“Ik begrijp het gewoon niet,” verklaarde Robert. Hij keek heel teleurgesteld en was aan het eind van zijn Latijn. “Er is geen enkele reden waarom ze niet zou eten. Het is net of ze niet wil. Alsof ze gewoon stiekem dood wil gaan.” Ik keek naar Queenie die in het stro lag te dutten en moest het wel met hem eens zijn. Haar ogen waren dof en lusteloos en de laatste drie dagen had ze steeds minder belangstelling gehad voor de wereld om haar heen. Die ochtend had ze zelfs amper in de gaten dat Danny bij haar in de stal kwam. Er was iets heel erg mis. “Wat gaan we doen?” vroeg ik aan Robert, die de laatste dagen praktisch bij ons op De Zwarte Hoeve woonde. “Ik weet het niet,” antwoordde hij. Met zijn donkere ogen bekeek hij haar nog eens zorgvuldig. “Maar we laten ons niet uit het veld slaan. Queenie, oude vriendin van me, je gaat het nog niet opgeven. Niet zolang ik niet alles voor je geprobeerd heb!”

Hij stopte de stethoscoop terug in zijn vertrouwde zwarte tas, draaide zich om en keek mij aan. “Oh nee,” kreunde ik zachtjes in mezelf. Ik zag Danny van achter de staldeur wegglippen.

“Wat is er?” vroeg Robert, die achter me was komen staan. Danny draaide zich om en vluchtte, als een opgejaagd konijntje, over het weiland weg om zich in de hooischuur te verbergen.

“Hij moet alles gehoord hebben,” zei ik. Ik kon mezelf wel voor mijn kop slaan, omdat ik zo onvoorzichtig had gedaan. Ik vond het zo erg voor die kleine jongen dat zijn lievelingspony iedere dag meer achteruitging. “Dat is mijn fout,” zei Robert en hij rende achter Danny aan om hem het een en ander uit te leggen. Of om in ieder geval te proberen de waarheid iets minder hard aan te laten komen.

“Mel!” brulde Nick vanuit de achterdeur. Hij had een keukenschort rond zijn middel gebonden. De geur van versgebakken broodjes dreef de tuin in en mijn maag begon te knorren.

Het was nog vroeg in de ochtend.

Net half acht geweest. Nick had aangeboden om een uitgebreid ontbijt klaar te maken.

Ik hing Sparky’s halster op en bedacht dat het vandaag wel weer eens vreselijk warm kon worden. Net op dat moment kwam de postbode de oprit op rijden met zijn ouderwetse, degelijke fiets. Hij gaf me de post. Die bestond uit een bruine enveloppe van de elektriciteitsmaatschappij, een brief van Katies penvriend uit Australië en een witte enveloppe, gericht aan mevrouw Sarah Foster.

Ik wist meteen waar die vandaan kwam. Het poststempel was uit Londen. In de hoek stond een plaatje van een heel bekend boek, omringd door rode letters. Hij was van Sarahs uitgever.

“Nou komt het,” dacht ik. Mijn trillende vingers gleden over de stijve witte enveloppe. Onze hele toekomst hing af van wat er in die brief stond.

Ik rende naar huis, de keuken in. Ik voelde me zweverig en raar. Heel even dacht ik eraan om de brief te vernietigen. Dan zouden we nooit weten wat erin stond, als het slecht nieuws was. Maar ik wist ook dat dat geen oplossing was. Ik had al lang geleden geleerd dat je niet kon weglopen voor problemen. Daardoor werden ze alleen nog maar tien keer groter.

Sarah was net onderweg van de badkamer naar de keuken. Ze droeg onder haar ene arm een zak kattenbakkorrels en hield Mathilda in de andere. Ze stond net op het punt om Nick iets te vertellen over de televisie, maar stopte midden in een zin toen ze de brief zag. “Ik durf hem niet open te maken!” fluisterde ze angstig toen ik haar de enveloppe gaf. Ze liet zich in de dichtstbijzijnde stoel vallen. Mathilda sprong weg, met haar haren recht overeind.

“Mel!” riep Katie boos naar mij, omdat ik de deur open had laten staan en ze rende achter Mathilda aan. De brief was op de grond gevallen. Goldie maakte snel van de gelegenheid gebruik en nam hem in zijn bek. “Laat hem er niet op gaan kauwen!” gilde Sarah, die zo wit als een doek zag. Ze was niet in staat om op te staan.

“Ik zal hem openmaken. Goed?” zei Nick. Hij gooide de messen en vorken op tafel en pakte de brief af van Goldie. “Ik wil niet weten wat erin staat,” zei Sarah. Ze verstopte haar gezicht achter een theedoek. Mijn hart klopte inmiddels op topsnelheid. Ik wilde nu weten wat erin stond, goed of slecht nieuws.

“Je hebt het!” riep Nick zo hard, dat ik dacht dat het hele dorp het wel gehoord moest hebben. “Je hebt de opdracht!” ging hij verder. Hij gooide de enveloppe hoog in de lucht, die daarna in de gootsteen viel. “Ik kan het bijna niet geloven,” zei Sarah. Ze pakte zelf de brief en las hem woord voor woord. “Ik kan het echt bijna niet geloven!”

“Wat is er aan de hand?” Katie kwam de keuken weer in met een tegenstribbelende Mathilda. Ze keek ons aan alsof we allemaal gek waren geworden. “We zijn gered!” gilde ik tegen Katie. Ik pakte haar handen en danste met haar in de rondte. “We hoeven de wei niet te verkopen. We kunnen De Zwarte Hoeve houden!”

De tranen stroomden bij Sarah over haar wangen. Ze las de brief steeds opnieuw en opnieuw. “Ik geloof niet dat ik me ooit in mijn leven zo opgelucht heb gevoeld,” zei ze tegen Nick, die haar een enorme knuffel gaf. Robert kwam de deur door met Danny en keek heel opgelaten.

“Neem me niet kwalijk,” zei hij. Hij maakte aanstalten om weer weg te gaan.

“Doe niet zo gek,” zei Sarah. Ze zag er niet uit met haar doorgelopen mascara, maar greep hem bij zijn arm. “Je hoeft je niet te verontschuldigen,” legde Sarah uit, “maar er is net iets ongelooflijk geweldigs gebeurd!”

De rest van de dag leek het wel feest. Robert hoefde pas ‘s avonds weer terug voor het avondspreekuur en bleef dus de hele dag maar bij ons. Hij maakte steeds grapjes. Katie en Danny konden maar niet genoeg krijgen van zijn geintjes. Het leek wel of Robert zich een beetje gedroeg als de vader die ze geen van beiden hadden. Robert en Nick gingen naar het dorp en kochten een paar flessen wijn met belletjes, in plaats van champagne. Robert nam ook nog een grote bos bloemen voor Sarah mee, wat ons allemaal opviel. We mengden de wijn met sinaasappelsap, zodat het net een echt grotemensen-drankje leek. Sarah klaagde dat de belletjes in haar neus prikten. Later die middag kwam mevrouw Parker en maakten we plannen voor de show. Ik zag het helemaal zitten. Overal wist ik een oplossing voor, van het rad van avontuur tot het huren van een tent. Mevrouw Parker had in haar eentje bijna alles al geregeld. Maandagochtend zouden we een advertentie in de krant laten zetten. Tegen theetijd waren we allemaal een beetje dronken. Dat kwam vooral door de fles zelfgemaakte cider die mevrouw Parker had meegebracht. Sarah viel uit de tuinstoel, waardoor we bijna niet meer bijkwamen van het lachen. Goldie liep rond met een roze neus omdat hij een duik had genomen in een schaaltje aardbeienijs. Mevrouw Parker drong erop aan dat we voortaan Roos tegen haar zouden zeggen. Inmiddels was het hoog tijd om me voor te bereiden op het feest van Louise. Nick en ik hadden afgesproken om het er niet meer over te hebben. Toch keek hij best nog boos naar me, toen hij zag dat ik naar boven ging om me op te tutten. Sarah zei tegen hem dat hij niet zo stom moest doen. Bovendien moest er toch iemand heen namens De Zwarte Hoeve. Katie vertelde dat Louise hem een stuk vond, waardoor hij nog veel kwaaier werd.

Boven had ik geen idee wat ik aan zou trekken. Er zou eerst een barbecue gehouden worden en daarna disco. Louise had gezegd dat ik gewoon maar iets leuks aan moest doen. Tenslotte koos ik voor mijn nieuwste spijkerbroek, sportschoenen en een zwart stretchtruitje. Een paar weken geleden had ik dat in een opwelling gekocht. Ik deed een beetje koraalrode lippenstift op en hoopte dat Sarah het niet zou merken. Toen besloot ik om het maar helemaal goed aan te pakken en deed ook oogschaduw en mascara op.

Ik was vastbesloten om niet te veel op te vallen temidden van de vrienden en vriendinnen van Louise. Ik wou alleen dat die mascara niet zo in mijn ogen prikte. Uiteindelijk was ik tevreden omdat ik zo makkelijk voor veertien jaar door kon gaan. Ik trippelde de trap af en botste bijna tegen Robert aan. Sarah zat gelukkig net aan de telefoon met iemand van een manege in de buurt te kletsen. Robert bood aan om me even weg te brengen. Ik was blij dat hij mij even af wilde zetten.

Bij Louise’s huis stonden overal auto’s. Dure Mercedessen en BMW’s kwamen nog steeds aanrijden en jonge meiden stapten uit. Ze droegen superkorte minirokken en blote truitjes. Ze riepen met hoge stemmen naar elkaar. Steeds als iemand een mop vertelde, kregen ze de slappe lach. Ik ving een glimp op van Patrick, Louise’s broer. Samen met een paar vrienden liep hij met een grote synthesizer te sjouwen. Er hingen overal kleine lampjes en muziek klonk vanuit een grote tent. Ik had er geen idee van gehad dat het zo’n toestand zou worden. “Melanie!” Iemand tikte op mijn schouder en ik maakte bijna een sprongetje van schrik. Het was Louise. Ze stond naast me met een roodharig meisje dat paarse lippenstift ophad. Ze bekeek me van top tot teen met een blik alsof ik een zak aardappelen was. Louise zag er geweldig uit. Ze droeg een schitterend zwart pak uit één stuk. Haar haar had ze naar achteren gekamd waar het eindigde in een deftige knot. Ik was bang dat er verder niemand anders in een spijkerbroek was. Eigenlijk wilde ik op dat moment het liefste naar huis. Toen duwde iemand me een glas cola in mijn handen. Ik zag dat het Patrick was die rondliep met twee blonde meisjes, één aan iedere arm. “Waar is Nick?” vroeg Louise met een kille stem. Het was net tot haar doorgedrongen dat ik alleen was. “Hij had hoofdpijn,” loog ik. Ik wist meteen dat het een doorzichtige smoes was. Louise bevroor. Het leek wel of ze me op dat moment het liefst een klap voor mijn kop wilde geven.

“Goh, hoofdpijn,” zei ze kattig. Ze perste haar lippen op elkaar. Ik wist meteen dat Katie het goed had gezien en dat ze Nick echt leuk vond.

“Dus je nieuwe vriendje is niet op komen dagen?” Het roodharige meisje lachte gemeen. “Ach, hou toch je mond, Angela!” siste Louise tegen haar. Ik besloot om van onderwerp te veranderen en vertelde dat we gelukkig uit de geldzorgen waren en het weiland dus niet hoefden te verkopen aan de vader van Louise. Angela verslikte zich bijna in haar drankje en Louise keek me aan met ogen die vuur spuugden. Ze draaide zich om en vloog weg. In haar haast gooide ze bijna een meisje op hoge hakken tegen de grond.

“Oh jee, nu heb je het echt verziekt!” zei Angela. Ze grinnikte alsof er iets heel leuks aan de hand was. “Wat bedoel je?” vroeg ik. Ik voelde me doodongelukkig en was totaal overrompeld. “De vader van Louise had het plan om op dat weiland een eigen huis voor Louise te laten bouwen, als cadeau voor haar achttiende verjaardag. Ze zijn er al maanden mee bezig. Ik kon wel door de grond zakken. Dus daar ging het allemaal om. En dit feest was alleen maar bedoeld als list om Nick in te palmen. Louise gaf geen bal om De Zwarte Hoeve en de paarden. Ik was hartstikke voor de gek gehouden.

“Kom op, dan gaan we iets te eten halen,” zei Angela. Ze pakte me bij een elleboog en nam me mee naar buiten. Allerlei heerlijke geuren zweefden door de tuin. Ik was zo geschrokken, dat ik niet kon praten. Ik stond te knoeien met een papieren bordje en probeerde mezelf weer in de hand te krijgen door het eten van een worstje. Iemand zette de muziek nog harder. Een jongen liep me bijna ondersteboven toen hij probeerde om een meisje nat te gooien met een glas bier. Wat deed ik hier? Ik begon me misselijk en duizelig te voelen en ik wilde alleen nog maar naar huis, naar mijn bed. Net op dat moment duwde Patrick weer een groot glas in mijn hand. Het leek wel of ik in stroop aan het zwemmen was. “Wat is ze nou weer van plan?” zei Angela. Ze keek naar de stallen. Tim leidde Royal Storm naar de bak en Louise stapte trots naast hem met een cap in haar hand. Ze riep met luide stem: “Melanie van De Zwarte Hoeve wil graag een demonstratie op Royal Storm geven als dank voor dit feest dat ten bate van het tehuis wordt gehouden.” Storm was opgezadeld en dribbelde zenuwachtig. Tim keek afkeurend naar de grond. Opeens smaakte het worstje in mijn mond naar een stuk oud leer. In de paniek stootte ik tegen een ballon. Die klapte natuurlijk en iedereen draaide zich om, om naar mij te kijken. “Doe het niet,” fluisterde Angela tegen me. “Ze wil je alleen maar voor gek zetten.”

Maar mijn gedachten draaiden rond in mijn hoofd als was in een wasmachine.

Ik kon niet goed meer denken. Het enige wat ik zeker wist, was dat ik verschrikkelijk baalde van Louise. Ik was doodziek van haar misselijke spelletjes.

“Je bent toch zeker niet bang?” sarde Louise, toen ze de cap voor me hield en me recht in mijn ogen keek. Ik zette de cap op en liep naar de zijkant van Royal Storm. “Alsjeblieft Melanie, doe niet zo stom,” fluisterde Tim me in mijn oor toen ik de teugels vastpakte. Hij legde zijn hand op mijn arm, maar ik schudde hem af. Ik zou Louise in haar strakke broek wel eens wat laten zien! Ik liet me voorzichtig in het zadel zakken en voelde dat Storm zich spande. Er liep een straaltje zweet langs iedere schouder naar beneden. Zijn oren bewogen zich steeds van voren naar achteren en weer terug. We gingen voorwaarts in stap. Met zijn lange passen leek het wel of hij de grond opat.

Het voelde geweldig aan. Ik had nog nooit op een paard gezeten dat zo groot was en zulke enorme gangen had. Het zadel zat net zo lekker als een luie stoel. Langzaam begon ik me te ontspannen.

Ik dreef hem aan tot draf en ging mee in zijn soepele gangen.

Ik concentreerde me op het lichtrijden. De mensen langs de kant zag ik als een grote wolk gezichten. Dicht op elkaar gepakt.

Heel in de verte hoorde ik de stem van Louise, die me vroeg wanneer ik nou eens in galop ging. Ik legde mijn binnenbeen op de singel. Wat er toen gebeurde, verraste me volkomen. Hij steigerde, hinnikte uit protest en sloeg met zijn beide voorbenen woest voor zich uit in de lucht. Ik klemde me aan zijn hals als een aap en probeerde om niet naar beneden te kijken.

Een afschuwelijk moment dacht ik dat hij achterover zou slaan en bovenop me terecht zou komen. Maar toen leek hij zich te herinneren dat ik nog op zijn rug zat. Hij land-de weer met alle benen op de grond en struikelde, waardoor ik er over zijn schouder heen afvloog. Ik kwam neer in het zand van de bak, maar was niet gewond. Alleen mijn hoofd voelde aan alsof er duizend hamers in klopten. Tim kwam eraan gevlogen. Hij keek alsof hij net spoken had gezien. Hij zag lijkbleek. Het akelige lachje van Louise drong langzaam tot mij door. Ik keek haar kant op. “Wat ‘n prachtige demonstratie!” giechelde ze met heel veel leedvermaak. “Zeg maar tegen je moeder dat je beter op een ezel kunt beginnen. Of misschien nog beter, op een hobbelpaard!” Ze moest vreselijk om zichzelf lachen, maar niemand deed er met haar mee. Tim draaide zich naar haar om.

“Wat ben jij ‘n gemeen kreng!” zei hij met een trillende stem. “Je denkt dat je slim bent, hè? Melanie had wel dood kunnen vallen met je achterlijke grappen. Stomme, aanstellerige griet!”

“Hé, kalm aan een beetje!” zei Patrick dreigend vanaf een afstand.

Louise was inmiddels weer bijgekomen van haar lachbui. Ze strekte haar arm uit en gaf Tim een keiharde klap midden in zijn gezicht, ledereen hield de adem in en daarna begon iedereen met elkaar te fluisteren.

“Het is hier over voor jou!” zei Louise met verstikte stem.

“Doe wat je wil,” antwoordde Tim. “Het kan me niets meer schelen.”

Hij tilde me uit het zand en bracht me naar zijn kamer, boven de stallen.

“Ik had je nooit op Storm moeten laten rijden,” mopperde hij tegen zichzelf en schonk een kop sterke koffie in. “Nou, je hebt toch geprobeerd om me tegen te houden,” zei ik. Ik plukte de laatste zandkorreltjes tussen mijn tanden vandaan en keek rond in de kleine ruimte. “Kijk, ik kan je beter nu iets vertellen.” Tim gaf me de kop koffie en trok een stoei naast me. “Oh, tussen haakjes, die vervelende Patrick heeft de drankjes stiekem gemengd met wodka, dus daarom voel je je een beetje duizelig.” “Je bedoelt dat ik dronken ben,” lachte ik en ik nam een grote slok van de hete sterke koffie. “Over Louise,” ging Tim ernstiger verder. “De benen van Storm waren vanavond flink opgezwollen, omdat hij veel te veel heeft moeten springen. Zag je dat hij bandages droeg?” Ik knikte.

“Louise wist dat hij vervelend zou zijn als iemand hem zou rijden, dus zette ze jou er expres op. Het rottige is dat ik dat wist en je niet tegenhield. Ik hoopte alleen maar dat je niet sneller zou gaan dan draf. Ik was bang om mijn baan te verliezen en ik wist niet wat ik moest doen. Maar al met al heb ik het goed verpest, niet dan?”

Hij keek met zijn donkere ernstige ogen in de mijne, alsof hij iets zocht.

“Wil je me alsjeblieft vergeven?” vroeg hij. Hij bleef me aankijken.

“Doe niet zo gek,” antwoordde ik een beetje verbaasd. “Ik neem je echt niets kwalijk, hoor.”

De opluchting was groot en hij begon meteen te vertellen waar hij zich zo zorgen over maakte. Hij vertelde over Louise en hoe ze haar paarden mishandelde. Hoe ze hen sloeg en hun eten weghaalde als ze het niet goed deden. Hoe ze, samen met Patrick, Storm barreerde als hij er niet was.

“Maar dat is hartstikke verboden,” zei ik. Mijn ogen waren groot van woede.

Binnen een halve minuut was ik weer nuchter geworden. Barreren was een gemene methode. Op het moment dat een paard sprong, werd de balk opgetild zodat die de benen van het paard raakte. Het idee was dat een paard de volgende keer hoger zou springen. Natuurlijk was dat een hele wrede manier om hem zover te krijgen. Aan iedere kant van de balk stond iemand en precies op het juiste moment werd de balk opgetild. Het maakt paarden hartstikke bang en hun zelfvertrouwen verdwijnt natuurlijk als sneeuw voor de zon.

“Waarom heb je dat niet aan iemand verteld?” vroeg ik. Tim staarde naar zijn nagels.

“Ja, waarom niet?” zei hij. Hij zag er verdrietig en verslagen uit.

“Een paar jaar geleden had ik moeilijkheden met de politie. Ik trok op met een groep jongens die zich bezighield met autodiefstal. Alleen wist ik dat niet. Ik werd aangeklaagd, ook al had ik niets gedaan. Hoe dan ook, ik raakte mijn baan bij een springstal kwijt. Tenslotte werd ik hier aangenomen, ondanks mijn strafblad. Maar de kansen op een andere baan zijn heel klein.”

“Maar dat is verschrikkelijk,” zei ik, vervuld van afschuw. “Dat weet ik,” zei hij. “Het ziet er niet rooskleurig uit. En op dit moment wil ik Spot niet alleen laten. Joost mag weten wat er met hem zou gebeuren als ik er niet was.” Ik dacht aan het lieve bonte paard en hoe Louise niets met hem te maken wilde hebben.

“Ik had je dit willen vertellen toen ik bij jullie was van de week,” ging Tim verder. “Maar op de een af andere manier durfde ik toen niet.” “Nick wordt helemaal gek als hij dit hoort.” “Oh, maar je moet hem niets vertellen,” zei Tim en hij keek me smekend aan. “Nog niet, niet voordat we iets uitgeprobeerd hebben.” “Maar we kunnen haar hier niet mee door laten gaan.” “Dat weet ik, maar we moeten eerst bewijs hebben.” Tim streek met zijn hand over zijn gezicht en zag er doodmoe uit.

“Het is vooral de schuld van haar moeder, weet je. Ze wil maar dat Louise eerste wordt, op elke wedstrijd! Altijd zeuren en drammen, dat stomme mens!” Ik herinnerde me die opgedirkte vrouw in het zwembad en later in het huis maar al te goed. Vooral toen ze zo akelig deed tegen mij en Katie.

“Ik kon niet geloven dat ik mijn baan toen kwijtraakte,” ging Tim verder. Hij begon weer te praten over z’n ontslag. Het zat hem toch wel erg dwars. “Ik zat bij een van de beroemdste springstallen van het land en kreeg de beste paarden te rijden.

Hoe konden ze zelfs maar denken dat ik auto’s zou stelen! En toch werd ik daarom ontslagen.” “Ja, het is niet eerlijk, hè?” zei ik zacht. “Nee, echt leuk is het niet” antwoordde Tim en hij probeerde te lachen.

“Eigenlijk moet ik erom lachen: ik kom van een stal van veertig superpaarden en het allerbeste paard dat ik ooit gezien heb, staat hier! En niemand wil daar iets van weten.”

“Je bedoelt Spot?”

“Wie anders? Dat paard is een van de beste springpaarden dat ik ooit heb gezien. Het lijkt wel of hij vleugels heeft.” Ik dacht terug aan de eerste keer dat wij hem gezien hadden toen hij over die stenen muur sprong. Ik bedacht me ineens dat het Tim geweest moest zijn die toen op hem afrende om hem weer te vangen. “Niemand weet het,” zei Tim met gedempte stem. “Maar ik oefen stiekem met Spot als hier niemand is. Louise is als de dood voor hem. Ze is alleen gewend aan paarden die al helemaal afgericht zijn voor het werk. Ze kan niet omgaan met een groen paard. Spot merkt dat en wordt helemaal gek als zij in de buurt komt. Ik wou maar dat ik wist wat ze met hem van plan is.”

“Daar moeten we achter zien te komen,” zei ik. Ik voelde een koude rilling over mijn rug lopen toen ik verder nadacht. “Wat als ze je ontslaat?”

“Oh, ze heeft al vaker gedreigd om me weg te jagen,” antwoordde Tim.

“Ze heeft mij net zo hard nodig als ik haar. Het zal die griet niet meevallen om weer een stalknecht te vinden die nergens over praat. Hé, kijk eens hoe laat het is. Ik kan je beter naar huis brengen.” Stilletjes slopen we de trap af. De muziek schetterde nog steeds keihard, maar de meeste feestgangers waren al naar huis.

Het was inmiddels flink afgekoeld. Ik rilde toen we de donkere weg opliepen.

Bij onze oprit stopte Tim en zei dat hij niet verder meeliep. “Niet vergeten wat je beloofd hebt,” zei hij en hij keek me weer strak aan. “Zeg geen woord over Louise of Spot.” “Maar.”

“Geen gemaar. Ik laat je wel weten wat ik van plan ben. Alsjeblieft, doe je wat ik zeg?” Toen draaide hij zich om en was vertrokken. Wat voor plan? Wat konden we anders doen dan haar aangeven? Volgens mij was het beter om het gewoon aan iemand te vertellen. Iemand als Sarah, die zou het begrijpen. Wat was Tim van plan? Ik deed het hek met een dreun dicht en liep langzaam de oprit op. Ik had er zwaar de pest in. Maar ik had mijn woord gegeven. Het maakte niet uit wat ik beter vond of niet. Ik kon alleen maar afwachten……..