De weg en de pelgrim
De eerstvolgende dagen gaf Robert Kincaid het fotograferen eraan. En afgezien van de noodzakelijke karweitjes, die ze tot het minimum beperkte, gaf Francesca Johnson het boerenleven eraan. Het tweetal was voortdurend in eikaars gezelschap, of pratend, of vrijend. Twee keer, omdat zij het vroeg, speelde hij op zijn gitaar en zong voor haar, met een stem die het midden hield tussen redelijk en goed. Hij was wat verlegen, en vertelde dat zij zijn eerste publiek was. Toen hij dat zei, glimlachte ze en kuste hem, waarna ze zich overgaf aan haar gevoelens en luisterde naar zijn lied over walvisvaarders en woestijnwinden.
Ze reed in Harry met hem mee naar de luchthaven van Des Moines, waar hij fotomateriaal naar New York verstuurde. Als het enigszins mogelijk was, stuurde hij altijd de eerste films vooruit, zodat de redactie kon bekijken wat hij had gedaan en de experts konden controleren of zijn camera's goed werkten.
Daama ging hij met haar lunchen in een chic restaurant. Hij hield haar hand vast en keek haar met zijn karakteristieke indringende blik aan. En de ober zag het glimlachend aan en hoopte dat ook hij dat eens zou mogen meemaken. Ze verwonderde zich over Robert Kincaids opvatting dat zijn manier van leven ten einde liep en over het gemak waarmee hij dat aanvaardde. Hij zag de ondergang van cowboys en dat soort mensen, zichzelf incluis, naderbijkomen. En ze begon te begrijpen wat hij bedoelde wanneer hij zei dat hij aan het eind stond van een ontwikkeling in de evolutie, een doodlopende weg. Op een keer, toen hij het had over wat hij noemde 'de laatste dingen' fluisterde hij: '"Nooit meer!" riep de Grootmeester van de Woestijn. "Nooit, nooit en nooit meer."' Hij zag dat zijn weg geen vervolg zou krijgen. Zijn soort was bijna uitgestorven.
Op donderdag, nadat ze 's middags de liefde hadden bedreven, hadden ze een gesprek. Ze wisten beiden dat dit gesprek moest plaatsvinden. Beiden hadden het gemeden. 'Wat moeten we doen?' vroeg hij.
Verscheurd als ze zich voelde, zweeg ze. Toen antwoordde ze: 'Ik weet het niet.' Zachtjes.
'Hoor eens, als jij het wilt, blijf ik hier, of in de stad, waar dan ook. Als je gezin terugkomt, ga ik gewoon met je man praten en leg ik hem de situatie uit. Gemakkelijk zal het niet zijn, maar ik zal het doen.1
Ze schudde haar hoofd. 'Dat zou Richard nooit kunnen bevatten; die begrippen zijn hem vreemd. Hij begrijpt niets van magie en hartstocht en al die andere dingen die wij bespreken en ervaren, en hij zal ze ook nooit begrijpen. Dat betekent nog niet dat hij als mens minder is. Het staat alleen te ver af van alles wat hij ooit heeft gevoeld of gedacht. Hij kan er niet mee omgaan.'
'Moeten we dit alles dan opgeven?' Hij was ernstig en glimlachte niet.
'Ook dat weet ik niet. Robert, op een wonderlijke manier heb je bezit van me genomen. Ik wilde helemaal niet dat iemand bezit van me nam, daar had ik geen behoefte aan, en ik weet dat het nietje bedoeling was, maar het is nu eenmaal gebeurd. Ik zit niet langer naast je, hier in het gras. Ik zit binnen in je, als een vrijwillige gevangene.'
Hij antwoordde: 'Ik weet niet zo zeker of je wel in me bent, of dat ik in jou ben, of dat ik bezit van je heb genomen. In elk geval wil ik je niet bezitten. Volgens mij wonen we allebei in een ander wezen dat we hebben geschapen en dat "wij" heet. Eigenlijk wonen we niet echt in dat wezen. We zijn dat wezen.
We hebben allebei ons eigen ik verloren en iets nieuws geschapen, iets wat alleen bestaat als een vervlechting van ons beiden. Allemachtig, we houden van elkaar. Zo intens en zo allesomvattend als maar mogelijk is. Reis met me mee, Fran- cesca. Dat is geen probleem. Dan beminnen we elkaar in het zand van de woestijn en drinken cognac op veranda's in Mombasa, terwijl we kijken naar vrachtscheepjes die in de eerste ochtendbries hun zeilen hijsen. Ik zal je het land van de leeuwen laten zien en een oude Franse stad aan de Baai van Bengalen, met een prachtig restaurant op een dakterras, en treinen die door bergpassen klimmen, en kleine herbergen van de Basken hoog in de Pyreneeën. In een tijgerreservaat in het zuiden van India is een heel bijzondere plek op een eiland midden in een enorm meer. Als het reizen je niet bevalt, vestig ik me ergens, dan maak ik opnamen in de omgeving of ik word portretfotograaf, of wat ook maar nodig is om in ons onderhoud te voorzien.'
'Robert, toen we vannacht aan het vrijen waren, zei je iets wat ik me nog goed herinner. Ik fluisterde je steeds iets toe over je macht - en mijn god, macht héb je. Je zei: "Ik ben de weg en een pelgrim en alle zeilschepen die ooit zee hebben gekozen." Je hebt gelijk. Zo voel jij dat: het reizen, de weg, zit je in het bloed. Nee, het gaat nog verder, want op een manier die ik niet goed onder woorden kan brengen bén jij de weg. Op de breuklijn waar illusie en werkelijkheid samenkomen, daar bevind jij je, op de weg, en de weg en jij zijn één. Jij bent: oude rugzakken en een pick-up die Harry heet en straalvliegtuigen naar Azië. En ik wil ook dat je dat bent. Als jouw evolutionaire weg doodloopt, zoals jij beweert, dan wil ik dat je die weg tot het einde toe in volle vaart aflegt. Ik weet niet of je dat kunt als je mij op sleeptouw neemt. Begrijp me toch, ik hou zoveel van je dat ik de gedachte niet kan verdragen dat ik je ook maar één ogenblik in de weg zou staan. Dat zou gelijkstaan met het doden van het wilde, schitterende dier in je, en daarmee zou ook je kracht sterven.'
Hij wilde iets zeggen, maar Francesca weerhield hem daarvan.
'Robert, ik ben nog niet helemaal uitgesproken. Als je me in je armen nam, naar je pick-up droeg en me dwong met je mee te gaan, zou ik geen klacht uiten. Je zou hetzelfde kunnen bereiken door op me in te praten. Maar ik geloof niet datje dat zult doen. Daarvoor ben je te gevoelig, daarvoor ben je je te zeer bewust van wat er in mij omgaat. En ik heb hier mijn verantwoordelijkheden. Ja, het is wat saai. Mijn leven, bedoel ik. Romantiek, erotiek en dansen bij kaarslicht in de keuken ontbreken eraan, en ook het genot van een man die weet hoe hij een vrouw moet beminnen. In de allereerste plaats ontbreek jij aan dat leven. Maar dat verdomde verantwoordelijkheidsgevoel! Tegenover Richard, tegenover de kinderen. Mijn vertrek, mijn fysieke afwezigheid, zou Richard heel zwaar vallen. Dat alleen al zou hem misschien kapotmaken. Bovendien, en dat is nog erger, zou hij de rest van zijn leven last hebben van het geroddel van de mensen hier. "Dat is Richard Johnson. Zijn vurige Italiaanse vrouwtje is er een paar jaar geleden met een langharige fotograaf vandoor gegaan." Richard zou daaronder gebukt gaan, en zolang ze nog thuis wonen zouden de kinderen het geklets in Winterset moeten verduren. Ook zij zouden daaronder lijden. En ze zouden me erom gaan haten. Hoezeer ik je ook nodig heb en hoe graag ik ook bij je wil zijn en bij je wil horen, ik kan me niet onttrekken aan de realiteit van mijn verantwoordelijkheid. Als je me fysiek of mentaal dwingt om met je mee te gaan, kan ik me daar niet tegen verzetten, zoals ik al eerder zei. Gezien mijn gevoelens voor jou heb ik daar de kracht niet voor. Ik heb weliswaar gezegd dat ik jou de vrijheid om te reizen niet wil afnemen, maar ik zou met je meegaan uit zelfzuchtig verlangen naar jou. Maar dwing me alsjeblieft niet. Dwing me niet mijn plicht te verzaken. Met die gedachte zou ik niet kunnen leven. Als ik nu wegging, zou die gedachte me zodanig veranderen dat ik niet langer de vrouw was van wie je bent gaan houden.' Robert Kincaid zweeg. Hij begreep wat ze bedoelde met vrijheid en verantwoordelijkheid, en met schuldgevoelens die haar zouden transformeren. Hij wist dat ze in zekere zin gelijk had. Terwijl hij uit het raam keek, voerde hij een innerlijke strijd en hij deed zijn uiterste best begrip op te brengen voor haar gevoelens. Ze begon te huilen.
Daarna sloegen ze hun armen om elkaar heen in een lange omhelzing. En hij fluisterde haar toe: 'Ik moet één ding zeggen, één ding maar. Ik zal dat nooit meer zeggen, tegen niemand, en ik vraagje het goed te onthouden: in een universum van onduidelijkheden, komt dit soort zekerheid slechts eenmaal voor, nooit meer, hoeveel levens je ook leeft.' Ze beminden elkaar opnieuw die avond, die donderdagnacht en lagen tot ver na zonsopgang fluisterend en elkaar liefkozend bijeen. Daarna viel Francesca korte tijd in slaap en toen ze wakker werd stond de zon al hoog en heet aan de hemel. Ze hoorde een van Harry's portieren kraken en schoot in haar kleren.
Hij had koffie gezet en zat aan de keukentafel een sigaret te roken toen ze binnenkwam. Hij glimlachte naar haar. Ze liep naar hem toe, nestelde haar gezicht in zijn hals en streek door zijn haar, terwijl zijn armen om haar middel gleden. Hij draaide haar om en zette haar op zijn schoot om haar te liefkozen.
Ten slotte stond hij op. Hij had zijn oude spijkerbroek aan, met oranje bretels over een schoon kaki overhemd; de veters van zijn werklaarzen waren stevig gestrikt en het Zwitserse officiersmes hing aan zijn riem. Zijn fotovest hing over de rugleuning van de stoel, de draadontspanner stak uit een zak. De cowboy kon zo in het zadel springen. 'Dan moest ik maar eens gaan.'
Ze knikte en begon te huilen. Ze zag de tranen in zijn ogen, maar zijn karakteristieke glimlachje bleef om zijn lippen spelen.
'Vind je het goed als ik je af en toe schrijf? Ik wil je in elk geval een paar foto's sturen.'
'Dat is goed,' antwoordde Francesca. Ze droogde haar tranen aan de handdoek die aan een keukenkastje hing. 'Ik verzin wel een verklaring voor het feit dat ik post krijg van een hippie-fotograaf, als het maar niet te vaak gebeurt.' 'Je hebt mijn adres en telefoonnummer in Washington, hè?' Ze knikte. 'Als ik er niet ben, bel dan naar National Geogra- phic. Ik zal het nummer even voor je opschrijven.' Hij noteerde het op de blocnote bij de telefoon, scheurde het velletje af en gaf het haar.
'Trouwens, je kunt het nummer altijd in het tijdschrift opzoeken. Vraag maar naar de redactie. Daar weten ze meestal wel waar ik zit. Aarzel niet als je me wilt ontmoeten, of als je alleen maar wilt praten. Je kunt me op mijn rekening bellen, waar ook ter wereld, dan worden de kosten niet op jouw rekening vermeld. En ik blijf nog een paar dagen hier in de buurt. Denk nog eens na over wat ik heb gezegd. Ik ben bereid de zaak op korte termijn te komen regelen, en dan zouden we samen naar het noordwesten kunnen rijden.' Francesca zei niets. Ze wist dat hij de zaak inderdaad op korte termijn zou kunnen regelen. Richard was vijf jaar jonger dan hij, en intellectueel of fysiek geen partij voor Robert Kincaid. Hij trok zijn vest aan. Ze kon absoluut niet meer denken, het duizelde haar. 'Niet weggaan, Robert Kincaid,' hoorde ze zichzelf ergens vanuit haar binnenste uitroepen. Hij pakte haar hand en liep de achterdeur uit, naar de pick-up. Hij maakte het portier open, zette zijn voet op de treeplank, stapte er weer af en hield haar een paar minuten tegen zich aan. Geen van beiden sprak een woord; ze stonden daar alleen maar en prentten zich onuitwisbaar in hoe de ander aanvoelde.
Ze bevestigden daarmee het bestaan van dat bijzondere wezen waarover hij had gesproken.
Voor de laatste keer liet hij haar los. Hij stapte in en liet het portier openstaan. Tranen liepen over zijn wangen. Tranen liepen over haar wangen. Langzaam trok hij de deur dicht; de scharnieren kraakten. Zoals gewoonlijk wilde Harry niet meteen starten, maar ze hoorde zijn laars het gaspedaal intrappen, en ten slotte liet de oude pick-up zich vermurwen. Hij zette de versnelling in de achteruitstand en bleef zo staan. Eerst ernstig, daarna met een glimlachje, wees hij naar het pad. 'De verte roept. Volgende maand zit ik in het zuidoosten van India. Zal ik je een kaartje sturen?' Ze kon geen woord uitbrengen, maar schudde van nee. Als Richard zoiets in de brievenbus vond, zou hem dat te veel zijn. Ze wist dat Robert dat begreep. Hij knikte. De pick-up reed achteruit over het erf. Het grind knerpte en kippen stoven voor de wielen weg. Jack joeg er blaffend een de machineloods in.
Robert Kincaid zwaaide naar haar door het open raampje aan de passagierskant. Ze zag de zon in zijn zilveren armband weerkaatsen. De twee bovenste knoopjes van zijn overhemd stonden open.
Hij reed het pad op. Francesca moest steeds haar tranen wegvegen om goed te kunnen zien; het zonlicht maakte vreemde prisma's van haar tranen. Net als op de avond van hun kennismaking haastte ze zich naar het begin van het pad om de oude, hobbelende pick-up na te kijken. Aan het eind stopte de wagen, het portier zwaaide open, en hij ging op de treeplank staan. Hij zag haar staan, honderd meter van hem vandaan, een klein figuurtje van die afstand.
Terwijl Harry in de warmte ongeduldig ronkte, stond hij daar te kijken. Geen van beiden verroerden ze zich; ze hadden al afscheid genomen. Ze keken alleen maar - de boerenvrouw in lowa en het wezen aan het eind van zijn evolutionaire ontwikkeling, een van de laatste cowboys. Dertig seconden lang stond hij daar. Zijn professionele oog ontging niets; het vormde zich een eigen beeld dat hij nooit meer zou kwijtraken.
Hij deed het portier dicht, schakelde ruw en huilde weer toen hij linksaf de weg opzwenkte, in de richting van Winterset. Vlak voordat een groep bomen aan de noordwestrand van de boerderij hem het zicht zou ontnemen keek hij om. Ze zat met haar benen onder zich gekruist in het zand aan het begin van het pad, met haar handen voor haar gezicht.
Richard en de kinderen kwamen begin van de avond thuis met verhalen over de jaarmarkt en een rozet die de stier had gewonnen voordat hij voor de slacht was verkocht. Carolyn hing meteen aan de telefoon. Omdat het vrijdag was ging Michael met de pick-up naar de stad om te doen wat jongens van zeventien op vrijdagavond nu eenmaal doen - voornamelijk rondhangen op het plein en praten, of roepen naar meisjes die in auto's voorbijreden. Richard zette de televisie aan en zei tegen Francesca dat het maïsbrood heerlijk was, terwijl hij een snee met boter en ahornstroop verorberde. Ze ging op de voorveranda op de schommelbank zitten. Toen om tien uur zijn programma was afgelopen, kwam Richard naar buiten. Hij rekte zich uit en zei: 'Ik ben blij dat ik weer thuis ben.' Terwijl hij haar aankeek liet hij erop volgen: 'Is er iets, Frannie? Je lijkt me een beetje moe, of afwezig of zo.' 'Nee, hoor. Er is niks aan de hand, Richard. Het is fijn dat jullie veilig en wel terug zijn.'
'Nou, ik ga maar eens naar bed. Het was een vermoeiende
week, en ik ben uitgeteld. Kom jij ook, Frannie?'
'Nog niet. Het is zo lekker buiten, ik denk dat ik hier nog een
poosje blijf zitten.' Ze was moe, maar ze was ook bang dat
Richard misschien wilde vrijen. Dat zou ze vanavond niet
aankunnen.
Ze hoorde hem in hun slaapkamer rondlopen, boven de plek waar zij heen en weer schommelde, met haar blote voeten op het plankier van de veranda. Aan de achterkant van het huis hoorde ze Carolyns radio.
Een paar dagen meed ze de stad, want ze was zich er al die tijd van bewust dat Robert Kincaid slechts een paar kilometer van haar verwijderd was. De eerlijkheid gebood haar te erkennen dat ze zich als ze hem zag waarschijnlijk niet zou kunnen beheersen. Misschien rende ze dan naar hem toe en zei: 'Kom! We moeten nu weggaan!' Bij de Cedarbrug had ze het lot getart door naar hem toe te gaan, nu was het risico te groot. Dinsdag moest ze nodig boodschappen doen en Richard had een onderdeel nodig voor de maïsoogstmachine die hij aan het opknappen was. Het was een dag met laaghangende bewolking, gestage regen, lichte mist, koel voor augustus. Richard kocht het bewuste onderdeel en ging daarna met de andere mannen koffiedrinken in het café, terwijl zij de boodschappen deed. Hij wist hoe lang ze gewoonlijk nodig had en toen ze klaar was, stond hij al bij de supermarkt te wachten. Hij sprong uit de Ford pick-up - hij droeg zijn pet met het logo van zijn tractor - en hielp haar met het inladen van de zakken, op de stoel en om haar heen. En zij moest denken aan statieven en rugzakken.
'Ik moet nog even langs die ijzerhandel. Ik ben nog een onderdeel vergeten dat ik misschien nodig heb.' Ze reden in noordelijke richting over US Route 169, die tevens de hoofdstraat van Winterset was. Een straat voor het Te- xaco-station zag ze Harry, met heen en weer zwiepende ruitenwissers, bij een van de pompen wegrijden en invoegen op de weg voor hen.
Hun Ford had zoveel vaart dat ze vlak achter de oude pick-up belandden, en doordat ze zo hoog zat, kon ze achterin een stuk zwart zeildoek zien dat stevig was vastgesjord. Eronder onderscheidde ze de contouren van een koffer en een gitaarkist, klemgezet met het liggende reservewiel. Het achterraampje was bespikkeld met regendruppels, maar zijn hoofd was gedeeltelijk zichtbaar. Hij boog zich voorover alsof hij iets uit het handschoenenkastje pakte; acht dagen geleden had hij dat ook gedaan en toen had zijn arm langs haar been geschampt. Een week geleden had ze in Des Moines een roze jurk gekocht.
'Die is ver van huis,' merkte Richard op. 'De staat Washington. Zo te zien zit er een vrouw aan het stuur. In elk geval iemand met lang haar. Hoewel, ik wil wedden dat het die fotograaf is waar ze het in het café over hadden.' Ze reden nog een paar straten verder achter Robert Kincaid aan, tot het kruispunt van de 169 en de 92, die naar het oosten en westen voerde. Het was een viersprong met in alle richtingen even druk verkeer, dat gehinderd werd door de regen en de mist, die heviger en dichter waren geworden. Ongeveer twintig seconden stonden ze daar. Hij was nog geen tien meter van haar verwijderd. Het kon nog steeds. Ze kon uitstappen, naar het rechterportier van Harry rennen en instappen, over de rugzakken, de koelbox en de statieven heen. Sinds Robert Kincaid vrijdag bij haar was weggereden was ze gaan inzien dat ze haar gevoelens, hoeveel ze toen ook al om hem dacht te geven, niettemin danig had onderschat. Dat leek een onmogelijkheid, maar het was waar. Wat hij al wist, was nu ook tot haar doorgedrongen.
Ze bleef echter als gevangen in haar verantwoordelijkheden naar het raampje zitten staren, zo intens als ze nog nooit in haar leven naar iets had gekeken. Zijn richtingaanwijzer gaf aan dat hij linksaf ging. Dadelijk zou hij verdwenen zijn. Richard morrelde aan de radio van de Ford. Ze zag nu alles in slow motion gebeuren, een wonderlijke zinsbegoocheling. Nu werd het licht voor hem groen, en... langzaam... langzaam... stuurde hij Harry het kruispunt op. Ze zag zijn lange benen die de koppeling en het gaspedaal be dienden voor zich, en ook de spieren in zijn rechteronderarm terwijl hij schakelde. Nu sloeg hij linksaf de 92 op, richting Council Bluffs, de Black Hills en het noordwesten... langzaam... langzaam... beschreef de oude pick-up de bocht... heel langzaam reed hij het kruispunt over om koers te zetten naar het westen.
Ingespannen turend door tranen, regen en nevel kon ze nauwelijks de verbleekte rode verf op het portier onderscheiden: K1NCAID - FOTOGRAAF - BELLINGHAM, WASHINGTON. Hij had zijn raampje omlaaggedaan om in de bocht beter te kunnen zien. Toen hij linksaf sloeg kon ze zijn haar zien wapperen terwijl hij snelheid maakte, in westelijke richting, en al rijdend het raampje dichtdraaide.
O Jezus, o Jezus Christus almachtig... nee! De woorden klonken binnen in haar. Ik had ongelijk, Robert, ik had niet moeten blijven... maar ik kan niet weg... Ik wil je nog eens uitleggen... waarom ik niet weg kan... Vertel me nog eens waarom ik wel zou moeten weggaan.
En ze hoorde zijn stem over de snelweg naar haar toe komen. 'In een universum van onduidelijkheden komt dit soort zekerheid slechts eenmaal voor, nooit meer, hoeveel levens je ook leeft.'
Richard stak in noordelijke richting het kruispunt over. Heel even keek ze langs zijn gezicht naar Harry's rode achterlichten die in de mist en regen verdwenen. De oude Chevy pick- up leek nietig vergeleken met een grote vrachtwagen met oplegger die Winterset binnendenderde en een golf water over de laatste cowboy sproeide.
'Vaarwel, Robert Kincaid,' fluisterde ze, waarna ze openlijk begon te huilen.
Richard keer haar van opzij aan. 'Wat is er toch, Frannie? Wil je me alsjeblieft vertellen watje hebt?' 'Richard, laat me nou maar even. Een paar minuten, dan is het weer over.'
Richard stemde af op de agrarische rubriek met de veeprijzen, keek naar haar en schudde zijn hoofd.