Deze keer zag Kort, toen hij naar de windzak keek die hoog boven de hangars hing, tot zijn voldoening dat de wind inderdaad van richting was veranderd, zoals hij ook al bij het poorthuis had geconstateerd. Monique had hem als vice-presidente van In-Flite door een van de vier toegangen voor auto's op het vliegveld moeten brengen. Maar omdat de FBI belangstelling voor haar had getoond, moest hij ervan uitgaan dat ze bij In-Flite heel goed wisten welke chaos ze had veroorzaakt en haar dus waarschijnlijk zouden vasthouden voor de autoriteiten. Aan de andere kant was ze, zoals ze zelf meteen opmerkte, een bekend gezicht voor de bewakers op National Airport, omdat ze heel vaak kwam en ging, meestal wel enkele keren per dag. De kans dat de FBI contact had opgenomen met de bewakingsdiensten op beide luchthavens leek hem klein, vooral in het licht van Korts 'dood' de vorige avond. Niettemin was het mogelijk, en daarom hield hij, toen ze naar de oostelijke toegang tot National reed, zijn hand op de kolf van zijn pistool.
'Hallo, Charlie,' zei ze, terwijl ze het raampje opendraaide. Kort maakte zijn gordel los en zat klaar om het wapen te gebruiken. Monique hield hem met een nonchalant gebaar tegen.
'Nieuwe auto, mevrouw Cheysson,' zei hij.
'De mijne is in reparatie.'
'Evengoed hebt u geen sticker.'
Ze gaf hem Korts gastenpasje en hij bekeek het en gaf het terug. 'Hij mag door. Maar die auto, tja, ik weet het niet,' zei hij. 'U zou een sticker moeten hebben.'
'Wat moet ik doen? Mag jij het behandelen of moet ik naar de luchthavenpolitie?'
Kort had waardering voor haar tactiek. Er bestond veel haat en nijd tussen de verschillende bewakingsdiensten en de alomtegenwoordige luchthavenpolitie, die toezicht op deze diensten uitoefende maar niet het recht had ze te commanderen. Door het gezag van deze man in twijfel te trekken, dwong ze hem een besluit te nemen.
'Mag ik de sleutels van de kofferbak?' zei hij.Ze wendde zich glimlachend tot Kort. De bewaker maakte de kofferbak open. Op datzelfde moment gleed Monique uit haar gordel, boog zich naar voren en greep Korts tas. Ze trok vlug de ritssluiting los en zette de brandblusser tussen de twee kuipstoeltjes, waar iedereen hem kon zien. Charlie gooide de kofferbak dicht, kwam naar voren en gluurde achterin. Toen hij bij de voorbank was aangekomen en langs Kort keek, zei hij: 'Waar is dat voor?'
'Voor een van onze trucks,' antwoordde ze.
Zo te zien was hij tevreden. Hij liep naar de voorkant van de auto en ging daar op een knie zitten. Kort bedacht dat het heel gemakkelijk zou zijn om hem te overrijden. Even later ging de man naar het wacht- hokje en pakte de telefoon.
'Wat doet hij nu?' vroeg Kort.
'Hij zal wel toestemming van zijn mensen moeten hebben, maar in ieder geval hebben we de luchthavenpolitie erbuiten gehouden,' zei ze, tevreden over zichzelf.
Nu pas besefte Kort dat de bewaker helemaal alleen in dat hokje was. Hij maakte Monique daarop attent.
'Dat gebeurt zo nu en dan. Ze moeten om de beurt naar de w.c. of zoiets.'
'Dat telefoontje bevalt me niet,' zei Kort.
'Rustig nou maar.'
'Hij praat niet eens. Misschien is hij tijd aan het rekken.'
'Hij is geen tijd aan het rekken, maar vraagt om toestemming.'
'Er is hier verder niemand. Ik kan hem uitschakelen.'
'Wees nou eens een beetje geduldig.'
'Ik vind dat hij op een rare manier naar ons kijkt.'
'Alsjeblieft!' zei ze geergerd.
Kort keek vlug om zich heen. Ze waren aan het verste eind van het veld, een halve kilometer van het drukkere gedeelte vandaan. Het dichtstbijzijnde gebouw had iets met onderhoud voor een van de shuttle-bedrijven te maken en stond op minstens vijftig meter afstand. Dat telefoontje beviel hem niet. Hij had een hoop geduld, maar dit duurde hem te lang. 'Er klopt iets niet,' zei hij. 'Hij is tijd aan het rekken.' Hij stapte uit de auto. Ze boog zich over de zitting om hem vast te grijpen, maar greep mis. Hij keek een laatste keer om zich heen. Niemand te zien. 'Neem me niet kwalijk,' zei hij. Charlie, de bewaker, legde net de hoorn op de haak.
'Zie je wel,' zei Monique, die nog steeds naar Kort toe gebogen zat, maar zelf ook kon zien dat Charlie de hoorn had neergelegd. 'Ga nou weer zitten.'
'Mevrouw Cheysson,' zei de bewaker met een enigszins argwanende blik in Korts richting. 'Wilt u even achteruitrijden en daar gaan staan? De lijn is nog bezet. Ik kom er niet door, en ik moet een vergunningnummer hebben voordat ik uw auto op het vliegveld mag toelaten.'Kort schoot de eerste en enig noodzakelijke kogel in de neus van de man. Het projectiel sloeg een stuk van het achterhoofd weg en gooide de man omver alsof hij van karton was. Monique uitte een kreet van schrik maar had zich snel weer onder controle. Kort liep vlug naar het wachthokje. Hij drukte op de knop om de rood met witte slagboom omhoog te laten komen en gaf Monique een teken dat ze moest doorrijden. Hij trok het lijk in het hokje, drukte op de knop om de slagboom te laten zakken en schoof de metalen deur van het hokje dicht. Hij deed een stap in de richting van de Toyota, veranderde van gedachten en pakte het plastic bordje vast dat aan de voorkant van het hokje hing. PASJE GEREEDHOUDEN, A.U.B., stond er met grote letters op. Het bewoog. Hij trok het uit zijn omlijsting en draaide het om. TOEGANG GESLOTEN. Hij deed het weer in de omlijsting, ging onder de slagboom door en kwam naast haar zitten.
Ze reed met ongelooflijke snelheid weg.
'Niet zo hard,' zei hij. 'We moeten geen aandacht trekken.'
Haar onderlip trilde. 'Ze zullen hem vinden.'
'Misschien duurt dat nog even. We moeten dat risico maar nemen.'
'En hoe kom ik er weer uit? Jij hebt dat pasje van die monteur. Jij kunt er zonder problemen uit...'
'Het is nooit een probleem om eruit te komen. Erin komen, dat is het probleem.' Hij deed de brandblusser weer in de tas, haalde de overall eruit en trok hem aan. Hij klemde Bootes pasje een beetje scheef op zijn zak, met de foto van de man naar zijn borst gekeerd, zodat alleen de achterkant te zien was. Die pasjes, vooral die van bagageafhandelaars en monteurs, werden wel vaker per ongeluk andersom vastgemaakt als ze gevallen waren. 'Parkeer maar ergens bij de terminal. Je hebt je pasje. Je kunt iedere uitgang nemen die je wilt.'
'Je had het niet moeten doen.'
'Het komt wel goed. Meer dan vijf minuten heb ik niet nodig. We kunnen de auto niet meer gebruiken, dus laten we elkaar over een uur bij het metrostation Pentagon ontmoeten.'
Nu keek ze hem aan. 'Wat? Meen je dat nou?'
'Ik wil mijn werk zien,' zei hij, en hij gaf haar een teken dat ze moest stoppen. Het kielvlak van de kolossale 959 met de naam QUIK- LINK in rood-wit-blauwe letters stond twintig meter naar links op hem te wachten. Het toestel zou over enkele minuten opstijgen.


Zwetend en buiten adem kwam Daggett bij de ingang van Quik-Link Couriers aan. Hij keek op zijn horloge en zag dat hij nog vijf van de dertig minuten over had. Tot zijn ergernis was er net een ploegen- wisseling aan de gang. Hij kwam achter in een lange rij werknemers terecht. Ze stonden voor de eigen veiligheidscontrole van Quik-Link te wachten. Hij liep vlug uit de rij naar voren, waar de werknemers een voor een hun pasje aan de twee bewakers lieten zien. Daggett haalde zijn legitimatiebewijs te voorschijn en liet het openhangen.
'FBI,' zei hij, zo hard dat hij de aandacht van de dichtstbijzijnde bewaker trok. 'Het is een noodsituatie. Ik moet degene spreken die hier de leiding heeft.'
'Hebt u een vuurwapen?'
Daggett haalde zijn wapen te voorschijn en liet het de man zien.
'Dat moet u bij mij achterlaten.'
'Dat is absurd. Ik ben in functie. Ik ben van de FBI!'
'Al was je J. Edgar Hoover in eigen persoon. Dat wapen blijft bij mij.'
'Ken je een zekere Henderson?' vroeg Daggett. Hij herinnerde zich de naam van de kleinste van de twee mannen met wie hij aan de explosie van Bernard was ontkomen. 'Luchthavenpolitie?' Er kwamen rimpels in het voorhoofd van de bewaker. 'Henderson, geloof ik. Bel hem op. Direct. Ik wil dat wapen houden. Zeg tegen hem: speciaal agent Daggett. Hij geeft wel toestemming.' De bewaker bracht het wapen uit het zicht, wees Daggett waar hij langs kon en richtte zijn aandacht op een wachtend personeelslid. Daggett greep de hoorn van de telefoon, duwde hem in de hand van de bewaker en herhaalde: 'Henderson. Nu.'
'Ja, ja,' zei de bewaker, een beetje geintimideerd. Hij begon te draaien.
Dankzij een receptioniste die bang voor hem was of onder de indruk van al dat zweet op zijn gezicht, werd Daggett vlug naar een gebouw gebracht waar allemaal sorteerbakken en blauwe postzakken stonden. Er heerste daar een activiteit zoals je eigenlijk alleen in televisiespotjes verwachtte te zien. De chef, een slungelachtige man van achter in de vijftig met gemillimeterd haar en de charme van een sergeant-majoor, trok Daggett, nadat hij diens openingssalvo had aangehoord, uit de weg van een naderend goederenwagentje en zei: 'Zeg, neem een ander in de maling. Dit heb ik nog nooit meegemaakt.'
'Het enige dat ik van u vraag, is dat u dat vliegtuig aan de grond houdt totdat u mijn superieuren hebt gehoord.'
'Misschien kan ik dat doen.'
'Misschien?'
'Ik moet het eerst aan mijn superieuren vragen, ja? Hoor eens, ik wil niet moeilijk doen, maar ik moet jou controleren en contact opnemen met St. Louis voordat ik de middagvlucht kan tegenhouden. Weet jij hoeveel bommeldingen we hier krijgen? Heb je daar enig idee van?'
'Dit is geen bommelding. Ik ben van de FBI. Ik handel op grond van informatie. Ik zeg u dat uw 959 niet opstijgt, al moet ik het toestel hoogstpersoonlijk tegenhouden.'
'Let op je woorden. Ja? Wou je dwars gaan liggen, makker? Nou, ik kan ook dwars liggen. Geloof me.' Hij tikte Daggett op zijn borst. 'Kom maar eens mee. We moeten telefoneren.' Hij liep met een rood hoofd weg.
Daggett zag de kuil die hij voor zichzelf had gegraven. Hij was te opgewonden geweest van het hardlopen, te verhit om kalm te kunnen redeneren. 'En dat vliegtuig? Kunt u dat dan tenminste aan de grond houden totdat we klaar zijn met telefoneren?'
'Een ding tegelijk, makker. Een ding tegelijk.'


Kort had zich niet gerealiseerd hoe weinig het scheelde. Omdat hij aanvankelijk van plan was geweest het ochtendvliegtuig te saboteren, besefte hij nu dat de informatie waarover hij beschikte er minstens een half uur naast zat. Hij hield niet van lacunes in zijn informatie en zag daar slechte voortekenen in. In een perfecte wereld zouden er nooit lacunes zijn.
In tegenstelling tot AmAirXpress vlucht 64, waar hij zo gemakkelijk aan boord had kunnen komen omdat er niemand in de cockpit was geweest, kwam hij deze keer in een wespennest terecht. Aan de stuurboordkant van de middensectie werden grote postzakken, sommige propvol, andere slap en bijna leeg, uit wagens geladen en op een transportband gegooid. Zo gingen ze het vliegtuig in. Aan de linkerkant van het vliegtuig, waar Kort de steile trap beklom, kwam een andere onderhoudsmonteur haastig met een roestvrij stalen koffiepot voorbij. 'Dat verrekte koffiezetapparaat is kapot,' zei hij woedend. 'Kijk eens of je iets kunt doen.'
Nou en of ik iets kan doen, dacht Kort. Eenmaal in het vliegtuig, zette hij zijn tas neer, haalde de brandblusser eruit en ging de cockpit in. Daar stuitte hij onverwachts op de twee mannen die hij wilde doden. Ze namen een checklist door, haalden schakelaars over, zeiden elkaar cryptische termen na. Kort, die ongewoon kalm was maar nu toch wel schrok, realiseerde zich plotseling dat hij nagenoeg onzichtbaar was voor die twee. Ze schonken hem geen enkele aandacht. Hij liet zich met de brandblusser in zijn hand op zijn knie zakken, en op dat moment vroeg de tweede piloot: 'Heb je het koffieapparaat al klaar?'
'Wordt aan gewerkt,' antwoordde Kort.
'Wat is ermee?' vroeg de man, terwijl Kort druk bezig was in de beperkte ruimte achter zijn stoel. Maar de piloot eiste zijn aandacht weer op door een schakelaar over te halen, en Kort hoefde geen antwoord te geven.
Hij maakte de klem van de bestaande brandblusser los, verwijderde de blusser en zette er zijn eigen blusser voor in de plaats. Omdat hij de ontsteking al eerder had afgestemd op de exacte tijd die hij met behulp van Wards simulatievluchten had vastgesteld - zevenenveertig seconden - had hij verder niets te doen. Het mooie van Bernards ontsteking was dat hij niet hoefde te worden geactiveerd. De piloten deden dat voor hem, eerst door de druk in het vliegtuig op te voeren en vervolgens door de neus van het toestel te laten optrekken.
Op dat moment begon de klok te lopen, kwam het gas vrij en zou het eindelijk allemaal voorbij zijn.
Met de overwinning in zicht glipte Kort de cabine uit en vroeg zich af of hij de brandblusser in zijn tas moest doen of niet. Hij wist heel goed dat hij geen moment mocht aarzelen. Hij moest zelfvertrouwen uitstralen. Daarom stopte hij de brandblusser weg en was net bezig de tas dicht te maken toen de andere monteur de trap opkwam en hem passeerde. Deze man ging regelrecht op het koffiezetapparaat af. Hij vroeg aan Kort: 'Ben je hier nieuw?'
Kort wist niet wat hij moest doen. Moest hij gewoon weggaan? Durfde hij dat? 'Ja,' zei hij. Hij draaide zich om en keek de man aan.
'Dat dacht ik al.' De man stak zijn hand uit. 'Russ Kane. Aangenaam je te ontmoeten.'
Kort schudde zijn hand en wist zich geen raad. Hij had een naam nodig... Zijn blik viel op een metalen plaatje dat met klinknagels op de vliegtuigwand was bevestigd. 'David Duhning,' zei hij.
'Net als het vliegtuig!' zei de ander. 'Dat kan ik onthouden.'
'Leuk je te hebben ontmoet,' zei Kort. Hij ging vlug de steile trap af, voortgejaagd door zijn angst, met het zweet onder zijn armen.


'Hebt u hier papieren van?' vroeg de manager, die zijn strakke mond met kapotte tanden even van de telefoonhoorn wegnam.
'Papieren? Luistert u wel naar mij? Dat vliegtuig is gesaboteerd!'
'Ik bel u zo terug,' zei de man in de telefoon, en hing op.
Daggett had vaak genoeg in zulke situaties verkeerd om te weten wanneer hij het moest opgeven. Hij kon praten als Brugman, maar John Wayne hier zou hem nooit geloven. 'U zult uzelf dit nooit vergeven, weet u dat?'
'Waarom praten we dan niet met jouw superieuren, meneer James Bond? Wil je me dat eens vertellen?' Hij pakte de telefoon. 'Vertel me maar wie ik moet bellen. Geef me maar een naam en een nummer.'
Daggett wist dat zelfs als Lynn op Buzzard Point was aangekomen, zelfs als ze op dit moment met Pullman praatte - wat gezien de verkeersopstopping onwaarschijnlijk was-Pullman hem waarschijnlijk niet zou steunen. Die ging niet alleen op intuitie af. In feite kwam het erop neer dat Kort met zijn plan precies had bereikt wat hij wilde. De locomotief van de FBI ging in een bepaalde richting en dat was niet met een druk op de knop te veranderen.
Daggett bereikte de deur van het kantoortje en zwaaide hem open.
'Luister,' zei John Wayne ernstig. Hij wendde zich tot Daggett, zodat hij de man niet zag die op dat moment het gebouw binnenging, een man in overall met een tas. En op het asfalt, achter de kolossale ruiten, achter de drukte van mensen, werd de trap van het vliegtuig weggereden. 'We verzekeren elk van die pakjes voor de volle waarde. Onvoorwaardelijk, absoluut, je kent die termen wel. Daar zitten we nou mee. Dat is ons probleem. Als ik dat vliegtuig aan de grond houd, komen al die pakjes morgen te laat binnen en dat betekent dat we zoiets als vijftigduizend dollar uit het raam hebben gegooid. Zie je mijn probleem?'
'Jouw probleem is datje niet luistert.'
Zijn pieper ging.
Hij greep in zijn jas naar het apparaatje aan zijn riem om de boodschap te lezen. Misschien was Lynn er eerder geweest dan hij had gedacht. Misschien had hij nu het gezag om dat vliegtuig aan de grond te houden.
Op het LED-schermpje stond te lezen: DUNCVEILIG. Hij zette het piepen af en voelde zich zo opgelucht als nooit eerder in zijn leven. De tranen sprongen hem in de ogen. Hij deed God en wie er verder ook mocht luisteren de onherroepelijke belofte dat hij voortaan andere prioriteiten zou aanhouden. Voortaan moest alles anders zijn. 'Gaat het?' vroeg John Wayne. 'Het gaat beter dan ooit,' antwoordde Daggett. Toen keek hij naar rechts en zag dat het vliegtuig er niet meer stond.


Toen Anthony Kort het geluid van een semafoon hoorde, keek hij automatisch in de richting ervan. Misschien deed hij dat omdat hij zo'n grote overlevingsdrang had. Een tijger in de jungle was ook meteen alert als hij een onnatuurlijk geluid hoorde, hoe zacht dat geluid ook was. Hij keek vlug om en wendde even vlug zijn blik weer af. Zijn darmen voelden slap aan en zijn hoofdpijn was meteen weer op volle sterkte. Daggett!
Het eerste dat hem, in die moorddadige stemming waarin hij verkeerde, te binnen schoot, was dat hij zijn wapen moest trekken om de man neer te schieten. Maar dan moest hij ook de twee bewakers die vlakbij stonden overhoop schieten, en wie nog meer? Het zou een rommeltje worden en als er eenmaal zo'n bloedbad was aangericht, maakte hij geen schijn van kans meer om er levend uit te komen.
Zijn tweede gedachte, die te laat in hem opkwam en bewees hoe persoonlijk dit alles voor hem was geworden - want zijn eerste gedachte had Daggett gegolden, niet het succes van de operatie - was: hoe wist Daggett dat hij hierheen moest komen? De paniek dreigde zich van hem meester te maken. Daggett wist dat hij niet dood was. Daggett wist van David Boote. Er was geen andere verklaring mogelijk. En Daggett zette bewust het leven van zijn zoon op het spel.
Die ontdekking maakte Kort zo bang en moedeloos dat hij bijna niet meer keek waar hij liep. Bijna stak hij de veiligheidslijn op de verkeerde plaats over, een fout die hem vast en zeker extra aandacht zou hebben opgeleverd, waarna zijn bedrog waarschijnlijk vlug ontdekt zou zijn.
Maar als Daggett hier was, wist Daggett het. En als Daggett het wist, zou hij het vliegtuig aan de grond houden en dan was alles wat Kort had gedaan voor niets geweest. Dat was een ondraaglijke gedachte. Hij ging van de anderen vandaan en zag dat Daggett nog steeds stond te argumenteren tegen een man die er als John Wayne uitzag. De trap was inmiddels van de 959 weggereden en het vliegtuig begon te taxien. Misschien toch, dacht hij, en deed weer een stap in de richting van zijn vrijheid. Misschien kwam het toch nog goed.
Toen zag hij Daggett opkijken; ook Daggett zag dat het vliegtuig in beweging was gekomen. Hij zag Daggett naar het grote raam rennen en naar het vertrekkende vliegtuig kijken. Vreemd genoeg kon hij de man horen denken. Hij kon hem horen zoeken naar middelen om het vliegtuig tegen te houden, en op dat zelfde moment werd Kort geconfronteerd met een instinct dat de dierenwereld sinds het begin der tijden had beheerst: vechten of vluchten. Hij kon blijven en Daggetts eventuele plan proberen te verijdelen, of hij kon nog vijftien stappen naar de deur zetten en voor altijd verdwijnen.
Op een andere plaats, in een andere tijd, zou zijn besluit niet moeilijk zijn geweest. Hij zou gevlucht zijn en later nog eens zijn teruggekomen om het opnieuw te proberen. Maar omdat zijn financiele middelen na de instorting van Der Grund beperkt waren - genoeg voor een jaar, twee op zijn hoogst - en vooral omdat Caroline hem in een paar dagen tijd had laten zien wat hij werkelijk van het leven verlangde, kon hij nu geen stap verzetten. Deze operatie had hem bijna anderhalf jaar in beslag genomen. Alles waarnaar hij had gestreefd - het einde van Eisher Chemie, de dood van Mosner - kon hij bereiken door middel van het vliegtuig dat op het punt stond op te stijgen. De mismaaktheid van zijn kind, het verlies van zijn vrouw en kind - het zou nu eindelijk worden gewroken. Nog vijf of tien minuten en de grootste terreurdaad uit de Amerikaanse geschiedenis zou op het televisiescherm van een miljard mensen op de hele wereld te zien zijn. Dagen, wekenlang zouden kranten, radio en televisie zich afvragen wat dat toch voor een geheime bijeenkomst was geweest. Ze zouden zich afvragen wat voor financiele steun de Amerikaanse overheid aan de produktie van chemische wapens gaf. Nog een paar minuten en hij kon van zijn overwinning genieten.
Dat liet hij zich door niemand afnemen, zeker niet door Daggett.


Daggett trok de deur open en voelde de hitte op hem afkomen.
'Daar mag je niet heen,' bulderde John Wayne. 'Je moet permissie voor het veld hebben.'
Links van hem zag hij een auto met een verkleurd en bekrast logo van Quik-Link op de deur stoppen. Misschien kon hij dat vliegtuig nog tegenhouden. Als hij het landingsgestel kon beschadigen...
Hij liep eerst gewoon, omdat hij de manager niet meteen wilde laten weten wat hij van plan was. Maar toen hij achter zich 'He!' hoorde blaffen en zich de twee bewakers herinnerde, besefte hij dat hij het beter niet al te subtiel kon spelen en begon te rennen.
De sleutels zaten in het contact. Dat bewees dat een hogere macht over hem waakte en wilde dat hij dat vliegtuig tot elke prijs tegenhield. Hij hoefde alleen maar de brandblusser weg te halen. Zo simpel was het, en tegelijk zo moeilijk. Hij had eerder moeten handelen, wist hij nu. Hij had de procedures moeten negeren en recht op het vliegtuig afmoeten gaan. Bij die gedachte voelde hij zich meteen schuldig. Als dat vliegtuig neerstortte, was het zijn schuld.
Op de romp van het vliegtuig, even voor de staart en het kolossale logo van het bedrijf, kon hij de letters Duhning 959-600 zien. Van zijn reis naar Seattle en zijn bezoek aan de Duhning-simulators kon hij zich herinneren hoe het er in de cockpit uitzag. Hij herinnerde zich die late avond in het FAA-lab, die bandopnamen met stemmen. Daarom wist hij welk gesprek er nu gevoerd werd in dat vliegtuig, dat zo'n honderd meter voor hem uit denderde. Het waren zulke levendige herinneringen dat hij zich bijna niet op de besturing van de wagen kon concentreren.
Acceleratie was niet het sterkste punt van de auto. Hij drukte op het gaspedaal, maar de motor sputterde alleen maar en dreigde te verzuipen. Hij gaf wat minder gas om de motor moeizaam weer op gang te laten komen en voerde de snelheid toen wat geleidelijker op, iets wat vrij goed mogelijk bleek te zijn. De naald van de snelheidsmeter bleef zich naar rechts bewegen, terwijl de afstand tot het taxiende vliegtuig steeds korter werd. Hij hoorde de claxons van de auto's die hij achter zich liet en besefte te laat dat ze hem wilden waarschuwen omdat hij uit de koers raakte. Het asfaltveld was met wegenverf in banen voor vliegtuigen, onderhoudswagens en auto's verdeeld. Daggett was van de voorgeschreven weg afgeraakt en voelde zich opeens net een vlieg voor de poot van een olifant. De voorwielen van een 747 kwamen op hem af, dik, zwart rubber, zo groot dat hij zou zijn platgedrukt als de piloot niet op het allerlaatste moment was uitgeweken. Daardoor verloor hij de 959 even uit het oog. Alsof hij nog geen problemen genoeg had, hoorde hij het vertrouwde gejank van een politiesirene in de verte. Hij wist verdraaid goed waar die heen ging.
Plotseling was hij omringd door kolossale vliegtuigen. Overal waar hij reed, ging hij op een vliegtuig af. Het ene reed van hem weg, het andere kwam snel dichterbij. De kolossale gevaarten gaven hem het gevoel dat hij uiterst kwetsbaar was en ondanks de enorme uitgestrektheid van het vliegveld nergens meer heen kon. Hij manoeuvreerde zich tussen de vleugelpunten van het kriskras taxiende verkeer door en voerde zijn snelheid weer op. In de verte draaide de 959, wazig in de zinderende hitte die als een gigantisch plastic gordijn van het asfalt opsteeg, op zijn rechter banden en stak een baan over waar juist een vliegtuig aan het landen was. Omdat de afstanden zo groot waren, leek het korte tijd net of de vliegtuigen zouden botsen. Zou hij zo veel geluk hebben dat dit vliegtuig door iets dat buiten zijn macht lag tot stilstand werd gebracht? Maar toen ze elkaar met gemak passeerden, begon hij in te zien hoe onafzienbaar groot het vliegveld was. Hij begreep nu ook dat hij de 959 nog lang niet had ingehaald.
Omdat de politiesirene nog een heel eind van hem verwijderd was maar wel dichterbij kwam, moest hij een route zoeken die hem niet alleen dwars voor het taxiende vliegtuig rechts van hem langs zou leiden maar ook dwars over de baan daarachter. Hij keek onder een taxiende Boeing door en zag een ander toestel landen. Tot zijn schrik realiseerde hij zich dat de vliegtuigen vlak achter elkaar aan kwamen, met telkens maar vijf of zes seconden ertussen. Het drong tot hem door dat hij zijn logge auto daar nooit doorheen kon manoeuvreren. Misschien lag het antwoord vlak voor hem: hij kon achter een jumbojet aan rijden die blijkbaar net toestemming had gekregen om over te steken.Hij gaf meer gas, in een poging zich bij de jumbojet aan te sluiten. Hij zag de andere auto te laat omdat hij naar rechts keek, naar de taxiende vliegtuigen, en niet naar links. In dat ogenblik van paniek, waarin hij voelde dat er gevaar dreigde, begreep Daggett dat hij van opzij geraakt zou worden. Hij bracht zijn arm omhoog om zij n gezicht te beschermen en boog zich van het stuur vandaan, terwijl hij zich op datzelfde moment herinnerde dat hij zijn gordel niet had omgedaan. De klap kwam met zo veel kracht dat alle ramen in een oogverblindende fractie van een seconde kapotsprongen. Zijn auto gleed minstens vijftien meter opzij, recht op de baan van de taxiende vliegtuigen. Hij werd met zijn hoofd tegen het rechter portier gesmakt, waarna hij terugstuiterde en na een wilde slingerbeweging op de achterbank terechtkwam. De auto kwam tot stilstand. Hij rook de angstaanjagende lucht van benzine, vermengd met de bijtende stank van brandend rubber. De stukjes glas van de gebroken ruiten omhulden hem als badschuim.
Verdoofd en gedesorienteerd schudde hij met zijn hoofd om het weer een beetje helder te maken. Het glas vloog van hem af als water van een natte hond. Zijn rechterarm was verdoofd alsof hij erop geslapen had. Pas op dat moment kon hij beoordelen wat hem was overkomen. En pas op dat moment keek hij door de open ramen van zijn auto, door de open voorruit van de andere auto, en zag het gezicht van Anthony Kort.