De bruggen van dinsdag

Een uur voor zonsopgang reed Robert Kincaid langs de brievenbus van Richard Johnson. Hij nam afwisselend een hap van een Milky Way en van een appel, terwijl hij zijn koffiekopje op de stoel tussen zijn dijen klemde om te voorkomen dat het omviel. In het voorbijgaan keek hij op naar het witte huis dat in het ijle, late maanlicht stond, en bedacht hoofdschuddend hoe dom mannen zijn, sommige mannen, de meeste mannen.

Cognac drinken en op weg naar buiten niet met de hordeur slaan was wel het minste wat ze konden doen. Francesca hoorde de pruttelende pick-up voorbijkomen. Ze lag nog in bed en had voor het eerst sinds tijden naakt geslapen. Ze zag Kincaid voor zich: zijn haar wapperend in de wind die door het raampje naar binnen wervelde, een hand aan het stuur, in de andere een Camel.

Ze luisterde tot het geluid van zijn vehikel in de richting van de Rosemanbrug was weggestorven. Door haar hoofd speelden steeds de woorden uit het gedicht van Yeats: 'Ik ging naar de hazelaar, want het brandde in mijn hoofd... Haar interpretatie hield het midden tussen die van leermeesteres en smekeling.

Hij parkeerde de pick-up een flink eind van de brug, opdat het voertuig buiten beeld zou blijven. Van achter de stoel pakte hij een paar hoge rubberlaarzen, waarna hij op de treeplank gezeten de veters van zijn leren laarzen losmaakte en de andere aantrok. Met de ene rugzak aan de banden over beide schouders en de andere in zijn rechterhand daalde hij de steile oever naar het riviertje af. 

Om spanning in de compositie te brengen zou hij de brug vanuit een bepaalde hoek moeten nemen, met een stuk rivier erop, echter zonder de graffiti op de wanden vlak bij de ingang. De telefoondraden op de achtergrond vormden ook een probleem, maar als hij zijn standpunt goed koos, kwam dat wel goed. Hij pakte de Nikon waar een Kodachrome-film in zat en schroefde hem op het zware statief. Op de camera zat de 24- millimeterlens, die hij verving door de 105-millimeter, waar hij het liefst mee werkte. Grijs licht in het oosten nu. Hij begon met de compositie te experimenteren. Statief een halve meter naar links, de poten die in de modderige grond bij het water stonden verstellen. Hij hield het draagriempje van de camera om zijn linkerpols, een vaste gewoonte wanneer hij in de buurt van water aan het werk was. Hij had al te veel camera's te water zien raken doordat statieven omvielen. Er verscheen geleidelijk aan een rode gloed, de hemel werd lichter. Camera twintig centimeter lager, statiefpoten bijstellen. Dat was het nog niet. Een kleine halve meter naar links. Opnieuw poten bijstellen. Camera horizontaal op de statief- kop zetten. Lens op f/8. Benodigde scherptediepte schatten, hyperfocaal de afstand instellen. Draadontspanner op de ontspanknop schroeven. Zon veertig procent boven de horizon, de oude verf op de brug kreeg een warmrode tint, precies zoals hij het hebben wilde.

Lichtmeter uit linkerborstzak vissen. Aflezen bij f/8. Belichtingstijd één seconde, maar die extreme belichting kan Koda- chrome wel aan. Door de zoeker kijken. Camerastand corrigeren. Hij drukte de draadontspanner in en wachtte tot er een seconde voorbij was.

Net toen hij afdrukte, werd hij afgeleid. Weer keek hij door de zoeker. 'Verrek, wat hangt er nou bij de ingang van die brug?' mompelde hij. 'Een stukje papier. Dat zat er gisteren nog niet.'

Statief staat stevig. Gauw de oever op, terwijl de zon achter hem snel opkomt. Papiertje zit netjes op de brug geprikt. Eraf rukken, punaise en papiertje in vestzak stoppen. Terug naar de oever, afdalen, achter de camera. Zon zestig procent boven de horizon.

Hij hijgt van het rennen. Volgende opname. Twee extra. Windstil, het gras beweegt niet. Voor de zekerheid drie opnamen met twee seconden en drie met anderhalve seconde. Klik lens in op f/16. Van voren af aan. Statief en camera naar het midden van het riviertje sjouwen. Opstelling maken, slik van zijn voetstappen spoelt achter hem weg. Nogmaals dezelfde handelingen. Nieuw rolletje Kodachrome. Andere lens. De 24-millimeter op de camera klikken, de 105 in een vestzak stoppen. Dichter naar de brug toe nu, wadend tegen de stroom in. Instellen, horizontaal zetten, licht controleren, drie opnamen, en voor de zekerheid een belichtingstrapje. Camera verticaal draaien, nieuwe compositie maken. Weer opnamen maken. Zelfde handelingen, systematisch afgewerkt. Geen moment hadden zijn bewegingen iets stunteligs. Uit al zijn handelingen sprak ervaring, voor alle bestond een reden, aan alle eventualiteiten was gedacht, efficiënt en professioneel.

De oever op, de brug over, rennend met zijn uitrusting, een race tegen de zon. Nu kwam het moeilijkste. Gauw de camera met de snellere film pakken, beide camera's om zijn hals hangen, in de boom achter de brug klimmen. Schaaft zijn arm aan de stam - 'Verdomme!'' - doorklimmen. Hoog erboven nu, zodat hij neerkijkt op de brug, met een hoek die zodanig is dat het water het zonlicht opvangt.

Met de spotmeter meet hij het dak van de brug, vervolgens de schaduwkant van de brug. Leest ook de helderheid van het water af. Stelt de camera ertussenin af. Negen opnamen, plus ren belichtingstrapje, de camera steunt op zijn vest, dat in de V van twee takken ligt. Andere camera. Snellere film. Nog een stuk of tien opnamen.

Omlaagklauteren. De oever af. Statief opstellen, nieuwe Kodachrome erin, ongeveer dezelfde compositie als de eerste serie, maar dan vanaf de overkant van de rivier. Derde camera uit de tas. De oude SP, een meetzoekercamera. Nu het zwart- witwerk. Licht op de brug verandert elke seconde. Na twintig uiterst spannende minuten van het soort dat alleen soldaten, chirurgen en fotografen kennen, zette Robert Kincaid zijn rugzakken in de pick-up en reed weer naar de weg waarlangs hij was gekomen. Het was een kwartiertje rijden naar de Hogbackbrug ten noordwesten van de stad. Als hij zich haastte kon hij daar misschien nog net enkele opnamen maken. Warrelende stofwolken, brandende Camel, hobbelende pick- up, langs het witte, op het noorden gerichte houten huis, langs de brievenbus van Richard Johnson. Zij was in geen velden of wegen te bekennen. Wat had je dan verwacht? Ze is getrouwd, het gaat haar goed. Jou gaat het ook goed. Dat soort verwikkelingen kun je immers missen als kiespijn? Gezellige avond, lekker eten, aardige vrouw. Laat het daar nou maar bij. Maar god, wat is ze mooi, en ze hééft iets. Beslist. Ik kan mijn ogen haast niet van haar afhouden.

Toen hij langs Francesca's boerderij denderde, was zij in de schuur bezig. De geluiden van het vee overstemden elk gerucht van de weg. En Robert Kincaid ging op weg naar de Hogbackbrug, een race tegen de jaren, een jacht op het licht. Bij de tweede brug ging alles goed. Hij lag in een dal en toen hij er aankwam steeg er rondom nog nevel op. De 300-milli- meterlens gaf hem linksboven in beeld een grote zon, terwijl de bochtige witstenen weg naar de brug en de brug zelf de rest van de compositie vormden.

Op dat moment kwam er een boer over de witte weg de zoeker in; de man mende een span lichtbruine Belgische paarden die een kar trokken. Een van de laatsten der Mohikanen, dacht Kincaid glimlachend. Hij wist wanneer het geluk met hem was en terwijl hij nog bezig was, zag hij al voor zich hoe het resultaat eruit zou zien. Bij de verticale opnamen liet hij in de lichte lucht ruimte over voor eventuele tekst. Toen hij om vijf over half negen zijn statief inklapte, voelde hij zich voldaan. Er waren nog mensen die de vroege uurtjes benutten. Landelijke, behoudende onderwerpen, maar fraai en degelijk. De opname van de boer met paard en wagen zou weieens iets voor het omslag kunnen zijn; dat was de reden dat hij bovenaan ruimte voor tekst of een beeldmerk had opengelaten. Redacteuren hadden waardering voor dat soort meedenken en vakmanschap. Dat was de reden dat Robert Kincaid opdrachten kreeg.

Hij had zeven rolletjes geheel of gedeeltelijk volgeschoten. Hij haalde de filmpjes uit de drie toestellen en tastte in de lin- keronderzak van zijn vest naar de andere vier. 'Verdomme!' De punaise prikte in zijn wijsvinger. Hij was vergeten dat hij die in zijn zak had gestopt toen hij het papiertje van de Rose- manbrug verwijderde. Eerlijk gezegd was hij dat papiertje glad vergeten. Hij viste het op, vouwde het open en las: Als je weerzin hebt in eten terwijl "witte motjes hun vleugels uitslaan " kom dan vanavond als je klaar bent maar langs. Geeft niet hoe laat.

Hij kon een glimlachje niet onderdrukken toen hij zich voorstelde dat Francesca Johnson met haar briefje en punaise door het donker naar de brug was gereden. Vijf minuten later was hij weer in de stad. Terwijl de man bij de Texaco-pomp zijn tank volgooide en het oliepeil controleerde ('Er zit nog maar een halve liter in'), maakte Kincaid gebruik van de munttelefoon. Het dunne telefoonboek was beduimeld door pompbedienden met vette vingers. Er stonden twee R. Johnsons in, maar de ene woonde in de stad.

Hij belde het nummer buiten de stad en wachtte. Francesca was op de veranda aan de achterkant bezig de hond eten te geven toen in de keuken de telefoon ging. Bij de tweede bel nam ze hem voor in huis op. 'Johnson.' 'Hallo, met Robert Kincaid.'

Weer gebeurde er iets bij haar van binnen, net als gisteren. Een lichte steek die in haar borst begon en omlaagschoot. 'Ik heb je briefje gevonden. De boodschap van W.B. Yeats is overgekomen. Ik neem de uitnodiging aan, maar het zou weieens laat kunnen worden. Het is zulk mooi weer dat ik vanavond opnamen wil maken van de - eens kijken, hoe heet ie ook alweer? - de Cedarbrug. Misschien ben ik pas over negenen klaar. Daarna wil ik me nog een beetje opfrissen. Het kan dus zijn dat ik er niet voor halftien of tien uur ben. Schikt dat?'

Nee, dat schikte haar helemaal niet. Ze had geen zin om zo lang te wachten, maar ze zei alleen maar: 'Ja, hoor. Je werk gaat voor, dat is het belangrijkste. Ik maak wel iets dat ik kan opwarmen als je er bent.'

Toen zei hij nog: 'Als je er soms bij wilt zijn terwijl ik aan het werk ben, vind ik dat prima. Ik heb er geen last van. Ik zou je om halfzes kunnen ophalen.'

Francesca verkeerde in tweestrijd. Ze wilde graag met hem mee. Maar stel je voor dat iemand haar zag? Wat moest ze dan tegen Richard zeggen als hij erachter kwam? De Cedarbrug lag evenwijdig aan de nieuwe weg met de betonbrug, vijftig meter stroomopwaarts. Ze zou daar niet zo erg in het oog lopen. Of toch wel? Binnen twee tellen had ze een besluit genomen. 'Ja, graag. Maar dan kom ik met mijn eigen pick-up naar je toe. Hoe laat?' 'Een uur of zes. Dan zie ik je daar wel. Goed? Dag.' De rest van de dag keek hij bij de plaatselijke krant oude nummers door. Het was een mooi stadje, met een aardig plein waaraan ook het gerechtsgebouw lag. Daar ging hij tussen de middag op een bankje in de schaduw zitten, met een zakje fruit, een broodje en een cola van een café aan de overkant. Toen hij het café was binnengestapt en een cola om mee te nemen had besteld, was het even over twaalven. Het drukke ge- sprek was even verstomd terwijl alle aanwezigen hem monsterden, net als in het oude Wilde Westen op het moment dat de plaatselijke schutter in de bar opduikt. Hij vond dat vreselijk, het maakte dat hij zich ongemakkelijk voelde, maar zo ging dat nu eenmaal in provinciestadjes. Een nieuweling! Iemand die anders was! Wie is dat? Wat doet hij hier? 'Ze zeggen dat ie fotograaf is. Ze zeggen dat ze hem vanmorgen met allerlei fototoestellen bij de Hogbackbrug hebben gezien.'

'Op zijn pick-up staat dat ie uit Washington komt, in het westen.'

'Hij heeft de hele ochtend bij de krant gezeten. Jim zegt dat ie informatie zoekt over de overdekte bruggen.' 'Ja, die jongen van Fischer bij de Texaco-pomp zei dat ie gisteren langskwam om de weg naar alle overdekte bruggen te vragen.'

'Waarvoor zou ie dat trouwens allemaal willen weten?' 'En waarom neemt iemand er in 's hemelsnaam foto's van? Ze staan op instorten, zo slecht onderhouden zijn ze.' 'Wat een lang haar heeft ie, zeg. Het lijkt zo'n jongen van de Beatles, of zo'n... hoe noemen ze die lui ook alweer? Hippies?' Aan het achterste tafeltje en het tafeltje daarnaast werd gelachen.

Kincaid kreeg zijn cola en terwijl hij de deur uitging, waren aller ogen nog op hem gericht. Misschien was het beter geweest als hij Francesca niet had uitgenodigd - beter voor haar, niet voor hem. Als iemand haar bij de Cedarbrug zag, werd dat morgenochtend aan het ontbijt in het café bekend; het nieuws zou worden rondgekrant door die jongen van Fischer bij de Texaco-pomp, die het op zijn beurt van een voorbijganger zou hebben gehoord. Misschien nog wel eerder. Hij had geleerd datje de flitsende verspreiding van onbetekenend nieuws in kleine stadjes niet moest onderschatten. In Soedan stierven misschien twee miljoen kinderen van de hon- ger, maar dat zou hier geen enkel geweten plagen. Maar de vrouw van Richard Johnson in gezelschap van een langharige vreemdeling - dat was nog eens nieuws! Nieuws dat moest worden doorverteld, nieuws dat moest worden herkauwd, nieuws dat vage lustgevoelens opriep bij degenen die het opvingen, het enige lustgevoel dat ze dat jaar zouden ervaren. Na zijn lunch wandelde hij naar de telefooncel op de parkeerplaats van het gerechtsgebouw en draaide haar nummer. Bij de derde bel nam ze op, een beetje buiten adem. 'Hallo, nog eens met Robert Kincaid.'

Meteen kromp haar maag samen bij de gedachte: hij kan niet komen, daarom belt hij.

'Ik zal het ronduit zeggen. Als jij er last mee krijgt als je vanavond naar me toe komt, gezien de kleinsteedse nieuwsgierigheid, voel je dan niet verplicht. Eerlijk gezegd zal het mij een zorg zijn wat de mensen hier van me denken, en ik kom in elk geval later op de avond bij je langs. Ik bedoel eigenlijk: misschien was het niet verstandig van me om je uit te nodigen, dus je hoeft je absoluut niet verplicht te voelen om te komen. Maar ik zou het prettig vinden om je erbij te hebben.' Sinds hun vorige telefoongesprek had ze precies hetzelfde gedacht. Maar ze had haar besluit genomen. 'Nee, ik wil je graag aan het werk zien. Laat ze maar praten, daar zit ik niet mee.' Daar zat ze wel degelijk mee, maar ergens in haar had iets postgevat, iets waardoor ze het risico aandurfde. Ze ging naar de Cedarbrug, wat de gevolgen ook zouden zijn. 'Fijn. Maar ik vond dat ik toch even met je moest overleggen. Tot straks dan.'

'Tot straks.' Hij was attent, maar dat wist ze al. Om vier uur ging hij naar zijn motel, deed een wasje in het keukentje, trok een schoon overhemd aan en gooide een reserve-exemplaar in de pick-up, met een kaki broek en bruine sandalen die hij in 1962 in India op de kop had getikt toen hij een reportage maakte over de miniatuurspoorbaan naar Dar- jeeling. Bij een snackbar kocht hij twee pakken met zes flesjes Budweiser. Acht ervan, meer gingen er niet in, zette hij rondom zijn filmpjes in de koelbox.

Het was weer warm, heel erg warm. De namiddagzon in Iowa droeg bij aan de schade die ze al eerder had aangericht en die door beton, baksteen en aarde was geabsorbeerd. Vanuit het westen scheen ze verzengend neer.

In de snackbar was het donker en redelijk koel geweest; de voordeur stond open en diverse ventilatoren, een paar grote aan het plafond en een kleiner exemplaar op een standaard bij de ingang, snorden met zo'n honderdenvijf decibel. Door het lawaai van de ventilatoren, de verschaalde lucht van bier en rook, het geblèr van de jukebox en de min of meer vijandige gezichten die hem langs de bar aanstaarden, leek het echter nog warmer dan het was.

Eenmaal op de weg deed het zonlicht bijna pijn, en hij dacht aan de Cascades, dennenbomen en de frisse wind aan de Straat van San Juan de Fuca, bij Kydaka Point. Francesca Johnson zag er evenwel koel uit. Ze leunde tegen de bumper van haar Ford pick-up, die ze achter een paar bomen bij de brug had weggezet. Ze droeg weer de spijkerbroek die haar als gegoten zat, sandalen en een wit katoenen T-shirt dat haar figuur flatteerde. Hij zwaaide en stopte naast haar pick- up.

'Hallo. Leuk je weer te zien. Wat een hitte, hè?' zei hij. Loze opmerkingen, gebabbel dat eromheen draaide. Louter het feit dat hij zich in gezelschap bevond van een vrouw voor wie hij iets voelde, bezorgde hem opnieuw dat bekende ongemakkelijke gevoel. Hij wist nooit goed wat hij moest zeggen, tenzij het over een serieus onderwerp ging. Hoewel hij een goed ontwikkeld, zij het ietwat bizar gevoel voor humor had, was hij ernstig van aard en nam hij alles serieus. Zijn moeder had altijd gezegd dat hij op zijn vierde al volwassen was. Als vakman had hij daar profijt van. Naar zijn zienswijze schoot hij daar in gezelschap van vrouwen zoals Francesca Johnson echter niet zoveel mee op.

'Ik wilde graag kijken hoe jij je foto's maakt. "Schiet", zoals jij het noemt.'

'Nou, dat kun je dan nu aanschouwen, en je zult wel merken dat het nogal saai is. Tenminste, andere mensen vinden het meestal saai. Het is heel anders dan luisteren wanneer iemand piano studeert, dat kun je volgen. Maar bij fotograferen ligt er een lange periode tussen productie en uitvoering. Vandaag doe ik de productie. Als de foto's ergens verschijnen, dan is dat de uitvoering. Het enige wat je zult zien is een hoop gescharrel. Maar je bent van harte welkom. Eerlijk gezegd vind ik het leuk datje bent gekomen.'

Aan die laatste uitspraak klampte ze zich vast. Dat had hij niet hoeven zeggen. Hij had na 'welkom' kunnen zwijgen, maar dat had hij niet gedaan. Hij was oprecht blij haar te zien, dat was duidelijk. Omgekeerd hoopte ze dat hij uit het feit dat ze was gekomen ongeveer hetzelfde afleidde. 'Kan ik je ergens mee helpen?' vroeg ze terwijl hij zijn rubberlaarzen aantrok.

'Je mag die blauwe rugzak dragen. Dan neem ik die bruine en het statief.'

En zo werd Francesca de assistente van de fotograaf. Hij had ongelijk. Er was juist veel te zien. Het was wel degelijk een soort voorstelling, al was hij zich dat niet bewust. Het kwam door wat haar gisteren al was opgevallen en wat deel uitmaakte van zijn aantrekkingskracht voor haar. Zijn gratie, zijn scherpe blik, de beweeglijke spieren in zijn onderarmen. Vooral de manier waarop hij zich bewoog. Vergeleken met hem waren de mannen die ze kende log. Niet dat hij zich haastte. Integendeel, hij haastte zich in het geheel niet. Hij had iets van een gazelle, al zag ze wel dat er kracht school in zijn soepelheid. Misschien had hij meer van een luipaard dan van een gazelle. Ja. Een luipaard, dat was het. De prooi was hij niet. Juist het omgekeerde, vermoedde ze.

'Francesca, geef me de camera met die blauwe band even, alsjeblieft.'

Ze maakte de rugzak open, overdreven voorzichtig met de kostbare apparatuur die hij zo achteloos hanteerde, en pakte de bewuste camera. Er stond NIKON op de chromen omkasting van de zoeker, met een F linksboven de merknaam. Hij zat op zijn knieën aan dc noordoostkant van de brug, met het statief laag opgesteld. Hij stak zijn linkerhand uit, maar bleef door de zoeker kijken. Ze gaf hem de camera en zag hoe zijn hand zich om de lens sloot toen hij hem voelde. Hij drukte het knopje in aan het eind van het kabeltje dat ze gisteren uit zijn vest had zien hangen. De sluiter klikte. Hij spande de sluiter en drukte nogmaals af.

Hij tastte onder het balhoofd van het statief en schroefde de camera los, om hem te vervangen door het exemplaar dat zij hem had aangereikt. Terwijl hij hem bevestigde, keerde hij zijn hoofd naar haar toe en grinnikte. 'Bedankt, je bent een prima assistente.' Ze bloosde een beetje. God, wat had hij toch? Hij was net een wezen dat op de staart van een komeet uit de ruimte was komen aanwaaien en op haar erf was afgezet. Ze dacht: waarom kan ik nu niet gewoon zeggen graag gedaan? Ik voel me een beetje geremd in zijn bijzijn, al ligt dat niet aan zijn manier van doen. Het ligt aan mij, niet aan hem. Ik ben nu eenmaal niet gewend aan de omgang met mensen die zo snel denken als hij. Hij waadde door de beek, om aan de andere kant de oever te bestijgen. Zij wandelde met de blauwe rugzak de brug over en ging achter hem staan, gelukkig, wonderlijk gelukkig. Hier manifesteerde zich een bepaalde energie, een soort kracht, in de manier waarop hij aan het werk was. Hij wachtte niet af wat de natuur deed, hij nam voorzichtig het initiatief en vormde haar naar zijn eigen inzicht om tot ze paste in wat hij voor ogen had.

Hij legde het tafereel zijn wil op, compenseerde veranderingen in het licht met andere lenzen, andere films en af en toe met een filter. Hij verweerde zich niet alleen, hij oefende macht uit door zijn vakmanschap en intellect aan te wenden. Ook boeren oefenden macht uit over hun land, met chemicaliën en bulldozers. Maar in de manier waarop Robert Kincaid de natuur veranderde school veerkracht, zodat de dingen als hij klaar was hun oorspronkelijke vorm weer aannamen. Ze keek naar de spijkerbroek die zich om zijn dijspieren spande toen hij neerknielde. Naar het vaal geworden denim overhemd dat aan zijn rug plakte en het grijze haar dat over de kraag hing. Naar de manier waarop hij hurkte om iets aan zijn apparatuur te verstellen, en voor het eerst in heel lange tijd werd ze alleen al door het kijken naar iemand vochtig tussen haar benen. Toen ze dat voelde keek ze op naar de avondlijke hemel en haalde diep adem. Ze hoorde hem zachtjes vloeken omdat er een filter klem zat en zich niet van een lens liet schroeven.

Hij stak de beek weer over in de richting van de pick-ups, waarbij zijn rubberlaarzen soppende geluiden maakten. Fran- cesca liep de overdekte brug over en toen ze aan de andere kant tevoorschijn kwam, zat hij op zijn hurken, met een camera in de aanslag. Hij drukte af, spande de sluiter en maakte nog een tweede en een derde foto terwijl ze over de weg naar hem toe wandelde. Ze voelde dat ze een beetje verlegen begon te lachen.

'Wees maar niet bang.' Hij glimlachte. 'Ik zal ze nooit zonder jouw toestemming gebruiken. Ik ben hier nu wel klaar. Ik denk dat ik even langs het motel ga om me een beetje op te frissen voordat ik naar jou toe kom.'

'Zoals je wilt. Maar ik heb nog wel een handdoek voor je, en de douche of de pomp, watje maar wilt,' zei ze rustig, ernstig. 'Goed idee. Ga jij maar vast. Ik laad m'n spullen in Harry - dat is mijn pick-up - en dan kom ik ook.'

Ze reed Richards nieuwe Ford achteruit onder de bomen vandaan naar de weg, en ging rechtsaf naar Winterset, waar ze in zuidwestelijke richting afsloeg naar huis. De stofwolken waren zo dicht dat ze niet kon zien of hij volgde, hoewel ze één keer, in een bocht, meende zijn lichten zo'n anderhalve kilometer achter zich te zien, terwijl hij voorthobbelde in de pick- up die hij Harry noemde.

Hij moest het inderdaad zijn geweest, want vlak nadat ze was gearriveerd hoorde ze hem over het pad rijden. Jack sloeg aan, maar werd meteen weer stil, bij zichzelf brommend: Die kerel van gisteravond weer. Zit wel goed. Kincaid nam even de tijd om hem toe te spreken.

Francesca kwam de achterdeur uit. 'Douchen?' 'Dat zou heerlijk zijn. Wijs me de weg maar.' Ze nam hem mee naar boven, naar de tweede badkamer die Richard op haar aandringen had laten maken toen de kinderen groter werden. Dat was een van de weinige keren geweest dat ze voet bij stuk had gehouden. Ze vond het heerlijk om 's avonds uitgebreid een warm bad te nemen en wilde daarbij niet worden gestoord door tieners die kwamen binnenstuiven. Richard gebruikte altijd de andere badkamer; hij zei dat hij zich niet op zijn gemak voelde met al die typisch vrouwelijke spulletjes in haar domein. 'Te vol,' waren zijn woorden. De badkamer was alleen via hun slaapkamer bereikbaar. Ze deed de deur open en pakte een paar handdoeken en een washandje uit de kast onder de wasbak. 'Pak maar wat je nodig hebt.' Ze glimlachte en beet licht op haar onderlip. 'Mag ik misschien wat shampoo nemen? De mijne staat in het motel.'

'Natuurlijk. Kies maar uit.' Ze zette drie flessen op de wasbak, alle aangebroken.

'Dank je.' Hij mikte zijn schone kleren op het bed. Francesca zag de kaki broek, het witte overhemd en de sandalen. De mannen uit de buurt droegen geen van allen sandalen. Een enkeling

uit de stad waagde zich tegenwoordig in een short op het golfterrein, maar de boeren niet. En sandalen? Ondenkbaar. Ze ging naar beneden en hoorde dat de douche werd aangezet. Nu is hij naakt, dacht ze, wat haar een eigenaardig gevoel in haar onderbuik bezorgde.

Eerder die dag, nadat hij had gebeld, was ze naar het zestig kilometer verderop gelegen Des Moines gereden, naar de slijterij. Ze had geen ervaring op dit gebied en vroeg een verkoper naar een goede wijn. Hij had er net zomin verstand van als zij. Ze liep langs de rijen flessen tot ze een label tegenkwam waarop stond VALPOLICELLA. Dat herinnerde ze zich nog van lang geleden. Droge, Italiaanse rode wijn. Ze kocht twee flessen en nog een fles cognac, wat haar een zinnelijk en werelds gevoel gaf.

Vervolgens ging ze in een winkel in het centrum op zoek naar een nieuwe zomerjurk. Ze vond er een, lichtroze met smalle schouderbandjes. De rug was laag uitgesneden, en de voorkant zelfs héél laag, zodat de aanzet van haar borsten zichtbaar was. Om haar middel sloot de jurk met een smalle strik. Ook kocht ze nieuwe witte sandalen, dure, met een platte hak en met de hand versierde, dunne bandjes. Die middag maakte ze paprika's klaar met een vulling van tomatensaus, zilvervliesrijst, kaas en fijngehakte peterselie. Daarna een eenvoudige spinaziesalade met maïsbrood erbij, en een appelmoessoufflé als nagerecht. Alles, op de soufflé na, ging in de koelkast.

Haastig legde ze een zoom in haar jurk, zodat hij tot de knie reikte. In de plaatselijke krant van Des Moines, de Register, had eerder die zomer een artikel gestaan waarin werd verkondigd dat dat dé lengte was dit jaar. Ze had mode en alles wat eraan vastzat altijd een vreemd verschijnsel gevonden, vooral dat iedereen achter alles aanholde wat de Europese ontwerpers voorschreven. Maar deze lengte beviel haar wel, en ze maakte de jurk dan ook korter.

De wijn was een probleem. De mensen in haar omgeving bewaarden hem in de koelkast, maar in Italië hadden ze dat nooit gedaan. Toch was het te warm om hem zomaar op het aanrecht te laten staan. Opeens dacht ze aan het koelhuis van de bron. Daar was het 's zomers een graad of vijftien, en dus zette ze de wijn daar tegen de muur.

Boven werd de douche uitgezet en op hetzelfde moment ging de telefoon. Het was Richard; hij belde uit Illinois. 'Alles goed?' 'Ja.'

'De stier van Carolyn wordt woensdag beoordeeld. De dag daarop willen we nog een paar dingen gaan bekijken. Vrijdag zijn we weer thuis, maar pas laat op de dag.' 'Goed. Veel plezier verder en rij voorzichtig.' 'Frannie, is echt alles goed? Je klinkt een beetje vreemd.' 'Nee hoor, ik heb alleen een beetje last van de warmte. Dadelijk ga ik in bad, daar knap ik van op.' 'Oké. Doe Jack de groeten van me.'

'Ja, dat zal ik doen.' Ze keek naar Jack, die languit op het beton van de achterveranda lag.

Robert Kincaid kwam de trap af en de keuken binnen. Wit button-down overhemd, mouwen opgerold tot vlak boven de elleboog, lichte kaki broek, bruine sandalen, zilveren armband, bovenste twee knoopjes van zijn overhemd open, zilveren ketting. Zijn nog vochtige haar was netjes geborsteld, met een scheiding in het midden. En ze verwonderde zich over de sandalen.

Ik breng mijn werkplunje even naar de pick-up en dan haal ik meteen mijn uitrusting op om het een en ander schoon te maken.'

'Ga je gang. Ik ga in bad.' 'Wil je er een biertje bij?' 'Als je er een over hebt.'

Hij haalde eerst dc koelbox op, pakte er een biertje voor haar uit en maakte het flesje open, terwijl zij twee hoge glazen zocht die als pul konden dienen. Toen hij naar de pick-up terugging om de camera's te halen, liep zij met haar biertje naar boven. Daar constateerde ze dat hij het bad had schoongemaakt, waarna ze een warm bad voor zichzelf liet vollopen. Ze installeerde zich, met haar glas op de grond naast haar, en begon zich te scheren en in te zepen. Een paar minuten geleden stond hij hier nog; zij lag nu op de plek waar het water over zijn lichaam had gestroomd, een gedachte die ze bijzonder erotisch vond. Bijna alles wat met Robert Kincaid te maken had, had voor haar inmiddels een erotisch tintje aangenomen.

Iets heel eenvoudigs zoals een koud glas bier tijdens het bad gaf al zo'n gevoel van luxe. Waarom leefden zij en Richard niet op die manier? Dat kwam onder andere, wist ze, doordat ingewortelde gewoonten verlammend werken. Elk huwelijk, elke relatie, heeft daarvan te lijden. Gewoonte leidt tot voorspelbaarheid, maar voorspelbaarheid heeft ook haar goede kanten; ook daarvan was ze zich bewust. En dan de boerderij. Die vereiste, als een lastige zieke, voortdurende zorg en aandacht, zelfs al maakte de gestage vervanging van mankracht door machines het werk minder vermoeiend dan in het verleden.

Maar er was nog meer aan de hand. Voorspelbaarheid is één ding, angst voor verandering is iets anders. En Richard was bang voor verandering, elke verandering, in hun huwelijk. Over het algemeen wilde hij er niet over praten. Vooral seks was onbespreekbaar. Erotiek was in zeker opzicht gevaarlijk, ongepast in zijn denktrant.

Maar hij was niet de enige die er zo over dacht, en eigenlijk trof hem geen verwijt. Waaruit bestond de barrière die hier tegen de vrijheid was opgeworpen? Niet alleen op hun boerderij, maar in de hele plattelandscultuur. Misschien ook wel in de stadscultuur, trouwens. Vanwaar al die muren en erfscheidingdingen die open, vanzelfsprekende contacten tussen mannen en vrouwen in de weg stonden? Vanwaar het gebrek aan intimiteit, het ontbreken van erotiek?

In de vrouwenbladen werden deze zaken aan de orde gesteld. En vrouwen begonnen verwachtingen te koesteren, niet alleen omtrent de plaats die hun was toebedeeld in het grote geheel der dingen, maar ook omtrent wat zich in de slaapkamers in hun leven afspeelde. Mannen zoals Richard - de meeste mannen, vermoedde ze - voelden zich bedreigd door die verwachtingen. In zekere zin verlangden vrouwen van mannen dat ze dichters en tegelijkertijd onvermoeibare, hartstochtelijke minnaars waren.

Vrouwen zagen daar niets tegenstrijdigs in. Mannen wel. De kleedkamers, vrijgezellenfeestjes, biljartzalen en bijeenkom- sten-zonder-vrouwen in hun leven scherpten bepaalde mannelijke eigenschappen aan waarin poëzie, of alles wat naar gevoeligheid zweemt, geen plaats had. Daaruit vloeide voort dat als erotiek een kwestie van gevoeligheid was, een kunstvorm op zich - en daar was Francesca van overtuigd - deze niet paste in de structuur van hun leven. En zo zette de verstrooiende en uitgekiende dans die hen scheidde zich voort, wat de mannen goed uitkwam, terwijl de vrouwen tijdens de nachten in Madison County zuchtend hun gezicht naar de muur wendden.

De geest van Robert Kincaid zat zo in elkaar dat hij dit alles stilzwijgend begreep. Dat wist ze zeker. Terwijl ze zich afdroogde en de slaapkamer inliep, zag ze dat het al tien uur was geweest. Nog steeds warm, maar het bad had haar opgefrist. Uit de kast pakte ze de nieuwe jurk. Ze streek haar lange zwarte haar naar achteren en zette het vast met een zilveren speld. Grote, ronde zilveren oorringen en een losse zilveren armband die ze ook vanmorgen in Des Moines had gekocht.

Parfum, weer Wind Song. Een beetje lippenstift op haar

Romaanse gezicht met de hoge jukbeenderen, in een tint roze die iets lichter was dan die van de jurk. Haar gebruinde huid, het gevolg van buiten werken in een short met haltertopje, accentueerde het geheel. Haar slanke benen die eronderuit staken waren fraai gevormd.

Ze draaide zich eerst naar links, toen naar rechts, en bekeek zichzelf in de spiegel op het bureau. Meer kan ik er niet van maken, dacht ze. En toen, tevreden, zei ze halfluid: 'Lang niet slecht, hoor.'

Robert Kincaid zat aan zijn tweede biertje en was bezig de camera's in te pakken toen ze de keuken binnenkwam. Hij keek naar haar op.

'Jezus,' zei hij zachtjes. Alle gevoelens, al het zoeken en bespiegelen, een heel leven van voelen, zoeken en bespiegelen, dat alles viel op dat ogenblik samen. En hij werd verliefd op Francesca Johnson, boerenvrouw, afkomstig uit Madison County, Iowa, en lang daarvoor uit Napels. 'Ik bedoel...' Zijn stem klonk een beetje onvast, een beetje bruusk. 'Als ik zo brutaal mag zijn: je ziet er schitterend uit. Zo schitterend datje alle mannen het hoofd op hol kunt brengen. Ik meen het. Je bent uitgesproken elegant, Francesca, in de zuiverste zin van het woord.'

Zijn bewondering was oprecht, dat voelde ze wel. Ze genoot ervan, koesterde zich erin, liet zich erdoor overspoelen tot in de poriën van haar huid, als door zachte olie uit handen van een godheid die haar jaren geleden had verlaten maar nu was teruggekeerd.

En onder de betovering van dat ogenblik werd ze verliefd op Robert Kincaid, fotograaf-auteur, uit Bellingham, Washington, die rondreed in een ouwe pick-up die Harry heette.