-1-
De vraag waar het om gaat is deze: zijn wij, gegeven de menselijke aard, werkelijk in staat te veranderen? Andermans fouten springen ons doorgaans onmiddellijk in het oog, maar het valt niet mee die van onszelf te erkennen. In de meeste gevallen weerspiegelt onze levensweg een fundamentele waarheid met betrekking tot wie we nu zijn, wie we vanaf onze geboorte geweest zijn. We zijn optimisten of pessimisten, opgewekt of gedeprimeerd, goedgelovig of cynisch, geneigd het avontuur op te zoeken of alle risico's te vermijden. Therapie zou onze sterke punten kunnen versterken of onze zwakke punten kunnen afzwakken, maar over het algemeen doen we wat we doen omdat we het altijd zo gedaan hebben, zelfs wanneer het resultaat te wensen overlaat... misschien wel juist wanneer het resultaat te wensen overlaat.
Dit is een verhaal over romantiek: beantwoorde liefde, versmade liefde, en toestanden ergens daartussenin.
Die dag ging ik 's middags om kwart over een vanuit Santa Teresa op weg naar Montebello, een ritje van een kilometer of vijftien in zuidelijke richting. Het weerbericht had een hogedrukgebied beloofd met temperaturen rond de 25 graden, 's Ochtends was de hemel nog betrokken geweest maar inmiddels scheen de zon, een welkome variatie op de bewolking die zo kenmerkend is voor de maanden juni en juli hier. Ik had aan mijn bureau geluncht, smullend van een in vieren gesneden bruine boterham met olijf-en-pimentkaas, wat mij betreft de op twee na lekkerste boterham ter wereld. Dus wat was nou eigenlijk het probleem? Ik had geen probleem. Het leven was fantastisch.
Nu ik het hele verhaal op papier zet, zie ik wat vanaf het begin al duidelijk had moeten zijn, maar de gebeurtenissen voltrokken zich zo geleidelijk dat ik, figuurlijk gesproken, achter het stuur in slaap sukkelde. Ik ben privé-detective, van het vrouwelijk geslacht, 37 jaar, en ik werk in het stadje Santa Teresa in het zuiden van Californië. Mijn werkzaamheden zijn afwisselend, niet altijd lucratief, maar ik kan er behoorlijk van leven. Ik trek achtergronden van sollicitanten na. Ik spoor vermiste personen op of erfgenamen die recht hebben op een deel van een nalatenschap. Af en toe stel ik een onderzoek in naar schadeclaims waarbij sprake zou kunnen zijn van brandstichting, fraude of overlijden onder verdachte omstandigheden.
Wat mijn privé-leven betreft, ik ben tweemaal getrouwd geweest en tweemaal gescheiden, en latere relaties zijn meestal op niets uitgelopen. Hoe ouder ik word, hoe minder ik mannen schijn te begrijpen, en daardoor heb ik de neiging hen te ontwijken. Goed, ik mag dan nauwelijks een seksleven hebben, maar ik heb in elk geval ook geen last van ongewenste zwangerschappen of seksueel overdraagbare aandoeningen. Ik ben er door schade en schande achter gekomen dat werk en liefde een twijfelachtige combinatie vormen.
Ik reed over een stuk snelweg dat ooit bekendstond als de Montebello Parkway, aangelegd in 1927 na een fondsenwervingscampagne ter financiering van ventwegen en fraai aangelegde middenbermen die vandaag de dag nog altijd bestaan. Aangezien toen ook reclameborden en bedrijfsgebouwen langs de weg verboden werden, is dat gedeelte van de 101 nog steeds aantrekkelijk, behalve wanneer het spitsuurverkeer de hele zaak verstopt.
Montebello zelf onderging een soortgelijke gedaanteverwisseling in 1948, toen de Montebello Protective and Improvement Association met succes een petitie indiende om trottoirs, betonnen trottoirbanden, aanplakborden en al het overige wat de landelijke sfeer zou kunnen verstoren, te verwijderen. Montebello staat bekend om zijn meer dan tweehonderd fraaie landhuizen, veel ervan gebouwd door lieden die hun fortuin vergaard hadden met het verkopen van kruidenierswaren als zout en meel.
Ik was op weg naar een afspraak met Nord Lafferty, een heer op leeftijd wiens foto af en toe verscheen in de societyrubriek van de Santa Teresa Dispatch. De aanleiding was gewoonlijk dat hij weer een aanzienlijk geldbedrag had geschonken aan de een of andere liefdadigheidsinstelling. Twee gebouwen van de universiteit van Santa Teresa waren naar hem vernoemd, evenals een vleugel van het Santa Teresa Ziekenhuis, en een speciale collectie zeldzame boeken die hij geschonken had aan de openbare bibliotheek. Hij had me twee dagen eerder gebeld met de mededeling dat hij 'een bescheiden opdracht' met me wilde bespreken. Ik was nieuwsgierig hoe hij aan mijn naam gekomen was en nog nieuwsgieriger naar de opdracht zelf. Ik werk al tien jaar als privé-detective in Santa Teresa, maar ik heb maar een klein kantoor en normaal gesproken heb ik geen klanten onder de welgestelden, die er de voorkeur aan schijnen te geven hun zaken af te handelen via hun advocaten in New York, Chicago, of Los Angeles.
Ik nam de afrit naar St. Isadore en vervolgde mijn weg in noordelijke richting naar de heuvelrug tussen Montebello en het Los Padres National Forest. Ooit kon deze regio bogen op schitterende oude kuurhotels, citrus- en avocadoplantages, olijfboomgaarden, een grote plattelandswinkel, en het spoorwegstation van Montebello, dat deel uitmaakte van de Southern Pacific Railroad. Ik lees veel over de plaatselijke geschiedenis, waarbij ik me de streek probeer voor te stellen zoals die 125 jaar geleden was. De grond werd toen verkocht voor 75 dollarcent per acre. Montebello is nog steeds landelijk, maar veel van de charme is platgewalst. Wat er voor in de plaats is gekomen - de appartementencomplexen, nieuwbouwprojecten, en de grote opzichtige landhuizen van de nouveau riche - is slechts een armzalige compensatie voor wat er verloren gegaan of vernietigd is.
Bij West Glen sloeg ik rechts af en ik reed over de bochtige tweebaansweg tot aan Bella Sera Place. Aan weerszijden van de weg staan olijf- en peperbomen, en de smalle asfaltstrook loopt geleidelijk aan omhoog naar een plateau dat een overweldigend uitzicht biedt op de kust. Met het stijgen van de weg maakte de prikkelende oceaanlucht plaats voor de geur van salie en laurierbomen. De hellingen waren bedekt met duizendblad, mosterdplanten en klaprozen. De middagzon zette de rolstenen in een gouden gloed en een warme wind bracht het droge gras in beweging. De weg ging over in een kronkelend eikenlaantje dat eindigde bij de toegang tot het landgoed van Lafferty. Dat was omgeven door een stenen muur van tweeënhalve meter hoog, voorzien van bordjes met VERBODEN TOEGANG.
Ik stopte voor het brede ijzeren hek en wilde de meldknop indrukken op een bedieningspaneel dat naast het hek was aangebracht, toen ik boven op een van de twee stenen poortzuilen een gemonteerde camera zag, het holle oog op mij gericht. Ik moest de inspectie doorstaan hebben, want het hek zwaaide langzaam open. Ik trok op en reed zo'n vierhonderd meter over een met bakstenen geplaveide oprijlaan.
Tussen de pijnbomen door ving ik af en toe een glimp op van een grijs stenen gebouw. Toen het landhuis ten slotte in zijn geheel voor me opdoemde, slaakte ik een zucht. Iets van het verleden was toch bewaard gebleven. Vier reusachtige eucalyptusbomen zorgden voor de nodige met vlekjes zonlicht doorspikkelde schaduw op het gras en een briesje stuwde een serie wolkvormige schaduwen over het rode pannendak. Het twee verdiepingen tellende huis, met aan weerszijden identieke vleugels van slechts één verdieping met daarop stenen balustrades, besloeg mijn hele gezichtsveld. Een serie van vier stenen bogen bij de ingang zorgde voor een overdekte veranda waarop rieten meubilair stond opgesteld. Ik telde twaalf ramen op de eerste verdieping, gescheiden door paarsgewijs aangebrachte, voornamelijk decoratieve, schoorbalken die het dak leken te dragen.
Er was een parkeerruimte die groot genoeg was voor tien auto's en ik liet mijn lichtblauwe VW achter tussen een gestroomlijnde Lincoln Continental aan de ene kant en een grote Mercedes aan de andere. Het leek wel een cartoon. Ik nam niet de moeite mijn auto af te sluiten, ervan uitgaand dat de elektronische bewakingsinstallatie zowel over mij als over mijn voertuig zou waken terwijl ik naar het bordes liep.
De grote gazons waren goed onderhouden, en de stilte werd benadrukt door het gekwetter van vinken. Ik drukte op de deurbel die een holle tweetonige klank produceerde. De oude vrouw die opendeed droeg een ouderwets zwart uniform met een wit schortje. Haar ondoorschijnende kousen hadden de kleur van poppenvlees en haar crêpezolen maakten een licht piepend geluid terwijl ik achter haar aan liep over de marmeren vloer van de hal. Ze had niet naar mijn naam gevraagd, maar misschien was ik de enige bezoeker die vandaag verwacht werd. De gang was voorzien van eiken lambrisering, het witte gipsplafond van chevrons en Franse lelies in reliëf.
Ze bracht me naar de bibliotheek, die eveneens voorzien was van eiken lambrisering. Vaalbruine in leer gebonden boeken vulden planken die van de vloer tot aan het plafond reikten, waarbij de hogere regionen toegankelijk waren middels een aan een koperen rail bevestigde ladder. Het rook er naar droog hout en beschimmeld papier. De stenen schouw was hoog genoeg om rechtop in te kunnen staan. Er lag een gedeeltelijk verkoold blok eikenhout in de open haard en er hing een zwakke geur van verbrand hout. De heer Lafferty zat in een van twee identieke oorfauteuils.
Ik schatte hem een jaar of tachtig, een leeftijd die ik ooit als bejaard had beschouwd. Inmiddels realiseer ik me hoeveel variatie het verouderingsproces kan vertonen. Mijn huisbaas is 87, de jongste van zijn familie, met nog drie broers en een zus, van wie de oudste 96 is. Alle vijf zijn levendige, intelligente, avontuurlijke, competitief ingestelde mensen die onderling graag op gemoedelijke wijze kibbelen. De heer Lafferty, daarentegen, zag eruit alsof hij al minstens twintig jaar lang bejaard was. Hij was broodmager, met knieën die zo knokig waren als misplaatste ellebogen. Zijn ooit scherpe gelaatstrekken waren met het verstrijken der jaren in elk geval verzacht. Vanaf een forse groene zuurstofcilinder op een karretje naast hem liepen twee dunne doorzichtige plastic slangetjes naar zijn neusgaten. Eén kant van zijn kaak was ingevallen en een vurig rood litteken over zijn keel duidde erop dat hij een ingrijpende operatie had ondergaan.
Hij nam me op met donkere, glanzende ogen. 'Bedankt dat u gekomen bent, mevrouw Millhone. Ik ben Nord Lafferty,' zei hij terwijl hij een met knobbelige aderen bedekte hand uitstak. Zijn stem was hees, nauwelijks meer dan een gefluister.
'Hoe maakt u het,' mompelde ik, terwijl ik naar hem toe liep om hem een hand te geven. Zijn handen waren bleek en zijn vingers, die ijskoud aanvoelden, trilden zichtbaar.
Hij maakte een gebaar. 'U kunt het beste die stoel wat dichterbij trekken. Ik heb een maand geleden een schildklieroperatie ondergaan, en kortgeleden zijn er wat poliepen van mijn stembanden verwijderd. Vandaar dat raspende geluid dat voor een stem moet doorgaan. Het is niet pijnlijk, maar het is wel vervelend. Mijn excuses als ik moeilijk te verstaan ben.'
'Tot dusver heb ik daar geen enkel probleem mee.'
'Mooi zo. Wilt u misschien een kopje thee? Ik kan mijn huishoudster een pot laten zetten, maar u zult helaas zelf moeten inschenken. Vandaag de dag zijn haar handen al net zo onvast als de mijne.'
'Nee, dank u.' Ik trok de andere oorfauteuil dichterbij en ging zitten. 'Wanneer is dit huis gebouwd? Het is werkelijk schitterend.'
'In 1893. Een zekere Mueller kocht een lap grond van zo'n 260 hectare van het district Santa Teresa. Daar is nog zo'n dertig hectare van over. De bouw van het huis nam zes jaar in beslag en het verhaal gaat dat Mueller overleed op de dag dat het werk eindelijk voltooid was. Sinds die tijd is het de bewoners slecht vergaan, met uitzondering van mezelf. Laat ik dat maar even afkloppen. Ik heb het landgoed in 1929 gekocht, vlak na de beurskrach. De toenmalige eigenaar was alles kwijtgeraakt. Reed naar de stad, klom in de klokkentoren en sprong van de borstwering naar beneden. Zijn weduwe had het geld hard nodig en ik deed haar een bod. Natuurlijk kreeg ik de nodige kritiek over me heen. Men zei dat ik misbruik maakte van de situatie, maar ik was al gek op het huis vanaf het moment dat ik het voor het eerst zag. Iemand zou het hoe dan ook gekocht hebben. Beter ik dan iemand anders. Ik had geld voor het onderhoud, en dat kon je in die tijd niet van veel mensen zeggen.'
'U hebt geluk gehad.'
'Inderdaad. Ik heb mijn fortuin gemaakt in de papierbranche, voor het geval u nieuwsgierig bent en te beleefd om ernaar te vragen.'
Ik glimlachte. 'Beleefd, dat weet ik nog zo net niet. Maar ik ben wel altijd nieuwsgierig.'
'Dat lijkt me een uitstekende eigenschap, gezien het soort werk dat u doet. Ik neem aan dat u een drukbezette vrouw bent, dus ik zal meteen ter zake komen. Ik heb uw naam doorgekregen van een vriend van u, iemand die ik tijdens mijn recente verblijf in het ziekenhuis heb ontmoet.'
'Stacey Oliphant,' zei ik, omdat die naam onmiddellijk bij me opkwam. Ik had aan een zaak gewerkt samen met Stacey, een gepensioneerd rechercheur van de afdeling Moordzaken van het Sheriffs Department, en mijn oude vriend inspecteur Dolan van het politiekorps van Santa Teresa, inmiddels eveneens gepensioneerd. Stacey had kanker, maar volgens de laatste berichten ging het redelijk met hem.
Lafferty knikte. 'Tussen haakjes, hij vroeg me om u te zeggen dat het goed met hem gaat. Hij was in het ziekenhuis voor een serie onderzoeken, maar die vielen allemaal negatief uit. 's Middags wandelden we wel eens samen door de gangen en ik vertelde hem over mijn dochter, Reba.'
Ik dacht onmiddellijk aan het opsporen van een verdwenen erfgename, mogelijk een achtergrondonderzoek naar een man met wie Reba een romantische relatie onderhield.
Hij vervolgde: 'Zij is mijn enige kind en ik neem aan dat ik haar gruwelijk verwend heb, hoewel dat niet mijn bedoeling was. Haar moeder ging ervandoor toen ze nog maar een peuter was. Ik had het druk met de zaak en liet haar opvoeding over aan een serie kindermeisjes. Als ze een jongen was geweest, had ik haar naar een kostschool kunnen sturen, zoals mijn ouders ook met mij hebben gedaan, maar ik wilde haar thuis houden. Achteraf gezien is dat misschien niet zo verstandig van me geweest, maar indertijd dacht ik daar anders over.' Hij zweeg even en maakte toen een ongeduldig gebaar naar de vloer, alsof hij een hond berispte die tegen hem op sprong. 'Doet er niet toe. Het is te laat om spijt te hebben. Dat is sowieso zinloos. Gedane zaken nemen geen keer.' Hij wierp me een scherpe blik toe. 'U vraagt u waarschijnlijk af waar ik naartoe wil.'
Ik haalde lichtjes mijn schouders op en wachtte af wat hij te zeggen had.
'Reba wordt op 20 juli voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Dat is aanstaande maandagochtend. Iemand moet haar afhalen en haar naar huis brengen. Ze komt zolang hier wonen tot ze haar leven weer een beetje op orde heeft.'
'Waar zit ze?' vroeg ik, hopend dat ik niet zo geschokt klonk als ik me voelde.
'Het California Institution for Women. Zegt u dat iets?'
'Het CIW? De vrouwengevangenis van Californië in Corona, ruim driehonderd kilometer hiervandaan. Ik ben er nooit geweest, maar ik weet waar het is.'
'Mooi zo. Ik hoop dat u tijd kunt vrijmaken voor de rit.'
'Dat lijkt me niet zo'n punt, maar waarom ik? Mijn tarief is 500 dollar per dag. U hebt toch geen privé-detective nodig voor een dergelijke klus? Heeft ze geen vrienden of vriendinnen?'
'Niemand die ik daarvoor zou vragen. U hoeft u geen zorgen te maken over het geld. Dat is wel het minste probleem. Mijn dochter is lastig. Eigenzinnig en opstandig. Ik wil dat u ervoor zorgt dat ze de afspraak met haar reclasseringsambtenaar nakomt, evenals alle overige voorwaarden die aan haar voorwaardelijke invrijheidsstelling verbonden zijn. Ik betaal u uw volledige dagtarief, ook als u maar een gedeelte van de dag werkt.'
'En als ze nu eens niet gediend is van dat toezicht?'
'Die beslissing is niet aan haar. Ik heb haar laten weten dat ik iemand inhuur om haar bij te staan en daar is ze mee akkoord gegaan. Als ze u mag, zal ze meewerken, althans tot op zekere hoogte.’
‘Mag ik vragen wat ze gedaan heeft?'
'Gezien de tijd die u in haar gezelschap zult doorbrengen, hebt u er recht op dat te weten. Ze is veroordeeld wegens het verduisteren van geld van het bedrijf waar ze voor werkte, Alan Beckwith & Co. Hij houdt zich bezig met onroerend goed, investeringen en projectontwikkeling, dat soort zaken. Kent u hem?'
'Ik ben zijn naam wel eens in de krant tegengekomen.'
Nord Lafferty schudde het hoofd. 'Ik heb het eerlijk gezegd niet zo op hem begrepen. Ik ken de familie van zijn vrouw al heel lang. Tracy is een schat van een meid. Ik begrijp niet hoe ze aan een dergelijke figuur is blijven hangen. Alan Beckwith is een parvenu. Hij noemt zich ondernemer, maar het is me nooit helemaal duidelijk geworden wat hij nou precies uitvoert. We hebben elkaar bij diverse gelegenheden ontmoet en ik kan niet zeggen dat ik onder de indruk van hem ben. Reba schijnt een ontzettend hoge dunk van hem te hebben. Eén ding moet ik hem nageven, hij heeft vóór de uitspraak een goed woordje voor haar gedaan. Dat was een edelmoedig gebaar van hem. Dat had hij niet hoeven doen.'
'Hoelang heeft ze vastgezeten?'
'Ze werd veroordeeld tot vier jaar, waarvan ze 22 maanden heeft uitgezeten. Tot een proces is het nooit gekomen. Bij haar voorgeleiding - waarbij ik helaas niet aanwezig ben geweest - stelde ze dat ze onvermogend was, waarop haar door de rechtbank een raadsman werd toegewezen. Nadat ze met hem overlegd had, zag ze af van haar recht op een pro-formazitting en bekende schuld.'
'Zomaar?'
'Inderdaad.'
'En haar raadsman was het daarmee eens?'
'Hij ontraadde het haar ten stelligste, maar Reba wilde niet naar hem luisteren.'
'Over welk bedrag gaat het eigenlijk?'
'Over 350.000 dollar, over een periode van twee jaar.'
'Hoe zijn ze erachter gekomen?'
'Bij een tussentijdse controle. Reba was een van de weinige medewerkers die toegang hadden tot de rekeningen. Uiteraard viel de verdenking op haar. Ze heeft zich al eerder in de nesten gewerkt, maar nog nooit in deze mate.'
Ik voelde een protest opwellen, maar ik slikte mijn reactie in.
Hij boog zich voorover. 'Als u iets wilt zeggen, ga gerust uw gang. Stacey heeft me al verteld dat u geen blad voor de mond neemt, dus u hoeft u wat mij betreft niet in te houden. Dat voorkomt mogelijk misverstanden.'
'Ik vroeg me alleen maar af waarom u niet ingegrepen hebt. Met een goede advocaat was het misschien nooit zover gekomen.'
Hij sloeg zijn blik neer en keek naar zijn handen. 'Ik had haar moeten helpen... ik weet het... maar ik had haar al zo dikwijls uit de nesten gehaald... eigenlijk haar hele leven al. Dat werd me tenminste door vrienden voorgehouden. Ze zeiden dat ze de consequenties van haar gedrag maar eens onder ogen moest zien, anders zou ze het nooit leren. Ze zeiden dat het anders van kwaad tot erger zou gaan, dat haar de hand boven het hoofd houden in de gegeven omstandigheden het onverstandigste zou zijn wat ik kon doen.'
'Wie zijn die "ze" waar u het over hebt?'
Voor het eerst aarzelde hij. 'Ik had een vriendin, Lucinda. We hadden al jaren min of meer een relatie. Ze had al ik weet niet hoe vaak meegemaakt dat ik Reba in bescherming nam. Zij drong er bij me op aan om ditmaal mijn poot stijf te houden en dat heb ik gedaan.'
'En nu?'
'Eerlijk gezegd was ik geschokt toen Reba tot vier jaar veroordeeld werd. Ik had geen idee dat het vonnis zo zwaar zou uitvallen. Ik had gedacht dat de rechter haar tot een voorwaardelijke gevangenisstraf zou veroordelen, of akkoord zou gaan met een proeftijd met ondertoezichtstelling, zoals haar raadsman bepleitte. Hoe dan ook, Lucinda en ik kregen hooglopende ruzie en ik maakte een eind aan de relatie. Ze was veel jonger dan ik. Achteraf bezien realiseerde ik me dat ze uit was op een huwelijk. Reba had een intense hekel aan haar. Lucinda was zich daar uiteraard van bewust.'
'Wat is er met het geld gebeurd?'
'Dat heeft Reba vergokt. Ze heeft zich altijd al aangetrokken gevoeld tot kaartspelen, roulette, gokautomaten. Ze wedt ook graag op de paardenrennen, maar daar heeft ze totaal geen kijk op.'
'Is ze gokverslaafd?'
'Haar probleem is niet zozeer het gokken; het is het verliezen,' zei hij met een flauw glimlachje.
'Gebruikt ze drugs en alcohol?'
'In beide gevallen moet ik bevestigend antwoorden. Ze heeft een neiging tot roekeloosheid, net als haar moeder. Ik hoop dat deze ervaring in de gevangenis haar enige zelfbeheersing heeft bijgebracht. Wat de opdracht zelf betreft, moeten we maar een beetje kijken hoe het loopt. Het is een kwestie van twee of drie dagen, hooguit een week, tot ze haar zaken weer min of meer op orde heeft. Aangezien uw verantwoordelijkheden beperkt van aard zijn, heb ik geen behoefte aan een schriftelijke rapportage. U kunt gewoon een rekening indienen en dan betaal ik u uw dagtarief en alle eventueel door u gemaakte onkosten.'
'Dat lijkt me prima.'
'Nog één ding. Als er ook maar de geringste aanwijzing is dat ze opnieuw in de fout dreigt te gaan, wil ik daarvan op de hoogte worden gesteld. Misschien dat ik ditmaal, als ik tijdig gewaarschuwd word, kan voorkomen dat de zaak uit de hand loopt.'
'Dat is geen gemakkelijke opgave.'
'Daarvan ben ik me bewust.'
Ik dacht heel even over het voorstel na. Normaal gesproken voel ik er weinig voor om als oppas en potentiële verklikster te fungeren, maar in dit geval leek zijn bezorgdheid me niet overdreven. 'Hoe laat wordt ze vrijgelaten?'
-2-
Op de terugweg naar de stad ging ik bij de stomerij langs om wat spullen op te pikken en daarna deed ik in een nabijgelegen supermarkt een paar boodschappen die ik even langs huis wilde brengen voordat ik weer aan het werk ging. Ik hoopte nog een praatje te kunnen maken met mijn huisbaas vóór de komst van zijn vrouwelijke bezoek die dag. De boodschappen die ik deed, dienden als rekwisieten om mijn onverwachte verschijning halverwege de middag te verklaren. Henry en ik nemen elkaar op veel gebieden in vertrouwen, maar zijn liefdesleven behoort daar niet toe. Ik wist dat ik, als ik daar iets over te weten wilde komen, het geraffineerd aan zou moeten pakken.
Mijn appartement was oorspronkelijk de voor één auto bestemde garage die via een met glas overdekte doorgang met Henry's huis verbonden was. In 1980 had hij die ruimte laten verbouwen tot de knusse studio die ik sinds die tijd huur. Wat begon als een simpele ruimte van zo'n vijf bij vier meter, is nu een volledig gemeubileerd appartement, met daarin een woonkamer, een keukentje in kombuisstijl, een kleine badkamer met in een van de hoeken een was/droogcombinatie, en op de via een wenteltrap bereikbare vide een slaapkamer en nog een badkamer. De ruimte is compact en uitgekiend ontworpen om elke beschikbare vierkante centimeter te benutten. Met zijn kleine bergruimten, de met glanzend teak- en eikenhout beklede wanden, en hier en daar een patrijspoort, heeft het geheel wel iets weg van een scheepskajuit.
Ik vond een parkeerplaats vlakbij en ik haalde mijn kleren en de twee zakken boodschappen uit de auto. Mijn timing had niet beter kunnen zijn. Terwijl ik mijn piepende ijzeren hek openduwde en achterom liep, reed Henry juist zijn dubbele garage in. Zijn felgele Chevy-coupé had zojuist zijn jaarlijkse onderhoudsbeurt gehad en de carrosserie glansde alsof de wagen net uit de showroom kwam. Het interieur zou vermoedelijk niet alleen smetteloos zijn, maar bovendien naar dennengeur uit een spuitbus ruiken. Hij had de auto in 1932 nieuw gekocht en hij heeft hem zo goed onderhouden dat je zou zweren dat hij nog steeds onder de garantie viel, aangenomen dat er in die tijd garantie op auto's werd gegeven. Hij heeft nog een auto, een stationcar die hij gebruikt voor het doen van de dagelijkse boodschappen en af en toe een rit naar de luchthaven van Los Angeles, zo'n 150 kilometer naar het zuiden. De coupé reserveert hij voor bijzondere gelegenheden, zoals vandaag.
Ik heb er moeite mee me te realiseren dat hij 87 is. Ook kost het me moeite hem te beschrijven in bewoordingen die niet gênant lovend zijn gezien het leeftijdsverschil van vijftig jaar dat er tussen ons bestaat. Hij is intelligent, lief, sexy, goed geconserveerd, knap, energiek en vriendelijk. Vroeger is hij bakker geweest, en hoewel hij inmiddels alweer 25 jaar met pensioen is, maakt hij nog steeds de lekkerste kaneelbroodjes die ik ooit gegeten heb. Het enige minpunt dat ik kon bedenken, was zijn terughoudendheid op het gebied van de liefde. De enige keer dat ik hem smoorverliefd had gezien, werd hij niet alleen bedrogen, maar ook nog eens financieel bijna helemaal uitgekleed. Sinds die tijd laat hij zich niet meer in de kaart kijken. Of hij was geen interessante vrouw tegen het lijf gelopen, of hij had de andere kant op gekeken. Dat wil zeggen, totdat Mattie Halstead op het toneel verscheen.
Mattie was de gastkunstenaar op een cruise in de Caribische Zee die hij samen met zijn broers en zijn zus in april had gemaakt. Niet lang na afloop van de cruise had ze hem opgezocht toen ze op weg was naar Los Angeles om daar een aantal schilderijen af te leveren bij een galerie. Een maand later had hij zomaar opeens een uitstapje naar San Francisco gemaakt, waar hij een avond samen met haar doorbracht. Hij had niets losgelaten over hun relatie, maar het viel me op dat hij zijn garderobe gemoderniseerd had en begonnen was met gewichtheffen. De familie Pitts (althans van de kant van Henry's moeder) wordt over het algemeen oud, en hij en zijn broers en zijn zus mogen zich in een opmerkelijk goede gezondheid verheugen. William is een beetje een hypochonder en Charlie is bijna helemaal doof, maar afgezien daarvan wekken ze de indruk het eeuwige leven te hebben. Lewis, Charlie en Nell wonen in Michigan, maar ze gaan over en weer bij elkaar op bezoek, soms volgens plan en soms onaangekondigd. William en mijn vriendin Rosie, de uitbaatster van de kroeg annex eethuisje een half blok verderop, zouden op 28 november hun tweejarig huwelijksfeest vieren. Nu zag het ernaar uit dat Henry mogelijk soortgelijke gedachten koesterde... dat hoopte ik althans. Andermans romances zijn zoveel minder riskant dan die van jezelf. Ik verheugde me op alle geneugten van de ware liefde zonder zelf enig risico te lopen.
Henry wachtte even op me toen hij me zag. Het viel me op dat hij zijn haar had laten knippen, en hij droeg een blauw denim overhemd en een keurig geperste katoenen broek. Hij had zelfs zijn gebruikelijke teenslippers verruild voor een paar bootschoenen met donkere sokken.
Ik zei: 'Ik zet even deze spullen binnen.'
Hij wachtte terwijl ik mijn voordeur openmaakte en mijn armvol boodschappen op de vloer er vlak achter deponeerde. Niets van wat ik gekocht had zou het komende halfuur bederven. Ik stapte weer naar buiten, trok de deur achter me dicht en zei: 'Je hebt je haar laten knippen. Het ziet er prima uit.'
Enigszins verlegen streek hij met een hand over zijn hoofd. 'Ik kwam toevallig langs de kapper en bedacht dat het onderhand wel weer eens tijd werd. Vind je het te kort?'
'Helemaal niet. Je ziet er jaren jonger uit,' zei ik, terwijl ik bij mezelf dacht dat Mattie wel gek moest zijn als ze zich niet realiseerde wat een lot uit de loterij hij was. Ik hield de hordeur open terwijl hij zijn sleutels te voorschijn haalde en zijn achterdeur openmaakte. Ik liep achter hem aan de keuken in waar hij zijn boodschappen op het aanrecht zette.
'Leuk dat Mattie komt. Je verheugt je vast heel erg op jullie weerzien.'
'Ze komt maar één avond.'
'Is er een speciale aanleiding voor haar komst?'
'Ze heeft een schilderij gemaakt in opdracht van een vrouw in La Jolla. Dat gaat ze laten zien, plus nog een paar andere voor het geval de opdrachtgeefster niet weg is van het eerste.'
'Nou, het is leuk dat ze je op kan komen zoeken. Hoe laat verwacht je haar?'
'Ze hoopte dat ze er tegen vieren zou zijn, afhankelijk van het verkeer. Ze zei dat ze in het hotel zou inchecken en zou bellen zodra ze zich wat opgeknapt had. Ze eet hier, op voorwaarde dat ik me niet al te zeer uitsloof. Ik heb gezegd dat ik het simpel zou houden, maar je kent me.'
Hij begon zijn boodschappen uit te pakken: een in wit slagerspapier gewikkeld pakketje, aardappelen, kool, bosuitjes en een grote pot mayonaise. Terwijl ik toekeek, deed hij het deurtje van de oven open om een blik te werpen op een stoofschotel met bonen die met melasse, mosterd, en een homp gezouten varkensvlees stond te pruttelen. Op een rek op het aanrecht lagen twee versgebakken broden. In het midden van de keukentafel stond een chocoladelaagjestaart onder een glazen stolp. Ook stond er een boeket bloemen uit zijn eigen tuin: rozen en lavendel, die hij kunstzinnig in een porseleinen theepot had geschikt.
'Die taart ziet er verrukkelijk uit.'
'Het is een twaalflaagjestaart. Ik heb Nells recept gebruikt, dat oorspronkelijk van onze moeder was. We hebben het jarenlang geprobeerd, maar niemand van ons kon haar taart evenaren. Het is Nell uiteindelijk gelukt, maar ze vindt het een bezoeking. Ik heb een half dozijn taarten weg kunnen gooien voordat ik het onder de knie had.'
'Wat staat er verder nog op het menu?'
Henry pakte een gietijzeren koekenpan en zette die op het fornuis. 'Gebraden kip, aardappelsalade, koolsla, en cassoulet. Ik dacht dat we er maar een picknick op de patio van moesten maken, tenzij het te koud wordt.' Hij deed het kruidenkastje open en haalde er een potje gedroogde dille uit te voorschijn. 'Waarom eet je niet met ons mee? Ze zou het enig vinden om je weer eens te zien.'
'Toe, zeg. Dat soort gezelligheid is wel het laatste waar ze behoefte aan heeft, na zes uur achter het stuur. Geef haar een borrel en laat haar lekker bijkomen.'
'Maak je over haar maar geen zorgen. Ze beschikt over een onuitputtelijke energie. Ik weet zeker dat ze het hartstikke leuk zou vinden.'
'Laten we maar gewoon zien hoe het loopt. Ik ga nu terug naar kantoor, maar ik wip wel even langs als ik weer terug ben.'
Ik had al besloten de uitnodiging af te slaan, maar ik wilde geen onbeleefde indruk maken. Volgens mij hadden ze tijd voor zichzelf nodig. Ik zou mijn hoofd om de hoek van de deur steken en haar gedag zeggen, voornamelijk om mijn nieuwsgierigheid naar haar te bevredigen. Ze was óf weduwe óf gescheiden, ik wist niet welk van de twee, maar tijdens haar laatste bezoek was me opgevallen dat ze het een paar keer over haar man had gehad. Op een gegeven moment, toen Henry last had van zijn knie, was ze er in haar eentje op uit getrokken en ze had haar aquarelleerspullen meegenomen om een bepaalde plek in de bergen te schilderen waar zij en haar man prettige herinneringen aan hadden. Zat ze nog altijd emotioneel aan hem vast? Of manlief nu dood of nog in leven was, het idee stond me niet aan. Ondertussen deed Henry daar heel nonchalant over, wellicht bij wijze van ontkenning van zijn gevoelens of als reactie op bedekte signalen van haar. Natuurlijk bestond er altijd de mogelijkheid dat ik me dit alles verbeeldde, maar dat dacht ik niet. Hoe dan ook, ik was van plan die avond bij Rosie te gaan eten en me haar gebruikelijke portie tirannie en beschimpingen te laten welgevallen.
Ik liet Henry zijn gang gaan en reed terug naar mijn kantoor, waar ik het nummer draaide van Priscilla Holloway, de reclasseringsambtenaar van Reba Lafferty. Nord Lafferty had me aan het eind van ons gesprek haar naam en telefoonnummer gegeven. Ik was alweer bijna terug bij mijn auto geweest en had juist het portier opengedaan toen de bejaarde huishoudster bij de voordeur mijn naam had geroepen en met een foto in haar hand op een sukkeldrafje naar me toe was gekomen.
Buiten adem had ze gezegd: 'Meneer Lafferty was vergeten u deze foto van Reba te geven.'
'Bedankt. Ik zal hem teruggeven zodra ik haar hier afgeleverd heb.'
'O, dat is niet nodig. Hij zei dat u hem mocht houden als u wilde.'
Ik had haar nogmaals bedankt en had de foto in mijn tas gestopt. Nu, terwijl ik wachtte tot Priscilla Holloway de telefoon opnam, haalde ik de foto te voorschijn en bekeek hem opnieuw. Ik had liever een wat recentere opname gehad. Deze was gemaakt toen ze halverwege of eind twintig was en er bijna ondeugend uitzag. Haar grote donkere ogen waren strak op de camera gericht, haar volle lippen iets van elkaar alsof ze op het punt stond iets te gaan zeggen. Haar schouderlange haar was blond geverfd, maar dat was duidelijk vakwerk geweest. Ze had een gave teint met een licht blosje op de wangen. Na twee jaar gevangenisvoedsel zou ze wellicht een paar kilo zijn aangekomen, maar ik dacht wel dat ik haar zou herkennen.
Aan de andere kant van de lijn zei een vrouwenstem: 'Holloway.'
'Goedemiddag, mevrouw Holloway. U spreekt met Kinsey Millhone. Ik ben privé-detective hier in Santa Teresa...'
'Ik weet wie u bent. Ik ben gebeld door Nord Lafferty, die me vertelde dat hij u in de arm had genomen om zijn dochter op te halen.'
'Dat is de reden waarom ik bel, om te vragen of dat wat u betreft in orde is.'
'Prima. Geen punt. Dat bespaart mij de rit. Als u vóór drieën weer terug bent, kom dan maar met haar naar mijn kantoor. Weet u waar dat is?'
Dat wist ik niet, maar ze gaf me het adres.
'Tot maandag dan,' zei ik.
De rest van de middag hield ik me bezig met mijn administratie, wat voornamelijk neerkwam op ordenen en opbergen in een vergeefse poging mijn bureau op te ruimen. Ook verdiepte ik me nog enige tijd in de regels waaraan men zich bij een voorwaardelijke invrijheidsstelling dient te houden aan de hand van een brochure van de Dienst voor het Gevangeniswezen van Californië.
Toen ik voor de tweede keer die dag thuiskwam, zag ik geen picknickspullen op de patiotafel. Misschien had hij besloten dat ze toch maar beter binnen konden eten. Ik liep naar zijn achterdeur en keek naar binnen. Mijn hoop op een romantisch samenzijn van Henry en Mattie werd de bodem ingeslagen door de aanwezigheid van William in de keuken. Henry zat met een verongelijkt gezicht in zijn schommelstoel met zijn gebruikelijke glas Jack Daniel's terwijl Mattie een glas witte wijn in haar hand had.
William, die twee jaar ouder is dan Henry, lijkt genoeg op hem om voor zijn tweelingbroer te kunnen doorgaan. Zijn zilvergrijze haardos begon in tegenstelling tot die van Henry uit te dunnen, maar hij had dezelfde helblauwe ogen en dezelfde kaarsrechte houding. Hij droeg een keurig driedelig kostuum met een horlogeketting over zijn vest. Ik tikte op het glas van de deur en Henry gebaarde dat ik binnen moest komen. William kwam overeind zodra hij me zag, en ik wist dat hij zou blijven staan tenzij ik er bij hem op aandrong weer te gaan zitten. Mattie stond op om me te begroeten, en ook al omhelsden we elkaar niet, we pakten wel elkaars handen beet en gaven elkaar een luchtkus.
Ze was begin zeventig lang en slank, met zacht zilvergrijs haar dat ze in een knotje boven op haar hoofd droeg. Haar grote handgemaakte zilveren oorringen glinsterden in het licht.
Ik zei: 'Hallo, Mattie. Hoe is het met je? Je moet keurig op tijd gearriveerd zijn.'
'Inderdaad. Leuk om je weer te zien.' Ze droeg een koraalrode zijden blouse, een lange zigeunerrok en suède laarzen met platte hakken. 'Drink je een glaasje met ons mee?'
'Nee, dank je. Ik heb nog het een en ander te doen, dus ik moet er zo weer vandoor.'
Henry's stem klonk gemelijk. 'Neem nou maar een glas wijn. Je kunt ook blijven eten. William heeft zichzelf al uitgenodigd, dus waarom niet? Hij liep Rosie alleen maar voor de voeten en dus heeft ze hem hiernaartoe gestuurd.'
William zei: 'Ze kreeg zomaar van het ene op het andere moment een driftbui. Ik was juist terug van de dokter en ik ging ervan uit dat ze benieuwd zou zijn naar de resultaten van mijn bloedonderzoek, met name mijn HDL. Misschien wil je ze zelf even zien.' Hij stak me een formulier toe en wees op de lange kolom getallen aan de rechterkant. Mijn blik gleed langs zijn glucose-, natrium-, kalium-, en chloridegehalten voordat ik de uitdrukking op Henry's gezicht zag. Hij keek verschrikkelijk scheel. William zei: 'Je kunt zien dat mijn LDL-HDL-verhouding 1:3 is.'
'Eh, is dat slecht?'
'Nee, nee. De dokter zei dat het uitstekend was... mijn gezondheidstoestand in aanmerking genomen.' Williams stem klonk plotseling wat zwakker, alsof daar het nodige aan mankeerde.
'Mooi zo. Dat is geweldig.'
'Dank je. Ik heb onze broer Lewis gebeld om het hem te vertellen. Zijn cholesterolgehalte is aan de hoge kant, wat volgens mij tamelijk verontrustend is. Hij zegt dat hij er alles aan doet, maar zonder veel succes. Als je het formulier doorgenomen hebt, kun je het aan Mattie doorgeven.'
Henry zei: 'William, wil je alsjeblieft gaan zitten? Ik krijg een stijve nek van je.' Hij kwam overeind uit de schommelstoel en pakte een wijnglas uit een keukenkastje. Hij schonk het tot de rand toe vol en gaf me het glas aan, waarbij er wat wijn op mijn hand terechtkwam.
William wilde pas gaan zitten nadat hij een stoel voor me bijgetrokken had. Ik ging zitten met een gemompeld 'Dank je' en liet vervolgens mijn vinger demonstratief langs de diverse kolommen van het medisch rapport glijden. 'Je verkeert in goede conditie,' merkte ik op terwijl ik het formulier aan Mattie doorgaf.
'Nou, ik heb nog steeds wel hartkloppingen, maar de dokter gaat mijn medicatie aanpassen. Hij zegt dat ik in verbazingwekkend goede gezondheid verkeer voor iemand van mijn leeftijd.'
'Als je zo vreselijk gezond bent, hoe komt het dan dat je zo'n beetje om de dag naar de eerstehulppost gaat?' zei Henry op bitse toon.
William knipoogde onbewogen naar Mattie. 'Mijn broer is nogal nonchalant waar het zijn gezondheid betreft en begrijpt niet dat sommigen van ons proactief zijn.'
Henry maakte een snuivend geluid.
William schraapte zijn keel. 'Goed. Ander onderwerp, aangezien Henry hier klaarblijkelijk moeite mee heeft. Ik hoop dat het niet te persoonlijk is, maar Henry zei dat je echtgenoot overleden is. Heb je er bezwaar tegen als ik vraag waaraan hij gestorven is?'
Henry was duidelijk geïrriteerd. 'Noem je dat een ander onderwerp? Het is exact hetzelfde: ziekte en dood. Kun je nou nooit eens ergens anders aan denken?'
'Ik had het niet tegen jou,' antwoordde William voordat hij zich weer tot Mattie richtte. 'Ik hoop dat het onderwerp niet te pijnlijk is.'
'Nu niet meer. Barry is zes jaar geleden overleden aan een hartverlamming. Cardiale ischemie is meen ik de term die ze gebruikten. Hij was docent sieraadontwerpen aan het San Francisco Art Institute. Hij was een zeer getalenteerd man, maar ook een tikkeltje excentriek.'
William knikte. 'Cardiale ischemie. Ik ben zeer vertrouwd met de term. Van het Griekse ischoo, wat "tegenhouden" betekent, gecombineerd met haima, oftewel "bloed". Een Duitse hoogleraar in de pathologische anatomie heeft die term halverwege de negentiende eeuw geïntroduceerd. Rudolf Virchow. Een opmerkelijk man. Hou oud is je man geworden?'
'William,' zei Henry op zangerige toon.
Mattie glimlachte. 'Het geeft niet, Henry. Ik ben er allang overheen. Hij overleed twee dagen voor zijn zeventigste verjaardag.'
William trok een gezicht. 'Droevig wanneer een man in de bloei van zijn leven uit ons midden wordt weggerukt. Ik heb zelf meerdere perioden gekend waarin ik gekweld werd door angina, wat ik op wonderbaarlijke wijze heb overleefd. Toevallig had ik het twee dagen geleden nog over mijn hartkwaal met Lewis, over de telefoon. Je herinnert je onze broer vast nog wel.'
'Natuurlijk. Ik hoop dat hij en Nell en Charles allemaal in goede gezondheid verkeren.'
'Uitstekend zelfs,' zei William. Hij ging verzitten en liet zijn stem dalen. 'Nog even over je man. Had hij vóór zijn fatale attaque al eerder een waarschuwing gehad?'
'Hij had last van pijn op de borst, maar hij vertikte het om naar de dokter te gaan. Barry was een fatalist. Hij geloofde dat je gaat als het je tijd is, welke voorzorgsmaatregelen je ook neemt. Hij vergeleek de levensduur met een wekker die God instelt op het moment dat je geboren wordt. Niemand van ons weet wanneer die wekker afgaat, maar hij zag er het nut niet van in om dat moment te willen voorspellen. Hij genoot intens van het leven, dat moet ik hem nageven. De meeste mensen in mijn familie halen de zestig niet, en ze voelen zich voortdurend doodongelukkig uit angst voor het onvermijdelijke.'
'Zestig! Is het werkelijk? Dat is ongelooflijk. Is er een genetische factor in het spel?'
'Voorzover ik weet niet. Het is zo'n beetje van alles wat. Kanker, diabetes, nierfalen, chronische longaandoeningen...'
William legde zijn handen op zijn borst. Ik had hem niet meer zo opgetogen gezien sinds hij griep had gehad. 'COPD. Chronic obstructive pulmonary disease. Die term brengt herinneringen bij me boven. In mijn jeugd werd ik getroffen door een longaandoening...'
Henry klapte in zijn handen. 'Oké, mooi zo. Genoeg over dat onderwerp. Zullen we maar eens gaan eten?'
Hij liep naar de koelkast en haalde er een glazen kom met koolsla uit te voorschijn die hij met een ostentatief gebaar op tafel neerzette. De kip die hij gebraden had, lag op een ovale schaal op het aanrecht, waarschijnlijk nog warm. Hij zette de schaal midden op de tafel, en legde er een vleestang en een voorsnijmes naast. De cassoulet stond nu achter op het fornuis en verspreidde een geur van malse boontjes en laurierblad. Hij haalde opscheplepels uit een aardewerken pot en pakte vervolgens vier platte borden die hij aan William overhandigde, misschien in de hoop zijn aandacht af te leiden terwijl hij de rest van de maaltijd op tafel zette. William zette de borden neer terwijl hij Mattie uitgebreid aan de tand voelde over het overlijden van haar moeder ten gevolge van acute bacteriële meningitis.
Onder het eten stuurde Henry de conversatie naar neutraal terrein. Er werden obligate vragen gesteld over Matties rit vanuit San Francisco, het verkeer, de toestand van de wegen en meer van dat soort zaken, wat mij ruimschoots de gelegenheid gaf om haar te observeren. Haar ogen waren heldergrijs en ze had maar heel weinig make-up gebruikt. Ze had krachtige gelaatstrekken en haar neus, jukbeenderen en kaken waren net zo geprononceerd en goed geproportioneerd als die van een fotomodel. Haar huid vertoonde sporen van overmatige blootstelling aan de zon, wat haar teint iets blozends gaf. Ik stelde me voor hoe ze urenlang in de openlucht doorbracht met haar verfdoos en haar schildersezel.
Terwijl William in beslag genomen werd door het onderwerp dodelijke ziekten, hield ik me bezig met de vraag hoe snel ik me discreet terug kon trekken. Ik was van plan William mee te slepen zodat Henry en Mattie wat tijd voor elkaar zouden hebben. Ik hield de klok in de gaten terwijl ik me te goed deed aan de gebraden kip, aardappelsalade, koolsla, cassoulet en taart. Het eten was uiteraard voortreffelijk en ik at met mijn gebruikelijke snelheid en enthousiasme. Om even over half negen, net toen ik een plausibel leugentje aan het bedenken was, vouwde Mattie haar servet op en legde het op de tafel naast haar bord.
'Goed, ik moet er weer eens vandoor. Ik wil nog een paar telefoontjes plegen zodra ik terug ben in het hotel.'
'Ga je nu alweer weg?' zei ik, terwijl ik mijn best deed om mijn teleurstelling te verbergen.
'Ze heeft een lange dag achter de rug,' zei Henry, terwijl hij opstond om haar bord weg te halen. Hij spoelde het af en zette het in de afwasmachine terwijl hij ondertussen tegen haar bleef praten. 'Ik kan wat kip voor je inpakken voor het geval je later nog trek krijgt.'
'Breng me nou niet in de verleiding. Ik zit vol, maar niet propvol, en dat vind ik wel zo prettig. Het was heerlijk, Henry. Je hebt geweldig je best gedaan en dat stel ik zeer op prijs.'
'Fijn dat je het lekker vond. Ik zal je shawl even uit de andere kamer halen.' Hij droogde zijn handen af aan een keukenhanddoek en liep naar de slaapkamer.
William vouwde zijn servet op en schoof zijn stoel achteruit. 'Ik moest er ook maar weer eens vandoor. De dokter heeft me op het hart gedrukt dat ik minstens acht uur per nacht moet slapen. Misschien dat ik nog wat lichte gymnastiekoefeningen doe voordat ik naar bed ga om de spijsvertering te bevorderen. Niet al te inspannend, uiteraard.'
Ik wendde me tot Mattie. 'Heb je nog plannen voor morgen?'
'Jammer genoeg moet ik morgenochtend vroeg alweer op pad, maar over een paar dagen ben ik weer terug.'
Henry kwam terug met een zachte wollen shawl die hij over haar schouders drapeerde. Ze klopte hem op zijn hand en pakte een grote leren tas op die naast haar stoel stond. 'Ik hoop je gauw weer te zien,' zei ze tegen mij.
'Dat hoop ik ook.'
Henry legde zijn hand even op haar elleboog. 'Ik breng je even naar je auto.'
William trok zijn vest recht. 'Dat is niet nodig. Ik loop wel even met haar mee.' Hij bood Mattie zijn arm, en nadat ze nog even een blik op Henry geworpen had, liepen zij en William naar buiten.
-3-
Zaterdagochtend sliep ik uit tot acht uur, ik nam een douche, zette een pot koffie, en ging aan de eetbar zitten, waar ik zoals gewoonlijk een kom cornflakes at. Nadat ik de kom en de lepel afgewassen had, klom ik weer op mijn kruk en overzag mijn domein. Ik ben overdreven netjes en ik had eerder die week het hele appartement nog grondig schoongemaakt. Mijn sociale agenda was leeg en ik wist dat ik de zaterdag en zondag in mijn eentje zou doorbrengen, zoals de meeste weekends. Normaal gesproken zit ik daar niet mee, maar die dag werd ik bekropen door een verontrustend gevoel. Ik verveelde me. Ik snakte zozeer naar iets te doen dat ik overwoog om terug te gaan naar mijn kantoor om alvast het dossier te openen voor een andere opdracht die ik aangenomen had. Helaas is mijn kantoorruimte nogal deprimerend en de motivatie ontbrak om ook nog maar een minuut aan mijn bureau door te brengen. Wat zou ik verder nog kunnen doen? Joost mocht het weten. In een opwelling van paniek realiseerde ik me dat ik niet eens een boek had om te lezen. Ik stond op het punt om naar de boekwinkel te gaan om een voorraadje paperbacks aan te schaffen toen de telefoon ging.
'Hoi, Kinsey. Met Vera. Fijn dat je thuis bent. Heb je even?'
'Natuurlijk. Ik stond op het punt om de deur uit te gaan, maar dat heeft geen haast,' zei ik. Vera Lipton was een collega van me geweest bij California Fidelity Insurance, waar ik zes jaar lang onderzoek had gedaan naar schadeclaims waarbij mogelijk sprake was van brandstichting of overlijden onder verdachte omstandigheden. Zij was het hoofd van de afdeling Schadeclaims terwijl ik als zelfstandig contractant werkte. Ze was inmiddels weg bij het bedrijf, was met een arts getrouwd, en was tegenwoordig fulltime-moeder. Ik had haar in april nog even gezien, samen met haar man Neil Hess. Ze hadden een baldadige golden-retrieverpup bij zich, evenals hun zoontje van anderhalf, naar wiens naam ik was vergeten te vragen. Ze was hoogzwanger en naar de omvang van haar buik te oordelen, zou de bevalling binnen enkele dagen plaatsvinden. Ik zei: 'Vertel me eens over de baby. Je zag eruit alsof die elk moment te voorschijn kon floepen die dag dat ik jullie op het strand zag.'
'Dat kun je wel zeggen. Ik had een holle rug als een muilezel. Ik had vreselijke pijnscheuten in allebei mijn benen, en het hoofdje van de baby dat op mijn blaas drukte zorgde ervoor dat ik voortdurend een beetje urine verloor. Diezelfde avond begonnen de weeën en de volgende middag werd Meg geboren. Hoor eens, de reden dat ik je bel is dat we je graag willen uitnodigen. We zien je de laatste tijd nooit meer.'
'Lijkt me een prima idee. Geef even een belletje en dan spreken we iets af.'
Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn. 'Dat doe ik nou juist. Ik heb je zojuist uitgenodigd om een borrel te komen drinken. We nodigen wat mensen uit voor een barbecue vanmiddag.'
'O, oké. Hoe laat?'
'Vier uur. Ik weet dat het kort dag is, maar ik hoop dat je kunt komen.'
'Toevallig wel. Is er een speciale aanleiding?'
Vera lachte. 'Nee hoor. Het leek me gewoon een leuk idee. We hebben een paar buren uitgenodigd. Allemaal heel informeel. Als je een pen bij de hand hebt, zal ik je het adres geven. Als je nou een beetje op tijd komt, kunnen we gezellig even bijpraten.'
Ik noteerde haar adres, terwijl ik bekropen werd door een gevoel van twijfel. Waarom zou ze me zomaar ineens bellen? 'Vera, weet je zeker dat je niet iets in je schild voert? Niet om het een of ander, maar we hebben afgelopen april vijf minuten met elkaar gepraat. Vóór die tijd hadden we vier jaar lang geen contact meer gehad. Begrijp me niet verkeerd, ik zou het leuk vinden om je weer eens te zien, maar ik vind het wel wat merkwaardig.'
'Mm-mm.'
Ik zei: 'Wat,' zonder de moeite te nemen het als een vraag te laten klinken.
'Oké, ik zal open kaart met je spelen, maar je moet me beloven dat je niet gaat gillen.'
'Ik luister, maar ik heb inmiddels wel een beetje pijn in mijn buik.'
'De jongere broer van Neil, Owen, is dit weekend in de stad. Het leek ons een goed idee dat jullie kennis met elkaar zouden maken.'
'Waarom?'
'Kinsey, af en toe worden mannen en vrouwen aan elkaar voorgesteld, of heb je daar nog nooit van gehoord?'
'Je bedoeld een blind date?'
'Het is geen blind date. Het is een borrel met wat hapjes. Er zijn ik weet niet hoeveel andere mensen, dus je zit heus niet aan hem vast. Als je hem aardig vindt, prima. Zo niet, geen man overboord.'
'De laatste keer dat je een afspraakje voor me regelde, was het met Neil,' zei ik.
'Precies. En kijk eens waar dat op uitgedraaid is.'
Ik zweeg even. 'Wat is hij voor iemand?'
'Nou, afgezien van het feit dat zijn knokkels tijdens het lopen de grond bijna raken, kan hij er best mee door. Hoor eens, ik zal hem een aanmeldingsformulier laten invullen, dan kun je een antecedentenonderzoek naar hem instellen. Zorg nou maar dat je er om half vier bent. Ik draag mijn enige spijkerbroek die van achteren niet opengeknipt is.'
Ze hing op terwijl ik zei: 'Maar...'
Met een gevoel van wanhoop luisterde ik naar de kiestoon. Het was me nu wel duidelijk dat dit de straf was voor mijn gelanterfant. Ik had naar mijn kantoor en aan het werk moeten gaan. Het universum houdt onze zonden bij en legt uitgekiende en weerzinwekkende straffen op, zoals afspraakjes met onbekende mannen. Ik beklom de wenteltrap en deed mijn kast open zodat ik naar mijn kleren kon staren. Dit was wat ik zag: mijn zwarte jurk voor alle gelegenheden, de enige jurk die ik bezit, geschikt voor begrafenissen en andere sombere gelegenheden, niet geschikt voor afspraakjes met mannen, tenzij ze al dood zijn. Drie spijkerbroeken, een denim gilet, één korte rok, en de nieuwe tweed blazer die ik gekocht had toen ik een lunchafspraak had met mijn nicht Tasha, anderhalf jaar geleden. Verder een olijfgroen cocktailjurkje waarvan ik vergeten was dat ik het had, en dat ik gekregen had van een vrouw die later opgeblazen werd. Dan waren er ook nog afdankertjes van Vera, waaronder een zwartzijden pantalon die zo lang was dat ik hem bij de taille op moest rollen. Als ik die aantrok, zou
Vera vragen of ze hem weer terug kon krijgen, waardoor ik gedwongen zou zijn om met een zo goed als naakt onderlijf terug naar huis te rijden. Niet dat ik dacht dat een harembroek geschikt zou zijn voor een barbecue. Ik wist wel beter. Ik haalde mijn schouders op en ging voor mijn gebruikelijke spijkerbroek en coltrui.
Exact om half vier belde ik bij Vera aan. Het adres dat ze me gegeven had, bevond zich in het noordoostelijk deel van de stad, in een buurt met oudere huizen. Dat van hen was een donkergrijs Victoriaans pand met witgeschilderd houtwerk en een L-vormige houten veranda. Midden in de voordeur bevond zich een roos van gebrandschilderd glas, waardoor Vera's gezicht er felroze uitzag toen ze erdoorheen naar buiten keek. Achter haar blafte de hond opgewonden, popelend om tegen de nieuwkomer op te springen en die eens lekker af te lebberen. Ze deed de deur open terwijl ze de hond bij zijn halsband vasthield om te voorkomen dat hij ervandoor zou gaan.
Ze zei: 'Kijk niet zo somber. Je hebt uitstel van executie gekregen. Ik heb de jongens eropuit gestuurd om Pampers en bier te kopen, dus de komende twintig minuten hebben we voor onszelf. Kom verder.' In haar kortgeknipte haar zaten blonde highlights. Ze droeg nog steeds haar bril met metalen montuur en de enorme lichtblauw getinte glazen. Vera is het type vrouw dat waar ze ook gaat bewonderende blikken trekt. Ze was nog steeds aan de stevige kant, hoewel ze al heel wat was kwijtgeraakt van de kilo's die ze door haar laatste zwangerschap was aangekomen. Ze was blootsvoets en droeg een strakke spijkerbroek en een wijde blouse met korte mouwen en een ingewikkelde kraag. Door het rondsjouwen met een peuter en een baby had ze stevige biceps gekregen.
Ze hield de deur voor me open, waarbij ze zich zo opstelde dat de hond me nog even niet kon bespringen. Hij was twee keer zo groot geworden sinds ik hem op het strand had gezien. Hij zag er niet kwaadaardig uit, maar hij was wel heel erg uitgelaten. Ze boog zich naar hem over, legde een hand rond zijn snuit en zei: 'Nee!' op een toon die nauwelijks effect had. Hij scheen de aandacht op prijs te stellen en gaf haar een lik op haar mond zodra hij de kans kreeg.
'Dit is Chase. Let maar niet op hem. Hij wordt vanzelf wel rustiger.'
Ik deed een poging niet op de hond te letten terwijl hij vrolijk blaffend om me heen sprong, tot hij de zoom van mijn broekspijp pakte en eraan begon te trekken. Hij gromde en zette zijn poten schrap zodat hij mijn spijkerbroek aan flarden kon scheuren. Ik stond er hulpeloos bij en zei: 'Jeetje, dit is echt enig, Vera. Ik ben zo blij dat ik hier ben.'
Ze keek me aan, maar reageerde niet op mijn sarcasme. Ze pakte de hond bij zijn halsband en trok hem mee naar de keuken terwijl ik achter haar aan liep door een hal met een hoog plafond, met aan de rechterkant een trap en aan de linkerkant de woonkamer. Een korte gang, met de gebruikelijke verzameling houten blokken, plastic speelgoedonderdelen en afgedankte hondenkluiven leidde naar de keuken aan de achterkant. Ze duwde Chase een hok in dat het formaat had van een flinke hutkoffer. De hond leek daar niet mee te zitten, maar evengoed voelde ik me schuldig.
De keuken was ruim en ik zag een breed terras dat via openslaande glazen tuindeuren bereikbaar was. De keukenkastjes waren van donker kersenhout, de werkbladen van donkergroen marmer, en het kookeiland had een ingebouwde kookplaat met zes branders. Zowel de baby als Vera's zoon, die Peter bleek te heten, was al in bad gedaan en klaar om naar bed te worden gebracht. Aan het aanrecht was een vrouw in een lichtblauw uniform bezig een dozijn hardgekookte eieren vol te spuiten met een gele vulling.
'Dit is Mavis,' zei Vera. 'Zij en Dirk helpen een handje, om mij een beetje te ontzien. Er komt zo dadelijk ook een babysitter.'
Ik mompelde een groet en Mavis wierp me een glimlach toe terwijl ze doorging met het persen van de vulling uit een spuitzak. De rand van de schaal was gegarneerd met takjes peterselie. Op het aanrecht lagen twee bakplaten met canapés klaar om in de oven te worden geschoven en er stonden twee andere schalen, de een met verse groenten en de ander met een assortiment geïmporteerde kazen met druiven ertussen. Dit feestje was duidelijk al wekenlang voorbereid. Inmiddels koesterde ik het vermoeden dat de oorspronkelijke blind date griep gekregen had en dat ik uitverkoren was om haar plaats in te nemen... een plaatsvervangster van de B-lijst.
Dirk, gekleed in een zwarte pantalon en een kort wit jasje, was bezig bij de provisiekamer waar hij een geïmproviseerde bar had opgezet met een verscheidenheid aan glazen, een ijsemmer, en een indrukwekkende hoeveelheid flessen wijn en sterkedrank.
'Hoeveel mensen komen er?'
'Een stuk of 25. Het is allemaal op het laatste nippertje, dus een heleboel mensen konden niet.'
'Ah.'
'Ik drink nog steeds niet vanwege deze jongedame hier.'
Meg lag in een tuigje in een kinderzitje midden op de keukentafel om zich heen te kijken met een vage uitdrukking van voldoening. Peter, 21 maanden oud, zat vastgegespt in een kinderstoel. Zijn bordje lag vol Cheerios en doperwten die hij oppakte en in zijn mond stopte als hij ze tenminste niet fijnkneep.
Vera zei: 'Dat is niet zijn avondeten, hoor. Het is alleen maar om hem bezig te houden tot de babysitter er is. Dirk schenkt wel wat voor je in terwijl ik Peter naar boven breng.' Ze pakte het bordje van de kinderstoel en zette het op het aanrecht, tilde de jongen toen uit de stoel en zette hem op haar heup. 'Ik ben zo terug. Als Meg gaat huilen, wil ze waarschijnlijk opgetild worden.'
Vera liep met Peter de gang door in de richting van de trap.
Dirk zei: 'Wat kan ik voor u inschenken?'
'Een glas chardonnay graag.'
Ik keek toe terwijl hij een fles chardonnay uit een bak ijs achter zich te voorschijn haalde. Hij schonk een glas voor me in en deed er een cocktailservetje bij toen hij het glas voor me neerzette op de geïmproviseerde bar.
'Bedankt.'
Vera had brie en dun gesneden stokbrood, schaaltjes noten en groene olijven klaargezet. Ik nam een olijf, ervoor zorgend dat ik mijn tanden niet stukbeet op de pit. Ik zou graag de rest van de benedenverdieping willen bekijken, maar ik durfde Meg niet alleen te laten. Ik had geen idee wat een baby van haar leeftijd kon doen terwijl ze vastzat in een kinderzitje. Konden ze in die dingen huppen?
Aan een kant van de keuken stonden twee met bloemetjesstof beklede sofa's, twee bijpassende stoelen, een salontafel en een televisietoestel. Met het glas in mijn hand liep ik het vertrek rond, terwijl ik de in zilveren lijstjes gevatte foto's van familie en vrienden bekeek. Onwillekeurig vroeg ik me af of een van de afgebeelde jongemannen Neils broer Owen was. Ik stelde me voor dat hij, net als Neil, aan de kleine kant was en waarschijnlijk ook donker haar had.
Achter me maakte Meg een onrustig geluid van het soort dat deed vermoeden dat er nog meer zouden volgen, maar dan aanmerkelijk luider. Ik kweet me van mijn verantwoordelijkheden en zette het glas neer zodat ik het kind uit haar zitje kon bevrijden. Ik tilde haar op, zo onvoorbereid op hoe licht ze was dat ik haar bijna door de lucht liet vliegen. Haar haartjes waren donker en fijn, en haar ogen waren helderblauw met wimpers zo fijn als veertjes. Ze rook naar babypoeder en waarschijnlijk iets vers geproduceerds en bruins in haar luier. Verbazingwekkend genoeg legde ze, na me even aangestaard te hebben, haar hoofdje tegen mijn schouder en begon op haar vuistje te sabbelen. Ze wriemelde en de zachte knorrende geluidjes die ze maakte suggereerden zuigreflexen die naar ik hoopte niet al te hevig zouden worden voordat haar moeder terugkeerde. Ik wiegde haar een beetje en dat scheen haar tijdelijk tevreden te stellen.
Ik was inmiddels aan het einde gekomen van mijn uitgebreide arsenaal aan trucs op het gebied van zuigelingenzorg.
Ik hoorde voetstappen buiten op het houten terras. Neil deed de achterdeur open met in zijn hand een tas die uitpuilde van de wegwerpluiers. De knaap die achter hem aan naar binnen kwam droeg twee sixpacks bier. Neil en ik begroetten elkaar en daarna wendde hij zich tot zijn broer en zei: 'Kinsey Millhone. Dit is mijn broer Owen.'
Ik zei: 'Hallo.' De baby in mijn armen maakte het onmogelijk om elkaar een hand te geven.
Hij zei iets in de trant van 'prettig kennis met je te maken', achterom pratend terwijl hij het bier aan Dirks capabele handen toevertrouwde.
Neil zette de tas op een keukenkrukje en haalde het pak wegwerpluiers eruit. 'Ik breng deze even naar boven. Zal ik haar overnemen?' vroeg hij, terwijl hij op Meg wees.
'Nee hoor, het gaat prima zo,' zei ik, en verrassend genoeg was dat inderdaad het geval. Toen Neil weg was, keek ik op haar neer en ik kwam tot de ontdekking dat ze in slaap gevallen was. 'O, wauw,' zei ik, terwijl ik nauwelijks adem durfde te halen. Ik wist niet of het tikken dat ik hoorde mijn biologische klok was of het ontstekingsmechanisme van een tijdbom.
Dirk was bezig een margarita voor Owen te maken en het ijs ratelde in de blender. Terwijl Owens aandacht in beslag genomen werd door wat er achter de bar gebeurde, had ik de gelegenheid om hem op te nemen. Vergeleken met zijn broer was hij lang, boven de een meter tachtig, terwijl Neil ongeveer even lang was als ik met mijn een meter achtenzestig. Zijn haar was rossig, lichtjes doorspikkeld met grijs. Hij was mager, terwijl Neil een stevig postuur had. Blauwe ogen, lichtblonde wimpers, een flinke neus. Hij keek mijn richting uit en ik liet mijn blik discreet naar Meg afdwalen. Hij droeg een katoenen broek en een donkerblauw shirt met korte mouwen, die het donzige haar op zijn onderarmen onthulden. Hij had een goed gebit en zijn glimlach leek oprecht. Op een schaal van 1 tot 10 - waarbij 10 Harrison Ford was - gaf ik hem een 8, of misschien wel een dikke 8+.
Hij kwam naar het aanrecht waar ik stond en pakte een canapé. We maakten een praatje waarbij we het soort vrijblijvende vragen en antwoorden uitwisselden dat gebruikelijk is bij mensen die elkaar niet kennen. Hij vertelde me dat hij over was uit New York, waar hij als architect werkte en woonhuizen en bedrijfspanden ontwierp. Ik vertelde hem wat ik voor de kost deed en hoelang ik dat al deed. Hij veinsde meer belangstelling dan hij waarschijnlijk voelde. Hij vertelde me dat hij en Neil nóg drie broers hadden en dat hij de op een na jongste van het stel was. De meeste familieleden, zei hij, woonden verspreid over de hele oostkust, en Neil was de enige die nog in Californië woonde. Ik vertelde hem dat ik enig kind was en liet het daarbij.
Na verloop van tijd kwamen Neil en Vera weer naar beneden. Zij nam de baby van me over en ging op de bank zitten. Vera frommelde aan haar blouse, haalde een borst te voorschijn, en begon Meg te voeden terwijl Owen en ik ostentatief een andere kant op keken.
Na een tijdje begonnen er verscheidene andere stellen te arriveren. De keuken vulde zich geleidelijk aan met gasten. Ze stonden in kleine groepjes bij elkaar, en sommigen begaven zich naar de hal en naar het terras. Toen de babysitter arriveerde, bracht Vera Meg naar boven en toen ze weer terugkwam had ze een andere blouse aangetrokken. Het geluidsniveau steeg. Owen en ik raakten in de drukte van elkaar gescheiden, wat ik allang best vond aangezien ik toch niet meer wist wat ik verder nog tegen hem moest zeggen.
Ik deed mijn best om me sociaal te gedragen en maakte een praatje met elke arme ziel die me aansprak. Iedereen was erg aardig, maar dergelijke gezelschappen zijn uiterst vermoeiend voor iemand met mijn introverte aard. Ik onderging de beproeving gelaten zolang ik kon en begaf me toen onopvallend in de richting van de hal waar ik mijn schoudertas had achtergelaten. Het was een kwestie van goede manieren om de gastheer en gastvrouw te bedanken en gedag te zeggen, maar ik zag geen van beiden en het leek me het beste om er stilletjes vandoor te gaan zonder de aandacht te vestigen op mijn ontsnapping.
Terwijl ik de voordeur achter me dichttrok en het houten verandatrapje af stapte, kreeg ik Cheney Phillips in het oog, die me tegemoetkwam. Hij was gekleed in een donkerrood zijden overhemd, een crèmekleurige pantalon en glanzend gepoetste Italiaanse instappers. Cheney was een plaatselijke rechercheur, die volgens mijn laatste informatie bij de zedenpolitie werkte. Ik liep hem vroeger regelmatig tegen het lijf in een kroeg genaamd het Caliente Café - ook wel bekend als het CC - ter hoogte van Cabana Boulevard in de buurt van het vogelreservaat. Het gerucht ging dat hij in het CC een meisje had ontmoet en dat ze nauwelijks zes weken later samen naar Vegas waren vertrokken om daar te trouwen. Ik herinnerde me de scheut van teleurstelling die ik bij het horen van dat nieuws had gevoeld. Dat was drie maanden geleden.
Hij zei: 'Ga je er nou alweer vandoor?'
'Hé, hoe is het met je? Wat doe jij hier?'
Hij hield zijn hoofd schuin. 'Ik woon hiernaast.'
Ik volgde zijn blik naar het huis, eveneens een Victoriaans pand van twee verdiepingen dat identiek leek te zijn aan dat waaruit ik zojuist vertrokken was. Niet veel politiemensen kunnen zich een dergelijke woning in Santa Teresa veroorloven. 'Ik dacht dat je in Perdido woonde.'
'Dat was ook zo. Daar ben ik opgegroeid. Toen mijn oom overleed, liet hij me een smak geld na en dat heb ik in onroerend goed belegd.' Voorzover ik wist was hij 34, drie jaar jonger dan ik. Hij had een mager gezicht en een bos donker krullend haar, was ongeveer een meter zeventig en slank gebouwd. Hij had me verteld dat zijn moeder onroerend goed in de duurdere sector verkocht en dat zijn vader X. Phillips was, eigenaar van de Bank of X. Phillips in Perdido, een stadje vijftig kilometer zuidelijker. Hij was duidelijk opgegroeid in een bevoorrecht milieu.
'Fraai huis,' zei ik.
'Dank je. Ik ben de boel momenteel aan het opknappen, anders zou ik het je wel laten zien.'
'Misschien een andere keer,' zei ik, terwijl ik me afvroeg hoe het met zijn vrouw zat.
'Waar hou jij je tegenwoordig zoal mee bezig?'
'Niet veel bijzonders.'
'Waarom ga je niet mee terug naar het feestje, dan drinken we samen een borrel? We moeten nodig weer eens bijpraten.'
Ik zei: 'Dat zal niet gaan. Ik moet ergens heen en ik ben al aan de late kant.'
'Een andere keer dan?'
'Prima.'
Achteruitlopend wuifde ik even voordat ik me omdraaide en naar mijn auto liep. Waarom had ik dat nou gezegd? Ik had nog best een borrel met hem willen drinken, maar ik kon het gewoon niet opbrengen. Te veel mensen en te veel gekeuvel.
Om kwart over zes was ik weer thuis. Ik was opgelucht dat ik alleen was, maar evengoed voelde ik me teleurgesteld. De blind date was geen succes gebleken. Aardige knaap, maar geen vonk die oversprong, wat waarschijnlijk ook maar het beste was, dacht ik. Het was heel goed mogelijk dat mijn teleurstelling iets met Cheney Phillips te maken had in plaats van met Owen Hess, maar daar wilde ik niet over nadenken. Wat had dat voor zin?
-4-
Maandagochtend om zes uur ging ik op weg naar de gevangenis. Het was een saaie, warme rit vanuit Santa Teresa over de 101 tot aan Highway 126, die bij Perdido afbuigt het binnenland in. De weg loopt tussen de Santa Clara River rechts en een wirwar van hoogspanningskabels links, langs de zuidrand van het Los Padres National Forest. Ik had topografische kaarten van het gebied gezien, waarop talrijke trekkersroutes door dit onherbergzame en bergachtige terrein stonden aangegeven. Tientallen riviertjes kronkelen zich over de bodem van de canons. Er bevindt zich een verrassend groot aantal kampeerterreinen verspreid over deze wildernis die zo'n 900 vierkante kilometer beslaat. Als ik niet zo'n enorme afkeer zou hebben van insecten, zwarte beren, ratelslangen, coyotes, hitte, brandnetels en vuil, zou ik misschien wel kunnen genieten van de aanblik van de befaamde zandsteenrotsen en de pijnbomen die schots en scheef op de met grote rolstenen bezaaide hellingen groeien. Soms had ik de afgelopen jaren vanaf de veilige autoweg een van de laatste van de Californische condors met zijn vleugelspanwijdte van drie meter majestueus en sierlijk in de lucht zien zweven.
Ik reed langs talloze avocadoboomgaarden en citrusplantages vol rijpende sinaasappels, met om de paar kilometer fruitstalletjes langs de kant van de weg. Ik moest wachten voor een rood licht in drie opeenvolgende kleine gemeenten bestaande uit nieuwbouwwijken en uitgebreide winkelcentra. Anderhalf uur later bereikte ik de kruising met de 125 en Highway 5, die ik in zuidelijke richting volgde. Weer een uur later was ik in Corona. Families waarvan de leden met enige regelmaat in de gevangenis vertoefden, konden het niet veel beter treffen dan in deze regio, waar ze hun straffen konden uitzitten in respectievelijk de jeugdgevangenis, de mannengevangenis en de vrouwengevangenis van Californië die zich binnen schootsafstand van elkaar bevinden. Het landschap was vlak en stoffig, hier en daar onderbroken door hoogspanningskabels en watertorens. De percelen grond waren van elkaar gescheiden door middel van lage prikkeldraadomheiningen en soms door een rijtje bomen. De huizen hadden platte daken en maakten een haveloze indruk, met bouwvallige aanbouwen. Er stonden dikke, knoestige bomen met afgeknotte takken die, als ze al niet dood waren, in elk geval geen bladeren meer droegen. Zoals op de meeste braakliggende grond in Californië, schoten de nieuwbouwwijken als onkruid de grond uit.
Tegen half negen zat ik in mijn auto op het parkeerterrein naast het California Institution for Women. Het CIW stond ook wel bekend als Frontera, de vrouwelijke afleiding van het woord 'frontier'. De vijftig hectare beslaande campus (zoals ze het indertijd noemden) werd geopend in 1952 en tot dit jaar, 1987, was het de enige inrichting in Californië voor vrouwelijke gevangenen. Ik was al binnen geweest, waar ik de dienstdoende functionaris mijn identiteitsbewijs compleet met pasfoto had getoond en hem verteld had dat ik Reba Lafferty kwam afhalen. Hij keek op zijn lijst, zag haar naam, en pleegde vervolgens een telefoontje.
Hij had voorgesteld dat ik op het parkeerterrein zou wachten, en dus had ik mijn VW weer opgezocht. Tot dusver was ik niet erg gecharmeerd van de gemeente Corona. Er hing een sliert gele smog boven de horizon als iets wat een sproei vliegtuigje achtergelaten zou kunnen hebben. De julihitte was dik als zure melk en rook naar een mesterij. Er stond een harde wind en het stikte van de vliegen. Mijn T-shirt plakte aan mijn rug en mijn gezicht voelde klam aan, het soort klamheid dat je doet ontwaken uit een diepe slaap als je net geveld bent door de griep.
Het uitzicht door het drie meter hoge hekwerk was een verbetering. Ik zag groene gazons, wandelpaden en hibiscusstruiken vol felrode en gele bloemen. De meeste van de lage gebouwen waren vaalgrijs van kleur. Vrouwelijke gevangenen slenterden in groepjes van twee en drie over het terrein. Ik had gelezen dat er zojuist een speciale afdeling met 110 bedden was voltooid. In totaal werkten er zo'n 500 mensen op een gevangenispopulatie die varieerde tussen de 900 en de 1200. Blanken waren in de meerderheid, de meeste tussen de dertig en veertig jaar. De gevangenis bood zowel school- als beroepsopleidingen, waaronder die tot computerprogrammeur. De gevangenisindustrie - voornamelijk textiel - produceerde overhemden, shorts, kielen, schorten, zakdoeken, halsdoeken en brandweerkledij. Frontera diende tevens als centrum voor de selectie en opleiding van brandweerlieden, die te werk zouden worden gesteld in de ruim veertig beschermde natuurgebieden die Californië rijk is.
Voor de zoveelste keer bekeek ik de foto van Reba Lafferty die genomen was vóór haar aanvaringen met de wet en haar veroordeling. Als ze overmatig alcohol en drugs had gebruikt, dan was daar niets van te zien. Rusteloos stopte ik de foto weer in mijn schoudertas en ik draaide aan de afstemknop van de autoradio. Het ochtendnieuws was de gebruikelijke ontmoedigende mix van moord, politieke intriges, en sombere economische vooruitzichten. Tegen de tijd dat de nieuwslezer uitgepraat was, was ik bereid om mijn eigen keel door te snijden.
Toen ik om negen uur opkeek, zag ik activiteit bij de gevangenispoort. De hekken waren opengeschoven en een bus stond met stationair draaiende motor klaar voor vertrek terwijl de chauffeur zijn papieren aan de poortwachter liet zien. De twee maakten wat gekheid met elkaar. Ik stapte uit mijn auto. De bus reed door het hek, maakte een ruime bocht naar rechts, remde toen af en kwam tot stilstand. Ik zag een aantal vrouwen in de bus zitten, voorwaardelijk in vrijheid gestelden op weg naar de echte wereld, hun gezicht naar het raam gewend als planten die het licht zoeken. De deuren van de bus gleden sissend open en weer dicht, en toen trok de bus weer op.
Reba Lafferty stond op het trottoir in een van gevangeniswege verstrekte outfit, bestaande uit gympen, spijkerbroek en een wit T-shirt, zonder beha. Alle gevangenen moeten hun eigen kleding bij aankomst afgeven, maar het verbaasde me dat haar vader haar niet wat van haar eigen kleding had opgestuurd die ze op de terugreis had kunnen dragen. Ik wist dat ze de kleding die ze droeg had moeten kopen, aangezien die spullen werden beschouwd als regeringseigendom. Kennelijk had ze bedankt voor de door de gevangenis ter beschikking gestelde beha, die waarschijnlijk ongeveer net zo flatteus was als een orthopedische beugel. Gevangenen worden geacht de gevangenis zonder bagage te verlaten, afgezien van hun tweehonderd dollar in contanten. Tot mijn verbazing zag ik dat ze sprekend op de foto leek. Gezien de gevorderde leeftijd van Nord Lafferty, had ik me Reba voorgesteld als ergens in de vijftig. Dit meisje was nauwelijks dertig.
Haar haar was nu kortgeknipt en zag er vochtig uit, alsof ze zojuist onder de douche vandaan kwam. Tijdens haar gevangenschap was het blond uitgegroeid en haar van nature donkere piekhaar zag eruit alsof het met mousse verstevigd was. Ik had verwacht dat ze zwaar zou zijn, maar ze was zo slank dat ze een bijna frêle indruk maakte. Ik kon de benige holten van haar sleutelbeenderen onder de goedkope stof van haar T-shirt zien. Ze had een gave, enigszins bleke teint en ze had donkere wallen onder haar ogen. Er was iets sensueels in haar houding en in de manier waarop ze zich bewoog.
Ik stak mijn hand op bij wijze van groet en ze stak de weg over en liep naar me toe.
'Ben je hier voor mij ?'
'Dat klopt. Ik ben Kinsey Millhone,' zei ik.
'Mooi. Ik ben Reba Lafferty. Laten we maken dat we hier wegkomen,' zei ze terwijl we elkaar een hand gaven.
We liepen naar de auto en gedurende het volgende uur werd er geen woord meer gesproken.
Ik geef de voorkeur aan zwijgen boven een gesprek over koetjes en kalfjes, dus ik ervoer de stilte niet als bezwaarlijk. Op de terugreis nam ik een andere route, Highway 5 in zuidelijke richting tot aan de kruising met de 101. Een paar keer overwoog ik haar iets te vragen, maar het leek me niet dat de dingen die ik wilde vragen - met name: waarom heb je dat geld gestolen? en: hoe is het misgegaan? - me iets aangingen.
Het was Reba die ten slotte de stilte verbrak. 'Heeft pa je verteld waarom ik in de nor zat?'
'Hij zei dat je geld in je zak gestoken had, meer niet,' zei ik. Ik realiseerde me dat ik het woord 'verduistering' vermeden had, alsof het onbeleefd zou zijn om de misdaad die geresulteerd had in haar gevangenisstraf bij de naam te noemen.
Ze liet haar hoofd tegen de rugleuning rusten. 'Hij is een lieverd. Hij verdient heel wat beter dan mij.'
'Mag ik vragen hoe oud je bent?'
'Tweeëndertig.'
'Neem me niet kwalijk, maar je ziet eruit alsof je een jaar of twaalf bent. Hoe oud was je vader toen je geboren werd?'
'Zesenvijftig. Mijn moeder was eenentwintig. Ik heb geen idee wat zij wilde. Nadat ik geboren was, ging ze ervandoor.'
'Heb je nog contact met haar?'
'Nee. Ik heb haar één keer gezien, toen ik acht was. Toen hebben we één dag samen doorgebracht; nou ja, een halve dag. Ze nam me mee naar Ludlow Beach en keek toe hoe ik in de golven rondspartelde tot mijn lippen blauw werden. We hebben gegeten bij die snackbar vlak bij High Ridge Road.'
'Ik weet welke je bedoelt.'
'Ik nam een milkshake en gebakken mosselen, die ik sinds die tijd niet meer gegeten heb. Ik moet hyperactief zijn geweest. Ik herinner me dat ik vlinders in mijn buik had vanaf het moment dat ik wakker werd, omdat ik wist dat ze zou komen. We waren op weg naar de dierentuin toen ik moest overgeven in de auto en toen heeft ze me naar huis gebracht.'
'Wat wilde ze?'
'Wie zal het zeggen? Wat het ook was, sinds die tijd heeft ze er geen behoefte meer aan gehad. Maar pa heeft het fantastisch gedaan. In dat opzicht heb ik geboft.'
'Hij voelt zich schuldig tegenover jou.'
Ze draaide haar hoofd opzij en keek me aan. 'Hoe dat zo? Hij heeft hier geen enkele schuld aan.'
'Hij vindt dat hij je verwaarloosd heeft toen je jong was.'
'O. Nou ja, dat is ook wel zo, maar wat heeft dat ermee te maken? Hij heeft zijn eigen beslissingen genomen en ik de mijne.'
'Jawel, maar over het algemeen is het beter om de beslissingen te vermijden die je in de nor doen belanden.'
Ze glimlachte. 'Je kende me niet in die tijd. Ik was óf dronken óf stoned en soms allebei.'
'Hoe combineerde je dat met een baan?'
'Het drinken bewaarde ik voor de avonden en de weekends. Dope rookte ik vóór en na het werk. Ik heb me nooit aan hard drugs gewaagd zoals heroïne, crack, of speed. Daar kun je echt helemaal de mist mee in gaan.'
'Is het niemand ooit opgevallen dat je stoned was?'
'Mijn baas wel.'
'Hoe heb je het voor elkaar gekregen om dat geld te verduisteren? Het lijkt me toch dat je voor zoiets een helder hoofd nodig hebt.'
'Geloof me, sommige zaken hebben me altijd helder voor ogen gestaan.'
'Ik heb ooit eens een nacht in de cel doorgebracht,' zei ik. Het klonk als een uitstapje met mijn padvindstersgroep.
'Waarvoor?'
'Het aanvallen van een politieman en verzet tegen mijn arrestatie.'
Ze lachte. 'Wauw. Wie had dat kunnen denken? Je ziet eruit als het prototype van de gezagsgetrouwe burger. Ik wed dat je alleen de straat oversteekt als het voetgangerslicht op groen staat en nooit met je belastingaangifte sjoemelt.'
'Klopt. Is dat slecht?'
'Nee, het is niet slecht. Het is alleen maar saai,' zei ze. 'Wil je nooit eens uit de band springen? Risico nemen en misschien helemaal uit je dak gaan?'
'Mijn leven zoals het is bevalt me wel.'
'God, wat duf. Ik zou er gek van worden.'
'Waar ik gek van word, is als ik de zaken niet in de hand heb.'
'Wat doe je dan voor je plezier?'
'Nou... ik lees veel en ik jog.'
Ze keek me aan terwijl ze op de pointe wachtte. 'Dat is alles? Je leest veel en je jogt?'
Ik lachte. 'Het klinkt inderdaad nogal treurig.'
'Waar ga je uit?'
'Ik ga niet echt uit, maar als ik trek heb in een warme maaltijd of een glas wijn, ga ik meestal naar Rosie's, een tentje bij mij in de buurt. De eigenaresse waakt over me als een moederbeer over haar jong, wat betekent dat ik kan eten zonder lastiggevallen te worden door kerels op de versiertoer.'
'Heb je een vriend?'
'Niet echt,' zei ik. Beter om een ander onderwerp aan te snijden. Ik keek haar van opzij aan. 'Als je het niet vervelend vindt dat ik het vraag, heb je al eerder problemen gehad?'
Ze keek uit het zijraampje. 'Dat hangt ervan af wat je daaronder verstaat. Ik heb twee keer een ontwenningskuur voor drugs ondergaan. Ik heb een halfjaar in de districtsgevangenis gezeten voor het knoeien met ongedekte cheques. Tegen de tijd dat ik weer vrijkwam, zat ik financieel volkomen aan de grond en ik liet me failliet verklaren. En weet je wat nou het gekke is? Toen het eenmaal zover was, kreeg ik allerlei aanbiedingen van creditcardmaatschappijen in de bus en allemaal waren ze van tevoren goedgekeurd. Daar kon ik vanzelfsprekend geen weerstand aan bieden. Ik bouwde een schuld van zo'n dertigduizend dollar op voordat ze geblokkeerd werden.'
'Dertigduizend? Waar ging dat aan op?'
'Ach, het gebruikelijke: gokken, drugs. Ik verloor zwaar bij de paardenkoersen en daarna ben ik naar Reno gegaan om mijn geluk op de fruitmachines te beproeven. Ik heb ook meegedaan aan een paar pokersessies met hoge inzetten, maar ik kreeg alleen maar beroerde kaarten. Niet dat dat een reden was om ermee op te houden. Ik ging ervan uit dat het geluk me op een gegeven moment vanzelf wel zou gaan toelachen. Jammer genoeg kwam het nooit zover. Voor ik het wist, was ik blut en leefde ik op straat. Dat was in 1982. Pa haalde me naar huis en betaalde mijn schulden. En hoe staat het met jouw ondeugden? Je zult er toch wel een hebben?'
'Ik drink wijn en af en toe een martini. Vroeger rookte ik, maar daar ben ik mee opgehouden.'
'Hé, ik ook. Ik ben een jaar geleden gestopt. Een lijdensweg.'
'Ik weet precies wat je bedoelt,' zei ik. 'Waarom ben je gestopt?'
'Alleen maar om te bewijzen dat ik het kon,' zei ze. 'Verder nog iets? Gebruik je wel eens coke?'
'Nee.'
'Ludes, Vicodam, Percocet?'
Ik keek haar aan.
'Ik vraag het alleen maar,' zei ze.
'Op de middelbare school heb ik hasj gerookt, maar daar ben ik na een tijdje ook mee gestopt.'
Ze liet haar hoofd opzij zakken en zei: 'Gaap.'
Ik lachte. 'Hoezo gaap?'
'Je leeft als een non. Heb je dan helemaal geen lol in je leven?'
'Natuurlijk heb ik lol. Ik heb lol genoeg in mijn leven.'
'Hé, je hoeft niet zo in de verdediging te gaan. Ik veroordeel je niet.'
'Wel waar.'
'Nou ja, oké, misschien een klein beetje. Ik ben voornamelijk nieuwsgierig.'
'Waarnaar?'
'Hoe je het in deze wereld redt als je voortaan een burgerlijk leven wilt leiden.'
'Misschien kom je daar nog wel achter.'
'Daar zou ik niet al te vast op rekenen, maar je kunt natuurlijk nooit weten.'
Toen we in de buurt van Santa Teresa kwamen, had er zich een sliertige, bleke mist over het landschap gevlijd. Ik reed langs het strand, waar de palmen zich donker aftekenden tegen het zachte wit van de Grote Oceaan. Reba zat naar buiten te staren. Dat deed ze al sinds hij ten zuiden van Perdido in zicht was gekomen. Toen we de afrit naar Perdido Avenue namen, zei ze: 'Heb je wel eens gehoord van The Double Down?'
'Wat is dat?'
'De enige pokertent van Perdido, het toneel van mijn ondergang. Ik heb het daar vreselijk naar mijn zin gehad, maar dat is nu afgelopen. Dat hoop ik tenminste.'
De weg boog zich landinwaarts en ze keek naar de voorbijglijdende citrusplantages. Aan weerszijden van de weg verschenen steeds meer huizen en bedrijfspanden totdat de stad zelf in zicht kwam met witgepleisterde huizen van twee en drie verdiepingen met rode pannendaken, palmbomen, groene struiken, de architectuur bepaald door Spaanse invloeden.
'Wat heb je het meest gemist?' vroeg ik.
'Mijn kat. Een langharige rode cyperse kat die ik al heb sinds hij zes weken oud was. Hij zag eruit als een poederdonsje. Hij is nu zeventien en een fantastische ouwe kater.'
Toen ik de afrit naar Milagro nam, keek ik op mijn horloge. Het was 12.36 uur. 'Heb je honger? We hebben nog tijd genoeg om iets te eten vóór de afspraak met je reclasseringsambtenaar.'
'Prima idee. Ik heb al honger sinds we vertrokken.'
'Had dat dan gezegd. Heb je een bepaalde voorkeur?'
'McDonald's. Ik zou een moord doen voor een quarterpounder.'
'Ik ook.'
Onder het eten zei ik: 'Tweeëntwintig maanden. Waar heb je je al die tijd mee beziggehouden?'
'Ik heb leren computerprogrammeren. Dat was best leuk. En ik heb ook gevangenisstatistieken uit mijn hoofd geleerd.'
'Lijkt me enig.'
Ze doopte haar frietjes in een plas ketchup en schoof ze als wormen naar binnen. 'Nou, het was best interessant. Ik bracht heel wat tijd door in de bibliotheek waar ik alle studies las die er over vrouwelijke gevangenen zijn verschenen. Vroeger las ik wel eens zo'n artikel en dat had dan niets met mezelf te maken. Nu is het allemaal relevant. In 1976 zaten er bijvoorbeeld 11.000 vrouwen in staats- en federale gevangenissen. Vorig jaar schoot dat aantal omhoog tot 26.000 en weet je waarom? Het feminisme. Vroeger hadden rechters medelijden met vrouwen, vooral als ze jonge kinderen hadden. Tegenwoordig hebben mannen en vrouwen gelijke kansen op gevangenisstraf. Hartelijk dank, Gloria Steinem. Slechts zo'n drie procent van alle veroordeelden gaat ook werkelijk achter de tralies. En dan nog iets. Vijf jaar geleden had de helft van de moordenaars die vrijkwamen, minder dan zes jaar gezeten. Dat is toch niet te geloven? Als je iemand vermoordt, sta je na zes jaar cel weer op straat. Als je betrapt wordt op het niet nakomen van de voorwaarden voor voorwaardelijke invrijheidsstelling, draai je een jaar de bak in. Dat is verhoudingsgewijs toch krankzinnig? Ik hoef maar één keer positief op een drugtest te reageren en ik ben de pineut. Echt, het rechtsstelsel deugt van geen kanten. Ik bedoel, wat is nou eigenlijk de essentie van voorwaardelijke invrijheidsstelling? Je dient je straf op straat uit. Wat is dat nou voor soort straf? Je hebt gewoon geen idee hoeveel gevaarlijke criminelen er daar buiten rondlopen.' Ze glimlachte. 'Nou ja, we gaan mijn reclasseringsambtenaar maar eens opzoeken, dan hebben we dat tenminste gehad.'