Queenie kwam heel vroeg in de ochtend bij ons. Ze strompelde uit de geleende trailer naar een stal. Het kostte de inspecteur en dierenarts heel veel kracht om te voorkomen dat ze zou vallen. Danny weigerde haar te verlaten. Katie bleef maar vragen of ze weer beter zou worden en dat maakte alles alleen maar erger. Sarah kwam met Nick, die met zijn arm in het gips liep terug uit het ziekenhuis. Ze wierp een blik op ieders bezorgde gezicht en ging meteen naar binnen om een flinke pot thee te zetten. Queenie leek hier in het heldere licht nog veel magerder. Van de dierenarts kreeg ze een spuitje, waardoor ze wat fitter moest worden.
De dierenarts zag er vriendelijk uit. Hij had lieve bruine ogen en zachte handen. Hij stond erop dat we hem gewoon Robert noemden.
“En wat nu?” vroeg Sarah, toen ze met een dienblad vol koppen hete thee bij ons kwam staan. Ze had holle ogen en zag er uitgeput uit.
“We klagen hem aan,” antwoordde de inspecteur. Hij wreef ondertussen met zijn hand over zijn stoppelbaard. Hij kon nog net een grote gaap onderdrukken. Het was een lange nacht geweest.
“We laten Frank voor de rechter verschijnen wegens ‘dierenmishandeling door verwaarlozing’. Het zal nog wel maanden duren voor het zover is. En dan krijgt hij waarschijnlijk alleen nog maar een boete van op zijn hoogst vijfhonderd gulden.” “Maar hij mag toch zeker nooit meer een paard hebben, hè?” vroeg Nick. Hij hing met zijn goede arm over de staldeur. “Misschien drie of vier jaar niet, maar soms is dat ook wel eens korter. Maar we houden hem goed in de gaten, wees maar niet bang. Eén misstap en we zitten bovenop hem.”
“Dus hij gaat niet naar de gevangenis, meneer?” Danny keek hem met bange ogen aan. Ik wist waar hij aan dacht.
“Maak je maar niet ongerust, Danny. Frank zal jou of je moeder heus niets doen. Hij dreigde alleen maar om je bang te maken.”
“Nee, jochie,” zei de inspecteur. “Hij gaat niet naar de gevangenis, maar ik denk dat de politie zijn sloperij heel goed in de gaten zal houden. Als je het mij vraagt, zit hij tot over zijn oren in de moeilijkheden.” “Laten we dat maar hopen,” mompelde Sarah en gaf de thee door. Katie maakte een pak koek open. Toen kwamen we er pas achter hoeveel honger we allemaal hadden. “Wat gebeurt er nu met Queenie?” riep ik plotseling uit, met volle mond. Ik maakte me zorgen hoe dat ging met de wet en zo. “Kunnen we haar houden?” Sophie en Blue hadden we gekocht, maar dit was de eerste keer dat we op deze manier met de dierenbescherming te maken hadden.
“Natuurlijk kan dat,” antwoordde de inspecteur. Hij nam een grote slok thee. “Dat is toch jullie werk: arme kleine pony’s zoals dit beestje hier redden.” En hij knipoogde naar Sarah, die haar arm om mijn schouder sloeg. “Het is juist jammer dat er niet meer van dit soort tehuizen zijn,” zei hij goedkeurend.
“Het was al bijna licht toen de inspecteur en de dierenarts weggingen. Dit was de tweede nacht met weinig of geen slaap. Mijn oogleden voelden alsof ik ze beter open kon houden met lucifers.
De dierenarts zei dat hij de volgende dag terug zou komen. We konden proberen om Queenie wat suikerbiet te voeren en zemelen met een in stukjes gesneden appel. Sarah droeg Danny naar binnen en stuurde hem in pyjama naar boven. Dat had weinig zin, want we vonden hem even later diep in slaap in Queenies stal. Mevrouw Parker kwam al heel vroeg langs om Fenella te bezoeken. Ze was vastbesloten om het hele verhaal te horen. Sarah scharrelde rond etenstijd nog steeds in haar ochtendjas rond, toen Robert zijn blauwe Volvo op het erf parkeerde. Queenie had behalve een in stukjes gesneden wortel en een halve appel nog niets gegeten. “Nou, klein meisje, hoe is het met jou?” fluisterde Robert. Hij boog zich voorover en klopte Queenie op haar hals.
Ze keek hem aan met haar grote vochtige ogen. Het raakte me weer, zo mooi als ze eigenlijk was. Robert nam haar temperatuur op en luisterde naar haar ademhaling. Hij bevoelde haar flanken en buik. “En ze wilde niet eten, zei je?”
Ik vertelde Robert wat ze op had en ik zag een groeiende ongerustheid bij hem. Nick kwam binnen en samen slaagden ze erin om Queenie op de been te krijgen. Ze was ongeveer 1.20 m hoog en had een klein kolletje op haar hoofd en een stoffig bruin lichaam. Robert bekeek haar gebit en zei dat ze al een aardig eindje in de twintig was. Nick stuurde Katie en Danny weg om binnen een handdoek te gaan halen. Zodra ze buiten gehoorsafstand waren, vroeg hij aan Robert wat die ervan dacht. “In dit stadium kan ik er nog niets van zeggen,” antwoordde hij, leunend tegen de muur van de stal. “Ik zal wat bloed afnemen en dan weet ik waarschijnlijk meer.” “Maar je hebt toch wel een idee,” drong Nick aan. Hij staarde naar Robert die er moe en zorgelijk uitzag. “Ik weet het niet zeker,” begon Robert. “Maar er is een mogelijkheid dat ze een chronische vergiftiging heeft, veroorzaakt door Jakobskruiskruid. Het is niet ondenkbaar dat ze schade aan haar lever heeft opgelopen, maar ik kan het echt nog niet met zekerheid zeggen. “Mijn hart sloeg een keer over en Nick keek heel geschrokken. Jakobskruiskruid is een plant met gele bloemetjes, die giftig is voor paarden. Het groeit vooral op ruige, braakliggende terreinen. Alleen een paard met heel veel honger zou het eten.
Mijn benen waren ineens zo slap dat ik amper kon blijven staan. Ik hoorde niet eens meer wat Robert verder nog zei. Ik kon alleen zijn lippen zien bewegen en zag Nick knikken met een ernstig gezicht. Het was niet eerlijk na wat we allemaal meegemaakt hadden om haar te redden. Om nu toch nog te laat te zijn. Queenie keek ons rustig aan en leek zich te verontschuldigen. Ik wilde dolgraag mijn armen rond haar hals slaan en wist dat ik het allemaal niet veel langer meer kon verdragen. Ik vloog de stal uit en rende naar het hek van de wei waar Blue in het zonnetje stond te doezelen. De tranen sprongen me in de ogen en ik verborg mijn gezicht in zijn dikke manen. Ik wou dat er iemand kwam met een toverstokje die alles weer in orde kon maken. Maar ik wist ook dat dat niet zou gebeuren. Nick kwam achter me staan en legde zijn hand op mijn schouder.
“Kom op, het is vast niet zo erg.”
Blue deed een stap opzij en ik wist dat ik er raar uitzag met mijn behuilde gezicht.
“Kom op, knollebol,” zei Nick. Hij kneep me in mijn kin en noemde me bij mijn oude troetelnaam. “Ze wordt heus wel beter, dat beloof ik je. Ze heeft tijd nodig. Maar mondje dicht tegen de kleintjes, afgesproken?” Ik wist dat het moeilijk zou worden om Danny niet te veel te vertellen.
We gaven het nieuws door aan Sarah. Ze was het ermee eens dat we niets tegen Danny en Katie moesten zeggen.
Robert zou die avond opbellen zodra hij de uitslag van de bloedtest had. Mevrouw Parker was vastbesloten om te helpen en bleef om een lekker toetje met aardbeien voor ons te maken. Sarah zei dat ze een kei was en Nick grapte dat hij liever chocoladetaart had. Katie en Danny kwamen de keuken ingerend en vertelden dat ze de kleine katjes gedoopt hadden en dat die nu voortaan Oswald en Mathilda zouden heten. Later in de middag nam Sarah, Danny mee in de auto om zijn moeder op te zoeken. We beloofden hem dat hij altijd kon komen om Queenie te bezoeken. Nick probeerde nog eens of Queenie iets wilde eten. Ik ging in de stal naast haar Fenella poetsen. Die was boos omdat zij niet in het middelpunt van de belangstelling stond. Ik was net haar lange blonde manen aan het uitborstelen toen ik hoefgetrappel op de weg hoorde. Tim, de stalknecht van Louise, kwam op Royal Storm het erf op gereden met Wizard aan een geleideteugel. Ze zagen er mooi en glanzend uit in de middagzon en ik kon het ook niet helpen, maar ik vond dat Tim heel mooi in het zadel zat. “Hoi,” zei hij met een verlegen lachje. Hij klopte zijn paard op de hals en steeg af. Wizard sprong schrikkerig opzij, maar werd meteen rustig toen Tim iets tegen hem zei.
“Lou vroeg me om een boodschap aan je over te brengen,” begon hij. Hij frommelde aan de teugels en keek een beetje verlegen. Ik veegde snel het paardenhaar van mijn T-shirt en wenste dat ik er niet zo vies uitzag.
“Het gaat over dat feest.”
“Welk feest?” vroeg Nick vriendelijk. Hij kwam net uit Queenies stal en keek Tim vragend aan. ik stelde hen mompelend aan elkaar voor. Ik bedacht me ineens dat ik het helemaal niet met Nick over het feest gehad had. Ik verschuilde me achter de brede schouder van Royal Storm, terwijl Tim alles uitlegde. Nick begon steeds nijdiger te kijken.
“Nou, ik doe daar écht niet aan mee,” zei hij plompverloren. Mijn gezicht werd vuurrood van ellende. “Nick!” riep ik uit. Ik was het liefst ter plekke door de grond gezakt. “Het is om ons te helpen. Je kunt daar niet wegblijven.” Tim wierp een blik op Nick. Opnieuw verbaasde het me dat ze zoveel op elkaar leken met hun zwarte ogen en haren.
“Ik kan het je niet kwalijk nemen,” mompelde Tim zonder zijn blik los te laten.
Maar voor ik over kon gaan op een ander onderwerp scheurde er een motor de weg op. De paarden werden er bang van. Het geluid was oorverdovend toen hij in een wolk van stof plotseling vlak voor ons stilstond. Er zaten twee jongelui met strakke spijkerbroeken op de zwart met gouden motor. Ik wist al wie het waren voordat ze hun helm af hadden gedaan. De motor glinsterde in de zon, als een gevaarlijk monster.
“Shit, wat krijgen nou?” Nick vloekte. Wizard sprong op en Storm dreigde de andere kant op te gaan. De voorste knaap lachte en zei iets met dat typische stemmetje van hem. Hij deed zijn helm af. Het was Bob. Hij was korter en dunner dan zijn broer Frank, maar hij had dezelfde dikke nek en gemene ogen. Hij loerde naar ons en liet de motor nog harder brullen om de paarden bang te maken. Ik herkende de jongen die achterop zat niet, maar vermoedde dat het een maatje van Bob was. Hij had een rood gezicht met een platte boksersneus en een litteken over zijn rechterwang. Alleen al door naar hem kijken, voelde ik rillingen van angst… Bob stapte van de motorfiets en kwam vlak voor ons staan. Nick slaagde erin om de paarden in twee lege stallen te krijgen en sloot de deuren. “Jullie denken slim te zijn, of niet soms?” Bob schreeuwde. Zijn stem werd steeds harder van kwaadheid. Zijn ogen gingen van de een naar de ander - koud en kil. De jongen met het litteken was naast Bob gaan staan.
“Je kunt nu niet veel met die arm doen, hè knappe jongen?” pestte Bob verder en Nick werd steeds kwader. “Wat dacht je van nog een blauw oog? Of misschien wil je zusje er ook één?”
De andere jongen lachte en Bob deed een paar stappen naar voren. Hij had zijn vuisten gebald en keek dreigend. “Jij misbaksel,” sneerde Nick terug. Hij kon amper praten van woede. Zijn enige goede arm hing langs zijn lichaam naar beneden, gespannen en met een gebalde vuist. “Ga van het terrein af voor ik de politie bel.” De woorden kwamen er dreigend uit. Ik hield mijn adem in. Het leek of de tijd stilstond. Bob spuugde op de grond en de andere knaap giechelde.
“Je hoorde wat hij zei.” De stem was rustig en zacht. Het was voor het eerst dat Tim iets zei en het leidde Bob af. “En wie denk jij dan wel dat je bent, Tom Cruise of zo?” zei Bob minachtend en hij bekeek hem van boven tot onder, alsof hij de maat nam. Tim stond daar heel rustig en ontspannen en bewoog zich niet. “Ach, waarom gaan jullie niet gewoon weg!” riep ik zonder nadenken. “Jullie krijgen Queenie toch niet terug. Ik zou nog liever zelf doodgaan, dan haar aan een smeerlap als jou terug te geven!”
Bob draaide zich om in mijn richting. Zijn laars schraapte door het grind en zijn ogen waren strak op mij gericht. “Ah, dom wicht,” schamperde hij. “Dacht je nou echt dat ik hier kwam voor dat waardeloze beest?” Ik voelde zijn zware adem op mijn gezicht. “Ik kom hier voor je broertje,” ging hij door, terwijl hij dichter op Nick toeliep. “Niemand haalt rottigheid met mij uit, zonder daar last mee te krijgen, snap je? Hoor je me? Snap je wat ik zeg?” Ik voelde me ziek worden van angst. Plotseling deed hij een uitval naar de gebroken arm van Nick. Nick gilde van pijn en de andere jongen schoot naar voren, maar Tim was sneller. Hij klemde een hand rond Bob zijn keel en duwde hem achteruit. Met zijn andere hand duwde hij zijn armen naar beneden. De andere knaap vluchtte snel weg. “Nu luister je even heel goed naar mij,” zei Tim.
“Ik weet niet wie je bent en eerlijk gezegd kan dat me ook geen bal schelen. Maar ik haat ruziezoekers. Begrijp je me?” Bob knikte hevig met zijn hoofd en met zijn mond open om lucht te krijgen.
“Nou, spring dan op die motor van je en neem die andere held mee. En maak dat je wegkomt, voordat ik mijn geduld verlies.”
Tim liet hem plotseling los en Bob kroop op zijn motor. Zijn onderlip trilde hevig en zijn gezicht was zo wit als een doek. De ander sprong achterop en ze scheurden ervandoor. Maar halverwege de weg stopte Bob en schreeuwde: “Hiermee is het niet afgelopen. Jullie hebben niet altijd iemand in de buurt om jullie te beschermen. Wacht maar eens af.”
Hij stak zijn vuist in de lucht en verdween toen. Ik kon niet geloven dat het allemaal achter de rug was. Nick was de eerste die iets zei.
“Ik weet niet wat er was gebeurd als jij er niet was geweest, bedankt hè,” zei hij dankbaar tegen Tim. Die haalde zijn schouders op en deed alsof het allemaal niets betekende. Ik had hem het liefst een dikke knuffel gegeven.
We lieten Queenie aan Tim zien en vertelden hem over de afgelopen dagen. Er was zoveel gebeurd dat ik het eigenlijk bijna allemaal niet kon geloven. Tim luisterde rustig, knikte met zijn hoofd en kriebelde Queenie zachtjes achter haar oren. Het leek wel of ze hem onmiddellijk vertrouwde. Ze snuffelde in zijn haar alsof ze vrienden waren die elkaar lang niet gezien hadden. “Zo te zien heb je er een vriendin bij,” lachte Nick en hij ging naar de staldeur. “Nick, misschien kun je haar uit de hand wat melasse voeren,” stelde Tim voor, terwijl hij nog eens naar Queenie keek. “Het is maar een idee, maar het heeft bij een van mijn paarden een keer goed gewerkt.” “Nou, het is te proberen.” Nick was het met hem eens. We gingen naar buiten om de paarden weer op te halen. “Oh ja, over Louise,” zei Tim. Hij ging weer in het zadel zitten. Er waren rimpels in zijn voorhoofd verschenen en hij keek ongerust. Ik had het gevoel dat ik liever niet wilde horen wat hij ging zeggen.
“Het is gewoon… nou…” Hij stopte en keek naar beneden, naar het zadel. “Niks,” zei hij, alsof hij ineens van gedachten veranderde. “Vergeet maar dat ik erover begon.” Hij maakte de teugels op maat en reed de weg op. Wizard wandelde rustig achter hem aan. “Nou, snap jij daar iets van?” zei Nick, terwijl hij Tim nakeek. “Hoe moet ik dat nu weten?” zei ik kattig terug. “Ik zal je eens wat zeggen,” zei Nick met een gedempte stem. Hij keek me diep in de ogen. “Hij verbergt iets. Dat weet ik haast wel zeker. En ik durf er met je om te wedden dat het iets te maken heeft met Louise.”
Sarah kwam terug van het bezoek aan Danny’s moeder. Ze zag er verhit uit. Katie was gaan rijden en we waren verbaasd toen we Danny weer uit de auto zagen komen. Hij droeg twee grote tassen, volgestouwd met kleren en andere spullen. Zodra hij naast de auto stond liet hij alles vallen en rende meteen naar Queenie. In de keuken vertelde Sarah wat er gebeurd was. Ze was nog steeds witheet van woede. Ze deed de achterdeur dicht zodat Katie of Danny ons niet per ongeluk konden horen.
“Wat een onmogelijk mens,” begon ze. Ze stond met de theedoek te rommelen en scheurde hem bijna in tweeën. “Hoe kan iemand haar kinderen zo behandelen? Weet je dat het haar helemaal niets kon schelen waar hij geweest was en wat hij gedaan had?”
Nick slaagde erin haar te kalmeren, voor ze uit elkaar plofte.
“Volgens mij weet ze de helft van de tijd niet eens hoe hij heet. En dat is dan haar eigen zoon!” “Oké, oké, rustig nou maar,” zei Nick. Sarah gooide drie scheppen suiker in haar thee en smeet het lepeltje erachteraan.
Danny zou bij ons blijven terwijl zijn moeder drie weken naar Londen ging met haar vriendje. “Joost mag weten wat er met hem gebeurd zou zijn als hij ons niet had ontmoet,” zei Sarah.
“Mensen zoals zij zouden meteen moeten worden aangegeven,” zei ik. Ik werd helemaal akelig van het idee dat ze hem gewoon achter wilde laten, zodat hij maar voor zichzelf moest zorgen.
“En er is nog iets,” zei Sarah. Ze drukte haar hand tegen haar voorhoofd en perste haar lippen op elkaar. “Goed nieuws en slecht nieuws. Ik kwam David Sullivan tegen in het dorp. Hij wil onze paardenshow sponsoren, en hij moet uiterlijk volgende week antwoord hebben of we de grote wel nu wel of niet willen verkopen.” zuchtte ze. Ik liet me in de stoel vallen met Oswald en Mathilda. Ik hoopte zo dat Sarah die opdracht kreeg van haar uitgever, da n zouden al onze geldzorgen voorbij zijn en dan hoefden we de wei niet te verkopen. Nick en ik hadden afgesproken om het met Sarah niet over het bezoekje van Bob te hebben. Zo te zien had ze meer dan genoeg op haar bordje om zich zorgen over te maken. Ik had Sarah nog nooit zo nerveus meegemaakt. Niets was ooit teveel voor haar en het maakte me heel erg verdrietig dat ze zo in paniek was.
Ik probeerde niet meer aan onze geldzorgen te denken, maar het zag er allemaal vrij hopeloos uit.
“Ik ben bang dat ik geen keus heb,” ging Sarah verder.
“Als er voor volgende week geen brief van de uitgever komt of ik die opdracht krijg, zal ik het weiland toch aan meneer Sullivan moeten verkopen.”
“En trouwens, iets heel anders, waarom belt Robert nou niet over de uitslag van de bloedtest van Queenie?
Geschrokken ging ik rechtop in m’n stoel zitten. Door al die toestanden waren we even die arme doodzieke Queenie vergeten.
Het wachten op het telefoontje van Robert leek wel een nachtmerrie. De uren kropen voorbij en het was heel moeilijk om tegen Katie en Danny te doen alsof er niets aan de hand was. Mevrouw Parker was druk bezig met het een en ander te regelen voor onze paardenshow. Ze had al rozetten besteld en had de meeste spullen die we voor de spelletjes nodig hadden al bij elkaar gescharreld, zelfs zakken voor zaklopen en buigzame paaltjes voor de slalom. We waren best wel blij met haar hulp. Mevrouw Parker, of Parkie, zoals Sarah haar noemde, scheen een soort natuurlijke aanleg te hebben om dingen voor elkaar te krijgen.
Het was niet vreemd dat Nick en ik door alle spanning ruzie kregen. Het begon allemaal met het feestje van Louise. Ik was vastbesloten om niet toe te geven. “Ik ga toch, of je het nu leuk vindt of niet,” gilde ik met overslaande stem boven de radio en een blaffende Goldie uit. “Waarom luister je nou niet heel even naar me?” antwoordde Nick. Hij probeerde kalm te blijven. “Waarom zou ik?” krijste ik. “Waarom zou ik doen wat jij zegt? Sinds papa dood is, probeer je steeds de baas over me te spelen. Maar deze keer mooi niet!” Ik ging zo tekeer dat ik bijna mijn stem verloor.
“Die griet deugt niet,” ging Nick door en hij vertelde weer wat hij van een schoolvriend over haar had gehoord. Louise was de leider geweest van een groep pestkoppen op onze school, voordat wij hierheen verhuisden. Ze had kinderen gedwongen om sigaretten te kopen en geld af te troggelen van de kleintjes.
Het verhaal ging dat ze van school was gestuurd en toen een paar maanden bij haar oom in Amerika had gewoond. Maar ik geloofde het niet. Praatjes deden al snel de ronde en ik wist dat roddelverhalen altijd enorm opgeblazen werden.
“Ik geloof je niet en ik ga toch naar dat feest,” riep ik terug.
“Je bent er alleen maar op uit om mijn plezier te bederven. Bovendien ben ik geen klein kind meer. Je hoeft heus niet op me te passen.”
Sarah kwam binnen en keek ons verdrietig aan. “Hoe kunnen jullie nu op dit moment ruzie maken?” vroeg ze met zachte stem.
Ik voelde me meteen heel erg schuldig. Nick mompelde dat het ons speet en we bogen onze hoofden van schaamte.
Toen ging eindelijk de telefoon.
“Ik pak hem wel,” zei Nick en hij liep in de richting van de deur.
“Nee, ik pak hem,” zei ik en ik boog voorover. “Ik neem hem aan,” bulderde Sarah achter ons. We zaten zenuwachtig op de onderste tree van de trap te wachten terwijl Sarah met Robert praatte.
“Wat zei hij?” vroeg ik angstig, toen ze neergelegd had. “Er is niets gebleken uit die bloedproef,” zei Sarah. “Helemaal niets, behalve dat ze bloedarmoede heeft, maar dat is niet zo ernstig.”
“Je bedoelt dat ze in orde is?” vroeg Nick met een verbaasd gezicht.
“Daar lijkt het wel op,” zei Sarah.
“Geen Jacobskruiskruidvergiftiging?” “Nee.”
“Geen schade aan haar lever?” “Nee.”
“Maar dat is geweldig!” riep Nick uit. Hij omhelsde Sarah met zijn goede arm en trok een gek gezicht naar mij. “Ja, dat is goed nieuws,” zei Sarah met een voorzichtig lachje.
“Maar als dat zo is,” zei ik met een klap terug in de werkelijkheid. “Als dat zo is, waarom wil ze dan helemaal niets eten?”
Nick en Sarah keken me wezenloos aan. En het akeligste was nog wel dat niemand van ons daar een antwoord op kon geven……