– 11 –
De man die op de speeddatingsessie met haar had gepraat, had haar zo vernederd dat ze erover dacht het helemaal op te geven. Hij was de derde met wie ze had gesproken. Hij oefende geen enkele aantrekkingskracht op haar uit, maar hij was er nu eenmaal, stond daar in zijn eentje met een glas in zijn hand, en ze ging naar hem toe omdat alle anderen al paren hadden gevormd. Ze stelde zich weer voor als Pam en hij zei dat hij Keith heette. De toon waarop hij dat zei, was droog en neerbuigend, alsof ze eigenlijk niet het recht had hem naar zijn naam te vragen.
‘Ben je ooit eerder naar speeddating geweest?’ Dat was bij de vorige twee mannen haar openingszin geweest.
Hij gaf geen antwoord. Hij bekeek haar van top tot teen. ‘Een beetje oud voor dit soort dingen, hè? Waarom haalt iemand als jij het in zijn hoofd om hierheen te komen?’
Ze voelde dat ze bloosde en schaamde zich daarvoor. ‘Ik ben zesenvijftig. Hoe oud ben jij?’
‘Voor mannen is het anders, hè?’ zei hij. ‘Een man van zesenvijftig is niet oud. Die is in de kracht van zijn leven. Terwijl een vrouw...’ Hij maakte zijn zin niet af en keek om zich heen. ‘Tijd om naar de volgende gelukkige dame te gaan,’ zei hij, en liep weg.
Ze was niet naar de volgende gelukkige heer gegaan, maar naar huis. Beatrix zat waar ze haar had achtergelaten, langzaam handenwringend. Pamela schonk een driedubbele gin met heel weinig tonic voor zichzelf in. De woorden die de man die Keith heette had gebruikt, galmden nog in haar oren. Het was of er een stem in haar hoofd zat die herhaalde wat hij had gezegd.
Ze zou al dat gedoe moeten opgeven. Per slot van rekening was ze er nu al drie jaar mee bezig, af en aan. Ze had het soms maandenlang niet gedaan, maar ze begon er steeds weer aan. Toch had ze nooit iemand ontmoet die haar hart ook maar enigszins vlugger had laten slaan of haar had laten uitroepen: ‘O, ja, já!’ Er was nooit iemand geweest die blijkbaar zo dacht als zij of die de dingen wilde doen die zij deed of dezelfde boeken las of van dezelfde soort muziek hield. Daarentegen was tot nu toe niemand van hen onbeschoft tegen haar geweest; niemand had haar beledigd. Bij de meesten was het nooit tot het liefdesspel gekomen. Van diegenen die wel zo ver waren gekomen, waren er vier impotent geweest – twee van hen hadden gezegd dat hun impotentie haar schuld was – hadden drie zich tijdens het liefdesspel zo haastig en ruw gedragen dat ze het woord tot een aanfluiting maakten, en had één haar aan zijn hometrainer willen ketenen en haar lichaam met tomatensoep willen beschilderen.
Ze had vaak tegen zichzelf gezegd wat ze wilde. Een man van ongeveer haar eigen leeftijd (haar gevórderde leeftijd); niet uitermate knap maar wel aantrekkelijk voor haar; iemand die een goed gesprek kon voeren; grappig en intelligent was; iemand die graag naar de schouwburg ging en die met haar wilde uitgaan en de nacht bij haar wilde doorbrengen; soms een weekend met haar wegging; iemand die haar beste vriend wilde zijn. O, en die frase waarvoor ze zich zelfs schaamde als ze hem in gedachten uitsprak, ‘een goede minnaar’. Was dat te veel gevraagd? Blijkbaar wel. Daarom kon ze het net zo goed opgeven en op de dorre woestijn van de echte ouderdom uitkijken.
Totdat ze in de krant over ‘romantisch wandelen’ las. Je meldde je voor romantisch wandelen aan door een formulier op internet in te vullen. Pamela keek er argwanend naar. Ze vroegen je naar je geboortedag, de kleur van je ogen en je haar, en misschien niet precies naar je gewicht, maar wel of je slank, goedgebouwd of te zwaar was. Nou, er was heus niemand die publiekelijk, op een website, zou toegeven dat hij dik was. Als ze niet een beetje overgewicht had maar echt dik was, zou ze de strijd meteen staken, zoals ze al vaak van plan was geweest.
De romantische wandelaars kwamen in een café bij elkaar. De groep waarbij Pamela was ingedeeld, kwam bijeen in de Eagle and Child in een dorp in de buurt van Epping waar je alleen met de auto of met een taxi vanaf station Blake Hall kon komen. Er gingen niet veel Central Line-metro’s naar Blake Hall en ze moest meer dan een halfuur wachten tot er een kwam. De Eagle and Child lag nog net binnen loopafstand, maar niet als je daarna nog enkele uren romantisch wandelen voor de boeg had. Ze moest weer op een taxi wachten. De meeste waren bezet doordat ze romantische wandelaars naar het café brachten. Ze zat voor het station en maakte zich zorgen over haar zus, die ze alleen had achtergelaten nadat ze er eerst op had toegezien dat ze haar pil innam. Ismay of Heather had wel bij Beatrix willen zitten of op zijn minst een paar keer bij haar willen kijken, maar Pamela vond dat ze het hun niet kon vragen. Niet nu Heather de volgende dag ging trouwen.
Het motregende een beetje. Als ze verstandig was, dacht Pamela, gebruikte ze haar retourkaartje nu meteen en ging ze terug naar Londen. Maar de taxi kwam en de chauffeur vond het helemaal niet vreemd dat ze hem vroeg haar naar de Eagle and Child te brengen. Binnen zat een groep van tien mensen, vijf mannen en vijf vrouwen, al broodjes te eten en bier en cola light te drinken. Een ogenblik vroeg Pamela zich af waarom ze met zijn elven waren, maar toen besefte ze dat een van de vrouwen de gids of organisator moest zijn. Dat was degene die nadrukkelijk op haar horloge keek voor ze glimlachte en Pamela aan de anderen voorstelde.
Ze waren allemaal tussen de vijftig en de zestig. Ze zagen er allemaal fit en energiek uit. Met een licht paniekgevoel waarvan ze hoopte dat het niet te zien was, besefte ze dat ze verreweg de zwaarste van de vrouwen was. Ze droegen allemaal een spijkerbroek of een broek van modieuze snit; alleen zij had een rok aan. Ze had helemaal geen honger. Ze voelde zich een beetje misselijk, maar toch nam ze een broodje en dronk ze wat water.
‘Tijd om koppels te maken,’ zei de organisator. ‘Nou, Marilyn, jij hebt gepraat met Bill hier, dus daar leid ik uit af dat jullie graag in elkaars gezelschap zijn. Ga maar op pad. Hebben jullie de kaarten? Bedenk wel dat jullie hier precies om vier uur terug moeten zijn.’
Een erg magere vrouw en de kleinste en dikste man gingen nogal schaapachtig op weg. Na hun vertrek bleven er twee onopvallende mannen over, en een lange slanke kromme man en een even lange donkere man met een baard. Die was verreweg de aantrekkelijkste, dacht Pamela. De overgebleven vrouwen leken ouder. Een van hen had helemaal wit haar, een ander was zwaar opgemaakt, en de derde had duidelijk een vals gebit dat steeds weer in het zicht kwam. Die werd vlug aan de lange kromme man gekoppeld. Zo te zien waren ze daar geen van tweeën erg blij mee.
De organisator liet haar blik over de resterende zes personen gaan. Pamela was er zeker van dat de vrouw een hekel aan haar had omdat ze een beetje te laat was gekomen en zich niet had verontschuldigd. Ze verwachtte dat haar de onopvallende kalende man zou worden toebedeeld en wachtte somber af.
‘Nou, Pamela, of Pam, zoals je wel genoemd zult willen worden, ik zag je naar Ivan hier kijken, dus waarom gaan jullie niet samen?’
Ongetwijfeld waren er momenten geweest waarop Pamela zich nog meer had gegeneerd, maar die kon ze zich niet herinneren. Met een rood hoofd stond ze op.
‘Hebben jullie de kaarten? Om vier uur terug, alsjeblieft.’
Als hij nou alleen maar wilde glimlachen, dacht Pamela. Als hij nou maar liet zien dat het hem niet tegenstaat om twee uur met mij door te brengen. Maar misschien staat het hem echt tegen, misschien...
‘Kom,’ zei hij, en toen: ‘Kop op.’
Hij ging een stap terug om haar te laten voorgaan door de deuropening. Het regende niet meer. Groene velden en bossen strekten zich voor hen uit. ‘Ik hoopte dat jij het zou worden, Pam,’ zei hij toen ze een voetpad langs een weiland en een heg namen. ‘Die anderen waren van die trutten. Ik kon het bijna niet geloven.’
In de opwinding van dat compliment vergat ze dat ze niet van mannen hield die vrouwen trutten noemden, en dat ze er ook niet van hield om Pam genoemd te worden. Even later had hij haar gevraagd iets over haarzelf te vertellen.
‘En laat me je nu dan iets over mezelf vertellen, Pam,’ zei hij.
Ze trouwden stilletjes en snel. Heather durfde niet eens naar haar zus te kijken tot het voorbij was. Maar Ismay hield droge ogen, al glimlachte ze niet veel. Er stond een huurauto klaar om hen allen naar het restaurant in Marylebone High Street te brengen waar Irene met alle geweld naartoe had gewild. Toen ze daar aankwamen, verwachtte Edmund dat zijn moeder daar zou zijn en misschien ook Heathers tante Pamela. Ze waren er allebei en zaten onbehaaglijk naar elkaar te kijken. Eveneens aanwezig waren Joyce en Duncan Crosbie, Barry Fenix de buurman in Chudleigh Hill, en Avice Conroy. Marion Melville zou er ongetwijfeld ook zijn geweest, zei Edmund later tegen Heather, als ze niet op Avices konijnen had moeten passen. Hij was wit van woede, maar ze konden niets anders doen dan op hun plaatsen gaan zitten en vriendelijk zijn. Gelukwensen werden gebruld of gemompeld door alle gasten, die daarbij naar de trouwcadeaus wezen die ze hadden meegebracht en op een afzonderlijke tafel hadden gelegd die het restaurant ter beschikking had gesteld.
Edmund kuste zijn moeder niet. Het lukte hem nog wel naar haar te glimlachen en haar te bedanken voor het cadeau van het grootste formaat, dat nog ongeopend was, en voor het buitengewoon lelijke parelsnoer dat ze voor Heather had gemaakt. Onder de tafel pakte hij Heathers hand vast en gaf er zo’n harde kneep in dat ze een zacht gilletje slaakte. Hij fluisterde: ‘Sorry,’ en ze fluisterde terug: ‘Ik hou van je.’ En dat maakte alles goed, zelfs dat hij dit stel op zijn bruiloft had. Er werd champagne geserveerd. Hij moest toegeven dat zijn moeder het niet slecht had geregeld. Joyce vroeg hem of Heather en hij al binnenkort in hun eigen woning konden trekken, en hij moest zeggen: ‘Nee, eigenlijk niet. Als het zo doorgaat, kan het wel het eind van de zomer worden.’
‘Ze zijn erg graag bij mij,’ zei Irene met haar harde, autoritaire stem. ‘De kamers die ze hebben, zijn praktisch een woning op zich. Nu ze getrouwd zijn, zie ik eigenlijk geen reden waarom ze daar niet gewoon kunnen blijven. Waarom zouden ze nog langer op dat appartement wachten? Ik kan hun altijd een extra kamer geven als ze die nodig hebben.’
En toen verraste – en verblijdde – Heather hem. Met haar kalme, zorgvuldige stem zei ze: ‘Het is aardig van je, Irene, om ons aan te bieden bij je te blijven wonen, maar we gaan weg. We huren een flatje tot we ons eigen appartement hebben.’
Dat had hij al die tijd al gewild. ‘Zodra ik iets heb gevonden wat ons aanstaat,’ zei hij.
‘Dus als jullie terug zijn van jullie huwelijksreis?’ Barry Fenix, in een wit Nehru-jasje en een nogal strakke broek, sprak die woorden op een schalkse en nogal meesmuilende manier uit, alsof er iets heel ondeugends aan zo’n vakantie was.
‘We gaan niet op huwelijksreis,’ zei Edmund. ‘Nog niet. Niet voordat we zeker weten waar we gaan wonen.’ Hij glimlachte naar Heather en keek in haar ogen. ‘Zodra we een woning hebben, gaan we ergens heen waar het geweldig is. Ergens aan de andere kant van de wereld,’ voegde hij eraan toe alsof hij daar op dat moment ook graag zou zijn geweest.
‘India,’ zei Barry. ‘Daar moet je heen. Kerala of Goa.’
‘De Seychellen.’
‘Of Tahiti.’
‘Patagonië is het de laatste tijd helemaal,’ zei Avice, die nooit ten westen van Cornwall of ten oosten van Innsbruck was geweest.
‘We zullen zien,’ zei Edmund, en nadat hij had gezegd dat er geen toespraken werden gehouden, sneed hij met Heathers hand over de zijne de taart aan die een ober had binnengedragen op de klanken van de Bruidsmars uit Lohengrin .
Ismay, die erg weinig had gegeten, knabbelde aan haar stuk van de taart. Ze dacht onvermijdelijk aan Andrew, aan een situatie waarin de rollen omgekeerd waren en zij Heather en Andrew Edmund was. Dit was een goed restaurant. Ze hadden hier hun receptie (of hoe je dat ook noemde) kunnen houden. Maar natuurlijk zou hij voor bijvoorbeeld La Gavroche hebben gekozen. Hij zou daar nu met Eva Simber zijn. De tranen welden in haar ogen op en ze excuseerde zich en stond op om naar de damestoiletten te gaan. Daar huilde ze zachtjes in de geparfumeerde tissues met reliëfversiering van het restaurant, en daar vond Heather haar.
‘O, Issy, wat is er? Nee, ik weet het. Nog steeds Andrew, hè?’
‘Niet “nog steeds”. Altijd. Het zal altijd Andrew zijn. Stel je voor dat jij mij was en dat Edmund jou had verlaten.’
Er gleed een schaduw over Heathers gezicht, maar ze zei niets en omhelsde Ismay. Na een tijdje gingen ze terug naar het feest. Iedereen kon zien dat Ismay had gehuild. Haar ogen waren rood en haar make-up was vlekkerig uitgelopen, zodat Avice op weg naar huis tegen Joyce zei dat ze toch had gehoord dat Heathers zus er zo goed uitzag. De mensen aan de tafel deden alsof er niets was gebeurd, behalve Irene, die op de toon van een ouderwetse hoofdzuster vroeg: ‘Is er iets mis?’
Niemand gaf antwoord. Heather keek haar aan en zei: ‘Edmund en ik willen u bedanken omdat u dit voor ons doet. Het was geweldig. En nu willen we graag onze cadeaus uitpakken.’
Met hun taxi vol beddengoed, een ontbijtservies, een mixer, een espressoapparaat en de magnetron die ze van Irene hadden gekregen, gingen Heather en Edmund naar Chudleigh Hill terug.
‘We hadden je moeder moeten meenemen,’ zei Heather.
‘Jakkes,’ zei Edmund, en hij kuste haar.
‘Het is beter dan dat we vijanden zijn, nietwaar?’
‘O, veel beter. Meende je dat, over dat verhuizen?’
‘Natuurlijk. We beginnen morgen met zoeken, als jij dat nog steeds wilt.’
Toen ze hoorden dat Irene uitging, door Joyce en Duncan op een bioscoopje en een diner getrakteerd, gingen ze behoedzaam naar beneden, alsof ze kinderen waren die een verboden kamer binnengingen. ‘Alsof we denken dat ze niet echt is uitgegaan,’ zei Edmund, ‘of zich door Duncan bij de achterdeur laat afzetten.’
In de hal stond Heather stil en keek naar hem op alsof ze hem een erg gewaagde vraag wilde stellen. ‘Kunnen we niet zelf ook uitgaan, Ed? Kunnen we niet ergens gaan eten? Zou je dat erg vinden?’
‘Ik zou het helemaal niet erg vinden, maar ik sta op champagne. Weer naar boven dan maar?’
‘Ik zou hier graag een paar minuten willen blijven. Nou, een halfuur. Zolang als nodig is.’
Heather liep Irenes huiskamer in en trok haar jas uit. Ze hield hem over haar arm alsof ze bang was dat ze hem over een stoel zou laten liggen en op die manier een spoor voor haar schoonmoeder zou achterlaten.
‘Hier, geef mij maar,’ zei Edmund, en hij bracht de jas naar de hal.
Toen hij terugkwam, stond Heather voor de boekenkast. ‘Ik kan het niet vinden,’ zei ze. ‘Ik denk dat ze het niet heeft.’
‘Wat zoek je?’
‘Het boek waarover ik je vertelde. Tess of the d’Urbervilles .’
‘Waarom? Wil je het weer lezen?’
Ze gaf geen antwoord. ‘Ga zitten,’ zei ze. ‘Ga tegenover me zitten.’
‘Ik ga náást je zitten.’
‘Nee. Ga tegenover me zitten. Want als je naast me gaat zitten, ga je misschien van me vandaan. En dat zou het ergste van de wereld zijn.’
‘Heather,’ zei hij, ‘wat is er? Wat is er aan de hand? Kunnen we niet weer naar boven gaan om onze champagne te drinken? Dit is onze trouwdag.’
Ze knikte langzaam, haar lippen op elkaar, alsof ze aan iets dacht wat gebeuren moest, nú gebeuren moest, deze avond, iets wat ze graag had willen uitstellen maar niet langer uit de weg kon gaan. ‘Dat boek,’ zei ze. ‘ Tess of the d’Urbervilles , gaat over een arm meisje dat een verhouding heeft gehad met een rijke man die haar heeft verleid. Nou ja, eigenlijk heeft hij haar verkracht. En dan wordt ze verliefd op een man die Angel Clare heet – kun je je een man voorstellen die Angel heet? – en ze trouwen. En op de avond van hun trouwdag – zoals die van ons vanavond – bekent hij haar dat hij een geliefde heeft gehad, en dan denkt zij dat zij hem ook over een vroegere geliefde kan vertellen, maar dat is niet zo. Hij wil haar niet vergeven en hij verlaat haar. Die avond al.’
Edmund lachte niet, maar zou wel willen lachen. ‘Lieve Heather,’ zei hij, ‘wanneer was dat? Honderdvijftig jaar geleden? Wat geven mensen tegenwoordig nog om dat soort dingen? Ze zijn er trots op. Die zuster in de hospice, hoe heet ze, Rebecca, hield laatst een soort enquête om na te gaan wie van de meisjes met de meeste mannen had geslapen. Trouwens,’ voegde hij eraan toe, ‘wij hebben elkaar al over onze relaties verteld... en we zouden niet hoog scoren op Rebecca’s lijst.’
‘Daar wil ik je niet over vertellen,’ zei Heather. Haar gezicht was ernstiger dan hij het ooit had meegemaakt. ‘Weet je, Angel zegt dat ze hem alles kan vertellen, wat het ook is. Het doet er niet toe. Maar als ze het hem dan vertelt, doet het er wel toe. Begrijp je waar ik heen wil?’
‘Wat het ook is,’ zei Edmund, en hij boog zich naar haar toe en pakte haar hand vast, ‘het is goed.’
‘O ja? O ja?’ Plotseling sprong ze overeind. Ze pakte zijn hand vast en trok hem ook omhoog. ‘Het is niet de moeite waard om het je te vertellen. Het is belachelijk. Laten we toch uitgaan. Kan dat?’
‘Op je trouwdag kan alles.’