De strandbutler
De vrouw was slank en pezig, donkerbruin van de zon, en ze droeg een te kleine bikini. Haar haar zag er al lang niet meer uit als haar, maar als een vale, droge ragebol. Toen ze uit de zee kwam, uit de bulderende brandingsgolf, zwaaide ze met haar armen en schreeuwde. Zo te horen was ze iets of iemand kwijtgeraakt. Alison, in haar strandstoel met gestreepte luifel (te huur voor zes dollar per ochtend of tien dollar per hele dag), zag haar aankomen. Ze zag dat de mensen zich om haar heen verdrongen, hoorde woedende, klaaglijke stemmen, maar hoorde niet wat ze zeiden.
Zoals altijd was de hemel wolkeloos blauw en was de zee net iets donkerder blauw. De Stille Oceaan, al was hij niet zo stil en vredig, dat leek alleen maar zo. Niet ver van de kust verhief zich een grote golf uit zee, om vervolgens neer te storten op wie daar op dat moment ook maar was, een waterval van overweldigend, verbijsterend, onstuitbaar water, zodat je omviel voordat je wist wat er gebeurde. Precies zo'n golf was op de vrouw met de witte bikini neergestort. Toen ze overeind was gekrabbeld, was ze blijkbaar gewond geraakt of had ze iets verloren.
Alison was alleen, kende niemand daar, kon niemand iets vragen. Ze legde haar hoofd weer op het kussen, schoof haar zonnebril recht en keek weer in haar boek. Ze had niet meer dan een alinea gelezen toen ze iemand met een beleefde stem hoorde vragen of ze iets wenste. Kon hij haar iets brengen?
Toen ze zijn - tja, hoe moest je het noemen, zijn beroep? -voor het eerst hoorde, toen ze voor het eerst hoorde dat hij de strandbutler werd genoemd, had ze moeten lachen, ze had het bijna niet kunnen geloven. Ze dacht aan de gezichten thuis als ze het vertelde. De strandbutler. Bij dat woord zou je denken aan een oudere man met een buikje, iemand in een witte smoking met een gestreepte broek en patentlederen puntschoenen, een soort Hercule Poirot. Maar zo zag Agustin er helemaal niet uit. Hij was jong en aantrekkelijk, hij was bedachtzaam en hoffelijk, en hij droeg een korte broek en witte sportschoenen. Zijn T-shirt was altijd sneeuwwit en smetteloos, blijkbaar trok hij meermalen per dag een nieuw aan. Ze vroeg zich af wie ze voor hem waste. Zijn moeder? Zijn vrouw?
Hij stond glimlachend bij haar, met zijn blocnote in de aanslag. Ze kon het zich eigenlijk niet permitteren om iets te bestellen, ze had niet geweten dat drankjes, lunches en extra dingen zoals deze strandstoel met luifel niet bij de prijs van de reis waren inbegrepen. Aan de andere kant kon ze ook moeilijk doen alsof ze nooit iets te drinken wilde. 'Een cola-light dan maar,' zei ze.
'Iets eten, mevrouw?'
Het liep blijkbaar tegen lunchtijd. 'Misschien wat chips.'
Agustin schreef het op zijn blocnote. Hij sprak vrij goed Engels, maar alleen, vermoedde ze, als het over eten en drinken ging. Toch wilde ze het proberen. 'Wat is er met die vrouw?'
'Die vrouw?'
'Die zo schreeuwde.'
'O. Ze verloor haar...' Hij nam zijn toevlucht tot mime, stak zijn handen omhoog, maakte een ring van zijn vingers om zijn pols. 'De zee neemt... die dingen.'
'Een armband, bedoel je? Ringen?'
Alles. De zee neemt. Armband, ringen, deze...' Hij bracht zijn handen naar zijn oorlellen.
Alison schudde glimlachend met haar hoofd. Ze had weleens gezien dat iemand met een zonnebril de branding inging en er zonder zonnebril weer uitkwam. Maar sieraden...!
'Eén cola-light, één chips,' zei hij.
'Suitenummer, alstublieft?'
Zes-nul-zeven.'
Ze tekende het bonnetje. Hij liep door naar het echtpaar dat op een stel stoelen onder een gestreepte parasol zat. Het waren hier allemaal echtparen en gezinnen. Toen ze hiervoor hadden gekozen, zij en Liz, hadden ze dat niet verwacht. Ze hadden verwacht dat er veel jonge, ongebonden mensen zouden zijn. Toen had Liz blindedarmontsteking gekregen en had ze de reis moeten afzeggen. En Alison was alleen gegaan. Ze had betaald, ze kon het zich niet veroorloven om niet te gaan, en ze had het zelfs wel een opwindend vooruitzicht gevonden. Vooral Amerikanen, had de man van het reisbureau gezegd, en ze had zich types als Tom Cruise voorgesteld. Amerikaanse mannen waren allemaal groot en in films waren ze allemaal knap. In het vliegtuig had ze gefantaseerd over ontmoetingen met zulke mannen. Nou ja, een ontmoeting met één zo'n man.
Maar er waren geen mannen. Of beter gezegd, er waren een heleboel mannen van allerlei leeftijden, en ze waren groot en ook aantrekkelijk genoeg, maar ze waren allemaal getrouwd of hadden een vriendin bij zich, en de meesten van hen waren huisvaders. Alison had nog nooit zoveel kinderen bij elkaar gezien. 's Avonds was het rustig. Het werd dan geleidelijk stiller, omdat alle ouders in hun suites verdwenen - er waren hier geen kamers, alleen suites - om bij hun slapende kinderen te zijn. Om tien uur hield de band op met spelen, want dan moesten de kinderen slapen. Het restaurantpersoneel bracht de tafels dan naar binnen en de bar ging dicht.
Ze was die eerste avond naar het strand gelopen, waar ze lichtjes had verwacht, rondwandelende mensen, zelfs een barbecue. Maar het was donker en stil geweest, er was niemand op het strand, alleen de butler, die de rommel van die dag uit het zand haalde, de blikjes, chipszakken en sigarettenpeuken.
Hij bracht haar de cola-light en de chips. Hij glimlachte naar haar, zijn tanden waren zo wit als zijn T-shirt. Ze had plotseling zin om een gesprek met hem te beginnen. Ze wilde dat hij in een stoel naast haar kwam zitten en tegen haar praatte, zodat ze niet alleen was. Ze dacht erover om hem te vragen of hij al had geluncht, of hij iets met haar wilde drinken, maar toen ze de woorden in haar gedachten had geformuleerd, was hij al doorgelopen. Hij liep naar het groepje dat bij de vrouw stond die geschreeuwd had.
Alison had van haar moeder en vader en van de badmeester van het schoolzwemmen geleerd dat je nooit binnen twee uur nadat je hebt gegeten in zee of het zwembad moet gaan. Maar een week geleden had ze in een blad gelezen dat die theorie achterhaald was, je mocht meteen na het eten gaan zwemmen, als je dat wilde. Trouwens, een zakje chips was geen maaltijd. Ze had het erg warm; het was de warmste tijd van de dag.
Toen ze zichzelf in een van de vele spiegels in haar suite had bekeken, vond ze dat ze er in haar zwarte bikini net zo goed uitzag als andere vrouwen. Beter dan de meeste zelfs. In ieder geval was ze slanker, en ze zou nog slanker worden, want ze kon het zich niet veroorloven veel te eten. Alleen waren veel vrouwen op het strand jonger dan zij, zelfs die met twee of drie kinderen. Of ze zagen er jonger uit. Als ze zoiets dacht, kwam er paniek in haar op, een golf van paniek die haar als fysieke pijn omklemde. En de woorden die dan in haar opkwamen, waren 'oud' en 'arm'. Ze liep naar de waterkant. Ze liep met zichzelf te pronken, hoopte dat ze naar haar keken. Toen liep ze vlug het heldere, warme water in.
Een golf sloeg tegen haar voeten. Tegen de tijd dat de volgende golf zich uit zee had verheven en zich bulderend en schuimend neerstortte, was ze al buiten bereik. Er waren haaien, maar die bleven op duizend meter van het strand en ze was niet bang. Ze zwom, dreef op het water, zwom weer. Een man en een vrouw, allebei met een zonnebril, zwommen samen de zee in, omhelsden elkaar, begonnen elkaar hartstochtelijk te kussen terwijl ze watertrappelden. Alison wendde zich af en keek naar het hotel. Ze zag alles liever dan die twee.
In de reisbrochure had het hotel er heel anders uitgezien, meer goudkleurig dan rood. De bergen op de achtergrond hadden lang niet zo grimmig geleken. Het hotel had er niet uitgezien als wat het was: een baksteenrood gebouw in een baksteenrode woestijn. De gazons eromheen waren niet van kunstgras, maar wel van het soort gras dat nooit groeide en dus niet gemaaid hoefde te worden. Het gras kreeg 's nachts water. Niemand wist waar dat water vandaan kwam, want er waren geen rivieren of reservoirs en het regende nooit. Aan alle balkons hingen felgekleurde bloemen, rood, roze, purper, oranje, en de kolossale bloembakken stonden vol hibiscus en strelitzia. Maar buiten het terrein van het hotel groeiden alleen maar cactussen, sommige als zwaarden en sommige als etensborden met stekels. Kn dwars door de woestijn liep de witte weg die van het vliegveld kwam en die ergens anders naartoe liep.
Alison liet zich meevoeren door de zee, schatte de snelheid van de golven in, liet er een over haar heen gaan en vluchtte toen door het golfdal weg, net op tijd voordat de volgende kwam. Het stel dat aan het zoenen was geweest, had allebei hun zonnebrillen verloren. Ze zag ze klagen en naar Agustin gebaren, alsof hij verantwoordelijk was voor de kracht van de zee.
Het werd eb. Vier kleine jongens en drie meisjes begonnen een zandkasteel te bouwen van het vochtige, stevige zand. Ze hield niet van die kinderen, ze waren lastig, het laatste dat ze wilde was dat ze tegen haar praatten of haar aardig vonden, maar ze brachten haar wel op de gedachte dat als ze niet opschoot ze nooit kinderen zou hebben. Het zou te laat zijn, het werd elke minuut later. Ze droogde zich af en gooide de gebruikte handdoek in de bak bij het paviljoen van de strandbutler. Agustin was bezig snorkels uit te delen aan de aantrekkelijkste man op het strand en zijn beeldschone vriendin. Nou ja, de aantrekkelijkste man op Agustin na.
Hij zwaaide naar haar en zei: 'Een prettige dag, mevrouw.'
De uren kropen voorbij. Met Liz erbij zou het ondanks het gebrek aan beschikbare mannen heel anders zijn geweest. Als je iemand had om mee te praten, kon je niet zoveel nadenken. Alison zou liever helemaal niet hebben nagedacht, maar ze kon het niet helpen. Ze besefte dat ze alleen was en dat ze blijkbaar de enige alleenstaande in het hele hotel was. Ze dacht aan wat deze vakantie kostte. Een deel daarvan had ze al betaald, maar nog niet alles.
Toen ze was aangekomen, hadden ze om een afdruk van haar creditcard gevraagd, en die had ze gegeven, want ze wist niet hoe ze moest weigeren. Ze stelde zich voor hoe een afbeelding van haar lichtblauw met grijze creditcard een computerscherm opvulde en hoe ieder drankje dat ze dronk, ieder stukje pizza dat ze at, iedere handdoek die ze gebruikte, iedere strandstoel waar ze op zat, iedere video waar ze naar keek, een rood vlekje op het pastelkleurige oppervlak achterliet, totdat de hele kaart rood was. Net zo lang tot de kaart barstte of alarmbellen gingen rinkelen en de computer het hele scherm met 'nee, nee, nee' vulde.
Ze ging op het enorme bed liggen en viel in slaap. De airconditioning hield de temperatuur op het niveau van een gemiddelde januaridag in Engeland; ze moest de dikke gewatteerde deken over zich heen trekken. Die deken voelde glad en koud aan, niet prettig. Buiten brandde de zon op het balkon. Het licht schitterde zo fel op de ruiten dat ze er niet naar kon kijken. Doordat ze nu sliep, zou ze vannacht niet goed slapen, maar ze kon niets anders verzinnen. Ze werd net op tijd wakker om de zon te zien ondergaan. Het leek of de zon in de zee zakte of erdoor werd opgeslokt, als een roodheet ijzer dat in water wordt gestoken. Ze kon hem bijna horen sissen. Een lichte wind liet de dunne palmbomen deinen.
Na het diner - pasta met salade en fruitsalade en een glas huiswijn, de goedkoopste dingen op het menu - en nadat ze bij het zwembad had gezeten met de koffie, die gratis was - ze schonken je kopje steeds weer vol - ging ze naar het strand. Ze wist nauwelijks waarom. Misschien deed ze het omdat het op dit uur van de dag in het hotel niet meer uit te houden was: alle gasten gingen naar hun kamers, met vermoeide kinderen op hun arm, of hand in hand, of met een arm om elkaars middel, zo duidelijk op weg naar het liefdesspel dat het niet fatsoenlijk meer was.
Ze liep over de lichtgekleurde paden, onder de palmen, tussen de bakken met bleekgetinte bloemen, waaruit nu alle kleur was weggetrokken. Ze ging de treden af naar het pas opgeruimde strand, de pas aangeveegde rode rotsen. De strandstoelen waren allemaal opgeborgen, de parasols ingeklapt, de luifels opgevouwen. Het was warm en windstil en de lucht rook naar niets, zelfs niet naar zout. Bij het water liep de strandbutler langzaam in het bleke maanlicht. Hij duwde iets voor zich uit dat er op die afstand als een kleine stofzuiger uitzag.
Ze liep naar hem toe. Het was geen stofzuiger maar een metaaldetector. 'Je zoekt zeker naar de sieraden die mensen verliezen,' zei ze.
Hij keek haar aan en glimlachte. 'Wij vinden nooit iets.' Hij stak zijn hand in de zak van zijn korte broek. 'Alleen dit.' Kleingeld, meest Amerikaans, een handvol stuivers, dubbeltjes en kwartjes met zand eraan.
'Mag je dat houden?'
'Dit geld? Natuurlijk. Wie weet wie het heeft verloren?'
Maar sieraden, als je die vond, zouden ze dan van jou zijn?' Hij zette de detector af. 'Ik ben klaar.' Hij dacht er blijkbaar over na en begon toen te lachen.
Uit die lach kon ze plotseling zoveel afleiden dat ze versteld stond van haar eigen invoelingsvermogen. Zijn lach, de klank ervan, de ongelooflijke ondertoon die erin doorklonk, vertelde haar zijn hele leven, zijn armoede, het geluk dat hij deze baan had, de waarde die vijf dollar aan kleingeld voor hem had, zijn hebzucht, zijn angst, zijn nimmer aflatende verbazing over de gewoonten van die rijke mensen. Er was veel uit die lach af te leiden, maar ze wilde zekerheid hebben. En tegelijk voelde ze een intens verlangen naar hem, een verlangen dat ook medelijden en betrokkenheid omvatte. Ze vergat dat ze voorzichtig moest zijn, vergat die creditcard. 'Is er iets te drinken in het paviljoen?'
Hij was opgehouden met lachen. Hij glimlachte nog vaag, zijn hoofd een beetje schuin. 'Er is wijn, ja. Er is rum.'
' Ik wil je graag op iets te drinken trakteren. Kan dat?'
Hij knikte. Ze had gedacht dat het paviljoen gesloten was en dat hij een deur zou moeten openmaken en een luik zou moeten optrekken, maar het was nog open. Het bleef geopend voor de gezinnen, al kwamen die na zes uur niet meer. Hij pakte twee glazen van een plank.
'Ik wil geen wijn,' zei ze. 'Ik wil iets echts te drinken.
Hij schonk tequila in hun glazen, met sodawater erbij in het hare. Dat van hem dronk hij in één teug leeg en hij schonk zich meteen nog eens in. 'Suitenummer, alstublieft,' zei hij.
Ze vond het een beetje onaangenaam dat hij dat vroeg. 'Zes-nul-zeven,' zei ze. Ze durfde niet te lezen wat het kostte, en tekende het briefje. Hij nam het van haar over en raakte haar vingers met de zijne aan. Ze vroeg hem waar hij woonde.
'In het dorp. Het is vijf minuten.'
'Heb je een auto?'
Hij begon weer te lachen. Hij nam de tequilafles mee toen hij het paviljoen uitliep. Toen hij de rolluiken had dichtgetrokken en op slot had gedaan en de deur ook had afgesloten, pakte hij haar hand en zei: 'Kom.' Het viel haar op dat hij haar niet meer mevrouw noemde. De hand die haar hand had vastgehouden ging om haar middel en trok haar dichter naar hem toe. Het pad leidde tussen de rode rotsen omhoog, onder naaldbomen die nu, bij avond, zwart leken. Ze liepen over droog, lichtgekleurd zand. Ze had gedacht dat hij haar naar het dorp zou brengen, maar in plaats daarvan trok hij haar in de diepe schaduw op het zand.
Zijn kussen waren plichtmatig. Hij trok haar lange rok omhoog en haar panty omlaag. Het was in een paar minuten gebeurd. Ze bracht haar armen omhoog om hem vast te houden, verwachtte nu een echte kus en misschien een paar vleiende woorden. Hij ging rechtop zitten en stak een sigaret op. Hoewel het twee jaar geleden was sinds ze voor het laatst had gerookt, zou ze er ook wel een willen, maar ze durfde hem er niet naar te vragen; hij was zo arm, waarschijnlijk kon hij maar een bepaald aantal sigaretten per dag roken.
'Ik ga nu naar huis,' zei hij, en drukte de sigaret uit in het zand waaruit hij net de peuken van andere mensen had verwijderd.
'Ga je lopend?'
Hij verraste haar. Ik neem de bus. In arme landen zijn altijd veel bussen.' Het klonk aangeleerd. Ze had het gevoel dat hij het al vele malen had gezegd.
Waarom moest ze het vragen? Ze was nu een beetje bang voor hem, maar ze begon hem ook weer aantrekkelijk te vinden. 'Zie ik je nog eens?'
'Natuurlijk. Op het strand. Cola-light en chips, ja?' Opnieuw begon hij te lachen. Hij had een gevoel voor humor dat ze nog niet kende. Hij draaide zich naar haar om en gaf haar vlug een kus op haar wang. 'Morgenavond, ja. Hier. Zelfde tijd, zelfde plaats.'
Geen erg bevredigende ontmoeting, dacht ze toen ze naar het hotel terugliep. Maar het was seks geweest, de eerste seks sinds lange tijd, en hij was knap en aardig en grappig. Ze wist dat hij haar nooit kwaad zou doen. Die nacht sliep ze beter dan alle nachten sinds ze was aangekomen.
Alle ochtenden waren hier hetzelfde, fel zonlicht en toenemende warmte en een wolkeloze hemel. Eerst ging ze naar het zwembad. Hij moest niet denken dat ze achter hem aan liep. Maar ze had haar nieuwe witte badpak aangetrokken, het badpak dat niet meer te strak zat, en na een tijdje liep ze, een handdoek als een sarong om zich heen, naar het strand.
Een hele tijd zag ze hem niet. Een Amerikaans meisje en een Caribische man brachten het eten en drinken. Alison kwam zo laat op het strand dat alle strandstoelen en luifels al weg waren. Ze kreeg een gewone stoel en een parasol, die onvoldoende bescherming bood tegen de zon. Toen zag ze hem. Hij boog zich uit het paviljoen om iemand een handdoek te geven. Hij zwaaide naar haar en glimlachte. Onmiddellijk voelde ze zich uitbundig. Ze rende, haar handdoek op haar stoel achterlatend, over het strand en stortte zich in de zee.
Omdat ze niet voorzichtig was, omdat ze aan niets anders meer dacht dan aan hem en aan de hoop dat hij bij haar zou komen zitten om iets met haar te drinken, kwam ze uit zee zonder ie denken aan de berg water die haar achtervolgde, zonder zich bewust te zijn van wat er achter haar was. De grote golf sloeg over haar heen, gooide haar om en ging bulderend verder. De golf benam haar de adem en maakte haar haren drijfnat. Ze zocht naar houvast met haar handen, probeerde zich in het zand vast te grijpen en overeind te krabbelen voordat de volgende breker kwam. Haar ogen, mond en oren zaten vol zout water. Ze stak haar vingers in het natte, gladde zand en vond iets waarvan ze dacht dat het een schelp was. Ze pakte het vast, en zag kans om de zee uit te kruipen terwijl de golf achter haar neerstortte en vervolgens zijn water het strand op liet glijden, nu een onschuldige waterstroom.
Inmiddels wist ze dat ze geen schelp te pakken had. Zonder ernaar te kijken stak ze het voorwerp in de bovenkant van haar badpak, tussen haar borsten. Ze droogde zich af, droogde haar ogen die prikten van het zout en had meteen een enorme dorst van al dat zoute water dat ze had ingeslikt. Er was haar niemand te hulp gekomen. Niemand was naar de waterkant gelopen om te vragen of het wel goed met haar ging. Zelfs niet de strandbutler. Maar hij was nu wel bij haar. Hij glimlachte en bracht haar een cola-light en een zakje chips, alsof ze hem daarom had gevraagd.
'De zee gooide u om? Jammer. Ik denk u heeft geen sieraden verloren?'
Ze schudde haar hoofd en zei bijna: 'Nee, maar ik vond wel iets.' Maar daar was het het moment niet voor. Ze moest eerst eens goed kijken wat het was. Ze dronk haar cola op en nam de chips mee naar het hotel. In haar badkamer spoelde ze haar vondst onder de koude kraan af. Ze zag weer voor zich hoe Agustin zijn vingers om zijn pols had gelegd toen hij haar over de sieraden van de vrouw in de witte bikini vertelde. Dit was natuurlijk haar armband, of de armband van een andere rijke vrouw.
Hij was ruim vijf centimeter breed, goud met brede stroken vol diamanten. Ze flitsten oogverblindend in de stralen van de zon. Alison bekeek de onderkant, vond het essaaitekentje en zag dat het goud van achttien karaat was. De zee, het zand, de rotsen, het zout hadden geen enkele schade aangericht. Het goud fonkelde en glansde nog net zo als het moest hebben gedaan toen het bij een juwelier aan Madison Avenue of in Beverly Hills op blauw fluweel lag.
Ze nam een douche, waste haar haar en droogde het, en trok een zomerjurk aan. De armband lag op de salontafel in het zitkamergedeelte van de suite. De diamanten schitterden in de zon. Ze kon hem beter naar beneden brengen en aan de bedrijfsleiding geven. De vrouw met de witte bikini zou blij zijn dat ze hem terug had. Maar de armband was natuurlijk verzekerd. Haar man zou haar vast al naar de stad met het vliegveld hebben gereden (Ciudad-en-nog-wat), om een nieuwe voor haar te kopen.
Wat was hij waard? Als die diamanten echt waren, een enorm bedrag. En er was toch geen juwelier die namaakdiamanten in achttienkaraats goud zou zetten? Alison durfde hem niet in haar suite achter te laten. In een van de kasten zat een safe. Maar als ze die armband in de safe legde en ze kon hem niet meer open krijgen? Ze deed hem in haar witte schoudertas. Het was nog maar net drie uur geweest. Ze keek naar de lijst van beschikbare videofilms en toen, in een roekeloze bui, in het menu van de room service. Nu ze die armband had - al was ze natuurlijk van plan hem in te leveren - dacht ze anders over die creditcard. Ze nam de telefoon en bestelde een pinacolada, een halve fles wijn, een zeevruchtensalade, een dubbele hamburger met frites en de video Shine.
Al dat eten weerhield haar er niet van om vier uur later uitgebreid te gaan dineren. Ze ging naar het duurste van de drie restaurants van het hotel, dronk nog meer wijn, at gerookte /alm, kreeft thermidor en Pavlova met frambozen. Ze schreef haar suitenummer op de rekening en tekende hem zonder zelfs maar naar het bedrag te kijken. Onder het tafelkleed opende ze haar tasje en keek naar de armband van goud en diamanten. Als ze er nu mee naar de bedrijfsleiding ging, zou dat erg vreemd overkomen. Misschien wisten ze dat ze sinds kort na de middag niet meer op het strand was geweest. Misschien zouden ze vragen wat ze intussen met de armband had gedaan. Ze nam een besluit. Ze zou niet met de armband naar de bedrijfsleiding gaan, maar naar Agustin.
De maan was die avond groter en helderder en nam toe van een dun sliertje tot een echte halvemaan. Niet helemaal nuchter - ze had veel gedronken - liep ze over het bochtige pad onder de palmen naar het strand. Ditmaal was hij niet met zijn metaaldetector bezig, maar zat hij op een stapel ingeklapte strandstoelen een sigaret te roken en naar de zee te kijken. Het was voor het eerst dat ze de zee zo kalm meemaakte, zo vlak en glanzend, zonder golven, zelfs zonder de gebruikelijke branding.
Agustin zou weten wat ze moest doen. Misschien was er een beloning voor de vinder; dat stond wel bijna vast. Ze zou die beloning met hem delen, dat zou ze niet erg vinden, zolang ze maar genoeg overhield om voor die extra dingen te betalen. Hij draaide zich om, glimlachte en stak zijn hand uit. Ze verwachtte dat hij haar zou kussen, maar dat deed hij niet, hij klopte alleen op de zitplaats naast hem.
Ze maakte haar tasje open en zei: 'Kijk.'
Zijn gezicht leek zich te verstrakken, samen te trekken. Hij leek opeens veel ouder. 'Waar vond je dit?
'In de zee.'
'Je hebt verteld?'
'Je bedoelt of ik het iemand heb verteld? Nee. Ik wilde hem aan jou laten zien en jou om raad vragen.'
'Hij is veel waard. Een heleboel. Kijk, dit is goud, dit is diamant. Misschien vijftigduizend, honderdduizend dollar waard.'
'O nee, Agustin!'
'O, ja, ja.'
Hij begon te lachen. Hij kraaide van het lachen. Toen nam hij haar in zijn armen en bedekte haar gezicht en hals met kussen. Het was allemaal heel anders dan de vorige avond. In de schaduw, onder de naaldbomen, waar het zand zacht was en de rotsen glad, was zijn liefdesspel langzaam en verrukkelijk. Hij hield haar dicht tegen zich aan en kuste haar teder, mompelde woordjes tegen haar in zijn eigen taal.
De zee maakte een zacht kabbelend geluid. Van ergens in de verte drong muziek tot hen door, de laatste muziek van de avond. Hij zei tegen haar dat hij van haar hield. Ik hou van je, ik hou van je. Hij sprak met een Californisch accent en ze wist dat hij die woorden uit films had geleerd. Ik hou van je.
'Luister,' zei hij. 'Morgen nemen we de bus. We gaan naar de stad...' Ciudad-en-nog-wat, zei hij, maar ze verstond de naam niet. ... We verkopen dit sieraad, ik weet waar, en we zijn rijk. We gaan naar Mexico City, misschien Miami, misschien Rio. Je houdt van Rio?'
Ik weet het niet. Ik ben er nooit geweest.'
'Ik ook niet. Maar we gaan. Kus me. Ik hou van je.'
Ze kuste hem. Ze deed haar kleren aan, pakte haar handtas. Hij keek naar haar en zei: Wat doe je?' En toen ze over het strand begon te lopen, riep hij haar na: 'Waar ga je heen?'
Ze kwam bij het water. De zee vormde nu golven; die was niet lang kalm gebleven. Het woelige oppervlak glansde zwart en zilverig. Ze maakte haar handtas open, haalde de armband eruit en gooide hem zo ver als ze kon de zee in.
Zijn schreeuw was die van een gedwarsboomd kind. Hij stortte zich in het water. Ze draaide zich om en liep over het strand naar de trap. Toen ze onder de palmbomen was, draaide ze zich om en zag hem wild door het water plenzen en op handen en voeten in het zand graaien, op zoek naar iets wat nooit te vinden zou zijn. Toen ze het hotel binnenging, kwam de gedachte in haar op dat ze hem nooit haar naam had genoemd en dat hij daar ook nooit naar had gevraagd.