30
Roper tuurde in het duister; in de donkere ruimte kon hij mij natuurlijk net zomin zien als ik hem.
‘Fijn dat u de gebeurtenissen van vannacht heelhuids hebt overleefd,’ zei hij. ‘Als ik de verhalen mag geloven, hebt u geluk gehad.’
Mijn hart ging tekeer, terwijl ik verwoed mijn gedachten probeerde te ordenen. ‘Wat doe jij hier?’
Ik hoorde eerder dan dat ik het zag dat hij zijn schouders ophaalde. ‘O, ik wilde hier even wat checken. Miss Keller zou hier echt een slot op moeten zetten. Tenzij ze natuurlijk wil dat iedereen hier zomaar naar binnen kan lopen.’
Hij leek zijn opmerking reuzegrappig te vinden.
‘Ik heb je auto net helemaal niet zien staan,’ zei ik.
‘Die heb ik in een inham een eindje verderop geparkeerd. Ik had wel zin in een wandelingetje.’
En zo kon je er bovendien voor zorgen dat niemand wist dat je hier was. Ik begon langzaam maar zeker wat helderder te worden en bedacht dat Darren Walker wellicht niet had gelogen over die politie-inspecteur die hij bij Monks caravan had gezien. Misschien dat die hele inspecteur Jones niet bestond, maar dat zei nog niet alles.
Want de moordenaar zou natuurlijk niet zijn echte naam gebruiken.
Ik probeerde heel terloops te klinken, maar was ondertussen krampachtig aan het bedenken of het me zou lukken om eerder bij de deur te zijn dan Roper. ‘Heeft Simms je hierheen gestuurd?’
‘Nee, de commissaris heeft op dit moment genoeg op zijn bordje liggen. Ik zou eerder zeggen dat dit puur ter bevrediging van mijn eigen nieuwsgierigheid is.’ Ik hoorde een klikje en de lamp op de werkbank die was omgevallen, floepte aan. Roper zette hem rechtop en klakte met zijn tong terwijl hij om zich heen keek. ‘Zo te zien heeft iemand hier flink huisgehouden, hè?’
Ik zag door het licht nu pas wat een puinhoop het was. Sophies schalen en potten waren van de planken geveegd en lagen in stukken op de grond. Zelfs de zware elektrische pottenbakkersoven was omgeduwd, het deurtje ervan hing halfopen.
‘Je zou zeggen dat iemand ergens naar op zoek was, denkt u ook niet?’ Roper glimlachte, maar zijn blik was scherp en een tikkeltje calculerend. ‘Zou u me ook willen vertellen wat u hier eigenlijk te zoeken hebt, dr. Hunter?’
‘Ik kwam mijn auto ophalen.’
‘Een beetje een rare plek om je auto neer te zetten.’
‘Mijn tas staat binnen en Sophie heeft hier ergens een reservesleutel.’
‘O ja?’ Hij liet zijn blik door de ruimte glijden. ‘Miss Keller is wel goed in het verbergen van spullen, ja. Maar ach, dat is ook niet zo raar hè, voor iemand die vroeger dingen opspoorde voor haar werk.’
Mijn geduld begon nu echt op te raken en ik had geen zin in dit soort spelletjes. ‘En? Heb je gevonden wat je zocht?’
‘Ik?’ Roper leek oprecht geschokt. ‘Volgens mij hebt u ze niet helemaal meer op een rijtje, dr. Hunter. Ik heb dit niet gedaan.’
Hij klonk echt beledigd. Hij had me nog niet helemaal weten te overtuigen van zijn onschuld, maar ik merkte dat mijn achterdocht wel afnam. ‘Wie dan wel?’
‘Tja, dat is de hamvraag, hè.’ Roper nam de puinzooi in zich op en krabde ondertussen zonder dat hij het zelf doorhad over zijn buik. ‘Hoe goed kent u miss Keller eigenlijk?’
‘Hoezo?’
‘Omdat ik probeer te bedenken of u hier iets mee te maken hebt.’
Hij klonk gespannen, waardoor de laatste twijfels die ik over hem had op slag verdwenen. Ik had Roper eigenlijk nooit echt serieus genomen. Hij had eerder een soort aanhangsel van Simms geleken en leek zijn carrière eerder te danken te hebben aan zijn loyaliteit dan aan zijn vaardigheden. Maar nu ik hem zo aankeek, bedacht ik dat hij misschien meer in zijn mars had.
Misschien was Sophie wel niet de enige die goed was in het verbergen van zaken.
‘Ik had haar voor dit hele gedoe al acht jaar niet meer gezien,’ was mijn behoedzame antwoord.
‘Delen jullie soms het bed?’
Ik wist me nog net in te houden en niet meteen te snauwen dat hij daar niets mee te maken had. ‘Nee.’
Hij bromde tevreden en begon me ook opeens te tutoyeren. ‘Zeg eens, vind je de hele timing hiervan niet een beetje toevallig? Terry Connors die opeens bij je op de stoep staat om je te waarschuwen dat je gevaar loopt omdat Monk is ontsnapt. Ondertussen vraagt hij je ook of je toevallig nog iets hebt gehoord van iemand uit het toenmalige onderzoeksteam. Vervolgens belt miss Keller je opeens – of miss Trask zoals ze zich tegenwoordig pleegt te noemen – en vraagt je om hulp. Als je haar ziet, is ze bewusteloos en haar hele huis is overhoop gehaald. Alleen heeft de dief niet de moeite genomen om iets te stelen.’
‘Nou, ze zei dat er wat geld en sieraden weg waren.’
Hij wuifde mijn opmerking weg. ‘Dat geloof je volgens mij net zomin als ik. En dat geheugenverlies van haar, daar trap ik ook niet in. Iemand breekt bij haar in en slaat haar bewusteloos en ze kan zich er helemaal niets van herinneren? Alsjeblieft, zeg.’
‘Dat kan best.’
‘Ja, vast, maar ik vond dat ze er al met al behoorlijk luchtig over deed. Maar waarom loog ze? Wie probeerde ze te beschermen? Zichzelf of iemand anders?’
Ik wilde mijn mond al opendoen om bezwaar te maken, alleen verwoordde hij helaas wel precies mijn eigen vermoedens. Ik had ze alleen niet serieus willen nemen. ‘Wat bedoel je daarmee?’
‘Ik bedoel te zeggen dat ik niet in toeval geloof.’ Hij schopte met zijn voet tegen een homp klei. ‘Als je iets waardevols hebt dat je wilt verbergen, kun je dat op twee manieren doen. Eén: het heel goed verstoppen, op een plek waar niemand het kan vinden. Alleen is het lastige daarbij, dat als jij zélf zo’n plek kunt bedenken, iemand anders dat waarschijnlijk ook kan. Maar je kunt ook een plek uitkiezen waar niemand ooit zou zoeken. Een plek die zo voor de hand ligt dat niemand überhaupt bedenkt dat je er iets zou kunnen verstoppen. Het liefst iets wat je elke dag ziet.’
Ik staarde naar de werkbank waar Sophie van allemaal restjes klei een grote homp had gevormd. O, dat is niks. Gewoon een slechte gewoonte van me. Ik herinnerde me nu ook dat zodra we uit het ziekenhuis waren teruggekomen, ze meteen hiernaartoe had gewild, zogenaamd vanwege die reservesleutel. En hoe ze toen met haar hand even over die grote brok klei had gestreken, alsof ze zich ergens van wilde vergewissen. Hij stond daar open en bloot, maar was net te groot om te verplaatsen.
Geen wonder dat ze niet naar een safehouse van de politie had gewild.
‘Ze heeft iets in een homp opgedroogde klei verstopt,’ zei ik. Sophie had niet eens de moeite genomen om de deur naar de kiln op slot te doen, waarmee ze als het ware rondbazuinde dat daar niets van waarde lag.
Roper glimlachte. ‘Ik ben niet zozeer geïnteresseerd in waar ze het heeft verstopt, als wel wát ze precies heeft verstopt. Dit hele gedoe is begonnen toen Monk ontsnapte, dus daar moet het op de een of andere manier mee te maken hebben. En wat het ook is, het was zó belangrijk dat miss Keller liever het risico nam hém tegen te komen dan dat voorwerp hier onbeheerd achter te laten.’
En zó belangrijk dat ze zich bewusteloos had laten slaan door iemand die haar voor dood had achtergelaten, nadat die haar hele huis had doorzocht. Mijn hersenen draaiden inmiddels op volle toeren en de laatste restjes vermoeidheid vielen weg.
‘Terry Connors heeft me er gistermiddag van proberen te overtuigen dat Sophie hier echt weg moest,’ zei ik. ‘Dat was de reden dat hij me wilde spreken.’
‘Echt waar? Dan heeft Monk hem misschien wel een dienst bewezen. Ze was immers lang genoeg weg om hem de gelegenheid te geven hier rustig te gaan zoeken.’ Roper keek met een heel flauw glimlachje rond zijn mondhoeken naar de scherven op de grond voor ons. ‘Voor iemand die op non-actief is gesteld, heeft hij opvallend veel belangstelling voor deze hele zaak. Volgens mij moeten we brigadier Connors nodig eens aan de tand voelen.’
Ik voelde een ijskoude klomp in mijn maag ontstaan. Ik was net te moe geweest om te bedenken dat het wel erg toevallig was dat Terry me bij het ziekenhuis had staan opwachten. Ik had al zijn vragen aan nieuwsgierigheid geweten, maar was opeens niet meer zo zeker van mijn zaak. Bovendien had hij beweerd dat hij niet wist waar Sophie woonde, maar ik had hem onderweg hiernaartoe helemaal geen aanwijzingen hoeven geven.
Dus hij wist de weg wel degelijk.
‘Ik heb hem net nog gesproken,’ zei ik. ‘Hij heeft me een lift hiernaartoe gegeven.’
Ropers glimlach verdween op slag. ‘Connors was hier net?!’
‘Ja, hij heeft me hier afgezet en is toen weer weggegaan.’
‘Shit!’ Roper stak zijn hand in zijn zak om zijn mobiel te pakken. ‘Dan moeten we nu gaan. Ik zal…’
Maar voor hij zijn zin kon afmaken, verscheen er in de deuropening achter hem opeens een schaduw. Ik hoorde een heel akelig krakend geluid van metaal op bot toen de gestalte iets op Ropers achterhoofd liet neerkomen. Roper viel voorover, zonder dat hij zijn handen uitstak om zijn val te breken.
Terry stond met een korte steigerpijp in zijn handen hijgend op hem neer te kijken. Zijn mond was in een lelijke grimas vertrokken.
‘Eindelijk je verdiende loon, klootzak.’
Het was allemaal zo snel gebeurd dat ik geen tijd had om te reageren. Dus ik bleef daar gewoon staan, totaal verbouwereerd door Terry’s verschijning en het plotselinge geweld. Hij had een verwilderde uitstraling en een enigszins koortsachtige, wanhopige blik op zijn gezicht. Zijn haar, dat vroeger altijd zo keurig gekamd was, was blijkbaar achter boomtakken blijven haken en zijn schoenen en de onderkant van zijn broekspijpen zaten onder de modder.
Hij veegde hijgend met een mouw zijn mond af en richtte zijn blik vervolgens op mij. ‘Godverdomme, Hunter. Waarom heb je je spullen nou niet gewoon gepakt en ben je niet weggegaan?’
Mijn hersenen werkten weer. Ik had niks gehoord, dus Terry moest zijn auto ergens anders hebben geparkeerd en toen door de weilanden hiernaartoe zijn teruggelopen. Misschien dat hij Ropers auto in die inham had zien staan. De politieman lag nog op dezelfde plek als waar hij zojuist was gevallen. Ik zag een donkere, glanzende bloedvlek op zijn hoofd, die in het schijnsel van de lamp bijna zwart leek. Zo te zien waren zijn voortanden gebroken toen zijn hoofd de grond had geraakt. Ik kon niet zien of hij nog ademde.
Terry hief de pijp dreigend boven zijn hoofd toen ik een stap naar voren zette. ‘Waag het niet!’
Ik bleef op een veilige afstand staan, zodat hij me niet in één keer zou kunnen raken. ‘Leg die pijp weg. Denk nou even na over wat je aan het doen bent, Terry.’
‘Denk je niet dat ik dat allang heb gedaan? Jezus christus, je denkt toch niet dat ik dit wilde?!’ Ik zag een siddering van angst over zijn gezicht trekken. Hij haalde uit en raakte een brok klei. Het ketste tegen de steiger die de ronde buitenwand van de kiln stutte, en stuiterde vervolgens uit het zicht. ‘Als je iemand de schuld wilt geven, moet je bij Keller zijn! Dit is allemaal haar schuld!’
‘Sophie? Hoezo?’ Maar ik herinnerde me wat Roper net had gezegd. Ik dacht aan de brok klei, die nu ergens in stukken op de grond lag. ‘Wat heeft ze dan voor belangrijks verstopt?’
Ik dacht even dat hij geen antwoord zou geven. Hij schudde zijn hoofd en het leek alsof hij de steigerpijp iets minder stevig omklemde.
‘Zoe Bennetts dagboek.’
En toen begon ik het langzaam te snappen. Zoe, de extraverte tweelingzus, die liever feestte in plaats van braaf haar huiswerk te doen, zoals haar zus. En Terry, de charmeur die nog steeds geen vrede had met het feit dat hij gedwongen was overgeplaatst naar een provinciestad. Terry, wiens ego natuurlijk gestreeld zou worden door een relatie met een kittig zeventienjarig meisje dat fotomodel wilde worden.
‘Jouw naam stond erin, hè,’ zei ik.
Hij liet zijn schouders verslagen hangen en had de pijp nu zo losjes vast dat hij haar bijna leek te zijn vergeten.
‘We hebben een paar maanden lang iets gehad. Die foto’s doen haar geen recht, ze was echt een stuk. Alleen wist ze dat zelf helaas ook maar al te goed. Ze had het helemaal uitgedacht, dat ze naar Londen zou verhuizen en dan een contract bij een groot modellenbureau zou krijgen. Ze was onder de indruk van me omdat ik daar bij de politie had gezeten en haar van alles over Soho en het uitgaansleven kon vertellen.’
Hij grijnsde even toen hij eraan terugdacht, maar zijn gezicht betrok al snel weer.
‘En toen zag ik haar op een dag met een ander. Een of ander twintigjarig ettertje met een blitse auto, dat zichzelf heel wat vond. Je kent dat soort jochies wel. We kregen ruzie. Ze zei dat ik me beter op vrouwen van mijn eigen leeftijd kon richten. Ze noemde me een loser en zei dat het zo sneu was dat ik het de hele tijd maar over Londen had. Tja, en toen liep het uit de hand. Ik sloeg haar en toen ging ze door het lint. Ze schreeuwde en tierde en zei dat ze ervoor zou zorgen dat ik ontslagen zou worden, dat ze zou zeggen dat ik haar had verkracht. We zaten in mijn auto en ik was bang dat iemand ons misschien zou horen. Ik wilde echt alleen maar dat ze haar mond zou houden en dus legde ik mijn handen om haar keel en… Het ging verdomme allemaal gewoon zo verrotte snel. Eerst stribbelde ze nog wel tegen, maar voor ik het doorhad…’
Ik keek naar Roper die daar, wellicht bewusteloos, aan zijn voeten lag. ‘Jezus, Terry…’
‘Ik weet het! Denk je dat ik niet weet?!’ Hij had de steigerpijp nu helemaal laten zakken, maar had haar nog wel steeds met één hand vast. Met zijn andere hand streek hij door zijn haar. Hij zag er verslagen uit. ‘Ik had een garagebox, daar heb ik haar lichaam toen verstopt. Ik dacht… Ik dacht dat zolang ik me gedeisd hield, het gewoon zou worden gezien als de zoveelste tiener die van huis was weggelopen. Zoe had het daar namelijk heel vaak over, dat ze per se naar Londen wilde.’
‘Maar ze was zeventien!’
‘Ja ja, hou je kop nou maar,’ snauwde hij me toe. Hij was opeens weer het opvliegende nare mannetje van vroeger. ‘Wat had ik dan moeten doen? Mezelf aangeven? Daarmee zou ik haar niet terugkrijgen! En ik moest ook aan Debs en de kinderen denken! Wat had het voor zin als ik hun levens ook nog eens zou verpesten?’
Ik moest bijna overgeven. ‘Heb je haar zus ook vermoord?’
Hij kromp ineen en ontweek mijn blik, maar ik zag iets van schaamte op zijn gezicht. ‘Lindsey had het dagboek van haar zus gevonden,’ antwoordde hij op matte toon. ‘En daar stond mijn telefoonnummer in, plus allerlei andere details. Hoe vaak we hadden afgesproken. Wat we hadden gedaan. Ze had het aan niemand verteld omdat ze Zoe’s reputatie niet wilde bezoedelen. Zij dacht dat ik, omdat ik bij de politie zat, misschien kon helpen haar zus op te sporen.’
Jezus christus. En zo had ze Terry het enige bewijs waaruit bleek dat hij haar zus had vermoord, in handen gegeven en was ze ook nog eens de enige getuige geworden.
‘Je hoeft me niet zo aan te kijken, hoor!’ schreeuwde Terry. ‘Ik was in paniek, oké?! Als het bekend was geworden, kon ik het wel schudden! Ik durfde het risico niet te nemen dat ik verhoord zou worden. En ze leek zo ontzettend op Zoe. Alleen al als ik haar zag, kreeg ik het gevoel dat ze me beschuldigde!’
‘En Tina Williams dan? Waarom heb je…’ Ik maakte mijn zin niet af omdat ik het wel kon raden. Zij was ook een mooi tienermeisje met donker haar geweest. ‘Zij was alleen maar een afleidingsmanoeuvre, hè? En zo heb je Monk ook gebruikt. Je wilde de indruk wekken dat het om een seriemoordenaar ging, omdat je daarmee de aandacht van die tweelingzussen afleidde.’
Terry kreeg een heel erg rare uitdrukking op zijn gezicht, alsof hij opeens geconfronteerd werd met een kant van zichzelf die hij niet kende. Hij haalde zijn schouders op, maar weigerde nog steeds me aan te kijken.
‘Zoiets ja.’
Mijn geschoktheid had inmiddels plaatsgemaakt voor woede en vooral ook walging. ‘Ik heb haar gezien, Terry! Ik heb gezien wat je haar hebt aangedaan! Jezus christus, je hebt op haar gezicht staan stampen!’
‘Toen was ze al dood, hoor!’ schreeuwde hij terug. ‘Ik was buiten zinnen, oké!? Mijn god, je denkt toch niet dat ik dat echt wilde doen? Denk je soms dat ik daar plezier aan heb beleefd?’
Dat doet er niet toe, ze zijn wel dood. Ik kon nu opeens een hele hoop dingen verklaren. Terry’s gedrag tijdens die zoekactie op de heide destijds, toen Monk opvallend genoeg opeens had aangeboden ons naar de graven te brengen, werd plotseling een heel stuk logischer. En Pirie had dichter bij de waarheid gezeten dan we destijds hadden kunnen bevroeden. De patholoog-anatoom had namelijk geopperd dat de afschuwelijke verwondingen op Tina Williams’ lijk misschien wel betekenden dat de moordenaar zich schaamde, dat hij een poging had gedaan om zijn eigen schuldgevoel uit te wissen. Zolang je ervan uitging dat Monk de moordenaar was, sloeg dat natuurlijk nergens op, maar in Terry’s geval juist wel.
Geen wonder dat hij daarna een potje van zijn leven had gemaakt.
Ik zag aan het licht in de deuropening achter hem dat het heel rap donkerder werd. De lamp wierp een kleine koker van licht op de vloer, maar de duisternis in de rest van de kiln leek daardoor alleen maar nog dieper te zijn. Ik had geen idee hoe lang ik hier al was, maar ik wist dat ik niet op hulp hoefde te rekenen. Roper had zich niet meer bewogen en hij had me net nog verteld dat niemand wist dat hij hiernaartoe was gegaan. Ik zou dus op de een of andere manier zelf langs Terry moeten zien te komen, maar ik had geen flauw idee hoe, en afgezien van wat potscherven zag ik in mijn directe omgeving niets wat ik als wapen kon gebruiken.
‘En je kon geen betere naam verzinnen dan inspecteur Jones?’ vroeg ik.
‘Aha, dus daar ben je ook al achter.’ Hij glimlachte nu echt en leek zelfs wat kalmer, alsof hij opgelucht was dat hij eindelijk alles kon opbiechten. ‘Tja, ik twijfelde tussen Smith of Jones. En Monk… dat was een uitgelezen kans, die kon ik gewoon niet laten liggen. Ik had nog een paar andere spullen van Zoe verstopt, maar ik moest haast maken, vóór de hele omgeving rond zijn caravan door de TR onder de voet zou worden gelopen. Alleen was ik niet voorzichtig genoeg en struikelde ik zowat over die Walker. Ik liet hem snel mijn penning zien en beriep me op mijn politiebevoegdheid. Ik wist hem doodsbang te krijgen en vertelde hem dat zolang hij maar zijn mond hield, ik goed voor hem zou zorgen.’
En Terry had zich acht jaar lang aan zijn woord gehouden. ‘Meer levens dan de eerste de beste klotekat,’ had Naysmith gezegd. ‘Het lukte hem altijd de dans te ontspringen.’ Ja, nogal wiedes, als je iemand bij de politie kent die je waarschuwt en ervoor zorgt dat eventueel bewijsmateriaal heel toevallig zoekraakt of verkeerd wordt gearchiveerd. Pas toen Terry zelf op non-actief was gesteld en inspecteur Jones hem dus uiteindelijk liet zitten, had Walker zijn stilte verbroken.
En toen had Monk hem doodgeslagen.
Terry zou donders goed hebben geweten hoe de vork in de steel zat. Hij had ’m waarschijnlijk vreselijk geknepen toen Monk was ontsnapt. Vooral omdat er nog bewijsmateriaal bestond dat kon aantonen dat Zoe Williams en hij iets hadden gehad.
‘Hoe kwam Sophie dan aan dat dagboek?’ vroeg ik.
‘Dat nieuwsgierige krengetje heeft mijn spullen doorzocht. Ongeveer een jaar na die zoekactie op de hei. Debs had me toen al het huis uitgezet en ik woonde in een huurflatje. Sophie en ik waren weer even bij elkaar. Ik had dat dagboek altijd al willen weggooien, maar had dat nooit gedaan. Dom, dom, dom. Ik had het wel ergens verstopt, maar ja, Sophie is heel goed in het terugvinden van voorwerpen, hè.’
Hij klonk verbitterd. Het ontging me ook niet dat hun relatie blijkbaar iets meer was geweest dan het kortstondige avontuurtje dat Sophie ervan gemaakt had, maar dit was niet het juiste moment om daar veel langer bij stil te staan. Ik meende dat ik Ropers hand even zag bewegen, maar durfde niet te kijken of het echt zo was en bleef me dus op Terry concentreren.
‘Hoeveel wist ze hiervan?’
‘Alleen maar dat ik Zoe had geneukt. Dat bleek namelijk wel uit dat dagboek. Ze was vooral pissig dat dat gebeurd was toen ik nog iets met haar had. Ze was woest. Ze weigerde me te vertellen wat ze met het dagboek had gedaan en zei alleen maar dat het op “een veilige plek” lag.’ Hij vertrok zijn gezicht toen hij daaraan terugdacht. ‘Dat kutwijf met haar chantage. Zolang Monk achter de tralies zat en het onderzoek niet werd heropend, deed het er alleen niet toe, want ze kon het niemand vertellen zonder daarmee meteen toe te geven dat ze bewijsmateriaal had achtergehouden. Maar toen Monk ontsnapte… Tja, toen veranderde alles, hè.’
‘En toen raakte je in paniek en kwam je naar mij toe. Om te kijken of Sophie mij iets had verteld.’
‘Ik was helemaal niet in paniek! Ik wilde dat klotedagboek alleen terughebben! En ik kende Sophie. Ik wist dat als ze al iemand in vertrouwen zou nemen, jij dat zou zijn.’
Is hij nou jaloers?! Op dat moment hoorde ik een heel rare kreun op de grond. Terry keek stomverbaasd omlaag, alsof hij Roper helemaal was vergeten. Het lichaam van de politieman schokte even en zijn oogleden trilden.
‘Niet doen!’ schreeuwde ik toen ik zag dat Terry de steigerpijp weer had opgeheven.
Hij wachtte, maar liet de pijp niet zakken. Ik meende iets van berouw in zijn blik te zien. ‘Ik was echt van plan je te laten gaan, David. Tot ik Ropers auto zag staan. Je weet dat ik dat nu niet meer kan doen, hè? Dat weet je toch?’
Ja, dat wist ik. Maar ik wist nog niet wat hij voor me in petto had. ‘En Sophie dan?’
‘Hoezo? Wat is er met haar? Zonder dat dagboek kan ze niks.’
‘Doet het je dan helemaal niets, wat je haar hebt aangedaan?’
‘Wat ik háár heb aangedaan? Kolere! Dat sluwe kutwijf heeft mijn leven jarenlang vergald!’
‘Omdat ze bang was, ja! En ze ligt door jouw toedoen nu wel in het ziekenhuis!’
Hij staarde me aan en was Roper zo te zien weer even vergeten. ‘Waar heb je het over?’
‘Dat hematoom heeft ze niet aan Monk te danken! Dat was jouw werk, toen je haar huis binnendrong om dat dagboek te zoeken.’
‘Lulkoek! Ik geloof je niet!’
‘Het is contrecoup-letsel, van die val op haar hoofd op de badkamervloer. Ze heeft zich uit het ziekenhuis laten ontslaan vóór de artsen dat konden vaststellen. En dat kwam doordat ze naar huis wilde om te controleren of het dagboek nog wel veilig was. En zelfs toen heeft ze niemand verteld wat er was gebeurd. Ze was doodsbang, maar ze bleef jou in bescherming nemen!’
‘Zichzelf zul je bedoelen! Ze heeft echt alleen maar aan zichzelf gedacht en dat is ook nooit anders geweest!’ Hij zwaaide met de steigerpijp in mijn richting. ‘Denk je nou werkelijk dat je me een schuldgevoel over haar kunt aanpraten? Vergeet het maar, ze heeft het allemaal aan zichzelf te danken!’
‘En als ze doodgaat, is dat gewoon nog een ongeluk, hè? Net als bij Zoe Bennett?!’
Door de blik waarmee hij me aanstaarde, wist ik dat ik te ver was gegaan. Afgezien van het treurige geraas van de wind om de kiln heen, was het doodstil. Terry omklemde de pijp nog steviger.
‘Zeg me dan op zijn minst waar ze begraven liggen,’ haastte ik me te zeggen.
‘Waarom zou ik? Jij hebt je kans acht jaar geleden gehad.’ Zijn gezicht veranderde en werd volkomen uitdrukkingsloos. ‘Kom, laten we er nu maar een eind aan maken.’
Hij wilde een uitval naar me doen, maar wankelde plotseling. Ik dacht even dat hij was gestruikeld, tot ik zag dat Roper zich aan zijn been had vastgeklampt. In het schijnsel van de lamp kon ik nog net zien dat het onderste deel van zijn gezicht helemaal nat was van het bloed en dat zijn voortanden bij zijn tandvlees waren afgebroken. Maar toen hij zich op probeerde te richten, stonden zijn ogen helder en die straalden pure haat uit.
‘Klootzak!’ schreeuwde Terry. Hij haalde uit met de steigerpijp terwijl ik weg probeerde te komen. Ik struikelde echter en viel achterover tegen de middelste schoorsteen aan. Er klonk geknars. Terry had zijn voet los weten te rukken en stond tegen Ropers hoofd aan te trappen alsof het een rugbybal was. Ik hoorde iets wat klonk als het geluid van een watermeloen die op de grond valt. Roper viel als een zandzak op de grond. Terry kwam nu weer op mij af. Ik greep de loszittende baksteen waarachter Sophie haar reservesleutel had verstopt en smeet die naar zijn hoofd. Hij probeerde ’m te ontwijken, maar de steen schampte langs zijn hoofd alvorens op de grond te kletteren.
‘Jij gore klootzak!’ Hij sproeide bloed en spuug in het rond. Hij haalde weer uit met de pijp.
Ik kon mijn arm nog net op tijd optillen, maar de metalen staaf raakte me desondanks vol op de borst. Ik hapte naar adem en voelde mijn ribben breken. Vervolgens viel ik met een rotsmak boven op enkele scherpe scherven van aardewerk en terwijl een nieuwe pijnscheut door mijn lichaam trok, zette Terry een stap naar voren en trapte me in mijn maag.
Ik klapte voorover en kreeg geen adem meer. Beweeg! Doe iets! Maar mijn spieren weigerden te gehoorzamen. Terry torende boven me uit. Hij stond zelf ook te hijgen en zijn gezicht glansde van het zweet. Hij voelde aan de plek op zijn hoofd waar de steen hem had geraakt en staarde vervolgens naar het bloed op zijn vingers.
Hij trok een heel lelijk gezicht. ‘Weet je wat, Hunter? Ik ben blij dat je niet bent weggegaan toen je die kans had.’ Hij ademde diep in en hief de metalen pijp weer boven zijn hoofd.
En op dat moment viel de kilndeur achter hem met een klap dicht.
‘Monk,’ dacht ik instinctief, maar er stond niemand in de deuropening. De deur zwiepte door de wind zachtjes heen en weer en toen Terry zich omdraaide, deed Roper weer een plotselinge uitval naar hem.
Hij kon amper staan, maar hij wist Terry wel uit balans te brengen. Ze schoten in één vloeiende beweging langs me en klapten tegen de steigers en de zijmuur van de kiln aan. Het krakkemikkige bouwwerk trilde door hun gewicht en er klonk een hoog, zingend geluid als van een reuzenstemvork, toen een paar losse palen op de grond kletterden. De hele steiger zwiepte als een dronkenman heen en weer door de klap, maar ik dacht aanvankelijk dat hij wel zou blijven staan. Al snel weerklonk er echter een luid krakend, kreunend geluid en stortte hij langzaam maar zeker als een kaartenhuis boven op de twee mannen in.
Ik meende zelfs een pijnkreet te horen, maar ik zou niet kunnen zeggen van wie. Ik rolde me op tot een zo klein mogelijke bal en bedekte mijn hoofd met mijn handen terwijl er planken en stalen pijpen naar beneden kwamen zetten. Het was een hels kabaal, alsof er eindeloos lang, ontelbaar veel klokken werden geluid.
En toen was het opeens weer stil.
Mijn oren tuitten terwijl de echo langzaam wegstierf. Ik liet mijn armen voorzichtig zakken en keek om me heen. Door al het ronddwarrelende stof en doordat de lamp door het instorten van de steiger natuurlijk was uitgegaan, was het nu pikkedonker in de kiln. Ik hoestte en ademde hijgend door de pijn in mijn ribbenkast. Ik liep zo goed en kwaad als het ging half struikelend naar de achterwand toe. De vloer was bezaaid met steigermateriaal en kapotte planken. Puur op de tast zocht ik me er een weg doorheen, gericht op de grootste stapel, helemaal achterin.
‘Roper? Terry?’
Mijn schreeuw stierf weg. Ik hoorde ergens nog een steen op de grond kletteren en de steigerpijpen brachten als een reusachtige windgong een hels rinkelend geluid voort. Daarna hoorde ik alleen nog maar het zachte getik van vallende brokjes cement. Ik herinnerde me dat Sophie me had verteld dat de wankele schoorsteen en de buitenmuur al tientallen jaren door die steigers werden gestut.
Nu was er alleen niets meer om de hele boel overeind te houden.
Ik kon niet veel uitrichten hier en moest op de een of andere manier het alarmnummer zien te bellen. Ondanks de duisternis in de kiln zag ik vaag nog wel een wat lichtere rechthoek op de plek waar ik de deur vermoedde. Ik klauterde struikelend weer terug over al het puin. Buiten rook de lucht opeens heel zoetig en schoon. Toen ik met mijn arm tegen mijn kapotte ribben aangedrukt naar de voordeur van het huis hinkte, zag ik aan de horizon nog net een klein reepje licht gloren. De reservesleutel lag weliswaar nog steeds in de kiln, maar ik ging mijn tijd nu natuurlijk niet verspillen met daarnaar te gaan zoeken. Ik had evenmin de kracht om de voordeur met al die nieuwe sloten in te beuken, dus dan maar een raam…
Ik wilde net de hoek van het huis omslaan toen ik achter me een aanzwellend geraas hoorde.
Toen ik omkeek, was ik net op tijd om te zien hoe de kiln in elkaar stortte. Hij maakte slagzij en zakte vervolgens zonder enige verdere waarschuwing als een plumpudding in elkaar. Ik wankelde verder, met mijn hand voor mijn ogen om ze te beschermen tegen de stofwolk die mijn kant op dreef. En toen was het opeens helemaal stil.
Ik liet mijn arm zakken.
Er hing een stofwaas boven de plek waar de kiln zo-even nog had gestaan. Zowat de helft van het kegelvormige gebouw van baksteen was verdwenen en het enige wat je nog zag, was de gerafelde rand van een ruïne, die scherp afstak tegen de inmiddels donkerblauwe hemel. Het deel van de muur waar de deur zat, was nog intact. Ik hinkte ernaar terug, met mijn mouw voor mijn mond en neus, en tuurde door de deuropening. Die was gedeeltelijk geblokkeerd door een berg puin die van binnenuit naar buiten was geduwd.
Ditmaal deed ik geen moeite om te schreeuwen. Er viel nog een laatste brok boven op de hoop stenen. Het geluid klonk als dat van een bowlingkegel die omvalt. En toen niets. Geen enkel geluid, geen enkel teken van leven.
Ik keek naar de gapende deuropening voor me, zo donker en stil als een graf.