Dat weet ik wél. Reba, luister nou eens naar me. Zodra hij de kans krijgt, neemt hij je te grazen.'
Haar gezicht stond vastberaden. 'Waarom rijd je je auto niet hiernaartoe? Ik wacht hier wel op je.'
Ik zweeg en sloot mijn ogen. Wat had het voor zin om in discussie te gaan als ze haar besluit toch al genomen had? 'Heb je hulp nodig met de garagedeur?'
'Dat red ik wel.'
Ik liep terug naar mijn kantoor. Ik draaide de achterdeur achter me op slot en liep de gang door terwijl ik onderweg lichten uitdeed. Ik pakte mijn schoudertas, stapte de voordeur uit en draaide die op slot. Ik bleef even staan en speurde de donkere straat af. Alle auto's die ik zag, behoorden toe aan buren, voertuigen die ik al eerder had gezien en die ik herkende. Ik stapte in mijn auto en startte de motor. Ik draaide de hoek om en reed voorzichtig de steeg in.
Reba had de garagedeur dichtgetrokken en hem met het hangslot afgesloten. Ze deed het portier aan de passagierskant open, legde het koffertje op de achterbank en stapte in. Ik stak mijn arm naar achteren en pakte mijn spijkerjack. 'Hier, trek dit maar aan voordat je kouvat.'
'Bedankt.' Ze trok het jack aan en klikte de autogordel dicht.
'Waar gaan we heen?'
'De dichtstbijzijnde telefooncel.'
'Waarom bel je niet vanuit mijn kantoor, nu we hier toch zijn?'
'Ik wil niet dat jij hier op een of andere manier bij betrokken raakt.'
'Waarbij?'
'Ga nou maar op zoek naar een telefoon,' zei ze.
-31-
Reba wilde dat ik Beck zou bellen. We vonden een telefooncel buiten een supermarkt. De winkel was een helder verlicht eiland, en het koude tl-licht werd weerspiegeld in de glanzende lak van de ongeveer tien auto's op het parkeerterrein aan de voorkant. Dit was de winkel waar ik mijn wekelijkse boodschappen deed, en ik zou niets liever willen dan melk en eieren kopen en vervolgens op huis aan gaan.
Reba legde een handvol kleingeld en een strookje papier met Becks nummer thuis en dat van zijn kantoor op het metalen rek onder het toestel. 'Probeer eerst zijn nummer thuis maar. Als Tracy opneemt, denkt ze misschien dat hij een vriendin heeft,' zei ze.
'Dat is ook zo. Haar naam is Onni.'
'Daar is ze waarschijnlijk wel van op de hoogte. Ik bedoel een nieuwe vriendin. Laten we haar maar eens lekker jennen nu we toch bezig zijn.'
'Dat is niet erg aardig van je. Ik dacht dat vrouwen verondersteld werden aardig te zijn.'
'Daar zou ik maar niet al te zeer op rekenen als ik jou was.'
Ik nam de hoorn van de haak. 'Wat wil je dat ik tegen hem zeg?'
'Zeg hem maar dat hij over een kwartier op het parkeerterrein van East Beach moet zijn. Zodra hij Marty aan ons overdraagt, krijgt hij zijn computer.'
Ik hield de hoorn tegen mijn borst. 'Doe dit nou niet. Ik smeek het je. Wat weerhoudt hem ervan om het verdomde ding gewoon uit je handen te rukken? Je hebt niet eens een vuurwapen.'
'Natuurlijk heb ik geen vuurwapen. Ik heb een veroordeling achter de rug. Ik mag helemaal geen vuurwapen dragen,' zei ze, alsof het idee alleen al haar tegenstond.
'En als Beck er nu wel een bij zich heeft?'
'Hij bezit niet eens een vuurwapen. Bovendien kan iedereen die over Cabana Boulevard rijdt ons zien. Kom hier met die hoorn.'
Ze pakte de hoorn uit mijn hand en hield die tegen mijn oor, pakte wat munten op en stopte ze in de gleuf. Ik had durven zweren dat ik behalve de kiestoon ook het gezoem hoorde van elektriciteit die door me heen joeg. Mijn hart begon steeds sneller te kloppen en mijn ingewanden voelden aan als een stoppenkast waarin zojuist alle stoppen waren doorgeslagen. Ze toetste Becks nummer thuis in om de zaak wat te bespoedigen. Toen het toestel voor de eerste keer overging, legde Reba haar hoofd tegen het mijne en ze draaide de hoorn een beetje zodat ze mee kon luisteren. Ik zei: 'Ik heb het gevoel alsof ik weer op de middelbare school zit. Ik haat dit.'
'Stil nou!' siste ze.
Nadat de telefoon drie keer was overgegaan, nam hij op. 'Hallo.'
Mijn mond was droog. 'Beck, je spreekt met Kinsey.'
'Godverdomme. Waar is Reba? Dat kutwijf. Ik wil mijn eigendom terug en wel zo snel mogelijk.'
Reba griste de hoorn uit mijn hand, een en al beminnelijkheid nu ze hem bij de kloten had. 'Hé, liefje. Hier ben ik. Hoe is het ermee?'
Ik kon Becks reactie niet verstaan, maar ze lachte opgetogen. 'Goeie genade! Je hoeft niet zo grof te zijn. Ik dacht dat we misschien maar een afspraak moesten maken om een babbeltje te maken.'
Ik wachtte en staarde naar het parkeerterrein terwijl ze hem het voorstel voor de ruil deed. Daarna steggelden ze over de plaats van samenkomst, alleen maar om te zien wie er aan het langste eind zou trekken. Het badhuis van East Beach, op de hoek van Cabana en Milagro, was het punt waar ik altijd keerde als ik 's ochtends ging joggen. Zelfs 's avonds laat is het er overzichtelijk en goed verlicht, met de Santa Teresa Inn aan de overkant van de straat tegenover de ingang van het parkeerterrein. Aan de andere kant van het gebouw bevindt zich nog een wat kleiner parkeerterrein, maar ze had het terrein dat vanaf de openbare weg het best zichtbaar was voorgesteld. Daarmee legde ze in elk geval enig gezond verstand aan den dag, wat voor haar tamelijk ongebruikelijk was. Ze stond erop dat de ontmoeting over een kwartier zou plaatsvinden terwijl hij bij hoog en bij laag volhield dat hij er niet eerder dan over een halfuur kon zijn. Uiteindelijk ging ze daarmee akkoord. Eén nul voor hem. Ik voelde me ongemakkelijk. Hoe meer tijd ze hem gaf, hoe waarschijnlijker het was dat hij hulptroepen zou organiseren. Dat idee moest ook bij haar opgekomen zijn. 'O, en Beck, nog één ding. Als je behalve Marty nog iemand anders meebrengt, dan kun je het verder wel schudden. Ja, van hetzelfde, kloothommel die je bent!' Ze legde de hoorn met een klap terug op de haak en stak haar handen in de zakken van haar jack. 'God, wat haat ik die vent. Wat een etterbak.'
Ik nam de hoorn weer op en pakte wat munten. 'Ik bel Cheney.'
Ze griste de hoorn uit mijn hand en legde hem weer op de haak. 'Ik heb Cheney niet nodig. We kunnen dit samen wel af.'
'Daar begin ik niet aan. Jij en Beck kunnen spelletjes spelen zoveel je wilt, maar ik doe niet meer mee,' zei ik.
'Oké. Prima. Sodemieter dan maar op. Je hoeft me alleen maar bij mijn auto af te zetten en dan los ik het verder zelf wel op,' zei ze. Ze draaide zich om en liep weg.
Ik had haar Cheneys hulp min of meer op willen dringen, maar daar wilde ze dus niets van weten. Ik knipperde met mijn ogen en staarde naar het trottoir. Wat kon ik doen? Het op haar manier doen of riskeren dat... ja, wat eigenlijk? Dat ze het niet zou overleven of gewond zou raken? Omdat Marty de computer gestolen had, was ze ervan uitgegaan dat Beck degene was die opdracht had gegeven om hem te ontvoeren, maar als dat nou eens niet het geval was? Het zou Salustio Castillo geweest kunnen zijn, die net zoveel te verliezen had. Misschien blufte Beck wel. Misschien had hij geen idee waar Marty vastgehouden werd, en wat dan? Hij hoefde alleen maar het koffertje te grijpen en wat zou ze daartegen kunnen doen? En als het erop aankwam, wat zou ik daartegen kunnen doen? Niets. Van de andere kant wist ze dat ik haar niet in de steek zou laten. Er stond te veel op het spel.
Met tegenzin liep ik achter haar aan naar de auto. Ze wachtte met afgewende blik terwijl ik mijn portier openmaakte en mijn schoudertas op de achterbank gooide. Ik stapte in en maakte het portier aan haar kant open. Reba stapte in en trok haar portier dicht. Ik had mijn handen op het stuur en probeerde tijd te winnen terwijl ik mijn hersens pijnigde op zoek naar een alternatief. 'Er moet een betere manier zijn om dit te doen.'
'Prima. Zeg het maar. Ik ben een en al oor,' zei ze.
Ik had geen antwoord. De ontmoeting stond gepland voor elf uur, over ongeveer 25 minuten. We hadden nog tijd genoeg om naar mijn appartement te rijden en mijn pistool op te pikken. Het scheelde niet veel of ik had met mijn hoofd op het stuur gebonkt. Wat haalde ik me in mijn hoofd? Een vuurwapen was uitgesloten. Ik ging niemand neerschieten. Vanwege een computer? Te gek voor woorden.
Aan de andere kant... shit... aan de andere kant... als Marty's telefoon afgetapt werd, zou de FBI Becks telefoonlijnen ongetwijfeld óók aftappen. Een van hun mensen moest Beck en Reba hebben horen bekvechten, dus misschien hadden ze adequaat gereageerd en was de cavalerie al onderweg.
Uit mijn ooghoeken zag ik Reba op haar horloge kijken. Ze zei: 'Tik-tak. Tik-tak. De klok tikt door.'
'Waar is Marty momenteel?'
'Dat heeft hij niet gezegd. Ik neem aan ergens dicht in de buurt.'
Ik schudde gefrustreerd het hoofd. 'Ik lijk wel gek om dit te doen.' Ik draaide het contactsleuteltje om. 'Laten we in elk geval , even de tijd nemen om de omgeving te verkennen, of heb je dat al gedaan?'
'Niet echt. Waarom zou ik? Jij bent de expert.'
De rit leek oneindig lang te duren. Op een gegeven moment nam ik de snelweg, in de veronderstelling dat dat sneller zou gaan. Dat bleek een grote vergissing. Druk verkeer, bumper aan bumper, twee rijbanen gestremd door een ongeluk op een van de rijbanen in tegenovergestelde richting. Een eindje verderop zag ik de zwaailichten van politieauto's en een ambulance. Hoewel er zich op onze rijbanen geen obstakels bevonden, kwamen we toch vrijwel stil te staan omdat veel auto's stapvoets gingen rijden om toch maar vooral alles goed te kunnen zien.
Tegen de tijd dat we de afrit naar Cabana bereikten, hadden we nog minder dan een minuut. Ik geef toe dat ik de laatste twee kilometer veel te hard reed in de hoop dat we aangehouden zouden worden. Het mocht niet zo zijn. De oceaan bevond zich rechts van ons, van de weg gescheiden door het strand, een fietspad, en de brede strook gras waar talloze palmbomen op stonden. Aan onze linkerkant passeerden we een reeks motels en restaurants. Er waren nog heel wat toeristen op de been, wat eigenaardig genoeg geruststellend was.
Op Milagro draaide ik het parkeerterrein op waar we hadden afgesproken. Er stonden geen andere auto's, wat (misschien) inhield dat, mocht Beck van plan zijn hulptroepen in te zetten, die in elk geval niet vóór ons waren gearriveerd. Reba zei dat ik aan het eind van het parkeerterrein moest keren en terug moest rijden naar de ingang. Ik volgde haar instructies en parkeerde de auto met de voorkant naar de straat, voor het geval we er snel vandoor zouden moeten gaan. We stapten uit. Ze klapte de rugleuning van haar stoel naar voren en pakte het koffertje van de achterbank. Ze trok het handvat uit en trok het achter zich aan naar de voorkant van de auto. 'Dan kan hij zien dat het ons ernst is,' zei ze.
Achter ons braken de golven op het strand. Het water was diepzwart, met een helwitte glans waar de kruin van elke golf het maanlicht ving. Een vochtig briesje speelde met mijn haar en trok aan de pijpen van mijn spijkerbroek. Ik draaide me om en speurde het strand achter ons af, terwijl ik van de ene voet op de andere wipte om warm te blijven. Tot dusver waren we, naar het zich liet aanzien, alleen.
Reba stak een sigaret op. Er verstreken tien minuten. Ze keek op haar horloge. 'Wat heeft dit te betekenen? Wil hij dat verrekte ding nou wel of niet?'
Aan de overkant van de straat arriveerden gasten bij de ingang van de Santa Teresa Inn. Twee parkeerbedienden deden hun werk en er liepen ook nog wat voetgangers. In het restaurant op de eerste verdieping stonden tafeltjes aan het panoramaraam. Ik zag mensen die zaten te eten, maar ik betwijfelde of die ons in het donker konden zien. Een zwart-witte politieauto kwam aanrijden en sloeg rechts af Milagro in.
'Ik denk dat we beter weg kunnen gaan. Dit bevalt me helemaal niet,' zei ik.
Ze keek weer op haar horloge. 'Nog niet. Als hij er om half twaalf nog niet is, dan gaan we.'
Om elf minuten voor half twaalf kwamen er twee auto's langzaam aanrijden en ze draaiden het parkeerterrein op. Reba liet haar sigaret vallen en drukte hem met haar schoen uit. 'De voorste auto is die van Marty. De tweede is van Beck.'
'Is dat Marty achter het stuur?'
'Ik kan het niet goed zien. Zo te zien wel.'
'Oké, vooruit dan maar met de geit,' zei ik.
Reba sloeg haar armen over elkaar, vanwege de kou of vanwege de spanning, dat was me niet helemaal duidelijk. Aan het eind van het parkeerterrein keerde Marty's auto en hij reed terug in de richting van de ingang, zoals wij ook hadden gedaan. Hij stopte een meter of tien bij ons vandaan en liet zijn motor stationair draaien, terwijl Becks auto ons tot op een meter of vijf naderde.
Beide auto's lieten hun koplampen branden. Ik hield mijn hand boven mijn ogen. Ik kon Beck achter het stuur van zijn auto zien zitten, maar ik was er bepaald niet van overtuigd dat de andere bestuurder Marty was.
Er verstreek een minuut.
Reba wipte rusteloos van de ene voet op de andere. 'Wat is nou precies de bedoeling?'
'Reba, laten we wegwezen. Ik vertrouw het voor geen meter.'
Beck stapte uit. Hij stond naast het openstaande portier, zijn blik strak gericht op het koffertje. Hij droeg een openhangende donkere regenjas waarvan de panden wapperden in de wind. 'Dat is hem?'
'Nee hoor, Beck. Ik ga een reisje maken, nou goed?'
'Breng hem maar hiernaartoe, zodat ik kan zien wat erin zit.'
'Zeg tegen Marty dat hij uitstapt zodat we kunnen zien dat hij het is.'
Beck riep achterom: 'Hé, Marty? Zwaai eens naar Reeb. Ze denkt dat je iemand anders bent.'
De bestuurder van Marty's auto zwaaide naar ons en knipperde met zijn koplampen, en voerde toen het toerental van zijn motor op als een stockcarcoureur bij de start van een race. Ik raakte Reba's arm aan en zei: 'Rennen...'
Ik zette het op een hollen naar links terwijl Marty's auto met piepende banden naar voren schoot en recht op ons afkwam. Reba greep het handvat van het koffertje en holde achter me aan. De koffer stuiterde op en neer op het oneffen oppervlak van het parkeerterrein en klapte toen op zijn kant. Ze holde in de richting van de straat, de koffer als een anker achter zich aan slepend. Ik schreeuwde: 'Laat die koffer los!'
De bestuurder van Marty's auto ging op de rem staan terwijl hij het stuur omgooide, zodat de achterkant van de wagen een zwieper maakte en mijn auto maar net miste. Er sprongen twee mannen uit, de bestuurder en nog een man die plotseling van de achterbank te voorschijn kwam waar hij zich verborgen had gehouden.
Beck stond met zijn handen in zijn jaszakken onbewogen toe te kijken hoe Reba het koffertje losliet en er als een haas vandoor ging. De twee mannen waren snel. Ze had nog maar nauwelijks een paar meter afgelegd toen een van hen haar van achteren tackelde, waarop beiden tegen de grond gingen. Ik keerde om en holde naar haar toe. Ik had geen plan. Dat koffertje zou me een zorg wezen, maar ik was niet van plan Reba aan haar lot over te laten.
Ze verzette zich heftig en schopte naar de kerel die haar getackeld had. Hij stompte haar in het gezicht en haar hoofd sloeg tegen de grond. Toen hij zijn vuist ophief om haar nogmaals een dreun te verkopen, sloeg ik mijn armen om zijn rechterarm en klemde me uit alle macht vast. Iemand greep me van achteren beet, drukte mijn armen tegen mijn zijden, tilde me van de grond en zwaaide me toen weg van zijn maat. Ik draaide mijn hoofd om naar Reba, die zich op haar zij had gerold. Ik keek toe terwijl ze zich op handen en knieën overeind werkte. Ze maakte een verdoofde indruk en er liep bloed uit haar mond en haar neus. De kerel die haar geslagen had, draaide zich naar me om. Hij pakte me bij mijn voeten en samen droegen ze me naar Marty's auto. Ik probeerde me uit alle macht aan hun greep te ontworstelen, maar de man omklemde me gewoon nog steviger en ik was volkomen machteloos.
Beck liep naar Marty's auto en hield een van de achterportieren open. De knaap die zijn armen om me heen geklemd hield, liet zich achterover op de achterbank vallen zodat ik boven op hem terechtkwam. Hij rolde zich om zodat ik onder hem kwam te liggen, mijn gezicht in de bekleding van de achterbank gedrukt. Zijn gewicht was zo verpletterend dat ik geen lucht meer kreeg. Ik dacht dat mijn ribben het zouden begeven en mijn longen zouden doorboren. Ik probeerde te kreunen, maar het enige wat ik kon produceren was een puffend geluid, nauwelijks hoorbaar.
'Ga verdomme van haar af,' snauwde iemand.
De man plantte een elleboog in mijn rug terwijl hij overeind ging zitten. Tegelijkertijd pakte hij mijn rechterpols en draaide mijn arm op mijn rug terwijl hij mijn hoofd omlaag duwde. Ik staarde naar de vloermat, mijn neus er vijftien centimeter vandaan. Iemand werkte mijn benen naar binnen en smeet het portier dicht. Even later hoorde ik het portier van Becks auto dichtslaan. Hij startte de motor terwijl de bestuurder van Marty's auto instapte, het portier dichttrok, en eveneens zijn motor startte. Hij trok in een rustig tempo op. Bij de uitgang van het parkeerterrein minderden we vaart. Geen piepende banden, niets wat de aandacht van eventuele voorbijgangers zou kunnen trekken. Voorzover ik wist, zat Reba nog steeds op het parkeerterrein, trachtend het bloed dat uit haar neus gutste, te stelpen. Ik had een glimp opgevangen van degene met wie ik op de achterbank zat. Er zat een ooglap van wit verbandgaas over zijn linkeroog getapet. Twee lelijke paarsrode kneuzingen liepen als verfstreken over zijn linkerwang. Het moest niet veel gescheeld hebben of die stoelpoot had hem zijn oog gekost, waarschijnlijk de reden waarom hij er zoveel genoegen in had geschept me stevig aan te pakken. Ik concentreerde me op de rit. Ik nam aan dat we in een colonne van twee reden. Ik dacht aan de ontvoeringen die ik in films had gezien, hoe de heldin later de plaats waar ze heen gebracht was, wist vast te stellen aan de hand van het geluid van de autobanden die over een spoorwegovergang reden of het geluid van een misthoorn in de verte. Wat ik voornamelijk hoorde, was het zware ademen van mijn metgezel. De conditie van beide mannen was kennelijk minder goed dan aanvankelijk het geval had geleken. Of misschien, vleiender voor ons, hadden Reba en ik onze huid duurder verkocht dan ze verwacht hadden.
We sloegen links af Cabana Boulevard op en na nog geen minuut remde de auto alweer af en kwam tot stilstand. Ik nam aan dat dit het verkeerslicht was op de kruising van State en Cabana. De chauffeur zette de radio aan en we konden genieten van een zanger die 'I Want Your Sex...' ten gehore bracht.
Mijn nieuwe beste vriend zei: 'Zet die shit uit.'
De bestuurder zei: 'Ik mag George Michael graag horen.' Maar de radio werd uitgezet.
'Draai je raampje omlaag en kijk wat Beck wil.'
Ik kon me Becks auto in de rijbaan naast de onze voorstellen, terwijl hij dat rollende gebaar maakte en zich opzij boog om iets tegen de bestuurder te zeggen. Geïrriteerd zei onze chauffeur: 'Oké, oké. Dat weet ik toch!' En tegen de knaap op de achterbank: 'Hij heeft de keycard, dus we moeten achter hem aan rijden. Hoe vaak heeft hij dat al niet gezegd?'
Vaag hoorde ik in de verte het geluid van naderbij komende sirenes. Het geloei werd luider en splitste zich toen in tweeën. Twee politieauto's, o alsjeblieft.
Ik probeerde mijn hoofd te draaien in de hoop iets door het portierraam op te kunnen vangen, maar het enige wat dat me opleverde was een ruk aan mijn arm die een felle pijnscheut door mijn lichaam joeg. De sirenes waren nu vlakbij. Ik zag het schijnsel van de zwaailichten van twee politieauto's die ons vlak na elkaar passeerden. De sirenes vervolgden hun weg over Cabana Boulevard en werden steeds zachter tot het geluid helemaal weggestorven was. Dat waren duidelijk niet de hulptroepen waarop ik stiekem had gehoopt.
We sloegen rechts af en ik gokte dat we nu over Castle reden. Toen we voor de tweede keer vaart minderden en stopten, vermoedde ik dat dat voor het verkeerslicht op de kruising met Montebello Street was. We trokken weer op en hielden een slakkengangetje van misschien vijftien kilometer per uur aan. Ik hoorde het holle geluid dat de autobanden maakten toen de weg onder de snelweg door liep. Even later liep de weg lichtjes omhoog, en ik vermoedde dat we ons op Granizo bevonden. Linksaf Chapel op. We moesten op weg zijn naar Becks kantoor, dat zich slechts een paar blokken verderop bevond. Ik wist dat de winkels en de kantoorgebouwen in het winkelcentrum gesloten zouden zijn. De keycard waar de chauffeur het over had gehad, diende waarschijnlijk om de slagboom van de ondergrondse garage te openen. En inderdaad voelde ik dat we vaart minderden en even later rechts afsloegen en langzaam een helling af reden. Op dit tijdstip zou de garage leeg zijn. We reden naar het eind van de spelonkachtige ruimte en parkeerden daar. Beck moest vlak voor ons hebben geparkeerd want ik hoorde zijn portier dichtslaan voordat onze chauffeur de motor af had gezet.
Ik werd zonder plichtplegingen van de achterbank getrokken en overeind gezet. Ik had gehoopt oogcontact met Beck te kunnen maken vanuit de gedachte dat ik meer kans had om hém te charmeren dan de twee gorilla's aan weerszijden van me. Zijn gezicht stond strak en hij ontweek mijn blik. We wachtten terwijl hij zijn kofferbak openmaakte en het koffertje eruit haalde. Er zaten grijze strepen op de zijkant van het over de grond schuren. Het handvat was gebroken. Beck legde het koffertje op zijn kant en knielde ernaast neer. Hij trok de rits open en sloeg de flap terug.
Leeg.
Ik staarde ernaar alsof ik probeerde een goocheltruc te doorgronden. Reba had me de computer laten zien. Nog geen uur geleden had hij in dat koffertje gezeten, maar waar was hij nu? De enige keer dat ik haar even uit het oog had verloren, was toen ik haar in de steeg had achtergelaten terwijl ik mijn auto ging halen. Ze moest van de gelegenheid gebruik hebben gemaakt om de computer uit het koffertje te halen en hem in de kofferbak van haar auto te leggen. Wat inhield dat ze Becks list voorzien had en hem vóór was geweest. Evenzeer moest hij voorzien hebben dat zij hem een loer zou draaien, want waarom zou hij anders mij ontvoerd hebben?
Beck kwam overeind en duwde met de neus van zijn schoen tegen het koffertje, een peinzende uitdrukking op zijn gezicht. Ik verwachtte dat hij razend zou zijn, maar in plaats daarvan maakte hij een verbijsterde indruk. Misschien vond hij het leuk dat Reba het conflict zo op de spits dreef, vanuit de gedachte dat zijn uiteindelijke overwinning daardoor des te zoeter zou smaken. Hij draaide zich om en liep in de richting van de liften.
Mijn twee bewakers en ik liepen achter hem aan, onze voetstappen hol weerklinkend in de grote lege ruimte. De knaap met de ooglap oefende een gestage druk uit op de arm die hij op mijn rug had gedraaid. Ik kon geen kant op zonder dat mijn arm als een gebraden kippenvleugeltje uit de kom zou worden gedraaid. De liftdeuren gleden open en we stapten met zijn vieren naar binnen. De deuren sloten zich weer en de lift zette zich in beweging.
'Waarom hier?' vroeg ik.
'Reba weet dat ze me hier kan bereiken. Voor het geval het je nog niet opgevallen was, we proberen elkaar te slim af te zijn.'
'Dat was me inmiddels al duidelijk geworden.'
Beck wierp me een vluchtige glimlach toe.
De deuren gleden open en we bevonden ons in het Beckwith Building. We staken de marmeren lobby over naar de publieksliften die ons naar de derde verdieping zouden brengen. Ik keek naar Willard, die achter zijn bureau zat. Hij sloeg ons zonder iets te zeggen gade, zijn knappe gezicht een uitdrukkingloos masker. Ik wierp hem een naar ik hoopte smekende blik toe, maar kreeg geen enkele reactie. Zag hij dan niet wat er aan de hand was? Beck was zijn baas. Misschien werd hij er wel goed voor betaald om de andere kant op te kijken.
We namen de lift naar de derde verdieping. Daar brandden alle lichten en de kleuren waren helder als in een Disney-tekenfilm. Groen tapijt, felgekleurde abstracte schilderijen aan de muur van de gang. Gezonde planten, modern meubilair. Ik verwachtte dat we naar Becks kantoor zouden gaan, maar in plaats daarvan sloegen we de hoek om naar de dienstlift. Hij drukte op de knop en de deuren gleden open. Hij liep naar de achterwand van de lift en duwde de grijze gewatteerde bekleding opzij. Hij toetste de code in op het aan de liftwand gemonteerde paneeltje. De deur naar zijn telruimte gleed open. Beck drukte op de knop waarmee de liftdeuren geblokkeerd werden en deed een stap opzij, waarna hij zich omdraaide en me aankeek. Hij had zijn handen in de zakken van zijn regenjas.
Niemand zei een woord.
Uit mijn ooghoeken zag ik de tel- en bundelmachines. Ook zag ik dat alle kartonnen dozen met losse bankbiljetten inmiddels leeg waren, en dat de biljetten nu in stapeltjes verpakt op het werkblad lagen.
Wat ik onmogelijk kon vermijden, was de aanblik van Marty. Hij zat vastgebonden op een stoel en was dusdanig toegetakeld dat hij bijna onherkenbaar was. Zijn hoofd hing voorover op zijn borst. Zelfs zonder zijn gezicht helemaal te kunnen zien, wist ik dat hij dood was. Zijn wang was helemaal opgezwollen en bij zijn haarlijn zat geronnen bloed dat al zwart begon te worden. Er was bloed uit zijn oren gesijpeld dat vastgekoekt zat rond de boord van zijn overhemd. Er ontsnapte een geluid aan mijn keel en ik wendde met een ruk mijn hoofd af. Mijn handpalmen waren ineens klam en er sloeg een golf van warmte door me heen. Ik voelde het bloed uit mijn hoofd wegtrekken. Ik wankelde op mijn benen. De knaap met de ooglap ving me op en ondersteunde me even. Beck drukte op een knop en de liftdeuren die toegang gaven tot de telruimte gleden dicht.
Ik werd met knikkende knieën naar Becks kantoor geleid, waar ik me op de bank liet zakken en mijn handen voor mijn gezicht sloeg. Het beeld van Marty was als een foto die ik nu in negatief zag, met licht en donker van plaats verwisseld. Boven mijn hoofd werd er gepraat, Beck die de twee mannen opdracht gaf het lijk daar weg te halen en zich ervan te ontdoen. Ik wist dat ze hem met de dienstlift naar beneden zouden brengen, waar ze hem door de dienstgang naar de garage konden slepen. Ze zouden hem in de kofferbak van zijn auto stoppen en hem ergens langs de kant van de weg dumpen. Het was allemaal zo onwerkelijk. Ik had het in zijn ogen gezien - dit einde, deze dood - maar ik had er niets tegen kunnen doen.
Er dansten donkere vlekken voor mijn ogen en ik had die merkwaardige gewaarwording in mijn oren - witte ruis - die me vertelde dat ik op het punt stond flauw te vallen. Ik stak mijn hoofd tussen mijn knieën en haalde een paar keer diep adem. Binnen een minuut leek het koeler te worden en verdwenen de donkere vlekken. Toen ik opkeek, waren de twee mannen verdwenen en zat Beck achter zijn bureau. 'Het spijt me van Marty. Het is niet wat je denkt. Hij kreeg een hartaanval.'
'Hij is evengoed dood en dat heb jij op je geweten,' zei ik.
'Het is net zo goed Reba's schuld.'
'Hoe dat zo?'
'Kijk wat ze me geflikt heeft. We hebben een afspraak en dan komt ze opdagen met een lege koffer. Wat denkt ze nou, dat ze ongestraft een loopje met me kan nemen?'
'Zij heeft de computer niet gestolen. Marty heeft hem meegenomen toen hij vertrok.'
'Het zal me een rotzorg zijn wie hem heeft meegenomen. Ze had hem alleen maar terug hoeven geven en dan was hij misschien nog in leven geweest. Het is de stress die hem fataal is geworden. Een paar onbenullige klappen en hij legt het loodje.'
Het had geen zin om met de man in discussie te gaan. Hij was zo zeker van zichzelf en zijn manier van denken was zo krom. Hoe moest dit aflopen? Het conflict tussen hen was steeds verder uit de hand gelopen en de zaak kon alleen nog maar escaleren. Beck had de troefkaart in handen, zo simpel lag het. Hij had mij.
Hij glimlachte flauwtjes. 'Je hoopt dat ze de politie zal bellen, maar dat doet ze niet. Weet je waarom niet? Omdat ze daar geen lol aan zou beleven. Ze is een gokker. Ze speelt graag alles of niets. Die arme meid is lang niet zo slim als ze denkt.'
'Ik heb geen zin om hierover te praten. Jullie vechten het zelf maar uit.'
'Daar kun je donder op zeggen.'
Samen wachtten we tot de telefoon over zou gaan. Ik had het opgegeven om te voorspellen wat die twee zouden doen. Ik bekommerde me nu alleen nog maar om mezelf. Het probleem was dat ik moe was en me paniekerig voelde. Mijn handen trilden van de zenuwen en het kostte me moeite om helder na te denken. Beck leunde achterover in zijn draaistoel en speelde met een presse-papier die hij van de ene hand overgooide in de andere.
Mijn oog viel op een rij kartonnen dozen tegen de muur, allemaal netjes dichtgetapet en klaar om getransporteerd te worden. Het viel me nu pas op dat het in zijn kantoor een beetje een rommeltje was: planken die half leeggehaald waren, de nodige uitpuilende dossiers op zijn bureau. Het zag er naar uit dat Beck op het punt stond om ervandoor te gaan. Geen wonder dat hij er zo op gebrand was zijn computer en zijn diskettes terug te krijgen. Die diskettes en zijn harde schijf bevatten zijn complete onderneming, elke cent die hij bezat, al het geld dat hij weg had gesluisd, lege vennootschappen, Panamese bankrekeningen. Hij was niet iemand met een hoofd voor getallen of data. Alles moest vastgelegd zijn. Hij wist net zo goed als ik dat die gegevens zijn ondergang zouden betekenen als ze in de verkeerde handen terechtkwamen.
Ik zei: 'Ik moet naar de wc.'
'Nee.'
'Toe nou, Beck. Je kunt meelopen en aan de deur luisteren terwijl ik een plas doe.'
Hij schudde het hoofd. 'Sorry. Ik wil bij de telefoon zijn als ze belt.'
'En als dat nou pas over een uur is?'
'Pech gehad.'
We wachtten in stilte. Ik keek op mijn horloge. Het glas van de wijzerplaat was kapot en de wijzers waren stil blijven staan op 11.22 uur. Ik zag nergens een klok. De tijd kroop voorbij. Als Reba belde, had ik nog één kans om de agenten die Becks gesprekken afluisterden, in te seinen. Ik wist nog niet hoe ik dat zou klaarspelen of wat ik zou zeggen, maar de mogelijkheid zou zich voordoen.
De stilte duurde zo lang dat ik me zowat een ongeluk schrok toen de telefoon uiteindelijk begon te rinkelen. Beck nam de hoorn van de haak en hield hem losjes bij zijn oor. Hij glimlachte en boog zich voorover, zijn ellebogen op het bureau. 'Hé, Reeb, brave meid. Ik wist wel dat je contact op zou nemen. Kunnen we zakendoen? O, wacht even. Ik heb hier een vriendin van je en ik vroeg me af of je misschien even met haar wilde praten.'
Hij drukte op het luidspreker knop je van zijn telefoon en Reba's holle stemgeluid weerklonk in het kantoor. 'Kinsey? O, jezus... is alles in orde met je?'
Ik zei: 'Ik zou best wat hulp kunnen gebruiken. Als je Cheney nou eens belt en hem vertelt wat er aan de hand is?'
'Vergeet Cheney nou maar. Geef me Beck maar weer,' zei ze geïrriteerd.
Nu hij zijn handen vrij had, trok Beck zijn bureaula open en hij haalde een pistool te voorschijn. Hij schoof de veiligheidspal terug en richtte het wapen op mij. 'Hé, Reeb? Sorry dat ik je onderbreek, maar laten we ter zake komen. Luister hier even naar.'
Hij richtte op de muur vlak boven mijn hoofd en haalde de trekker over. Er kwam een geluid uit mijn keel dat het midden hield tussen een schreeuw en gekerm. De tranen sprongen me in de ogen. Hij zei: 'Oeps. Ik heb gemist.'
Ze zei: 'Beck, niet doen.'
'Ik kan niet zo goed met dit ding overweg. Willard heeft me wel wat instructie gegeven, maar ik schijn de slag maar niet te pakken te kunnen krijgen. Zal ik het nog eens proberen?'
'Grote hemel. Toe, Beck, doe dat nou niet.'
'Ik heb je antwoord nog niet gehoord. Ben je bereid om zaken te doen?'
'Niet meer schieten. Niet doen, alsjeblieft. Ik kom het ding wel brengen. Ik heb het bij me. Het ligt in de kofferbak van mijn auto. Ik heb het in een weekendtas gestopt.'
'Dat heb je al eens eerder gezegd. Ik geloofde je, en kijk wat je me toen geflikt hebt. De grote verdwijntruc uitgehaald.'
'Ik zweer dat ik je ditmaal niet belazer. Ik ben vlak in de buurt. Geef me twee minuten. Zo lang kun je toch wel wachten? Toe.'
Zijn toon was sceptisch. 'Jeetje, ik weet het niet, Reeb. Ik vertrouwde je. Ik dacht dat je eerlijk spel zou spelen. Wat jij uitgehaald hebt, was niet zo fraai. Helemaal niet zo fraai, zou ik zeggen.'
'Dit keer breng ik hem echt mee. Geen toestanden meer. Ik zweer het je.'
Beck keek me aan terwijl hij sprak. Hij knipoogde en glimlachte en amuseerde zich kennelijk kostelijk. 'Hoe weet ik of je niet hetzelfde geintje zult uithalen? Mij een tas geven waar niks in blijkt te zitten.'
Ik stond op en wees naar de deur, terwijl ik geluidloos zei: 'Ik moet plassen.'
Hij gebaarde dat ik weer moest gaan zitten terwijl Reba wanhopig zei: 'Ik weet hoe we het kunnen doen. Ik kom binnen via de dienstgang. Je kunt naar Willards bureau gaan en het op de monitor volgen. Ik doe de tas open en dan kun je met eigen ogen zien dat de computer erin zit.'
Ik greep naar het kruis van mijn spijkerbroek en sloeg toen mijn handen ineen terwijl ik geluidloos het woord 'Toe...' vormde. Ik wees weer naar de deur.
Met het pistool gebaarde hij dat ik moest gaan zitten. Ik schuifelde in de richting van de deur. Ik stak een vinger op en fluisterde: 'Ik ben zo terug.'
Ik liep de kamer uit en haastte me de gang door, mijn voetstappen geluidloos op het tapijt. Onderweg trok ik met het nodige lawaai kantoordeuren dicht. Ik hoorde hem 'Hé!' roepen. Hij klonk niet zozeer boos als wel geïrriteerd door mijn ongehoorzaamheid.
Ik zette het op een hollen en bereikte de vestibule. Gelukkig stonden de deuren van de dienstlift open. Ik liep naar de achterwand en toetste de code voor de telruimte in. 15-5-1955. Reba's geboortedatum. De deuren gleden open.
Buiten in de gang hoorde ik Beck mijn naam roepen, terwijl hij kantoordeuren openrukte om te zien of ik me daar misschien ergens schuilhield. Hij vuurde een schot af waarvan ik me zelfs op deze afstand een ongeluk schrok. Hoewel ik geweten had dat ik hem niet zou neerschieten, was ik er bepaald niet van overtuigd dat hij mij niet zou neerschieten, al dan niet per ongeluk. Ik trok een schoen uit en zette die tussen de open liftdeur en de wand. De deur begon dicht te glijden, kwam tegen de schoen aan en gleed weer open, een proces dat zich als een zenuwtrekking steeds opnieuw herhaalde. Ik draaide me om en drukte de G-knop op het paneeltje in om de dienstlift naar de garageverdieping te sturen. De deuren reageerden traag, wat me genoeg tijd gaf om mijn schoen weg te grissen en de telruimte binnen te glippen terwijl de deuren naar de gang dichtgleden. Een halve tel later gleden de deuren die toegang gaven tot de telruimte dicht en was ik veilig. Tijdelijk, in elk geval.
Marty's lijk bevond zich nog steeds in de telruimte. Ik sloot me ervoor af en blokkeerde alle emotionele reacties. Daar was het nu niet het goede moment voor. Ik gooide de schoen neer, omdat ik de tijd niet durfde nemen hem weer aan te trekken. Ik keek naar de tegen de muur bevestigde ladder en liet mijn blik langs de sporten naar boven gaan. Met maar één schoen aan begon ik te klimmen. Ik wist dat het luik bovenin toegang gaf tot het dak. Als ik daar eenmaal was, zou ik me verstoppen of net zolang over de borstwering gaan staan gillen tot de politie op kwam dagen. Misschien was er al politie - agenten uit Santa Teresa, het SWAT-team, gijzelingsonderhandelaars - onderweg, allemaal uitgerust met kogelvrije vesten.
Ik wierp een blik op Marty, nog altijd vastgebonden op zijn stoel. Waarom hadden die gasten Becks opdracht niet uitgevoerd? Ze hadden hem daar weg moeten halen, maar ze hadden hem gelaten waar hij was. Mijn handpalmen waren vochtig, maar ik waagde nog een blik omlaag, en zag toen wat me eerder ontgaan was. De tel- en bundelapparatuur stond nog op het werkblad, maar de bankbiljetten waren verdwenen. In plaats van zich van het lijk te ontdoen, moesten ze er met het geld vandoor zijn gegaan.
Ik bereikte de bovenste sport van de ladder en stak mijn hand uit naar het luik boven mijn hoofd. Ik zag nergens een slot of knop of wat dan ook om het open te maken. Ik betastte het hele oppervlak, op zoek naar een handgreep of een hendel of zoiets. Niets. Ik klemde me uit alle macht vast aan de bovenste sport terwijl ik tevergeefs mijn vingers in de spleet bij de rand van het luik probeerde te krijgen. Ik sloeg met mijn vlakke hand tegen het luik, duwde toen zo hard als ik kon.
Onder me hoorde ik de liftdeur openglijden. Ik drukte mijn hoofd tegen de ladder en hield mijn adem in.
Op conversatietoon zei Beck: 'Dat luik is afgesloten, dus je kunt beter weer naar beneden komen. Reba is onderweg. Zodra we de zaak afgehandeld hebben, staat het je vrij om te vertrekken.'
Ik keek naar beneden. Hij had zijn regenjas aan, kennelijk met het oog op zijn vertrek. Het pistool dat hij in zijn hand had, was recht op mij gericht. Hij had vermoedelijk geen idee hoeveel druk ervoor nodig was om de trekker over te halen. Ook als hij me onopzettelijk een kogel door mijn hoofd schoot, zou ik evengoed dood zijn. Hij bukte zich en pakte mijn schoen op.
Hij bewoog het pistool heen en weer. 'Kom op. Wees nou maar niet bang, ik ben echt niet van plan je iets aan te doen. Het is bijna voorbij, dus een ontsnappingspoging heeft nu geen zin meer.'
Ik klom voorzichtig naar beneden, met mijn voet naar elke sport tastend, plotseling ten prooi aan hoogtevrees. Ik overwoog nog even om los te laten en me boven op hem te laten vallen, maar ik zou me alleen maar bezeren en ik had geen enkele garantie dat ik hem daardoor zou uitschakelen. Hij sloeg me geduldig gade tot ik weer op de vloer stond. Waarschijnlijk vond hij het prettiger om naar mij te kijken dan naar Marty. Het feit dat het lijk niet was weggehaald, scheen nauwelijks tot hem doorgedrongen te zijn.
Hij glimlachte flauwtjes. 'Leuk geprobeerd. Je had me aardig te pakken. Ik dacht dat je de andere kant op was gerend...' Hij gaf me mijn schoen aan. Ik zweeg terwijl ik tegen de muur leunde en hem aantrok.
Hij pakte me bij mijn elleboog en voerde me via de dienstlift mee naar de gang. Hij had gelijk. Het was bijna voorbij, dus wat had het voor zin om mijn leven in de waagschaal te stellen? Per slot van rekening had ik hier niets mee te maken. Ik liet me op mijn hurken zakken en strikte mijn veter. Becks geduld begon op te raken, maar ik liep liever niet met een losse schoenveter. Hij pakte me weer bij mijn elleboog en we sloegen de hoek om naar de publieksliften. Hij had zijn aktetas in de hal laten staan. Hij pakte hem op en drukte met de knokkel van zijn wijsvinger op de liftknop. De deuren gleden onmiddellijk open. Samen stapten we naar binnen. Beck drukte op het knopje voor de lobby. Als vreemden stonden we zwijgend tegen de achterwand, onze blik gericht op de digitale display terwijl de lift van 3 naar 2 naar 1 en naar de lobby zakte. Heel even koesterde ik de hoop dat ik, als de deuren opengleden, politiemensen met getrokken vuurwapens zou zien die hem zouden arresteren en een eind aan deze hele toestand zouden maken.
De lobby was leeg, afgezien van Willard die achter zijn bureau zat. De fontein in het midden van de lobby gutste als een toilet dat doorgetrokken werd. Mijn blaas was zo vol dat ik de contouren ervan had kunnen uittekenen. Buiten de ruiten van spiegelglas was het donker en er was geen levend wezen te bekennen. De winkels aan de overkant waren allemaal gesloten. Willard was overeind gekomen en keek aandachtig naar een van zijn tien monitors. Hij stak een arm uit en knipte een paar keer snel met zijn vingers. Beck en ik staken de lobby over en liepen om Willards bureau heen. Hij wees. Het beeld op een van de zwart-witschermen toonde de ondergrondse parkeergarage. Reba, achter het stuur van mijn VW, reed langzaam de glooiing af en sloeg rechts af. De auto verdween uit het zicht. Drie minuten later zagen we haar de dienstgang in lopen, één verdieping lager. Ze gebruikte twee handen om de kennelijk zware weekendtas te dragen. Ze zette hem voorzichtig op de grond en keek op naar de in een hoek gemonteerde beveiligingscamera. 'Hé, Beck?' Haar wang was gezwollen door de stomp die ze had gekregen, ook haar lippen waren gezwollen en ze had een blauw oog. Haar neus zag eruit alsof hij geplet was.
Ze wachtte af terwijl ze in de camera bleef kijken.
Willard stak Beck de hoorn van zijn bureautelefoon toe. Hij drukte op een knopje en we hoorden het wandtoestel in de dienstgang overgaan. Reba nam op, haar blik nog steeds op de camera gericht.
'Hé, liefje. Hoe is het ermee?' zei Beck, haar eerdere begroeting na-apend.
'Doe me een lol, Beck. Wil je dit hebben of niet?'
'Laat het me eerst maar eens zien.'
Ze liet de hoorn vallen en hij sloeg tegen de muur, bungelend aan zijn spiraalsnoer. Beck rukte zijn hoofd achteruit en mompelde: 'Shit.' Beneden boog Reba zich voorover en ze maakte de weekendtas open. De computer was duidelijk te zien.
'En de diskettes?'
Ze ritste een zijvak open en haalde een handvol diskettes te voorschijn, een stuk of twintig zo te zien. Ze hield ze omhoog naar de camera, met de voorkant naar voren zodat hij de etiketten kon zien die hij waarschijnlijk zelf geschreven had. 'Oké,' zei hij.
Ze deed ze weer in het zijvak en ritste de tas dicht. 'Ben je nou tevreden, zak die je bent?'
'Inderdaad. Dank voor je belangstelling. Kom maar naar de lobby en gedraag je. Ik heb Kinsey hier bij me, voor het geval je bijdehante ideeën mocht koesteren.'
Reba stak haar middelvinger naar hem op. Goed zo, dacht ik. Dat zou hem leren.
Ik keek naar Willard. 'Laat je dit allemaal zomaar gebeuren?'
Geen reactie. Misschien was Willard inmiddels wel overleden en had niemand de moeite genomen dat even door te geven. Ik wilde een hand voor zijn ogen heen en weer bewegen om te zien of hij met zijn ogen zou knipperen.
De deuren van de dienstlift gleden open en Reba stapte naar buiten, de weekendtas met zich mee zeulend. Beck, met zijn pistool nog steeds in de hand, hield haar nauwlettend in de gaten, alert op het geringste teken van vals spel. Ze zette de tas voor zijn voeten neer.
Hij maakte een gebaar met het pistool. 'Maak hem open.'
'O, jezus. Denk je soms dat er een boobytrap in zit?'
'Daar acht ik je best toe in staat.'
Ze bukte zich en ritste de tas open, zodat de computer voor de tweede keer zichtbaar werd. Zonder dat hij het hoefde te vragen, haalde ze de diskettes te voorschijn en ze gaf ze aan hem.
'Achteruit.'
Ze deed een paar passen achteruit, met haar handen boven haar hoofd. 'Wat ben je toch wantrouwend,' zei ze.
Beck gaf zijn pistool aan Willard. 'Hou ze allebei in de gaten.'
Hij knielde neer en haalde de computer uit de tas. Hij stak zijn hand in zijn jaszak en haalde een kleine kruiskopschroevendraaier te voorschijn waarmee hij de schroeven van de kast losdraaide. Hij liet de schroeven op de vloer vallen en verwijderde het achterpaneel. Ik had geen idee wat hij van plan was.
Het binnenwerk van de computer lag nu bloot. Zelf heb ik geen computer en ik had nog nooit de binnenkant van zo'n ding gezien. Wat een ingewikkelde verzameling veelkleurige connectors, draadjes, schakelingen, transistors, of hoe al die dingen ook mochten heten, een hele massa kleine frutseltjes in elk geval. Willard hield het pistool afwisselend op Reba en mij gericht, bijna onbewust volgens mij. Beck maakte zijn aktetas open en haalde er een flesje uit te voorschijn. Hij schroefde de dop eraf en goot een heldere vloeistof over het binnenwerk uit alsof het sladressing was. Het moet een of ander bijtend zuur zijn geweest, want er klonk een sissend geluid en een lucht van chemische verbranding steeg op. De isolatie van de bedrading smolt weg, kleine onderdeeltjes krulden om alsof er leven in zat en verschrompelden als ze met de bijtende vloeistof in aanraking kwamen. Hij pakte nog een flesje uit zijn tas en schonk zuur over de diskettes, nadat hij die eerst uitgespreid had om er geen te missen. Onmiddellijk verschenen er gaten, er klonk een sissend geluid en er ontwikkelde zich de nodige rook terwijl de diskettes desintegreerden.
Reba zei: 'Je kunt al die gegevens nooit onthouden.'
'Maak je daar maar geen zorgen over. Ik heb kopieën in Panama.'
'Goh, slim hoor.' Haar stem klonk vreemd.
Ik wierp een blik op haar. Haar mond trilde en er blonken tranen in haar ogen terwijl ze toekeek. Met schorre stem zei ze: 'Ik hield echt van je. Echt waar. Jij betekende alles voor me.'
Ik keek haar geïnteresseerd aan. Waarom dacht ik nou toch dat ze alleen maar deed alsof?
'Jezus, Reeb, je leert het ook nooit, hè? Wat is er voor nodig om het tot die stomme kop van je te laten doordringen? Je bent net een klein kind. Iemand vertelt je dat Sinterklaas bestaat en jij gelooft het onmiddellijk.'
'Maar je zei dat ik je kon vertrouwen. Je zei dat je van me hield en dat je voor me zou zorgen. Dat heb je gezegd.'
'Dat weet ik, maar ik heb gelogen.'
'Over alles?'
'Daar komt het wel zo'n beetje op neer,' zei hij op berouwvolle toon.
Op een van de monitors ving ik iets van beweging op. Twee politieauto's van het korps van Santa Teresa kwamen de ondergrondse parkeergarage in rijden, gevolgd door twee personenauto's.
Ondertussen was Beck nog steeds geconcentreerd bezig. Hij pakte de schroevendraaier en stak die in het binnenwerk van de computer, metalen onderdelen verbuigend, draden loswrikkend, ervoor zorgend dat zijn handen niet in aanraking kwamen met het bijtende zuur. Hij zat met zijn rug naar de grote spiegelruiten geknield, dus hij zag niet dat Cheney met getrokken revolver uit de schaduwen te voorschijn stapte, gevolgd door Vince Turner en vier agenten met FBI-vesten aan.
Te laat om de computergegevens te redden, maar evengoed was ik dankbaar voor hun komst.
Reba zag hen ook. Ik zag haar blik even naar het raam gaan en toen weer terug naar Beck. 'Arme Beck. Wat heb jij je in de luren laten leggen,' zei ze.
Hij kwam overeind en pakte zijn aktetas. Hij keek haar met welwillende blik aan. 'Werkelijk? Hoe dat zo?'
Reba zweeg even, terwijl er een flauw glimlachje over haar mishandelde gezicht trok. 'Zodra ik weer terug in de stad was, heb ik een telefoontje gepleegd met iemand die bij de Belastingdienst werkt. Ik heb hem alles verteld - namen, nummers, data - alles wat hij nodig had om zijn gerechtelijke machtigingen los te krijgen. Hij moest de rechter thuis bellen, maar die wilde hem maar al te graag van dienst zijn.'
Op schertsende toon zei Beck: 'O, jezus, Reba, laat me niet lachen. Ik ben er al maanden van op de hoogte dat ze me in de gaten houden. Dit is het enige waar ik me werkelijk zorgen over maakte en dat is nu geregeld. Hoeveel bezwarend materiaal denk je dat ze nog kunnen redden uit deze puinhoop hier?'
'Waarschijnlijk helemaal niets.'
'Precies.'
Beck zag dat Reba's aandacht afgeleid werd. Hij keek achterom en zag Cheney, Vince Turner, en diverse politiemensen en FBI-agenten buiten voor de deur staan. Zijn glimlach verdween, maar hij scheen zich geen al te grote zorgen te maken. Hij gebaarde naar Willard dat hij hen binnen moest laten. Willard legde het pistool op de vloer, stak zijn handen omhoog om te laten zien dat hij ongewapend was, en deed de deur van het slot.
Reba was nog niet klaar met Beck. 'Er is maar één probleempje.'
Beck keek haar weer aan. 'En dat is?'
'Dat is niet Marty's computer.'
Beck lachte. 'Gelul.'
Reba schudde het hoofd. 'Mooi niet. De FBI had problemen met het feit dat de computer gestolen was en dus heb ik hem weer omgeruild.'
'Hoe ben je het gebouw binnengekomen?'
'Hij heeft me binnengelaten,' zei ze, terwijl ze naar Willard wees.
'Laat me niet lachen. Willard werkt voor mij.'
'Dat mag dan wel zo wezen, maar ik ben degene die hem suf heeft geneukt.' Ze stak haar linkerhand op en vormde met haar duim en wijsvinger een cirkel. Ze stak haar rechterwijsvinger in het gat en pompte die op en neer als een zuigerstang. Becks gezicht vertrok bij dat vulgaire gebaar, maar Reba lachte.
Ik wierp een vluchtige blik op Willard, die met gepaste zedigheid zijn ogen neersloeg. Politiemensen en FBI-agenten kwamen de lobby in. Cheney pakte Becks pistool op en verschoof de veiligheidspal voordat hij het wapen aan Vince overhandigde.
Reba zei: 'Nadat Willie me binnengelaten had, heb ik Marty's computer meegenomen naar jouw kantoor. Ik heb jouw computer losgekoppeld en die van Marty ervoor in de plaats gezet. Vervolgens heb ik jouw computer weer op Marty's bureau geïnstalleerd. De computer die je zonet vernield hebt, is die van Onni. Die bevatte niet veel méér dan privé-correspondentie en een hele verzameling stomme computerspelletjes. Ik snap gewoon niet dat je haar zo goed betaalde terwijl ze alleen maar haar tijd aan het verlummelen was.'
Beck wilde er nog steeds niet aan. Hij schudde het hoofd en likte met zijn tong langs zijn voortanden terwijl hij probeerde een glimlach te onderdrukken. Ze had hem net zo goed kunnen vertellen dat ze ontvoerd was door buitenaardse wezens om voor seksuele experimenten te worden gebruikt.
Ze zei: 'Wil je weten wat ik nog meer gedaan heb? Ik zal je vertellen, Beck, dat ik echt heel druk in de weer ben geweest. Nadat ik de computers verwisseld had, ben ik naar het huis van Salustio gereden en ik heb hem de 25.000 dollar teruggegeven die ik achterovergedrukt had. Marty had me dat geld gegeven in ruil voor documenten waarvan hij nooit gebruik heeft kunnen maken. Het interesseerde Salustio feitelijk geen moer waar het geld vandaan kwam. Het probleem was dat hij nog steeds nijdig op me was nadat ik hem het geld gegeven had. Dus bij wijze van compensatie voor het ongemak vertelde ik hem over de op handen zijnde inval bij jou. Dat verschafte hem nét genoeg tijd om zijn geld hier weg te halen. Dus nu is alles vergeven en vergeten. Hij en ik staan quitte. Jij bent degene die de klappen op gaat vangen.'
Van Becks gezicht viel niets af te lezen. Hij zou haar nooit de voldoening schenken zijn nederlaag toe te geven, maar ze wist dat ze gewonnen had.
Epiloog
Dat was natuurlijk niet het eind van het verhaal.
Beck werd in staat van beschuldiging gesteld wegens moord, bedreiging met een dodelijk wapen, ontvoering, het witwassen van geld, het ontduiken van inkomstenbelasting, samenzwering om de overheid op te lichten, het vernietigen van bewijsmateriaal, het belemmeren van de rechtsgang, het verzuimen om valutatransacties te melden, en het omkopen van ambtenaren. Aanvankelijk maakte Beck zich niet al te druk. Per slot van rekening wist hij dat hij genoeg geld weg had gesluisd om een heel leger advocaten in te huren zolang als dat nodig was. Er was alleen dat ene kleinigheidje dat Reba vergeten was te vermelden. Het was giswerk van mijn kant, want ik kon haar er niet toe brengen het te bevestigen. Voor ze de computers omruilde, had ze zich toegang verschaft tot Becks rekeningen en al zijn gelden naar het buitenland overgemaakt, waarschijnlijk naar een van Salustio's nummerrekeningen. Ze had ongetwijfeld wel een manier bedacht om hem te belonen voor het in bewaring houden van het geld totdat zij het op kon strijken.
De FBI koesterde hetzelfde vermoeden, want die druiloren wilden het niet met haar op een akkoordje gooien. Reba werd bij de eerste de beste gelegenheid teruggestuurd naar de vrouwengevangenis van Californië. Over haar maak ik me geen zorgen. Ze heeft daar goede vriendinnen, ze kan uitstekend met het personeel overweg, en ze weet dat ze zich gewoon fatsoenlijk moet gedragen. Ondertussen gaat het goed met haar vader. Die gaat niet dood zolang Reba hem nog nodig heeft.
Wat Cheney en mezelf betreft, daar valt nog weinig over te zeggen, maar ik voel me wel een heel klein beetje optimistisch. Dat zou onderhand ook wel eens tijd worden, niet?
Dus wat ik van dit alles heb geleerd, is het volgende: in het toneelstuk van mijn leven ben ik meestal de hoofdpersoon, maar soms speel ik alleen maar een bijrolletje in het stuk van iemand anders.
~~~