De botsing kwam veel harder aan dan Kort had verwacht. Zijn voorhoofd was tegen het stuurwiel gestoten en er liep bloed in zijn linkeroog. Hij had Daggetts auto precies in het midden geraakt en ze waren samen een heel eind doorgegleden.
Het eerste dat hij zag toen de blauwe vlekken voor zijn ogen waren verdwenen, was Daggett, die er ongeveer net zo aan toe was als hij en vanaf de achterbank naar hem terug staarde. Kort greep naar het wapen in de holster binnen zijn overall, maar het was er niet. Toen zag hij het liggen. Het was op de vloer terechtgekomen en hij bukte zich om het te pakken, maar werd door zijn gordel tegengehouden. Onhandig maakte hij zich los, pakte het pistool, ging vlug overeind zitten en richtte.
Het tweede dat hij zag, met enige vertraging omdat hij zijn linkeroog niet kon gebruiken, waren de kolossale voorwielen van een vliegtuig. Ze zwenkten van Daggetts auto weg en sloegen tegen zijn eigen achterspatbord. Hij tolde honderdtachtig graden rond. Zijn schot ging vaag in de richting van de terminal en het pistool vloog opnieuw uit zijn hand en ditmaal ook uit het zicht. De gigantische onderbuik van het vliegtuig ging over hem heen. Zijn auto ging precies tussen de twee stellen wielen van het landingsgestel door en werd wonderbaarlijk genoeg niet geraakt.
Hij klom uit de auto, zakte door zijn knieen, rolde over het asfalt, richtte zich weer op en zag dat Daggett over de rugleuning klom en zich achter het stuur liet zakken. De auto kwam in beweging. Eerst kon hij niet geloven dat een auto die zo zwaar was beschadigd nog kon rijden, maar rijden deed hij. Daggett reed bij hem vandaan. En hij rende erachteraan.
Juist op het moment dat de motor aansloeg en de auto naar voren sprong, greep hij de stijl van het ontbrekende achterraam vast. Zijn vingers haakten zich erachter en hij kwam door de acceleratie boven op de kofferbak terecht. Hij trok zich omhoog en tuimelde door de opening van het ontbrekende raam op de achterbank. Heel even zag hij het angstige wit van Daggetts ogen: Daggett zag dat hij gezelschap had. Met een snelle beweging kwam Kort overeind, sloeg zijn rechterarm om Daggetts keel en hield hem in een wurggreep. Over een paar seconden zou het allemaal voorbij zijn.


Daggett voelde hoe de arm zich als een bankschroef om zijn adamsappel sloot, en tegelijk hoorde hij de stem van een naamloze instructeur van meer dan tien jaar geleden, een stem zo helder als wanneer de man naast hem had gezeten. Binnen vijf tot zeven seconden verliest het slachtoffer het bewustzijn. Hij trapte op de rem. De wurggreep hield stand. Hij voelde hoe de energie uit hem wegtrok omdat zijn hersenen geen bloed meer kregen. Langs de periferie van zijn gezichtsveld doemde de duisternis op. Het was of hij door een tunnel reed die steeds smaller werd, en het hele vliegveld, met zijn eindeloze rijen vliegtuigen en gloeiende straalmotoren, met zijn rookwolkjes die tijdens de landing van gierende banden afsloegen, en zijn sirenes als angstige meeuwen, leek plotseling in een rozige schemering terecht te zijn gekomen.
Zijn vingers tastten naar de hendel van de voorbank. Hij wist dat die daar was, misschien net buiten bereik, maar hij was er. Ze streken er een keer overheen, maar kregen hem niet te pakken. Intussen werd de wurggreep nog strakker. Hij boog zich naar voren om bij de hendel te komen en vergrootte daardoor zelf de druk op zijn hals. Ieder moment kon hij nu bewusteloos raken. Hij voelde de hendel. Terwijl zijn voet op het gaspedaal drukte en de auto naar voren liet springen, trok hij aan de hendel en schoof zijn stoel zo snel en zo ver achterover als maar kon. Hij hoorde de man schreeuwen omdat zijn voet onder de stoel bekneld raakte en voelde dat de arm even wat minder kracht uitoefende. Hij greep omhoog, kreeg de hand van de man te pakken en trok er hard aan. Hierdoor nam de druk nog meer af. Happend naar lucht gaf hij nog een ruk en draaide zich opzij om zich te bevrijden.Kort liet hem helemaal los. De auto reed onbestuurd door, steeds langzamer, en dwaalde af naar de baan van een landend vliegtuig. Daggett nam geen rationeel besluit; logica of training speelde geen rol bij zijn handelingen. Hij dook over de rugleuning naar de man en ging hem als een wild dier te lijf. In de beperkte ruimte van de auto konden ze elkaar alleen een paar pijnloze stompen uitdelen en daarom grepen ze elkaar al gauw bij de keel. Daggett was in het nadeel omdat zijn keel al door Korts wurggreep was verzwakt. Opeens besefte hij dat Kort hem met maar een hand bij de keel had, terwijl hijzelf zijn beide handen daarvoor gebruikte, dat er allerlei gereedschap - moersleutels en schroevedraaiers - op de vloer voor de achterbank lag, en dat Kort nu een schroevedraaier in zijn hand had.
Hij realiseerde zich dat ten volle toen Kort hem tussen zijn ribben stak.
Hij sloeg de hand van de man weg, maar de schroevedraaier bleef in zijn ribbenkast staan. De pijn werd tijdelijk weggenomen doordat er in zijn hersenen een soort overlevingsschakelaar werd overgehaald. Hij drukte de arm van de man onder zijn knie en had opeens een moersleutel in zijn hand. Waar die moersleutel vandaan was gekomen, was hem een raadsel. Het was of God hem dat ding zelf in de hand had gelegd. Toen hij zijn arm omhoogbracht om de klap van zijn leven uit te delen, drong de pijn van zijn wond in alle hevigheid tot hem door, tegelijk schokkend en verdovend. De moersleutel had met dodelijke snelheid omlaag moeten komen en belandde nu effectief maar niet fataal op het voorste deel van de schedel van Anthony Kort.
Ademloos, bloedend en razend van woede, keek Daggett op en zag dat de 959 aan het eind van de startbaan was gekomen en op het punt stond om op te stijgen.


Daggett greep naar zijn borst, vond de bron van de pijn en trok de schroevedraaier er met een folterende ruk uit. Een schreeuw van zowel woede als pijn galmde over het uitgestrekte vliegveld en drong, ondanks het bulderen van tien straalvliegtuigen, door tot de twee bagageafhandelaars die op een wagentje langs Terminal A reden. Nu de schroevedraaier eruit was getrokken, bloedde de wond verschrikkelijk. Hij begon over de rugleuning terug te klimmen, maar besefte dat de wond hem het bewegen nagenoeg onmogelijk maakte en liet zich uiteindelijk terugglijden op de stoel die zelf ook kapot was, klem geraakt en bijna tegen de achterbank aangedrukt. Een kolossaal vliegtuig steeg met een oorverdovend gebulder op, dicht over hem heen. Hij keek nog net op tijd naar rechts om te zien dat de wielen van de 959 weer draaiden. Dit bevestigde zijn grootste angst: dat het vliegtuig toch nog zou opstijgen.
Hij aarzelde geen seconde. Hij zat nu op het puntje van de kapotte stoel en terwijl de radiateur al dampte, bracht hij de wagen op zijn maximale snelheid. Hij dacht niet meer aan zijn veiligheid en ging in rechte lijn op de verkeerstoren af. Hij reed zo nodig onder de vliegtuigen door, sneed andere toestellen en miste op een haar na een eenmotorige Cessna, die hij pas zag toen die zich van de startbaan losmaakte. Een van de banden raakte zelfs nog zijn dak. Terwijl hij met een snelheid van meer dan honderd kilometer per uur op de toren af reed, ging de 959 sneller en sneller naar het punt waarop de wielen van de grond zouden komen. Opnieuw had hij ze in zijn hoofd: die droge, professionele stemmen van de twee piloten die met vele honderden tonnen vliegtuig over een startbaan manoeuvreerden en zich daar ten slotte van losmaakten. Het was van het grootste belang dat hij precies zag wanneer de wielen van het vliegtuig omhoogkwamen. Hij gaf een ruk aan het spiegeltje (het enige stukje glas in de auto dat niet kapot was) om het vliegtuig te kunnen zien en schoof de mouw van zijn overhemd omhoog om op de seconden wijzer van zijn horloge te kunnen kijken.
Toen Daggett nog dertig meter van de verkeerstoren vandaan was, steeg het vliegtuig op.
Hij had het portier aan zijn kant al open voordat hij op de rem trapte. Pas toen hij slippend bij de benedendeur van de toren tot stilstand kwam, realiseerde hij zich dat de sirenes, waarvan hij had gedacht dat ze achter hem aan kwamen, zich in werkelijkheid bij een van de toegangen tot het veld, helemaal achteraan, concentreerden.Maar toen hoorde hij een andere sirene en zag twee zwaailichten met hoge snelheid op hem af komen.
Hij keek op zijn horloge: tien seconden verstreken, nog zevenendertig te gaan. Hij herinnerde zich Chaz Meechams beschrijving van de ontsteking. Omdat de druk in de cabine was opgevoerd en de neus nu omhoog wees, was de timer al begonnen de laatste seconden af te tellen.
De bewaker die met getrokken pistool voor de verkeerstoren stond, ging voor de enige deur staan. 'Staan blijven, vriend. Handen omhoog, zodat ik ze zien kan!'
'FBI!' riep Daggett, en hij bleef naar de toren toe strompelen. Hield zijn pas niet in. Zijn hand greep naar zijn legitimatiebewijs en het drong tot hem door dat het niet op de plaats zat waar het behoorde te zitten. Het zou wel ergens op de achterbank van de auto terecht zijn gekomen. Zijn gezaghebbende stem bracht de bewaker even aan het aarzelen en Daggett maakte daar gebruik van om twee stappen dichterbij te komen. Hij had geen tijd om zijn gezag te bevestigen of om in de auto naar een plastic pasje met een kleurenfoto te gaan zoeken. Hij was van de FBI. Dat was het enige dat telde. Hij had minder dan zevenendertig seconden en slechts een vaag idee van wat hij nog kon doen.
Hij bleef vlak voor de man staan en schopte hem met volle kracht in zijn kruis. Tegelijk dook hij opzij en duwde het pistool van de man weg. Hij duwde de man zelf ook opzij, rukte de deur open en begon de trap te beklimmen. Telkens wanneer hij zijn linkerbeen optilde, voelde het gat in zijn ribben weer precies zo aan als op het moment dat Kort hem daar had gestoken. Hij strompelde in een verbazingwekkend tempo de trap op en gaf bij iedere stap een schreeuw van pijn. Toen hij op de eerste overloop kwam en op zijn horloge zag dat hij nog zevenentwintig seconden had, klonken er schoten achter hem. Degene die in de politiewagen had gezeten, kwam nu achter hem aan.
Een van de kogels trof hem.
Er was geen verklaring voor. In plaats van zich te concentreren op wat nu een eindeloze reeks traptreden naar de top van de toren leek, in plaats van zijn leven als een film aan zich voorbij te zien trekken, de stem van zijn moeder te horen of een grote witte kamer te zien waar spookachtige witte gestalten hem verwelkomden, bleef hij de trap op rennen.
De kogel had hem helemaal niet vertraagd. Hij ging door het vlees van Daggetts arm, dicht onder de linkeroksel. Nog zeventien seconden. Nog een trap. Voetstappen nu heel dichtbij. Ze gaan me doodschieten, dacht hij. Na alles wat er is gebeurd, word ik nu doodgeschoten door iemand van mijn eigen kant.
En daar was Haarloos - agent Henderson - de aapachtige veiligheidsagent die ook bij Bernards arrestatie was geweest. Henderson gaf de twee bewakers achter Daggett een teken dat ze niet moesten schieten. 'Wat is er?' schreeuwde hij naar Daggett, zijn blik op de bloederige wonden in diens arm en borst gericht.
Maar Daggett rende hem voorbij en schreeuwde: 'De Quik-Link 959, de Quik-Link 959, wie heeft hem?'
Twaalf seconden, zag hij op zijn horloge.
'De verkeersleiding heeft hem...,' riep een vrouw.
'Er is een bom aan boord! Verbind me door!' riep Daggett zo hard als hij kon, en hij rende op haar af. Hij had niet precies geweten wat hij zou doen als hij daar aankwam, maar het had hem zijn enige kans geleken om tot hen door te dringen, de enige mogelijkheid om met hen te communiceren. Wat had Meecham gezegd? Een schakelaar met drie fasen, die alle geactiveerd moesten worden voordat de ontsteking een explosie veroorzaakte. Daggett kon de timer alleen stopzetten door een van de eerdere fasen ongedaan te maken. Denk na! Denk na! Niet genoeg tijd om horizontaal te gaan vliegen. 'Zeg tegen ze dat ze de druk in de cabine moeten verlagen. De druk verlagen, direct!'
Zeven seconden.
Hoe konden ze zo kalm blijven, die mensen? Met een stem die voor hetzelfde geld aan een priester kon toebehoren, zei de jonge vrouw: 'S.O.S., Alpha-een-vijf-negen, dit is verkeerstoren National met een noodbericht. Explosieven aan boord. Verlaag onmiddellijk cabinedruk. Ik herhaal, verlaag onmiddellijk cabinedruk. S.O.S. S.O.S.'
'Nog vijf seconden!' schreeuwde Daggett.
In de verkeerstoren was het zo stil als in een bibliotheek. Daggetts ademhaling en het zoemen van elektronica en ventilatoren waren de enige geluiden. De vrouw zei rustig in haar microfoon: 'Noodbericht, Alpha-een-vijf-negen... bevestig verlaging druk in cabine. Bevestig decompressie in cabine...' Ze hield haar hand op haar koptelefoon. 'Alpha-een-vijf-negen...'
Daggett, die de seconden op zijn horloge zag verstrijken, zei: 'Nu!' Hij tuurde uit het raam, maar het vliegtuig was al te ver weg.
'Bevestig alstublieft, Alpha-een-vijf-negen. Bevestig alstublieft...' Ze had haar hand nog op de koptelefoon. Alle aanwezigen keken naar haar. Het leek wel of iedereen zijn adem inhield. Ze keek naar Daggett en knikte met een onbewogen gezicht. 'Dat was een bevestiging,' zei ze tegen hem. 'Ze hebben de druk verlaagd.'
Het was of hij een strandbal was die met zo veel lucht was gevuld dat hij ieder moment kon springen. Hij blies al zijn spanningen weg met een enorme zucht van verlichting, die al gauw weerklank vond bij iedereen die om hem heen zat. 'Zeg tegen ze dat ze horizontaal moeten gaan vliegen - ze moeten hun klim zo snel mogelijk afbreken - en dat ze meteen hiernaartoe terugkeren.'
Ze gaf het met diezelfde neutrale, kalme stem door. Daggett draaide zich om. Hendersons gezicht was asgrauw geworden. 'We hebben de andere ontsteking gevonden,' zei Daggett. Henderson knikte. 'Dat dacht ik al.'


Ze ontmoetten elkaar op hetzelfde strand van Maryland waar hij haar voor het eerst had gesproken. Het was begin oktober en de herfstwinden sloegen witte schuimkoppen op de groene zee, winden die waarschuwden voor een storm uit het zuiden en maakten dat Lynn Greene haar kraag opzette. Ze moest de volgende dag naar Los Angeles terug en dit had hen beiden een geschikte plaats geleken.
Ze liepen arm in arm langs de waterrand en hun schoenafdrukken werden hier en daar opgeslokt en uitgewist door de zee. Vogels, strandlopers, renden voor hen uit en bleven steeds net buiten bereik. Een eind uit de kust bevoeren vrachtboten de grote scheepvaartroutes, en Daggett vroeg zich onwillekeurig af waar die schepen heen gingen en welke avonturen ze te wachten stonden. Er was een tijd geweest dat hij zeekapitein had willen worden. Er was een tijd geweest dat hij van alles had willen worden, maar hij was wat hij was, en dat kwam hij haar nu vertellen.
'Is het goed als ik zeg dat ik het niet leuk vind, maar er wel begrip voor heb?' vroeg ze hem.
'Het is niet voorbij tot het voorbij is,' zei hij.
'Dan is dit nooit voorbij,' antwoordde ze. 'Of wel?'
'Nee, ik denk van niet.'
'We hadden die avond de liefde moeten bedrijven. Dat neem ik mezelf nog steeds kwalijk.'
'Volgens mij hebben we het toen wel gedaan. Ik heb nooit zo veel van je gehouden als toen. Dat weet ik. We zijn die avond veel verder gekomen. Je luisterde. Dat is een zeldzame gave: kunnen luisteren. Het is iets waar ik zelf ook aan werk.'
'Ik houd echt van je, weet je.'
'Ja, ik denk dat ik dat inderdaad weet.'
Ze maakte zich van hem los en verjoeg de vogels, en toen ze terugkwam om haar arm achter de zijne te haken, had ze glazige ogen. Hij vroeg zich af of het door de wind kwam. 'Het wordt zo verrekte gecompliceerd,' zei ze.
'Dat is zo.'
'Maar het lijkt zo eenvoudig.'
'Dat is het: ik moet dit tot het eind doorzetten. Het kan morgen gebeuren, het kan over een jaar gebeuren. Het kan zijn dat zij en ik toch een manier vinden om samen verder te gaan, en ik ben het aan haar verplicht om het te proberen. Als jij het was...'
'Ik weet het. Ik zou hetzelfde willen. Je hebt gelijk. Ik weet datje gelijk hebt, maar het doet pijn.'
'Ja, dat is zo.'
Ze hield hem tegen, en daar stonden ze dan, precies op de plek waar hij had gestaan toen ze hem had uitgedaagd om binnen te komen.
Langzaam, voorzichtig, haalde ze haar hand uit de zak van haar jas, tot ze zijn aandacht had. Ze draaide haar hand om, maakte hem open en daar lag een sleutel. 'Een keer maar,' zei ze, kijkend naar het huisje.
Van alle dekens, hun jassen en twee grote badhanddoeken maakten ze een heuvel van warmte op het bed. Uiteindelijk lagen ze verstrengeld in de duisternis van die cocon, magisch gehuld in de geur van hun opwinding, met bonkend hart, hun vingers samengevouwen tot een enkele vuist. De explosie van hun zo lang bedwongen liefde was, zoals Daggett het stelde, 'iets dat alleen een explosievendeskundige kan begrijpen'. Maar ze moedigde hem aan tot nader onderzoek en ze brachten elkaar in extase tot haar voorstel van 'een keer maar' iets uit een ver verleden was en de oranje herfstzon de hemel hardroze kleurde.
Zwijgend liepen ze naar de auto terug, al giechelde ze een paar keer en kneep ze dan ook even in zijn arm. Ten slotte zei ze: 'Hier zullen we het een heel leven mee moeten doen.'
'Dat is misschien maar goed ook,' antwoordde hij haar. 'Ik weet niet of ik het nog een keer zou kunnen doorstaan.'


Zes weken later zat Anthony Kort op het vliegveld Dulles International te wachten. Tegenover hem zat Monique Cheysson. Zijn handen waren geboeid, net als die van haar; een ketting verbond zijn polsen met de boeien om zijn enkels. Het was voor het eerst dat hij haar sinds die dag op het vliegveld terugzag. Ze zag er veel slechter uit dan toen. Ze waren afzonderlijk verhoord. Hij had van een bewaker te horen gekregen dat ze een paar dagen na de bomaanslag was opgepakt toen ze in een trein naar New York stapte. Hij kon niet nagaan of dat de waarheid was.
Zijn advocaat had gedaan gekregen dat hij burgerkleren mocht dragen in plaats van de vernederende oranje overall die de openbare aanklager hem had willen geven. Monique droeg een jurk van spijkerstof. Hij had voor de rest van zijn leven al genoeg oranje overalls gezien.
Ze werden uitgeleverd aan Duitsland, waar hij terecht moest staan voor de aanslag op de 1023. Volgens zijn advocaat gebeurde dit omdat de openbare aanklager geen kans had gezien voldoende bewijzen aan te dragen om Kort de doodstraf te laten krijgen. De Amerikaanse overheid had erg graag gewild dat hij de doodstraf kreeg.
Hij werd beschermd door FBI-agenten. Hij herkende een van hen, een zekere Levin, die bij veel van de ondervragingen als assistent van Daggett had gefungeerd. Vandaag leek het erop dat Levin zelf de leiding had. Hij vond het wel ironisch dat de FBI hem beschermde.
De reden voor al die bezorgdheid was dat Michael Sharpe uit de gevangenis was ontsnapt. Hij en drie andere leden van Der Grund waren met een brutale helikopteractie uit een gevangenis gehaald. De Europese pers vermoedde dat Sharpe en zijn organisatie buitengewoon goed gefinancierd werden en over de allerbeste connecties beschikten. Er gingen geruchten over een geheim 'Groen Fonds' van een aantal Zwitserse banken en een kartel van voormalige industrielen die 'groen' waren geworden. Nog maar twee weken voor de uitbraak had het programma 60 Minutes een item over Sharpes rekruteringsmethoden en zijn 'kruistocht van terreur' gehad. Na zijn perfect georganiseerde ontsnapping sloeg de pers aan het speculeren. Kende Sharp de identiteit van sommige of alle industrielen die de organisatie financierden, en waren het die mensen geweest die hem nu hadden bevrijd?De laatste tijd gingen de krantekoppen over Kort. De pers hoopte dat zijn proces in Duitsland een paar van de ontbrekende feiten boven water zou krijgen en het toch al uitdijende internationale onderzoek nog breder zou maken. Amerika was gek op goede krantekoppen.
Daarom verbaasde het hem niet toen hij, kijkend naar het vliegtuig, het gezicht van een van de catering-mensen herkende. Zijn hele lichaam begon te trillen toen hij dat gezicht zag - het was een van Michaels huurmoordenaars. Michael wilde niet dat Kort hun iets zou vertellen, dat was wel duidelijk. Hij keek even met een vaag glimlachje naar Monique. Ze keek met een onbewogen gezicht naar hem terug. Hij hoopte dat ze in het vliegtuig naast elkaar mochten zitten. Hij wilde naast haar sterven. Na alles wat hij had meegemaakt, had eigenlijk niets hem nog moeten verbazen. Toch was hij verrast geweest toen hij die man zag.
'Alles in orde?' vroeg een van zijn bewakers hem.
Kort grijnsde. Het was maanden geleden dat hij zich zo opgewonden had gevoeld. 'Het zou niet beter kunnen,' zei hij.


Daggett zat nerveus in de wachtkamer van het ziekenhuis.
Ongeveer op dat moment zou Korts vliegtuig opstijgen.
Hij had zijn prioriteiten verlegd en had nee gezegd tegen Pullman. Levin regelde dit voor hem.
Achter een aantal hermetisch gesloten deuren voerden artsen de eerste verkennende operatie uit. Tien dagen geleden had Duncan warmte in zijn beide voeten gevoeld. Op rontgenfoto's was gebleken dat iets - misschien de val uit die boekenkast, twee maanden eerder - zijn derde wervel radicaal had verplaatst, en hoewel de vooruitgang niet medisch verklaard kon worden, wilden de specialisten die wervel vastzetten voordat hij teruggleed. Als het er daarbinnen goed uitzag, waren ze er nu mee bezig.
Ze kwam door de gang naar hem toe en hij stond op om haar te begroeten. Eerst kusten ze elkaar en toen drukten ze zich stijf tegen elkaar aan. Ze had Chinees eten voor hem meegebracht en hield vol dat ze niet met de gelukskoekjes had geknoeid, al herkende hij de letters van haar schrijfmachine. Bovendien betwijfelde hij of er ooit een gelukskoekje was geweest met de tekst Uw zoon zal binnen een jaar honkbal met u spelen. Het bracht tranen in zijn ogen en er ging koffie over de rand van zijn kop. Er ontstond enige paniek, maar zowel tranen als koffiespatten waren snel gedroogd.
Zijn semafoon begon te piepen. Hij greep ernaar. Maar toen veranderde hij van gedachten. In plaats van de tekst te lezen, zette hij het apparaatje af. Dit was geen dag voor semafoons, zei hij tegen zichzelf. Dat was juist de reden waarom hij nee tegen Pullman had gezegd. Hij was in geen tijden zo gelukkig geweest. Hij keek terug op de afgelopen paar maanden, de afgelopen paar jaren, en dacht: ook als ik de kans kreeg, zou ik het niet anders doen. Terwijl hij vroeger altijd met wanhoop door het leven was gegaan, voelde hij nu de warmte van de hoop. Alles was niet perfect - het was geen perfecte wereld - maar met een beetje geduld...