De botsing kwam veel harder aan dan Kort
had verwacht. Zijn voorhoofd was tegen het stuurwiel gestoten en er
liep bloed in zijn linkeroog. Hij had Daggetts auto precies in het
midden geraakt en ze waren samen een heel eind doorgegleden.
Het eerste dat hij zag toen de blauwe vlekken voor zijn ogen waren
verdwenen, was Daggett, die er ongeveer net zo aan toe was als hij
en vanaf de achterbank naar hem terug staarde. Kort greep naar het
wapen in de holster binnen zijn overall, maar het was er niet. Toen
zag hij het liggen. Het was op de vloer terechtgekomen en hij bukte
zich om het te pakken, maar werd door zijn gordel tegengehouden.
Onhandig maakte hij zich los, pakte het pistool, ging vlug overeind
zitten en richtte.
Het tweede dat hij zag, met enige vertraging omdat hij zijn
linkeroog niet kon gebruiken, waren de kolossale voorwielen van een
vliegtuig. Ze zwenkten van Daggetts auto weg en sloegen tegen zijn
eigen achterspatbord. Hij tolde honderdtachtig graden rond. Zijn
schot ging vaag in de richting van de terminal en het pistool vloog
opnieuw uit zijn hand en ditmaal ook uit het zicht. De gigantische
onderbuik van het vliegtuig ging over hem heen. Zijn auto ging
precies tussen de twee stellen wielen van het landingsgestel door
en werd wonderbaarlijk genoeg niet geraakt.
Hij klom uit de auto, zakte door zijn knieen, rolde over het
asfalt, richtte zich weer op en zag dat Daggett over de rugleuning
klom en zich achter het stuur liet zakken. De auto kwam in
beweging. Eerst kon hij niet geloven dat een auto die zo zwaar was
beschadigd nog kon rijden, maar rijden deed hij. Daggett reed bij
hem vandaan. En hij rende erachteraan.
Juist op het moment dat de motor aansloeg en de auto naar voren
sprong, greep hij de stijl van het ontbrekende achterraam vast.
Zijn vingers haakten zich erachter en hij kwam door de acceleratie
boven op de kofferbak terecht. Hij trok zich omhoog en tuimelde
door de opening van het ontbrekende raam op de achterbank. Heel
even zag hij het angstige wit van Daggetts ogen: Daggett zag dat
hij gezelschap had. Met een snelle beweging kwam Kort overeind,
sloeg zijn rechterarm om Daggetts keel en hield hem in een
wurggreep. Over een paar seconden zou het allemaal voorbij
zijn.
Daggett voelde hoe de arm zich als een
bankschroef om zijn adamsappel sloot, en tegelijk hoorde hij de
stem van een naamloze instructeur van meer dan tien jaar geleden,
een stem zo helder als wanneer de man naast hem had gezeten. Binnen
vijf tot zeven seconden verliest het slachtoffer het bewustzijn.
Hij trapte op de rem. De wurggreep hield stand. Hij voelde hoe de
energie uit hem wegtrok omdat zijn hersenen geen bloed meer kregen.
Langs de periferie van zijn gezichtsveld doemde de duisternis op.
Het was of hij door een tunnel reed die steeds smaller werd, en het
hele vliegveld, met zijn eindeloze rijen vliegtuigen en gloeiende
straalmotoren, met zijn rookwolkjes die tijdens de landing van
gierende banden afsloegen, en zijn sirenes als angstige meeuwen,
leek plotseling in een rozige schemering terecht te zijn
gekomen.
Zijn vingers tastten naar de hendel van de voorbank. Hij wist dat
die daar was, misschien net buiten bereik, maar hij was er. Ze
streken er een keer overheen, maar kregen hem niet te pakken.
Intussen werd de wurggreep nog strakker. Hij boog zich naar voren
om bij de hendel te komen en vergrootte daardoor zelf de druk op
zijn hals. Ieder moment kon hij nu bewusteloos raken. Hij voelde de
hendel. Terwijl zijn voet op het gaspedaal drukte en de auto naar
voren liet springen, trok hij aan de hendel en schoof zijn stoel zo
snel en zo ver achterover als maar kon. Hij hoorde de man
schreeuwen omdat zijn voet onder de stoel bekneld raakte en voelde
dat de arm even wat minder kracht uitoefende. Hij greep omhoog,
kreeg de hand van de man te pakken en trok er hard aan. Hierdoor
nam de druk nog meer af. Happend naar lucht gaf hij nog een ruk en
draaide zich opzij om zich te bevrijden.Kort liet hem helemaal los.
De auto reed onbestuurd door, steeds langzamer, en dwaalde af naar
de baan van een landend vliegtuig. Daggett nam geen rationeel
besluit; logica of training speelde geen rol bij zijn handelingen.
Hij dook over de rugleuning naar de man en ging hem als een wild
dier te lijf. In de beperkte ruimte van de auto konden ze elkaar
alleen een paar pijnloze stompen uitdelen en daarom grepen ze
elkaar al gauw bij de keel. Daggett was in het nadeel omdat zijn
keel al door Korts wurggreep was verzwakt. Opeens besefte hij dat
Kort hem met maar een hand bij de keel had, terwijl hijzelf zijn
beide handen daarvoor gebruikte, dat er allerlei gereedschap -
moersleutels en schroevedraaiers - op de vloer voor de achterbank
lag, en dat Kort nu een schroevedraaier in zijn hand had.
Hij realiseerde zich dat ten volle toen Kort hem tussen zijn ribben
stak.
Hij sloeg de hand van de man weg, maar de schroevedraaier bleef in
zijn ribbenkast staan. De pijn werd tijdelijk weggenomen doordat er
in zijn hersenen een soort overlevingsschakelaar werd overgehaald.
Hij drukte de arm van de man onder zijn knie en had opeens een
moersleutel in zijn hand. Waar die moersleutel vandaan was gekomen,
was hem een raadsel. Het was of God hem dat ding zelf in de hand
had gelegd. Toen hij zijn arm omhoogbracht om de klap van zijn
leven uit te delen, drong de pijn van zijn wond in alle hevigheid
tot hem door, tegelijk schokkend en verdovend. De moersleutel had
met dodelijke snelheid omlaag moeten komen en belandde nu effectief
maar niet fataal op het voorste deel van de schedel van Anthony
Kort.
Ademloos, bloedend en razend van woede, keek Daggett op en zag dat
de 959 aan het eind van de startbaan was gekomen en op het punt
stond om op te stijgen.
Daggett greep naar zijn borst, vond de
bron van de pijn en trok de schroevedraaier er met een folterende
ruk uit. Een schreeuw van zowel woede als pijn galmde over het
uitgestrekte vliegveld en drong, ondanks het bulderen van tien
straalvliegtuigen, door tot de twee bagageafhandelaars die op een
wagentje langs Terminal A reden. Nu de schroevedraaier eruit was
getrokken, bloedde de wond verschrikkelijk. Hij begon over de
rugleuning terug te klimmen, maar besefte dat de wond hem het
bewegen nagenoeg onmogelijk maakte en liet zich uiteindelijk
terugglijden op de stoel die zelf ook kapot was, klem geraakt en
bijna tegen de achterbank aangedrukt. Een kolossaal vliegtuig steeg
met een oorverdovend gebulder op, dicht over hem heen. Hij keek nog
net op tijd naar rechts om te zien dat de wielen van de 959 weer
draaiden. Dit bevestigde zijn grootste angst: dat het vliegtuig
toch nog zou opstijgen.
Hij aarzelde geen seconde. Hij zat nu op het puntje van de kapotte
stoel en terwijl de radiateur al dampte, bracht hij de wagen op
zijn maximale snelheid. Hij dacht niet meer aan zijn veiligheid en
ging in rechte lijn op de verkeerstoren af. Hij reed zo nodig onder
de vliegtuigen door, sneed andere toestellen en miste op een haar
na een eenmotorige Cessna, die hij pas zag toen die zich van de
startbaan losmaakte. Een van de banden raakte zelfs nog zijn dak.
Terwijl hij met een snelheid van meer dan honderd kilometer per uur
op de toren af reed, ging de 959 sneller en sneller naar het punt
waarop de wielen van de grond zouden komen. Opnieuw had hij ze in
zijn hoofd: die droge, professionele stemmen van de twee piloten
die met vele honderden tonnen vliegtuig over een startbaan
manoeuvreerden en zich daar ten slotte van losmaakten. Het was van
het grootste belang dat hij precies zag wanneer de wielen van het
vliegtuig omhoogkwamen. Hij gaf een ruk aan het spiegeltje (het
enige stukje glas in de auto dat niet kapot was) om het vliegtuig
te kunnen zien en schoof de mouw van zijn overhemd omhoog om op de
seconden wijzer van zijn horloge te kunnen kijken.
Toen Daggett nog dertig meter van de verkeerstoren vandaan was,
steeg het vliegtuig op.
Hij had het portier aan zijn kant al open voordat hij op de rem
trapte. Pas toen hij slippend bij de benedendeur van de toren tot
stilstand kwam, realiseerde hij zich dat de sirenes, waarvan hij
had gedacht dat ze achter hem aan kwamen, zich in werkelijkheid bij
een van de toegangen tot het veld, helemaal achteraan,
concentreerden.Maar toen hoorde hij een andere sirene en zag twee
zwaailichten met hoge snelheid op hem af komen.
Hij keek op zijn horloge: tien seconden verstreken, nog
zevenendertig te gaan. Hij herinnerde zich Chaz Meechams
beschrijving van de ontsteking. Omdat de druk in de cabine was
opgevoerd en de neus nu omhoog wees, was de timer al begonnen de
laatste seconden af te tellen.
De bewaker die met getrokken pistool voor de verkeerstoren stond,
ging voor de enige deur staan. 'Staan blijven, vriend. Handen
omhoog, zodat ik ze zien kan!'
'FBI!' riep Daggett, en hij bleef naar de toren toe strompelen.
Hield zijn pas niet in. Zijn hand greep naar zijn legitimatiebewijs
en het drong tot hem door dat het niet op de plaats zat waar het
behoorde te zitten. Het zou wel ergens op de achterbank van de auto
terecht zijn gekomen. Zijn gezaghebbende stem bracht de bewaker
even aan het aarzelen en Daggett maakte daar gebruik van om twee
stappen dichterbij te komen. Hij had geen tijd om zijn gezag te
bevestigen of om in de auto naar een plastic pasje met een
kleurenfoto te gaan zoeken. Hij was van de FBI. Dat was het enige
dat telde. Hij had minder dan zevenendertig seconden en slechts een
vaag idee van wat hij nog kon doen.
Hij bleef vlak voor de man staan en schopte hem met volle kracht in
zijn kruis. Tegelijk dook hij opzij en duwde het pistool van de man
weg. Hij duwde de man zelf ook opzij, rukte de deur open en begon
de trap te beklimmen. Telkens wanneer hij zijn linkerbeen optilde,
voelde het gat in zijn ribben weer precies zo aan als op het moment
dat Kort hem daar had gestoken. Hij strompelde in een
verbazingwekkend tempo de trap op en gaf bij iedere stap een
schreeuw van pijn. Toen hij op de eerste overloop kwam en op zijn
horloge zag dat hij nog zevenentwintig seconden had, klonken er
schoten achter hem. Degene die in de politiewagen had gezeten, kwam
nu achter hem aan.
Een van de kogels trof hem.
Er was geen verklaring voor. In plaats van zich te concentreren op
wat nu een eindeloze reeks traptreden naar de top van de toren
leek, in plaats van zijn leven als een film aan zich voorbij te
zien trekken, de stem van zijn moeder te horen of een grote witte
kamer te zien waar spookachtige witte gestalten hem verwelkomden,
bleef hij de trap op rennen.
De kogel had hem helemaal niet vertraagd. Hij ging door het vlees
van Daggetts arm, dicht onder de linkeroksel. Nog zeventien
seconden. Nog een trap. Voetstappen nu heel dichtbij. Ze gaan me
doodschieten, dacht hij. Na alles wat er is gebeurd, word ik nu
doodgeschoten door iemand van mijn eigen kant.
En daar was Haarloos - agent Henderson - de aapachtige
veiligheidsagent die ook bij Bernards arrestatie was geweest.
Henderson gaf de twee bewakers achter Daggett een teken dat ze niet
moesten schieten. 'Wat is er?' schreeuwde hij naar Daggett, zijn
blik op de bloederige wonden in diens arm en borst gericht.
Maar Daggett rende hem voorbij en schreeuwde: 'De Quik-Link 959, de
Quik-Link 959, wie heeft hem?'
Twaalf seconden, zag hij op zijn horloge.
'De verkeersleiding heeft hem...,' riep een vrouw.
'Er is een bom aan boord! Verbind me door!' riep Daggett zo hard
als hij kon, en hij rende op haar af. Hij had niet precies geweten
wat hij zou doen als hij daar aankwam, maar het had hem zijn enige
kans geleken om tot hen door te dringen, de enige mogelijkheid om
met hen te communiceren. Wat had Meecham gezegd? Een schakelaar met
drie fasen, die alle geactiveerd moesten worden voordat de
ontsteking een explosie veroorzaakte. Daggett kon de timer alleen
stopzetten door een van de eerdere fasen ongedaan te maken. Denk
na! Denk na! Niet genoeg tijd om horizontaal te gaan vliegen. 'Zeg
tegen ze dat ze de druk in de cabine moeten verlagen. De druk
verlagen, direct!'
Zeven seconden.
Hoe konden ze zo kalm blijven, die mensen? Met een stem die voor
hetzelfde geld aan een priester kon toebehoren, zei de jonge vrouw:
'S.O.S., Alpha-een-vijf-negen, dit is verkeerstoren National met
een noodbericht. Explosieven aan boord. Verlaag onmiddellijk
cabinedruk. Ik herhaal, verlaag onmiddellijk cabinedruk. S.O.S.
S.O.S.'
'Nog vijf seconden!' schreeuwde Daggett.
In de verkeerstoren was het zo stil als in een bibliotheek.
Daggetts ademhaling en het zoemen van elektronica en ventilatoren
waren de enige geluiden. De vrouw zei rustig in haar microfoon:
'Noodbericht, Alpha-een-vijf-negen... bevestig verlaging druk in
cabine. Bevestig decompressie in cabine...' Ze hield haar hand op
haar koptelefoon. 'Alpha-een-vijf-negen...'
Daggett, die de seconden op zijn horloge zag verstrijken, zei:
'Nu!' Hij tuurde uit het raam, maar het vliegtuig was al te ver
weg.
'Bevestig alstublieft, Alpha-een-vijf-negen. Bevestig
alstublieft...' Ze had haar hand nog op de koptelefoon. Alle
aanwezigen keken naar haar. Het leek wel of iedereen zijn adem
inhield. Ze keek naar Daggett en knikte met een onbewogen gezicht.
'Dat was een bevestiging,' zei ze tegen hem. 'Ze hebben de druk
verlaagd.'
Het was of hij een strandbal was die met zo veel lucht was gevuld
dat hij ieder moment kon springen. Hij blies al zijn spanningen weg
met een enorme zucht van verlichting, die al gauw weerklank vond
bij iedereen die om hem heen zat. 'Zeg tegen ze dat ze horizontaal
moeten gaan vliegen - ze moeten hun klim zo snel mogelijk afbreken
- en dat ze meteen hiernaartoe terugkeren.'
Ze gaf het met diezelfde neutrale, kalme stem door. Daggett draaide
zich om. Hendersons gezicht was asgrauw geworden. 'We hebben de
andere ontsteking gevonden,' zei Daggett. Henderson knikte. 'Dat
dacht ik al.'
Ze ontmoetten elkaar op hetzelfde strand
van Maryland waar hij haar voor het eerst had gesproken. Het was
begin oktober en de herfstwinden sloegen witte schuimkoppen op de
groene zee, winden die waarschuwden voor een storm uit het zuiden
en maakten dat Lynn Greene haar kraag opzette. Ze moest de volgende
dag naar Los Angeles terug en dit had hen beiden een geschikte
plaats geleken.
Ze liepen arm in arm langs de waterrand en hun schoenafdrukken
werden hier en daar opgeslokt en uitgewist door de zee. Vogels,
strandlopers, renden voor hen uit en bleven steeds net buiten
bereik. Een eind uit de kust bevoeren vrachtboten de grote
scheepvaartroutes, en Daggett vroeg zich onwillekeurig af waar die
schepen heen gingen en welke avonturen ze te wachten stonden. Er
was een tijd geweest dat hij zeekapitein had willen worden. Er was
een tijd geweest dat hij van alles had willen worden, maar hij was
wat hij was, en dat kwam hij haar nu vertellen.
'Is het goed als ik zeg dat ik het niet leuk vind, maar er wel
begrip voor heb?' vroeg ze hem.
'Het is niet voorbij tot het voorbij is,' zei hij.
'Dan is dit nooit voorbij,' antwoordde ze. 'Of wel?'
'Nee, ik denk van niet.'
'We hadden die avond de liefde moeten bedrijven. Dat neem ik mezelf
nog steeds kwalijk.'
'Volgens mij hebben we het toen wel gedaan. Ik heb nooit zo veel
van je gehouden als toen. Dat weet ik. We zijn die avond veel
verder gekomen. Je luisterde. Dat is een zeldzame gave: kunnen
luisteren. Het is iets waar ik zelf ook aan werk.'
'Ik houd echt van je, weet je.'
'Ja, ik denk dat ik dat inderdaad weet.'
Ze maakte zich van hem los en verjoeg de vogels, en toen ze
terugkwam om haar arm achter de zijne te haken, had ze glazige
ogen. Hij vroeg zich af of het door de wind kwam. 'Het wordt zo
verrekte gecompliceerd,' zei ze.
'Dat is zo.'
'Maar het lijkt zo eenvoudig.'
'Dat is het: ik moet dit tot het eind doorzetten. Het kan morgen
gebeuren, het kan over een jaar gebeuren. Het kan zijn dat zij en
ik toch een manier vinden om samen verder te gaan, en ik ben het
aan haar verplicht om het te proberen. Als jij het was...'
'Ik weet het. Ik zou hetzelfde willen. Je hebt gelijk. Ik weet
datje gelijk hebt, maar het doet pijn.'
'Ja, dat is zo.'
Ze hield hem tegen, en daar stonden ze dan, precies op de plek waar
hij had gestaan toen ze hem had uitgedaagd om binnen te komen.
Langzaam, voorzichtig, haalde ze haar hand uit de zak van haar jas,
tot ze zijn aandacht had. Ze draaide haar hand om, maakte hem open
en daar lag een sleutel. 'Een keer maar,' zei ze, kijkend naar het
huisje.
Van alle dekens, hun jassen en twee grote badhanddoeken maakten ze
een heuvel van warmte op het bed. Uiteindelijk lagen ze
verstrengeld in de duisternis van die cocon, magisch gehuld in de
geur van hun opwinding, met bonkend hart, hun vingers samengevouwen
tot een enkele vuist. De explosie van hun zo lang bedwongen liefde
was, zoals Daggett het stelde, 'iets dat alleen een
explosievendeskundige kan begrijpen'. Maar ze moedigde hem aan tot
nader onderzoek en ze brachten elkaar in extase tot haar voorstel
van 'een keer maar' iets uit een ver verleden was en de oranje
herfstzon de hemel hardroze kleurde.
Zwijgend liepen ze naar de auto terug, al giechelde ze een paar
keer en kneep ze dan ook even in zijn arm. Ten slotte zei ze: 'Hier
zullen we het een heel leven mee moeten doen.'
'Dat is misschien maar goed ook,' antwoordde hij haar. 'Ik weet
niet of ik het nog een keer zou kunnen doorstaan.'
Zes weken later zat Anthony Kort op het
vliegveld Dulles International te wachten. Tegenover hem zat
Monique Cheysson. Zijn handen waren geboeid, net als die van haar;
een ketting verbond zijn polsen met de boeien om zijn enkels. Het
was voor het eerst dat hij haar sinds die dag op het vliegveld
terugzag. Ze zag er veel slechter uit dan toen. Ze waren
afzonderlijk verhoord. Hij had van een bewaker te horen gekregen
dat ze een paar dagen na de bomaanslag was opgepakt toen ze in een
trein naar New York stapte. Hij kon niet nagaan of dat de waarheid
was.
Zijn advocaat had gedaan gekregen dat hij burgerkleren mocht dragen
in plaats van de vernederende oranje overall die de openbare
aanklager hem had willen geven. Monique droeg een jurk van
spijkerstof. Hij had voor de rest van zijn leven al genoeg oranje
overalls gezien.
Ze werden uitgeleverd aan Duitsland, waar hij terecht moest staan
voor de aanslag op de 1023. Volgens zijn advocaat gebeurde dit
omdat de openbare aanklager geen kans had gezien voldoende bewijzen
aan te dragen om Kort de doodstraf te laten krijgen. De Amerikaanse
overheid had erg graag gewild dat hij de doodstraf kreeg.
Hij werd beschermd door FBI-agenten. Hij herkende een van hen, een
zekere Levin, die bij veel van de ondervragingen als assistent van
Daggett had gefungeerd. Vandaag leek het erop dat Levin zelf de
leiding had. Hij vond het wel ironisch dat de FBI hem
beschermde.
De reden voor al die bezorgdheid was dat Michael Sharpe uit de
gevangenis was ontsnapt. Hij en drie andere leden van Der Grund
waren met een brutale helikopteractie uit een gevangenis gehaald.
De Europese pers vermoedde dat Sharpe en zijn organisatie
buitengewoon goed gefinancierd werden en over de allerbeste
connecties beschikten. Er gingen geruchten over een geheim 'Groen
Fonds' van een aantal Zwitserse banken en een kartel van voormalige
industrielen die 'groen' waren geworden. Nog maar twee weken voor
de uitbraak had het programma 60 Minutes een item over Sharpes
rekruteringsmethoden en zijn 'kruistocht van terreur' gehad. Na
zijn perfect georganiseerde ontsnapping sloeg de pers aan het
speculeren. Kende Sharp de identiteit van sommige of alle
industrielen die de organisatie financierden, en waren het die
mensen geweest die hem nu hadden bevrijd?De laatste tijd gingen de
krantekoppen over Kort. De pers hoopte dat zijn proces in Duitsland
een paar van de ontbrekende feiten boven water zou krijgen en het
toch al uitdijende internationale onderzoek nog breder zou maken.
Amerika was gek op goede krantekoppen.
Daarom verbaasde het hem niet toen hij, kijkend naar het vliegtuig,
het gezicht van een van de catering-mensen herkende. Zijn hele
lichaam begon te trillen toen hij dat gezicht zag - het was een van
Michaels huurmoordenaars. Michael wilde niet dat Kort hun iets zou
vertellen, dat was wel duidelijk. Hij keek even met een vaag
glimlachje naar Monique. Ze keek met een onbewogen gezicht naar hem
terug. Hij hoopte dat ze in het vliegtuig naast elkaar mochten
zitten. Hij wilde naast haar sterven. Na alles wat hij had
meegemaakt, had eigenlijk niets hem nog moeten verbazen. Toch was
hij verrast geweest toen hij die man zag.
'Alles in orde?' vroeg een van zijn bewakers hem.
Kort grijnsde. Het was maanden geleden dat hij zich zo opgewonden
had gevoeld. 'Het zou niet beter kunnen,' zei hij.
Daggett zat nerveus in de wachtkamer van
het ziekenhuis.
Ongeveer op dat moment zou Korts vliegtuig opstijgen.
Hij had zijn prioriteiten verlegd en had nee gezegd tegen Pullman.
Levin regelde dit voor hem.
Achter een aantal hermetisch gesloten deuren voerden artsen de
eerste verkennende operatie uit. Tien dagen geleden had Duncan
warmte in zijn beide voeten gevoeld. Op rontgenfoto's was gebleken
dat iets - misschien de val uit die boekenkast, twee maanden eerder
- zijn derde wervel radicaal had verplaatst, en hoewel de
vooruitgang niet medisch verklaard kon worden, wilden de
specialisten die wervel vastzetten voordat hij teruggleed. Als het
er daarbinnen goed uitzag, waren ze er nu mee bezig.
Ze kwam door de gang naar hem toe en hij stond op om haar te
begroeten. Eerst kusten ze elkaar en toen drukten ze zich stijf
tegen elkaar aan. Ze had Chinees eten voor hem meegebracht en hield
vol dat ze niet met de gelukskoekjes had geknoeid, al herkende hij
de letters van haar schrijfmachine. Bovendien betwijfelde hij of er
ooit een gelukskoekje was geweest met de tekst Uw zoon zal binnen
een jaar honkbal met u spelen. Het bracht tranen in zijn ogen en er
ging koffie over de rand van zijn kop. Er ontstond enige paniek,
maar zowel tranen als koffiespatten waren snel gedroogd.
Zijn semafoon begon te piepen. Hij greep ernaar. Maar toen
veranderde hij van gedachten. In plaats van de tekst te lezen,
zette hij het apparaatje af. Dit was geen dag voor semafoons, zei
hij tegen zichzelf. Dat was juist de reden waarom hij nee tegen
Pullman had gezegd. Hij was in geen tijden zo gelukkig geweest. Hij
keek terug op de afgelopen paar maanden, de afgelopen paar jaren,
en dacht: ook als ik de kans kreeg, zou ik het niet anders doen.
Terwijl hij vroeger altijd met wanhoop door het leven was gegaan,
voelde hij nu de warmte van de hoop. Alles was niet perfect - het
was geen perfecte wereld - maar met een beetje geduld...