Het was brandstichting.

Er was geen twijfel mogelijk. De politie vond een tankje met benzine onder de verkoolde resten van de schuur. De dader had niet eens de moeite genomen om het op een ongeluk te laten lijken.

Sarah was laaiend toen ze hoorde over het bezoek van Bob en zijn dreigementen. Ze begreep niet waarom we het haar niet verteld hadden. Maar ook al zouden we dat gedaan hebben, dan had toch niemand kunnen vermoeden dat er zoiets zou gebeuren?

De politie hoorde ons verhaal over Bob en ging gelijk op onderzoek uit. Ze kwamen terug met het nieuws dat Bob spoorloos was verdwenen. Niemand had hem meer gezien sinds gistermiddag en Frank wilde geen verklaring afleggen. Nick liep woedend rond omdat Sarah hem geen toestemming wilde geven om Bob te gaan zoeken. “Nou, het is duidelijk dat hij de dader is. Wat gaat de politie eraan doen? Doet iemand er sowieso wel iets aan?”

“Hij kan gevaarlijk zijn,” hield Sarah vol. Ik was het met haar eens.

Ik zag die nare rode kop met die kleine mond en die valse oogjes zo weer voor me. Het maakte me bang dat hij zo dicht bij onze pony’s geweest was - en dat wij maar een paar stappen daar vandaan in het huis gezeten hadden. Later kwam Tim langs op Royal Storm. Hij had over de brand gehoord in de winkel in het dorp. Hij was verbijsterd toen hij de puinhopen zag die over waren van de stal en de schuur. Hij kon maar niet begrijpen dat er niemand was die iets gezien had.

“Even over die Bob,’ zei hij op zijn hoede. Hij wist niet of het verstandig was om verder te praten. “Ik weet het niet helemaal zeker, want misschien is het gewoon toeval. Maar ik weet zeker dat ik gisteravond die zwart met gouden motor bij Louise heb zien staan.” Er viel een beklemmende stilte. We probeerden allemaal te bevatten wat Tim daar zei. “Hoe laat was dat?” vroeg Nick.

“Laat, heel laat. Ik kwam net terug uit het dorp. Ik was met een vriend naar het café geweest. Het moet na middernacht geweest zijn.”

“Maar hoe kent zij Bob?” vroeg ik stomverbaasd. “Mmm, ze zouden wel bij elkaar passen.” Nick gaf verder geen antwoord. Met zijn donkere ogen keek hij kwaad voor zich uit. “Misschien dacht ze wel dat als wij af zouden branden, we misschien gedwongen waren om de wei te verkopen. Dan had ze meteen haar zin.” “Maar niemand is toch zo gemeen?” zei Sarah. “We weten dat Bob dat wel is,” wierp Nick tegen.

“Nee, dat is te gek voor woorden,” ging Sarah verder. “Het is onmogelijk dat iemand als Louise kontakt heeft met die Bob. En nog iets. Verwend en krengerig zijn is één ding, maar dat maakt je nog geen brandstichter.” “Zij was het inderdaad niet die de Iucifer aanstak,” antwoordde Nick.

“Dat kan me niet schelen. Op deze manier komen we geen steek verder. Laat de politie het verder maar afhandelen.

Voor zover we nu weten kan het ieder voorbijlopende gek geweest zijn.”

Het duurde nog een hele poos voordat Tim en ik eindelijk alleen waren en ik hem naar Spot kon vragen. !k had voorgesteld om Blue in de weide te doen. Ik kon dan mooi even het huis uit. Tim had meteen aangeboden om me even te helpen.

“Nou, wat gaat er gebeuren?” vroeg ik zodra we buiten waren.

“Je hebt het toch echt aan niemand verteld, hè?” zei Tim. Hij keek bedachtzaam. Ik schudde mijn hoofd.

“Louise heeft haar fout toegegeven, ze wil het trainen met de paarden allemaal anders gaan doen en ik denk dat we haar een tweede kans moeten geven.” zei Tim.

“Meen je dat?” vroeg ik verrast.

“Wat heeft ze dan tegen je gezegd?”

“Niets. Ik denk alleen maar dat we moeten bekijken of ze het echt allemaal wel meent. En daarnaast heb ik het met haar over Spot gehad.” “En wat zei ze daarvan?”

“Alleen maar dat ze hem deze herfst te koop zet. Het kan haar niets schelen hoeveel hij oplevert, zolang zij hem maar kwijtraakt. Snap je het niet? Ik moet genoeg geld zien te sparen om hem te kunnen kopen. Ik kan hem niet naar de slager of een of andere rare eigenaar laten gaan. Ik moet deze baan lang genoeg zien te houden om aan het geld te komen.”

Arme Tim. Ik wist niet wat ik moest zeggen. Spot betekende alles voor hem. Zijn schouders waren helemaal afgezakt en hij zag er eenzaam en verdrietig uit. Als ik moeilijkheden had; was er tenminste nog familie in de buurt om me te helpen. Hoe moest het zijn om helemaal niemand te hebben?

“Luister ‘ns Tim,” zei ik met mijn meest indrukwekkende stem.

“Totdat wij het geld hebben.” Tim keek me verrast aan. “En ik wil geen tegenspraak,” ging ik verder. “Als je ons de kans niet geeft om te helpen dan… dan…” “Jij bent niet bang, hè?” zei Tim. Hij keek me met een grote grijns aan.

“Ik zal je laten zien hoe bang ik ben,” zei ik en ik pakte de tuinslang die in de waterbak lag. “Nee, genade, genade,” gilde Tim toen ik hem helemaal van boven tot onder natspoot. Hij vertelde me dat ik een vervelend krengetje was. Nick, die zonder dat ik het in de gaten had, het huis uitkwam, goot een volle emmer water over mijn kop.

“Ik krijg je wel, pestkop,” gilde ik. Ik ging met de slang achter hem aan en gaf per ongeluk mevrouw Parker de volle laag.

“Oh, sorry, hoor,” stamelde ik. Mevrouw Parker probeerde haar bloes uit te wringen.

“Melanie!” bulderde Sarah met een boze stem vanachter Tim. Ze draaide de kraan weer dicht. Tim schudde zijn natte hoofd als een hond en zei dat het voor een deel zijn schuld was. Water druppelde nog steeds van het puntje van mijn neus. Gelukkig was mevrouw Parker niet echt boos. Ze zei dat ze de bloes toch al niet mooi vond. Wel maakte ze gelijk van de gelegenheid gebruik om Tim te vragen of hij mee wilde helpen met de show. “Half negen precies,” zei ze. “Aanstaande zondag en vergeet vooral niet laarzen aan te trekken. Volgens de weersverwachting gaat het hozen.”

De rest van de week was een puinhoop. Met een hoop pijn en moeite slaagden Nick en Robert erin om een zeil over de nog overeindstaande muren van de stal te leggen en zo een nooddak te maken. Gelukkig waren de muren gemetseld zodat we die in ieder geval nog over hadden. Jammer genoeg was dat niet het geval met de schuur. Daar was helemaal niets meer van over. Het hooi dat we net gekocht hadden van Sarahs geld was ook verbrand. Ik had eerlijk gezegd geen idee hoe we het verder aan moesten pakken.

Sarah was met de verzekeringsmensen aan het praten geweest, die precies wilden weten hoe het vuur ontstaan was en zo. Het leek op een gegeven moment wel alsof ze dachten dat we het zelf aangestoken hadden, zodat we het verzekeringsgeld op konden eisen. Het idee alleen al! Het kon wel maanden duren voor we geld kregen. Zolang moesten we in ieder geval wachten met het repareren van het dak. Ik zag allerlei nare beelden voor me van onze pony’s, bij elkaar gekropen in de wei. Ze hadden geen dak boven het hoofd en sneeuw, wind en regen teisterden hun arme lijven. Robert probeerde de moed erin te houden en ging de mogelijkheden na om een paar leegstaande schuren in het dorp te huren. Nick was van plan zijn mountainbike en zijn stereo-installatie te verkopen.

Natuurlijk was dat maar een druppel op een gloeiende plaat.

Sarah had zichzelf opgesloten in haar werkkamer en werkte keihard aan haar laatste boek. Ze zei dat al deze ellende haar extra creatief maakte, dus dat het uiteindelijk toch iets goeds opleverde.

Robert begreep er niets van dat ze ineens intens verlangde naar yoghurt met banaan. We legden hem uit dat ze altijd van die rare dingen deed als ze aan het schrijven was. De laatste keer was het patat geweest en de keer daarvoor zure uitjes.

Met Queenie ging het uitstekend. Donderdagavond verklaarde Robert dat ze weer helemaal beter was.

Mevrouw Parker had meer vrijwilligers weten te strikken voor de show dan ze nodig had. Zelfs de pastoor moest meedoen aan het rad van avontuur. De directeur van de babyvoedingfabriek hield zich aan zijn woord en kwam met geld over de brug.

Op het wedstrijdprogramma stonden onder andere de rubrieken: ‘Riley Fruithapprijs voor beginnende springruiters’ en ‘Riley Antimaagkramptheeprijs voor bestgaande rijpony’. Het zag er belachelijk uit, maar het maakte alle ruiters van maneges in de buurt natuurlijk wel nieuwsgierig. De plaatselijke krant zette een vooraankondiging van de show op hun sportpagina.

Meneer Riley was daar zo blij mee dat hij zomaar driehonderdvijftig gulden extra aan ons tehuis schonk. De politie was nog steeds bezig met het zoeken naar Bob, maar zonder succes. Toen ze Louise verhoorden, ontkende ze dat ze ook maar iets met hem te maken had. Natuurlijk had ze dat wel.

Zaterdagvond zou alles in orde moeten zijn. Dat was het ook, op die donkere wolken na die vanuit het westen aan kwamen drijven. Alleen regen kon de zaak nog verpesten. Mevrouw Parker liet in huis de zon nog steeds schijnen met haar eindeloze optimisme en haar werklust. Ze had het zelfs voor elkaar gekregen om een ‘elektrische stier’ en een luchtkussen te regelen om het allemaal nog gezelliger te maken.

Tim en Nick waren er heilig van overtuigd dat Danny op Sparky het springen en de verkleedwedstrijd zou winnen.

Danny bleek over een soort natuurtalent te beschikken. Katie was behoorlijk jaloers dat hij nu al hoger kon springen dan zij.

Die zondagochtend was het somber en koud. Een beetje twijfelend over het weer, begon ik aan de voorbereiding. “Melanie, Mel, waar zijn de rozetten?” Sarah gilde naar boven toen ik mijn tanden stond te poetsen. “Onder de televisie,” riep Nick terug. Hij was wanhopig aan het proberen om de geluidsinstallatie aan de praat te krijgen. Drie mensen uit het dorp waren in de keuken bezig met het eten en drinken. Ze hadden het zo druk met kletsen, dat ze niet eens in de gaten hadden dat Goldie er met de broodjes ei vandoor ging. Katie had er de smoor in. Ze mocht pas de volgende ochtend haar verjaardagscadeautjes openmaken.

“Waarom ben ik niet op zondag geboren?” klaagde ze. Ik liet het aan Nick over om antwoord op die vraag te geven en piepte er snel tussenuit. Buiten stond een aantal tenten te wapperen in de wind. Een caravan was bij de hoofdring geplaatst. De plaatselijke zadelmaker had een kraampje neergezet en was bezig om alle spullen neer te leggen, van hoofdstellen tot cowboylaarzen. Om kwart voor tien was alles klaar. Uit de luidsprekers klonk ouderwetse cowboymuziek. Nick wisselde die gauw om voor De Backstreet Boys.

Mevrouw Parker was toch te zenuwachtig om dat in de gaten te hebben en joeg iedereen op.

“Oh nee!” stamelde ze toen de eerste trailer het terrein op kwam rijden. “Waar is de jury?”

Sarah kwam net het huis uitgerend om te vertellen dat de jury vast zat in het verkeer.

“Dat kunnen we nu net gebruiken,” zuchtte mevrouw Parker.

“Nou ja, dan moet Robert maar invallen. Waar is hij eigenlijk? “De geur van hamburgers en tomatenketchup overheerste op het terrein toen donkere wolken aan de lucht verschenen.

“Waar is de wc?” vroeg een klein meisje met paardenstaartjes. Een chocolade-ijsje druppelde op haar schone rijbroek.

“Waar blijft iedereen toch?” zei Sarah om bijna half elf. Er waren maar twee meisjes uit het naburige dorp, drie trailers en een veewagen.

“Het is wel koud, hè?” klaagde één van mevrouw Parkers hulpen.

Het arme mens trilde als een rietje en keek om zich heen of ze haar sjaal zag. Kort daarvoor had ik Goldie daar stiekem mee rond zien lopen. Om elf uur werd mevrouw Parker wanhopig.

“Ik snap er niets van, waar blijft iedereen?” jammerde ze. Ze tuurde de lege oprijlaan af en verwachtte ieder moment een enorme rij trailers. De regen kwam in grote druppels naar beneden en kletterde op de caravan en de dunne tentzeilen.

“Wanneer gaan we beginnen?” vroeg Danny, die op Sparky aangereden kwam. Ik begon me nu toch ernstig zorgen te maken.

“Misschien denken ze allemaal dat het alleen vanmiddag is,” vroeg mevrouw Parker zich af. Ze probeerde de moed erin te houden. “Misschien denken ze wel gewoon dat het niet doorgaat,” zei Nick met een gezicht dat donkerder was dan de naderende wolken.

Tim was bezig om koffie uit te delen in de grote tent waar iedereen schuilde. Hij keek net zo bezorgd als ik me voelde. De regen werd steeds heviger en onweer kwam snel dichterbij. Robert verliet de hoofdring en rende zo snel hij kon naar een schuilplaats.

“Dit is echt belachelijk,” zei Sarah. Om kwart voor twaalf besloot ze dat het genoeg geweest was. “Ik ga proberen uit te vinden wat er is gebeurd.” “En ik ga met je mee,” zei mevrouw Parker die langzamerhand helemaal wanhopig werd. Ze gingen terug naar het huis om de maneges in de buurt en de secretaris van de ponyclub te bellen. “Dit geloof ik gewoon niet,” zei Sarah een paar minuten later. Mevrouw Parker droogde haar tranen met een kanten zakdoekje.

“Ze denken allemaal dat het afgelast is,” schreeuwde ze uit met een stem die je tot ver in de omtrek kon horen. “Iemand heeft gisteravond iedereen opgebeld om te zeggen dat het niet door ging. En het schijnt dat ze inderdaad iedereen in de omgeving bereikt hebben.” “Je bedoelt dat dit doorgestoken kaart is?” hakkelde Robert. Hij lette niet meer op de regen die op zijn blote hoofd viel.

“Nou en of!” zei Sarah. “En ik durf om een week afwassen met je te wedden wie hierachter zit!” “Louise,” mompelde Tim vanuit de koffiehoek. “Maar waarom?” snikte mevrouw Parker met een gebroken stem omdat al het werk voor niets was geweest. “Omdat het een vervelend verwend nest is en dat zal ik haar vertellen ook,” schoot Nick uit zijn slof. “Dat wil ze nou juist graag,” zei Sarah. “Als we dat doen vindt ze zichzelf alleen maar geweldig omdat haar misselijke plan gelukt is.”

“Nou, ik ga hier niet op mijn luie achterste zitten wachten tot ze alles voor ons verpest heeft,” riep Nick uit. “Weet je zeker dat zij het was?” vroeg ik aan Sarah. “Absoluut. Mevrouw O’Neill zei dat het een meisjesstem was. Wie kan het anders geweest zijn? “Kwaadheid en teleurstelling droop van iedereens gezicht. “Nou, hoe zit het?” brulde een grote man met een zwarte baard die aankwam lopen met een voskleurige pony. “Deze show is een janboel. Gaat het nou door of niet?” “Nee,” snauwde Sarah, net op het moment dat een enorme stortbui losbarstte. “De show is afgelast!” herhaalde ze nog eens kattig.

We zaten in de keuken met een katterig gevoel thee te drinken. Arme Katie, haar onderlip hing helemaal naar beneden van teleurstelling. Zelfs Robert wist even niets te zeggen om ons op te monteren. Mevrouw Parker was ontroostbaar.

“Nou, er moet toch een heel klein lichtpuntje zijn,” zei Robert, die niet langer tegen deze rouwstemming kon. “Stel je toch voor dat de pastoor in zijn zwembroek was komen opdagen. Of dat die bullebak met die baard me op mijn neus had geslagen. En wees blij dat die tenten zijn blijven staan en denk eens aan al die broodjes kaas en plakken cake die we allemaal lekker op kunnen eten. We kunnen nog maanden vooruit.” Sarah gooide haar slipper naar hem toe.

“Nou, wat vinden jullie van het volgende plan?” zei Robert. “Eerst naar de bioscoop, gevolgd door hamburgers, frietjes en net zo veel ijs als je op kunt?” “Jaaaa,” gilde Katie met ogen zo groot als theeschoteltjes. “Jij gaat natuurlijk ook mee, Danny,” zei Sarah. Danny keek alsof hij niet goed wist of hij er nu wel of niet bij hoorde.

Een halfuurtje later vertrokken Katie, Danny, Sarah en Robert. Katie hing half uit het raam om naar ons te zwaaien. Nick en ik hadden besloten om thuis te blijven en op de pony’s te letten. We wilden geen herhaling van de brand of een andere nare verrassing. Los van dit alles was er ook nog hartstikke veel op te ruimen. “Hier, vangen,” zei Nick. Hij gooide de theedoek recht in mijn gezicht en ging zelf zitten om een paar plakken cake naar binnen te werken.

“Jij kunt wel afdrogen,” sputterde ik. Er stond een enorme berg afwas in de gootsteen. Ik kon nog steeds niet geloven hoe gemeen Louise was geweest. Om zoveel moeite te doen om onze show te verpesten. “Ze moet echt gruwelijk de pest aan ons hebben,” zei ik tegen Nick. Hij was Goldie net de laatste broodjes ei aan het voeren. “Het is haar opvoeding,” zei hij, na even nadenken. “Ze is zo verwend, dat ze niet beter weet - ze is het altijd gewend geweest om haar zin door te drijven.” “Het enige dat ik weet,” zei ik, terwijl ik steeds bozer werd, “is dat ze onze enige kans om een beetje geld bij elkaar te krijgen goed verpest heeft. En als wij niet meer paarden op kunnen nemen, omdat we ze niet kunnen onderhouden, dan is dat haar schuld!” Tegen de tijd dat we alles opgeruimd hadden en de pony’s hun avondvoer gekregen hadden, waren we allebei weer aardig afgekoeld.

Robert en Sarah kwamen moe, maar opgewekt, terug gereden. Danny en Katie hielden zilverkleurige ballonnen uit het raam, die natuurlijk in de boom bleven hangen. De zon ging als een enorme oranje sinaasappel onder in het westen, en grijze schaduwen verschenen over de wei als lange vingers. De laatste tonen van ‘Lang zal ze leven’ klonken in de verte.

Ineens bedacht ik me dat we, ondanks alle moeilijkheden, in ieder geval elkaar nog hadden. We waren een familie en het maakte niet uit hoe, maar De Zwarte Hoeve bleef bestaan.