7. Lees eens wat anders
Ik zeg dit niet omdat zo'n functionaris bij mij zou hebben uitgehuild, want deze mannen zijn veel te koen om te klagen. Maar ik heb gewoon zitten lezen in een eenvoudig bestek.
Dat moet u ook eens doen.
't Is weer eens wat anders.
Wie letterkundig bij de tijd is, verdiept zich geregeld in lucide
poëtische
woordverbindingen, die hij weliswaar niet begrijpen kan, maar die het onderbewustzijn toch kans geven al of niet een luchtbel naar de oppervlakte onzer aardse oppervlakkigheid te doen opborrelen. Welnu, zo'n bestek heeft precies dezelfde bekoring als iedere andere vorm van duistere letterkunde. Luister:
‘...de stijlen op de neuten met de stalen doken...’
Dat klinkt toch verrukkelijk? En het is niet van een lid der
Vereniging van Letterkundigen.
Het is van Lid 2. Paragraaf 31. Tweede
afdeling, behelzende voorschriften omtrent
de uitvoering. Het wemelt daar van taalweelde. Snuif de geur eens
op van: ‘Enigszins getrokken of beregende metselklinker, waalvorm
in mortel.’ Voelt u de grenzeloze weemoed daarvan?
Het begin laat nog te hopen: de metselklinker is slechts
‘enigszins’ getrokken of beregend. Maar dan slaat het noodlot
keihard toe: ‘waalvorm in mortel.’ Het licht dooft.
En wie jammert daar zo in het duister van het
bestek?
De aannemer. En terecht.
Ik wil niet ontkennen dat het gedurfd geschreven bestek hem
bejegent als een medewerker. O ja, men geeft hem de hand. Maar
telt vervolgens zijn vingers na. ‘De aannemer moet alle beletselen,
geen uitgezonderd, opruimen welke zich in
de grond mochten voordoen.’
Want ze hebben hem dóór.
Hij kan, na ondertekening, niet zeggen:
‘Ja maar meneer, dit is zó'n grote kei, die haal ik er alleen uit
als er een kleinigheidje extra wordt betaald.’
Neen: géén uitgezonderd. Al ligt er een verzonken stad: 't is
inbegrepen. ‘De werktekeningen zullen de aannemer in drievoud
worden verstrekt. Meerdere exemplaren zijn voor rekening van
de aannemer.’ Want daar hebben ze, bij het bestek,
ook schoon genoeg van. Ze weten nog precies die keer dat hij
telkens kwam zeuren: ‘Mag ik nòg een werktekening? Voor me vrouw...
Voor me zoontje... Voor me zwager...’Ja zeg, me
grootje!
(Voor z'n grootje wilde hij er, tussen haakjes, óók een en allemaal
voor niks.) Het bestek steekt er een stokje voor. En het vergeet
intussen het water niet. ‘De aannemer draagt er zorg voor dat
gedurende de bouw, overal waar dit voor
de goede uitvoering van de werken (ook voor derden) nodig blijkt te
zijn, water aanwezig is.’
Allicht - want wat begin je zonder water?
Maar wacht even: hoevéél water?
Daar hebben ze ook leergeld mee betaald toen die ene aannemer
aldoor met een fles over het werk liep en zei:
‘Nou, hier is toch water?’
Dus voegden ze er bij:
‘De aannemer is verplicht de aansluiting aan de waterleiding aan te
vragen bij het Gemeentelijk Waterleidingbedrijf.’
Deze clausule is er ingebracht door het wangedrag van een lollige
broek in het aannemersvak, die wel overal gezorgd had voor
kranen - maar er kwam niks uit. ‘Waarom heb je dan geen aansluiting
aangevraagd?’ riep de architekt. ‘Dàt staat niet in het bestek,’
zei hij. Daarom staat het er nu wèl in. En bovendien: ‘aan te
vragen bij het Gemeentelijk Waterleidingbedrijf.’
Dus niet bij Artis of bij de Universiteitsbibliotheek, want van die
bak hebben ze ook hun buik vol.
Zouden aannemers zulke practical jokers zijn?
Of gewoon maar mensen die men aan alle kanten de voet dwars wil
zetten? Ik weet het niet. Maar ik weet wel dat het
standaardcontract, dat schrijvers met uitgevers afsluiten, van
het bestek nog een hoop leren kan.