Naschrift: De nachtvogel uit Tacoma

Terwijl ik het verhaal van Robert Kincaid en Francesca Johnson aan het schrijven was, werd ik steeds nieuwsgieriger naar Kincaid. Het verbaasde me hoe weinig we van hem en zijn leven af wisten. Een paar weken voordat het boek naar de drukker moest, vloog ik naar Seattle om nog een poging te doen nieuwe informatie over hem boven water te krijgen. Ik had bedacht - immers, hij hield van muziek en was zelf kunstenaar - dat er in de streek langs de Puget Sound misschien iemand in de muziek- of kunstwereld was die hem had gekend. De kunstredacteur van de Seattle Times was bereid me te helpen. Hoewel de naam Kincaid hem niets zei, zorgde hij ervoor dat ik de relevante rubrieken van de krant tussen 1975 en 1982, de periode waarin ik het meest geïnteresseerd was, kon inzien.

Terwijl ik de nummers van 1980 doorkeek, kwam ik een foto tegen van een zwarte jazzmuzikant, een tenorsaxofonist die John 'Nachtvogel' Cummings heette. En ernaast stond de naam van de fotograaf: Robert Kincaid. De plaatselijke vakbond van musici gaf me het adres van Cummings, met de mededeling dat hij al een paar jaar niet meer optrad. Hij woonde in een achterafstraat bij een industrieterrein in Tacoma, niet ver van Highway 5, ten zuiden van Seattle. Ik moest er een paar keer heen voordat ik hem thuis trof. Aanvankelijk reageerde hij wantrouwend op mijn verzoek om inlichtingen. Maar ik wist hem van mijn goede bedoelingen en mijn oprechte belangstelling voor Kincaid te overtuigen. Daarna werd hij vriendelijk en openhartig. Wat volgt is een hier en daar bijgeschaafde transcriptie van mijn gesprek met

Cummings, die ten tijde van het interview zeventig was. Ik zette eenvoudigweg mijn bandrecorder aan en liet hem aan het woord over Robert Kincaid.

Gesprek met 'Nachtvogel' Cummings

lk trad op bij Shorty's, in Seattle, daar woonde ik toen, en ik had 'n goeie zwart-witfoto nodig voor de publiciteit. De bassist vertelde me dat er op een van de eilandjes voor de kust iemand woonde die goed werk leverde. Telefoon had ie niet, dus ik stuurde hem 'n kaartje.

Hij kwam hier- 'n ouwe kerel die nogal vreemd was uitgedost in spijkerbroek, laarzen en oranje bretels. Hij pakt 'n stel aftandse camera's uit die eruitzagen alsof ze 't niet meer deden, en ik dacht: dit wordt niks. Hij zette me, met m'n sax, tegen 'n lichte muur en zei dat ik moest gaan spelen en blijven spelen. Nou, ik begin te spelen. De eerste paar minuten stond die kerel daar maar en hij keek naar me, indringend, heel indringend, met die blauwe ogen van 'm, zo cool als je ze nog nooit hebt gezien.

Na een tijdje begint ie foto's te nemen. Even later vraagt ie of ik Autumn Leaves wil spelen. Dat doe ik. Ik speel 't misschien wel tien minuten achter elkaar, terwijl hij maar met die camera's van 'm in de weer is en het ene plaatje na het andere schiet. Toen zegt ie: 'Mooi, dat was 't. Morgen zijn ze klaar.' De volgende dag komt ie ze brengen, en ik wist niet wat ik zag. Er zijn heel wat foto's van me genomen, maar dit waren verreweg de beste. Hij vroeg er vijftig dollar voor, 'n schijntje, vond ik. Hij bedankt me, gaat weg en vraagt bij de deur waar ik optreed. Ik zeg dus: 'Bij Shorty's.'

Een paar dagen later kijk ik 's avonds naar het publiek, en zie ik 'm aan 'n tafeltje in de hoek zitten. Hij luistert heel aandachtig. Nou goed, daarna kwam ie één keer per week, op dinsdag, vaste prik, en altijd dronk ie bier, maar niet veel.

Tussen de nummers door ging ik wel 'ns even 'n praatje met 'm maken. Het was een rustige kerel, zei niet zoveel, maar toch heel aardig, vroeg altijd beleefd of ik Autumn Leaves nog 'ns wilde spelen.

Na 'n poosje leerden we elkaar wat beter kennen. Ik mocht graag naar de haven gaan om naar het water en de schepen te kijken, en wat blijkt: hij ook. Het kwam zo ver dat we hele middagen op 'n bankje zaten te praten. Gewoon, 'n stel ouwe kerels die hun beste tijd gehad hebben, die zich 'n beetje overbodig beginnen te voelen, 'n beetje aftands. Hij had altijd z'n hond bij zich. Leuk beest. Zwerver had ie 'm genoemd.

Hij had gevoel voor magie. Net als jazzmuzikanten. Daarom konden we waarschijnlijk zo goed met elkaar opschieten. Je speelt 'n nummer datje al ik weet niet hoe vaak hebt gespeeld, en opeens komt er 'n heel stel nieuwe ideeën uit, zomaar, zonder datje er ooit bewust over hebt nagedacht. Hij zei dat 't in de fotografie en in het gewone leven ook zo ging. Toen zei ie ook nog: 'Zo gaat 't ook als je vrijt met 'n vrouw van wie je houdt.'

Hij was ergens mee bezig, hij zocht 'n manier om muziek om te zetten in beelden. Hij zei tegen me: 'John, weet je wel dat loopje dat je bijna altijd speelt in de vierde maat van Sophisticated Lady'1 Nou, ik geloof dat ik dat laatst op 'n ochtend op film heb vastgelegd. Het licht viel precies goed over het water, en net op dat moment zwenkte er een blauwe reiger door de zoeker. Ik kon dat loopje van jou zien terwijl ik het hoorde en afdrukte.'

Hij was met niets anders bezig dan met dat gedoe van muziek- omzetten-in-beeld. Bezeten was ie ervan. Geen idee hoe ie z'n brood verdiende.

Hij vertelde niet veel over zichzelf. Ik wist dat ie heel wat had afgereisd om foto's te maken, maar verder niet zoveel, tot ik 'm op 'n dag vroeg naar dat zilveren dingetje dat aan z'n ket ting hing. Van dichtbij zag ik dat er FRANCESCA op stond. Dus ik vraag: 'Is daar iets bijzonders mee?' Een poosje zei ie niks en tuurde alleen maar over 't water. Toen zei ie: 'Hoeveel tijd heb je?' Nou, het was maandag, m'n vrije avond, dus ik zei dat ik alle tijd had. Hij begon te praten. Het was alsof je 'n kraan openzette. Hij praatte maar door, de hele middag en bijna de hele avond. Ik had zo'n idee dat ie alles 'n hele tijd had opgekropt. De achternaam van de vrouw heeft ie niet één keer genoemd, en ook niet waar het zich allemaal heeft afgespeeld. Maar, man, die Robert Kincaid was net 'n dichter als ie over haar vertelde. Ze moet echt iets heel bijzonders zijn geweest, 'n ongelooflijke vrouw. Hij citeerde uit 'n stukje dat ie voor haar had geschreven - iets over Dimensie-Z, als ik me goed herinner. Ik weet nog dat 't me deed denken aan 'n vrije improvisatie van Ornette Coleman.

Man, hij huilde terwijl ie zat te vertellen. Hij huilde dikke tranen, van die tranen die alleen 'n oude man kan plengen, van die tranen die alleen 'n saxofoon kan laten horen. Naderhand begreep ik waarom ie altijd Autumn Leaves wilde horen. Man, ik ging van 'm houden. Iedereen die dat voor 'n vrouw voelt, is 't zelf waard dat 'r iemand van 'm houdt. Ik moest steeds maar denken aan die bijzondere kracht van wat hij en die vrouw samen hadden. Over wat hij noemde: 'de dingen die zo oud zijn als de wereld'. En ik zei tegen mezelf: 'Ik wil die kracht, die liefdesgeschiedenis, laten horen, de dingen die zo oud zijn als de wereld moet ik uit m'n sax laten komen.' Zo verdomd poëtisch was 't. Toen heb ik dus dat nummer geschreven - drie maanden heb ik erover gedaan. Ik wilde het eenvoudig en melodieus houden. Ingewikkelde dingen zijn makkelijk zat om te maken. Soberheid, dat is pas een uitdaging. Ik heb er elke dag aan gewerkt tot het ergens op begon te lijken. Toen heb ik er nog wat aan geschaafd en heb ik de piano- en baspartij

genoteerd. Ten slotte heb ik het op 'n avond gespeeld. Hij zat in 't zaaltje. Dinsdagavond, net als anders. Goed, 't is niet zo druk, 'n man of twintig misschien, en niemand besteedt veel aandacht aan ons.

Hij zit daar rustig en aandachtig te luisteren, net als anders, en ik zeg in de microfoon: 'Ik ga een nummer spelen dat ik voor een vriend van me heb geschreven. Het heet Francesca.'' Ik keek naar 'm toen ik dat zei. Hij zit naar z'n flesje bier te staren, maar toen ik 'Francesca' zei, keek ie langzaam mijn kant op, streek met allebei z'n handen z'n lange grijze haren naar achteren, stak 'n Camel op, en die blauwe ogen staarden me strak aan.

Ik heb nog nooit zo gespeeld, ik liet m'n sax huilen om alle kilometers en jaren die hem en haar scheidden. In de eerste maat zat 'n motiefje dat als 't ware haar naam uitsprak: 'Fran... ces... ca'.

Toen ik uitgespeeld was, ging ie kaarsrecht bij z'n tafeltje staan, glimlachte en knikte, betaalde en ging weg. Daarna speelde ik dat nummer elke keer dat ie langskwam. Hij heeft 'n foto van 'n oude overdekte brug ingelijst en die heeft ie me gegeven omdat ik dat nummer had geschreven. Kijk, daar hangt ie. Hij heeft me nooit verteld waar ie die foto genomen heeft, maar onder z'n handtekening staat ROSEMANBRUG. Op 'n dinsdagavond, een jaar of zeven, acht geleden, komt ie niet opdagen. De week daarop is ie d'r ook niet. Ik denk: misschien is ie ziek of zo. Het zit me niet lekker, dus ik ga naar de haven en vraag deze en gene. Niemand weet iets van 'm af. Ten slotte ga ik met de boot naar 't eiland waar ie woonde. Het was 'n oud hutje - 'n krot eigenlijk - aan 't water. Terwijl ik daar rondneus komt 'n buurman vragen wat ik kom doen. Dat zeg ik dus. De buurman vertelt dat ie tien dagen daarvoor is doodgegaan. Man, toen ik dat hoorde deed me dat echt verdriet. Dat doet 't nog steeds. Ik mocht die kerel graag. Die knakker had iets, tja, wat... Ik had het gevoel dat er dingen waren die hij wel wist, maar wij gewone stervelingen niet.

Ik vroeg die buurman waar de hond was. Wist ie niet. Hij zei dat ie Kincaid ook niet goed had gekend. Ik bel dus naar 't asiel, en ja hoor, daar hebben ze die ouwe Zwerver. Ik d'r heen om 'm op te halen, en ik heb 't beest aan m'n neefje gegeven. De laatste keer dat ik 'm zag waren hij en de jongen stapelgek op elkaar. Daar was ik heel blij om. Nou, dat was 't zo'n beetje. Niet lang nadat ik had gehoord hoe 't met Kincaid was afgelopen, werd m'n linkerarm gevoelloos als ik langer dan twintig minuten speelde. Er is iets mis met een van m'n wervels. Ik werk dus niet meer. Maar, man, dat verhaal over Kincaid en die vrouw, dat achtervolgt me. Elke dinsdagavond pak ik dan ook m'n sax en dan speel ik dat nummer dat ik voor 'm heb geschreven. Hier sta ik dan te spelen, helemaal in m'n eentje. En als ik aan het spelen ben kijk ik om de een of andere reden altijd naar de foto die ik van 'm heb gekregen. Die heeft iets, ik weet niet wat 't is, maar als ik dat nummer speel, kan ik m'n ogen d'r niet van afhouden.

Dan sta ik daar, in het halfdonker, en dan laat ik m'n goeie ouwe sax huilen en speel ik die melodie voor een man die Robert Kincaid heette en een vrouw die hij Francesca noemde.