31

De politie vond Monk drie dagen na het instorten van de kiln. In de nasleep van alles wat er gebeurd was, had de politie de zoektocht naar de veroordeelde nog verder opgevoerd. Maar zelfs toen was het nog niet afgelopen.

Het kostte de reddingsploeg acht uur voor ze Terry en Roper van onder de ingestorte muren van de kiln wisten te bevrijden. Tegen de tijd dat de rest van het bouwwerk stabiel genoeg werd geacht om het puin te verschuiven, wist iedereen dat het alleen nog maar om opgravingswerkzaamheden ging in plaats van een reddingsactie. Ik was er zelf op dat moment niet bij geweest, maar ik had gehoord dat de reddingsploeg en de politiemensen ter plaatse muisstil waren. Toen ze de laatste stenen weghaalden, troffen ze Ropers lichaam boven op dat van Terry aan. Uit de sectie bleek dat hij bijna op slag dood was geweest, wat gezien zijn verwondingen ook niet verwonderlijk was. Terry had minder geluk gehad. Ropers lichaam had hem gedeeltelijk afgeschermd voor het vallende puin en er zat stof in zijn longen, wat erop wees dat hij niet onmiddellijk was overleden. Hoewel niemand ooit zou kunnen achterhalen of hij bij bewustzijn was geweest, was hij uiteindelijk gestikt.

En levend begraven.

Mijn eigen verwondingen waren pijnlijk, maar niet echt ernstig. De klap met de steigerpijp had me drie gebroken ribben opgeleverd en verder had ik afgezien van een paar schaaf- en snijwonden, alleen wat blauwe plekken. En zo lag ik dan voor de tweede keer in vierentwintig uur tijd in het ziekenhuis, hoewel ditmaal wel in een privékamer, zodat de pers niet bij me kon, in plaats van met een gordijntje als enige afscheiding.

‘Je hebt een behoorlijke beerput opengehaald,’ zei Naysmith. ‘Ik vermoed dat je zelf ook wel weet dat er heel wat koppen zullen rollen, hè?’

Ja, dat verbaasde me niets, maar ik kon me er ook niet echt over opwinden. Naysmith nam me ondertussen aandachtig op.

‘Weet je zeker dat je ons alles hebt verteld? Je hebt echt niets achtergehouden?’

‘Waarom zou ik iets achterhouden?’

Toen ik uit het ziekenhuis werd ontslagen en eindelijk weer buiten stond, voelde alles een beetje onwerkelijk. Ik had gehoord dat Sophie inmiddels stabiel maar nog niet bij kennis was, maar ik mocht nog steeds niet bij haar. Het idee dat ik nu helemaal terug naar huis zou moeten was me echt even te veel, dus ik besloot naar een hotel in de buurt te gaan. En daar verschanste ik me de twee daaropvolgende dagen. Ik bestelde wat te eten bij de roomservice, maar had geen trek en volgde het hele verhaal ondertussen op het nieuws. Monk was nog steeds voortvluchtig en er werd volop gespeculeerd over waar hij zou kunnen uithangen, en waarom de politie hem nog niet te pakken had gekregen.

Ik wist van Naysmith, die me een beetje op de hoogte hield van de loop van het onderzoek, dat dat niet te wijten was aan een gebrek aan inspanning van de kant van de politie. Maar de regen kwam nog steeds met bakken uit de hemel en de teams die afdaalden in het grottenstelsel waar Monk Sophie mee naartoe had genomen, hadden dus last van overstromingen. Toen ze een derde ingang ontdekten, was de moed zo’n beetje iedereen in de schoenen gezakt. Het zag er even naar uit dat Monk wellicht op een heel andere plek was ondergedoken of misschien zelfs wel helemaal niet meer in Dartmoor zat.

Dat was alleen niet zo. Toen het waterpeil voldoende was gezakt zodat ze verder konden afdalen in de door en door natte grot, troffen ze Monk aan in de kloof waar ik hem voor het laatst had gezien. Hij was al een tijdje dood en zat zó vast tussen de twee rotswanden, dat het ze bijna een dag kostte om hem eruit te krijgen. Hoewel de kloof was ondergelopen, was hij niet verdronken. Nee, de inspanning die het hem had gekost om zijn enorme lichaam in die krappe ruimte te persen, was zelfs hem te veel geworden, wat hij volgens mij zelf ook had geweten. Toen ik zijn zaklamp niet meer kon zien, nadat hij me geholpen had met Sophie, hoopte ik dat dat kwam doordat hij zich los had weten te wrikken en weer terug was gegaan naar de spelonk. De reddingsploeg meldde echter dat hij zijn zaklamp zelf had uitgedaan. Hij was daar in het donker in zijn eentje gestorven, ver van het daglicht en enig menselijk contact.

Daar had hij voor gekozen.

Hij was uiteindelijk gestorven aan een longontsteking en hartfalen, wat terug te voeren was op die overdosis cocaïne. Ik was niet verbaasd dat te horen en had dat eigenlijk ook wel verwacht. De sectie leverde echter ook nog twee andere, meer opmerkelijke bevindingen op. Bij de meeste mensen zijn de skeletspieren van de lange botten in armen en benen vrij kwetsbaar. Bij Monk waren ze echter opvallend dik en hadden meer weg van de compacte spierbundels van een dier.

Dat verklaarde weliswaar zijn abnormale kracht, maar de andere uitkomst was zo mogelijk nog opvallender en veelbetekenender. Op de plek waar de deuk in zijn schedel zat, vertoonden zijn hersenen grote laesies. Die bevonden zich in de orbifrontale cortex, waar zelfs mild letsel al tot gedragsproblemen en frontale-kwab-epilepsie kan leiden. Een en ander was naar alle waarschijnlijkheid veroorzaakt tijdens de tangverlossing die ook de dood van zijn moeder tot gevolg had gehad. Monk was dus al geboren als een beschadigd mens. Hij was weliswaar een buitenbeentje, maar geen monster.

Dat hadden wíj van hem gemaakt.

Het nieuws dat hij dood was, versterkte mijn gevoel dat ik als het ware tussen twee werelden in zweefde. Elke keer dat ik mijn ogen dichtdeed, was ik weer samen met Monk en Sophie terug in die grot. Of ik hoorde opeens het afschuwelijke holle geluid waarmee de steigerpijp Ropers hoofd had geraakt. Dan dwaalden mijn gedachten vanzelf af, alsof ze zich uit eigener beweging een weg door mijn geheugen zochten. Ik had namelijk nog steeds het gevoel dat ik me iets belangrijks moest herinneren.

Ik wist alleen niet wat.

Toen ik die nacht eindelijk in een onrustige slaap viel, schrok ik op een zeker moment heel vroeg wakker omdat ik de echo van Terry’s stem meende te horen. Het leek echt even alsof hij in de kamer naast me stond.

‘Jij hebt je kans acht jaar geleden gehad.’

Dat had hij op het laatst in de kiln tegen me gezegd, maar net als al het andere was dat bedolven geweest, tot mijn onderbewuste het uiteindelijk wist op te diepen. Ik dacht er even over na, tot ik het echt zeker wist, en pakte toen de telefoon en toetste Naysmiths nummer in.

‘We moeten de heide weer op.’

 

Het gras was bedekt met een dun laagje rijp, de eerste vorst van het jaar. De sprietjes knisperden een beetje toen de TR-medewerkers begonnen te graven op dezelfde plek als waar Sophie ons jaren geleden naartoe had geleid. Ik werd geflankeerd door Naysmith en Lucas en we keken zij aan zij stilzwijgend toe hoe de dode das voor de tweede keer werd opgegraven. Door de bescherming die de veengrond bood, was het ontbindingsproces niet veel verder gevorderd dan de vorige keer dat we hier hadden gestaan. Maar toen de TR ditmaal nog wat dieper groef, konden we langzaam maar zeker zien dat het beest bijna helemaal plat was geslagen. Het merendeel van de botten, waarvan de versplinterde, gebroken uiteinden door de met veen samengeklitte vacht staken, was verbrijzeld.

‘Hoe zou Connors eigenlijk aan die das zijn gekomen?’ vroeg Naysmith, terwijl een TR-medewerker het karkas voorzichtig uit de kuil haalde.

‘Die heeft hij gewoon ergens in de berm opgeraapt,’ antwoordde ik.

Ik snapte inmiddels dat Wainwright me dat had proberen duidelijk te maken toen ik bij hem op bezoek was, hoewel ik het toen helaas had afgedaan als het gebazel van een demente oude man. Ik had het mis gehad. De ontdekking van die das verklaarde waarom de kadaverhond destijds zo had gereageerd, maar ook waarom de heidegrond was omgewoeld. Destijds had het letterlijk een dood spoor geleken, omdat de aanwezigheid van die das voldoende was geweest om ons ervan te weerhouden verder te graven.

Niemand had zich echter afgevraagd waarom een beest dat het liefst op droge zandgrond leeft, opeens in deze drassige grond een dassenburcht zou hebben gebouwd. En uiteindelijk waren we natuurlijk afgeleid door Monks mislukte ontsnappingspoging. Er waren alleen nog wel meer aanwijzingen die we over het hoofd hadden gezien, want ook bij Tina Williams’ ondiepe graf hadden immers dierenbotten gelegen. Daar waren het konijnenbotten geweest, niet die van een das, en die waren bovendien kaal gepikt door aaseters. Maar alleen al die opvallende overeenkomst had me aan het denken moeten zetten. En dan was er nog de stank van de ontbinding: hoewel die niet al te sterk was, was die veel penetranter dan je bij een veengraf zou verwachten.

Wat echter het meest veelbetekenend was geweest, was het gebroken bot dat Wainwright had blootgelegd. Het ging om een zogenoemde comminutieve fractuur. Als een dier in zijn eigen hol doodgaat, kan hij onmogelijk zo’n verbrijzeld bot hebben, omdat dat soort letsel altijd het gevolg is van een of andere vorm van geweld. Zoals het dichtklappen van een val. Of overreden worden door een auto.

Het was moeilijk te zeggen wanneer Wainwright daar precies achter was gekomen. Misschien dat hij het al jaren had geweten en alleen omwille van zijn eigen reputatie had verkozen dat te verzwijgen. Mensen die aan dementie lijden, hebben de neiging eerder in het verleden dan het heden te leven. Misschien dat hij niet eens echt door had gehad dat hij het wist, tot er uiteindelijk iets misging bij de overdracht tussen twee synapsen en het uit zijn onderbewuste naar boven was gekomen.

Ik had het zelf echter ook moeten doorhebben. En ergens had ik het ook wel geweten. Zelfs toen al, toen die zoekactie in geweld was uitgemond, had ik steeds het gevoel gehad dat er iets niet klopte, dat ik iets over het hoofd zag. Maar ik had er verder niet bij stilgestaan en het daarbij gelaten. Ik was zo zeker van mijn zaak geweest, zo overtuigd van mijn eigen kunnen, dat ik mijn bevindingen niet in twijfel had getrokken. Ik had slechts oog gehad voor wat ik had verwacht te zien en had de kwestie Monk van me afgezet, omdat ik immers ook door moest met mijn eigen leven.

En het was me bijna acht jaar lang gelukt om er ook nooit meer aan te denken.

Zoe en Lindsey Bennett lagen uiteindelijk een klein stukje onder het dassenkarkas. Terry had ofwel puur uit sentiment, ofwel omdat het gewoon handig was, de tweelingzussen in ieder geval één graf gegeven. Hun ledematen waren verbogen door de druk van de aarde, zodat het net leek alsof ze elkaar omhelsden. En ook nu had het veen weer zijn magische uitwerking gehad, want beide lichamen verkeerden in opmerkelijk goede staat. De huid en de spieren waren onaangetast en aan beide schedels kleefde nog een dikke bos haar.

Anders dan Tina Williams’ stoffelijk overschot vertoonden hun lichamen zo op het oog geen verwondingen.

‘Ik vraag me af waarom hij ze niet heeft toegetakeld,’ zei Lucas, kijkend naar het intacte weefsel, dat door het veen slechts een beetje verkleurd was. ‘Misschien als een soort uiting van respect?’

Het leek me sterk dat dat er iets mee te maken had. Terry had Tina Williams niet uit afkeer geslagen, maar uit zelfhaat. Het had alleen een tijdje geduurd voor hij zelf had ingezien wie en wat hij precies geworden was.

De politie vond Zoe Bennetts dagboek uiteindelijk in zijn auto, in een met modder besmeurde plastic zak. Hij had de felgele Mitsubishi al jaren geleden verkocht, zodat zelfs het raadselachtige feit van die witte auto, die door ooggetuigen was waargenomen op de plaats waar zowel Lindsey Bennett als Tina Williams voor het laatst was gezien, nu kon worden verklaard. ’s Nachts is het, zeker door de zwart-witbeelden van bewakingscamera’s, zo goed als onmogelijk om het verschil te zien tussen iets geels en iets wits.

Afgaande op wat Naysmith me had verteld, wist ik inmiddels dat het dagboek behalve Terry’s naam niet eens echt belastend bewijsmateriaal bevatte. Wat er wel uit naar voren kwam, was dat het zeventienjarige meisje toch wat minder mondain was dan ze zich had voorgedaan en dat ze het helemaal geweldig vond dat haar vriendje een politie-inspecteur was. Terry was waarschijnlijk best gevleid geweest met sommige dingen die ze had opgeschreven. Misschien dat hij het daarom ook wel had bewaard.

‘Wat Simms doet, deugt echt van geen kanten,’ zei Lucas toen we terugliepen naar de auto, terwijl de TR-medewerkers verdergingen met hun werkzaamheden bij het graf. ‘Ik ben blij dat ik met pensioen ga. Ze hadden je juist moeten bedanken, in plaats van nu te doen alsof jij iets hebt misdaan.’

‘Ach, ik vind het niet zo erg, hoor,’ zei ik.

De vermissingsdeskundige keek me even van opzij aan, maar zei niets. Omdat niemand mijn verhaal kon bevestigen – degenen die dat hadden gekund waren immers allemaal dood – deed Simms zijn best om mijn versie van het hele gebeuren te ontkrachten. Hij had zijn reputatie namelijk niet alleen gestoeld op de onterechte veroordeling van Monk, maar naar nu bleek, had hij de zoektocht naar de vermiste slachtoffers ook nog eens door de echte moordenaar laten leiden. De media roken natuurlijk bloed en Simms wilde, waarschijnlijk voor het eerst van zijn leven, nu eens liever niet voor de televisiecamera’s opdraven. Nu zijn eigen carrière op het spel stond, had hij het zelfs gewaagd om te suggereren dat ik misschien wel aan posttraumatische stress leed, door alles wat ik had meegemaakt en dat ik daarom geen betrouwbare ooggetuige was. Tot dusverre waren de pek en veren niet blijven plakken, maar het was overduidelijk dat ik hier niet langer welkom was. Hij had ervoor gezorgd dat ik niet betrokken werd bij het vervolgonderzoek en ik had het puur aan Naysmiths welwillendheid te danken dat ik vanochtend mee de heide op had gemogen.

Maar Simms kon me op dat moment gestolen worden. Ik was net terug in het hotel toen mijn telefoon ging. Ik herkende de vrouwenstem aan de andere kant onmiddellijk.

‘Met Maria, Sophies zus.’ Ze klonk moe.

Ik schrok en omklemde de telefoon nog wat steviger. ‘Ja…?’

‘Ze is wakker. En ze vroeg naar je.’

 

Hoewel ik wel zo ongeveer wist hoe Sophie eraan toe zou zijn, was het toch nog een hele schok haar daadwerkelijk te zien. Ze hadden haar dikke bos haar afgeschoren en haar hoofd was bedekt met een groot wit verband. Ze zag er dun en bleek uit en haar armen die vol met infuusnaalden zaten, waren uitgemergeld en schriel.

‘Ik zie er vast niet uit,’ fluisterde ze.

Ik schudde mijn hoofd. ‘Je bent er nog en dat is nu het belangrijkste.’

‘David… Ik…’ Ze pakte mijn hand. ‘Als jij er niet was geweest, zou ik dood zijn gegaan.’

‘Maar dat is niet gebeurd.’

Haar ogen vulden zich met tranen. ‘Ik heb het gehoord, van Terry. Naysmith heeft het me verteld. H-het spijt me dat ik je niet meteen alles heb verteld. Over dat dagboek. Ik wil het je graag uitleggen…’

‘Niet nu. Dat komt later wel een keer.’

Ze glimlachte zwakjes. ‘Maar we hebben Zoe en Lindsey nu tenminste wel terug… Ik had dus toch gelijk…’

Haar ogen vielen alweer dicht. Ik wachtte tot haar ademhaling zo langzaam was geworden dat ik zeker wist dat ze sliep en maakte mijn hand toen voorzichtig los uit de hare. Nu alle spanning van de afgelopen tijd uit haar gelaatstrekken was verdwenen, zag ze er heel vredig uit. Ik bleef nog een tijdje naar haar zitten kijken.

En ondertussen dacht ik na.

Het was nog onduidelijk of ze zou worden aangeklaagd voor het feit dat ze Zoe Bennetts dagboek had achtergehouden. Hoewel ze het bestaan ervan voor de politie had verzwegen, had zelfs Terry toegegeven dat ze het pas in handen had gekregen nádat Monk was veroordeeld voor de moorden – en die ook had bekend. In het dagboek stond niets wat daarmee in tegenspraak was, dus in principe zou je het toen niet eens meer echt bewijsmateriaal hebben kunnen noemen. Ze zou waarschijnlijk nog wel wat lastige vragen moeten beantwoorden, maar Naysmith had me verteld dat ze waarschijnlijk niet zou worden vervolgd.

Strikt genomen had ze ook niets strafbaars gedaan.

Haar herstel verliep voorspoedig. De artsen dachten zelfs dat ze volledig zou herstellen en op de lange termijn geen verdere schade van haar letsel zou ondervinden. Ze zeiden dat ze na alles wat zij had meegemaakt van ongelofelijk geluk mocht spreken.

Ja, dat was inderdaad zo. Ik wachtte ondertussen rustig af tot ze weer gezond genoeg was voor het gesprek waar ik absoluut niet naar uitkeek. Toen ik uiteindelijk een tijdje later weer naar Sophies ziekenhuiskamer liep, klonken mijn voetstappen in de gang opmerkelijk hol. Het leek opeens best ver lopen…

Ik zag dat er een verpleegkundige bij haar was, een van de vaste krachten die ik wel eens eerder had gezien. Ze waren aan het lachen toen ik binnenkwam. Ik zag dat de vrouw kuiltjes in haar wangen kreeg toen ze Sophie met een veelbetekenende grijns aankeek en ik vroeg me even af waar ze het over gehad zouden hebben.

‘Ik laat jullie maar even alleen,’ zei de vrouw, waarop ze de kamer uit liep.

Sophie kwam met een glimlach overeind. Het verband om haar hoofd was eraf en er groeiden alweer wat roodbruine piekhaartjes op haar hoofd, waardoor het hoefijzervormige litteken van de hechtingen iets minder opviel. Ze zag er ook al wat meer uit als de Sophie van vroeger, als de jonge vrouw die ik me van acht jaar geleden herinnerde. Het leek alsof er een enorme last van haar schouders was gevallen.

‘Maria heeft de verzekeringsmaatschappij gesproken,’ begon ze. ‘Ze hebben toegezegd dat ze al het materiaal en de voorraden die verloren zijn gegaan toen de kiln instortte, zullen vergoeden. Over het gebouw zelf zijn we het nog niet helemaal eens, maar ik denk dat ik genoeg zal krijgen om weer opnieuw te kunnen beginnen. Fijn, hè?’

‘Ja.’ Ik was sindsdien nog één keer bij haar huis geweest, om mijn auto op te halen. De ingestorte kiln, met alle losgeraakte bakstenen die door de hele tuin heen lagen, had nogal een deprimerende aanblik geboden. Ik was blij dat ik er niet lang had hoeven blijven.

Sophies glimlach vervaagde. ‘Wat is er?’

‘Ik wil je nog wat vragen.’

‘O ja?’ Ze boog haar hoofd vragend opzij. ‘Wat dan?’

‘Je wist dat Terry ze had vermoord, hè?’

Ik keek naar de emoties die ik op haar gezicht weerspiegeld zag. ‘Hè, wat? Ik snap het niet…’

‘Je wist dat hij Zoe en Lindsey Bennett had vermoord, en waarschijnlijk ook Tina Williams. Wat ik alleen niet weet, is of je nou je mond hebt gehouden om hem te beschermen, of omdat je bang was voor wat hij je misschien zou aandoen.’

Ze leunde achterover terwijl ze me bleef aanstaren. ‘Wat een afschuwelijke opmerking!’

‘Ik zeg niet dat je het kon bewijzen. Maar je wist het wel.’

‘Natuurlijk wist ik dat niet!’ Het viel me op dat haar wangen helemaal rood waren geworden. ‘Denk je nou werkelijk dat ik mijn mond zou hebben gehouden als ik had geweten dat Terry een moordenaar was?! Hoe kun je dat nou denken?’

‘Omdat je te slim bent om niet zelf op die gedachte te zijn gekomen.’

Dat leek haar wat milder te stemmen, hoewel ze haar hoofd wel afwendde. ‘Dan ben ik toch minder slim dan je denkt. Waarom zou ik de moeite hebben genomen om Monk te schrijven en hem te vragen waar de tweeling begraven lag, als ik al wist dat hij ze niet had vermoord?’

‘Dat heb ik me inderdaad afgevraagd. Ik dacht dat het puur toeval was dat je kopieën van die brieven had bewaard, maar volgens mij had geluk of toeval er niet zoveel mee te maken. Je wilde daarmee alleen kunnen bewijzen dat je écht dacht dat Monk schuldig was, voor het geval er iets als dit zou gebeuren. Je had alleen nooit verwacht dat hij daarin mee zou gaan.’

‘Dit is echt niet te geloven! Hé, als dit met dat dagboek te maken heeft, ik heb de politie alles al verteld, hoor. Ze weten overal van.’

‘Leg het me dan eens uit.’

Ze keek omlaag naar haar handen die ze op het bed ineen had geslagen en durfde haar ogen pas na een tijdje weer naar me op te slaan. ‘Oké dan. Ja, ik heb over Terry en mij gelogen. Het was meer dan een scharrel. Toen hij nog in Londen woonde, hadden we al een paar jaar een knipperlichtrelatie. Op een gegeven moment zei hij zelfs dat hij van zijn vrouw wilde scheiden.’

Nog een puzzelstukje dat op zijn plek viel. ‘Hadden jullie tijdens die zoekactie ook nog iets?’

‘Nee, toen was het inmiddels uit. Hij was… nou ja, het was altijd nogal heftig tussen ons. We hadden heel vaak ruzie. Omdat hij vreemdging.’ Ze leek de ironie van haar eigen woorden niet eens te horen. ‘Pas maanden na die zoekactie was het weer even goed tussen ons. Hij beloofde me dat hij echt veranderd was. En stom als ik was, geloofde ik hem.’

‘En toen heb je Zoe Bennetts dagboek gevonden?’

‘Zijn vrouw had hem inmiddels op straat gezet. Hij werd opgeroepen voor een of andere klus en ik zat daar toen in mijn eentje in een vreselijk flatje dat hij had gehuurd. Ik verveelde me, dus ik begon maar wat op te ruimen. De helft van zijn spullen zat nog in dozen. Het dagboek zat in een daarvan, onder een stapel papieren. God, toen ik besefte wat het was… Je kunt je echt niet voorstellen wat er toen door me heen ging.’

Nee, dat kon ik inderdaad niet. ‘Maar waarom heb je het niemand verteld? Je had bewijs gevonden dat Terry een relatie had gehad met een meisje dat vermoord was. Waarom zou je zoiets voor je houden?’

‘Omdat ik dacht dat Monk het had gedaan! Dat dacht iedereen toch?!’ Ze keek me met een volkomen oprechte blik aan. ‘Wat had het voor zin om nodeloos dingen te gaan oprakelen? Niet zozeer voor hem, maar voor zijn gezin. Zijn vrouw en kinderen hadden al genoeg geleden. En ik had wel eens eerder iets van een van zijn vriendinnetjes gevonden. Goedkope sieraden en make-up in zijn auto… Ondergoed. Ik dacht dat dat dagboek net zoiets was!’

‘Sophie, je was gedragsdeskundige. Je gaat me nu toch niet vertellen dat het nooit in je is opgekomen dat het meer dan dat kon zijn?’

‘Nee! Ik wilde hem alleen maar kwetsen, daarom heb ik Zoe’s dagboek ook meegenomen. Ik wist wel dat hij het met haar deed, maar ik heb echt nooit iets anders vermoed!’

‘Waarom was je dan zo bang voor hem?’

Ze knipperde. ‘D-dat… was ik helemaal niet.’

‘Jawel, dat was je wel. Toen ik je van het ziekenhuis naar jouw huis bracht, was je doodsbang. Je bleef maar herhalen dat je je echt niet kon herinneren wie je had aangevallen.’

‘I-ik denk dat ik hem niet nog meer last wilde bezorgen. Je kunt je gevoelens voor iemand niet zomaar uitschakelen, ook al verdient diegene dat niet.’

Ik streek met mijn hand over mijn gezicht. Mijn huid voelde korrelig aan. ‘Zal ik je dan maar gewoon vertellen wat ik denk?’ zei ik. ‘Ik denk dat je dat dagboek in een opwelling hebt gepakt. En zoals je zelf al zei, vooral omdat je Terry wilde kwetsen. Je was boos en jaloers en je beschikte nu over iets wat je macht over hem gaf. Maar toen je het eenmaal had ontvreemd, besefte je pas dat je zelf gevaar liep. Het was inmiddels te laat om nog naar de politie te gaan, omdat je daar dan zelf last mee zou krijgen. En dus heb je het verstopt en je mond gehouden. Je hoopte dat het simpele feit dat je dat dagboek had, voldoende zou zijn om hem ervan te weerhouden jou ook te vermoorden.’

‘Nietes! Dat slaat nergens op!’

Verontwaardigd als ze was, schoot ze meteen in de verdediging.

‘Ik denk dat je Terry ergens ook de schuld gaf van het feit dat je carrière op de klippen was gelopen,’ ging ik verder. ‘En ik kan me goed voorstellen dat dat moeilijk moet zijn geweest, om de politie te helpen de geheimen van anderen aan het licht te brengen terwijl je zelf ook zo’n soort geheim koesterde. Toen ben je dus gestopt met je advieswerk voor de politie en hebt geprobeerd iets heel anders te gaan doen. Alleen had je daar wel wat geld voor nodig, hè?’

Sophie leek even echt bang te zijn, maar verborg dat door weer de aanval te kiezen. ‘Wat bedoel je daar precies mee?’

Ik had de afgelopen paar dagen veel tijd gehad om alles op een rijtje te zetten. Terry had aan Sophie gerefereerd als ‘dat kutwijf met haar chantage’ en hoewel ik toen weinig waarde had gehecht aan zijn woorden, had dat me wel aan het denken gezet. Dat betekende alleen nog niet dat ik het ook leuk vond om te doen wat ik nu wel moest doen. Maar ik kon niet meer terug.

‘Die cottage waar je woont zal niet goedkoop zijn geweest. En je hebt me zelf verteld dat potten bakken geen goed belegde boterham op de plank brengt. Toch lijk je het prima te kunnen rooien.’

Sophie keek me uitdagend, maar ook een tikkeltje kwetsbaar aan. ‘Ja, dat lukt best aardig, ja.’

‘Dus je hebt Terry nooit om geld gevraagd?’

Ze keek omlaag naar haar handen, maar pas nadat ik had gezien dat ze tranen in haar ogen kreeg. Op dat moment werd de deur van haar kamer geopend door de verpleegkundige die net nog bij haar was geweest. De glimlach die ze op haar gezicht had, verdween snel.

‘Gaat het allemaal een beetje hier?’

Sophie knikte snel, maar hield haar gezicht afgewend. ‘Ja hoor, dank je wel.’

‘Als je iets nodig hebt, laat het me dan weten, oké?’ De verpleegkundige wierp me een kille blik toe voordat ze de deur weer achter zich dichttrok.

Ik hoefde niets meer te zeggen en wachtte gewoon. In de gang hoorde ik voetstappen en geanimeerde stemmen, maar in de kamer waar wij zaten zou je een speld hebben kunnen horen vallen. Het leek net alsof de geluiden en alle activiteiten van buiten tot een andere wereld behoorden.

‘Je hebt geen idee hoe het was,’ zei Sophie uiteindelijk met verstikte stem. ‘Je vroeg net of ik bang was. Natuurlijk was ik bang! Maar ik zag geen andere uitweg meer! Ik heb dat dagboek inderdaad gepakt zonder er verder over na te denken. I-ik was gewoon zo ontzettend kwaad! Hij deed het met dat… met dat zeventienjarige sletje, terwijl hij ook iets met mij had! Maar ik zweer dat ik in het begin echt dacht dat Monk haar had vermoord! Pas later bedacht ik dat… dat ik… O, jezusmina!’

Ze sloeg haar handen voor haar ogen en liet haar tranen de vrije loop. Ik aarzelde even, maar reikte haar uiteindelijk toch de zakdoekjes aan die op haar nachtkastje lagen.

‘Ik wilde gewoon niet geloven dat het Terry zou kunnen zijn. Ik bleef mezelf wijsmaken dat Monk écht de dader was. O-omdat ik graag wilde dat hij het zou zijn. Dat is ook de reden dat ik hem toen brieven begon te schrijven, om mezelf ervan te overtuigen dat ik het bij het verkeerde eind had.’ Ze wachtte even en droogde ondertussen haar tranen.

‘Maar ik was ook boos. Ik had alles opgegeven voor Terry. Mijn carrière, mijn huis… Ik ben hier alleen maar vanwege hem naartoe verhuisd. Dus het minste wat die klootzak kon doen, was me helpen met een nieuwe start. En ik vroeg echt niet zoveel, hoor. Alleen maar genoeg om opnieuw te kunnen beginnen. Ik dacht… ik dacht dat ik zolang ik dat dagboek had ook veilig was.’

O, Sophie, Sophie… ‘Maar dat was niet zo, hè?’

‘Nou, tot Monk ontsnapte wel. Ik had al langer dan een jaar niets meer van Terry gehoord, en toen belde hij opeens op een avond op. Hij was ziedend en uitte allemaal dreigementen over wat hij met me zou doen als ik dat dagboek niet aan hem gaf. Ik had hem nog nooit zo gehoord en ik wist echt niet wat ik moest doen. Ik was ten einde raad!’

‘En dus belde je mij,’ zei ik, ietwat vermoeid. En niet omdat ze wilde dat ik haar zou helpen met het vinden van die graven. Althans, dat was niet de enige reden. Ze wilde iemand bij zich hebben voor het geval Terry iets raars zou doen.

‘Ik kon zo snel niemand anders bedenken! En ik wist dat jij geen nee zou zeggen.’ Ze verfrommelde het natte zakdoekje. ‘De volgende dag was ik me net aan het klaarmaken om naar die afspraak met jou te gaan, toen hij op de voordeur bonkte. Toen ik weigerde hem binnen te laten… trapte hij de deur in. Ik rende naar boven en probeerde mezelf in de badkamer in te sluiten, maar ook die deur wist hij open te krijgen. En toen die openzwaaide, kwam die tegen mijn hoofd aan.’

Haar hand ging automatisch naar de kneuzing op haar wang, die je nog steeds kon zien. Ik herinnerde me weer dat de trap nat was geweest toen ik haar had gevonden. Als ik daarbij stil had gestaan, had ik misschien zelf ook wel kunnen bedenken dat ze helemaal niet verrast was in de badkamer, zoals ze zelf had verklaard.

‘Maar waarom bleef je toen nóg zwijgen?’ vroeg ik.

‘Wat moest ik dan? Ik had jarenlang bewijsmateriaal achtergehouden! En ik had geen idee dat Terry op non-actief was gesteld. Toen jij me vertelde dat hij bij jou langs was geweest…’

Ze rilde even. Ik had bijna mijn hand naar haar uitgestoken, maar bedacht me.

‘Ik heb eigenlijk helemaal niks verkeerd gedaan, hoor!’ gooide ze eruit. ‘Ik weet dat ik stom ben geweest, maar daarom wilde ik Zoe’s en Lindseys graven ook vinden. Ik dacht dat als dat me zou lukken, dat al het andere misschien zou compenseren…’

Al het andere? Dat je hun moordenaar in bescherming had genomen? Dat je een onschuldig iemand in de gevangenis hebt laten zitten? Sophie keek omlaag naar het verscheurde zakdoekje in haar handen.

‘En nu?’ vroeg ze met een klein stemmetje. ‘Ga je dit aan Naysmith vertellen?’

‘Nee. Dat mag je zelf doen.’

Ze pakte mijn hand. ‘Moet dat echt? Ze weten het toch al, van dat dagboek. En het verandert toch niks aan wat er gebeurd is?’

Nee, behalve dat je zo wel een einde kunt maken aan acht jaar leugens en bedrog.

Ik legde haar hand terug op bed en stond op. ‘Dag, Sophie.’

Ik liep de kamer uit, de gang op. Ik luisterde naar het holle geluid van mijn eigen voetstappen, terwijl ik de drukte van het ziekenhuis langzaam over me heen liet komen. Het voelde raar, alsof ik in een soort luchtbel zat, die me afzonderde van al het lawaai en de gebeurtenissen in mijn directe omgeving. Zelfs buiten, terug in de frisse lucht, bleef ik dat gevoel hebben. Op weg naar mijn auto leek het felle herfstlicht op de een of andere manier dof. Ik haalde de auto van het slot en nam stram plaats achter het stuur. Ondanks mijn gebroken ribben kon ik alles doen, maar het deed wel pijn.

Ik sloot mijn ogen en legde mijn hoofd achterover. Ik voelde me leeg en uitgeput. Ik keek niet uit naar de lange rit naar Londen die voor me lag, maar ik was nu lang genoeg in Devon geweest. Veel te lang zelfs. En het verleden leek zo ontzettend ver weg.

Het is tijd om door te gaan.

Ik probeerde alle herinneringen van me af te zetten en stak mijn hand in mijn zak om mijn mobieltje te pakken. Mijn adem stokte in mijn keel toen mijn ribben nogal heftig protesteerden. Ik had de telefoon in het ziekenhuis uitgezet en nadat ik hem nu weer had aangezet, werd ik direct getrakteerd op het piepje dat ik een berichtje had. Heel even leek het alsof ik weer terug was in die donkere grot, maar ik wist mezelf los te rukken uit het verleden.

Ik had een voicemailberichtje. Berichtjes zelfs. Het waren drie gemiste oproepen, allemaal van hetzelfde nummer. Ik herkende het nummer alleen niet. Ik fronste mijn wenkbrauwen, maar voordat ik mijn voicemail kon afluisteren, ging mijn telefoon al over. Ik zag dat het hetzelfde onbekende nummer was. Ik ging wat meer rechtop zitten. Dit moet wel iets dringends zijn.

Toen ik opnam, merkte ik dat ik zoals altijd toch weer nieuwsgierig was.