HOOFDSTUK 5
Maar David was niet dood. Hij werd in die kamer geconfronteerd met de vrouw van Clive Elliot. Janet vertraagde haar voetstappen en aarzelde. Ze was in een donkere hoek van de gang gekomen en ze bracht haar handen naar haar hoofd omdat ze het gevoel had of het zou barsten van alle problemen. Ze had spontaan de neiging terug te gaan... deze noodsituatie samen met David onder ogen te zien, zoals ze al zo veel samen hadden doorgemaakt.
Maar hoe kon ze dat? Wat zou ze kunnen doen om hem te helpen? Ze moest hem vertrouwen. Hij was altijd zo snel en vastberaden als er een spoedgeval te behandelen was ... hij wist altijd meteen wat er gedaan moest worden en deed het dan ook. Daarom was hij ook zo’n prachtdokter, zoals bijvoorbeeld vanavond, toen hij vocht voor het kind van Laura Lewin.
Haar gedachten stokten.
Het kind!
In deze nieuwe situatie was dat kleine ding, dat zo gevaarlijk tussen leven en dood zweefde, totaal vergeten. Automatisch versnelde ze haar pas weer, maar nu liep ze niet weg. Haar haast was nu niet langer ongericht. En ze ontdekte dat ze intuïtief juist had gehandeld.
Het gelaat van de ziekenzaalzuster was bleek toen ze van het ziekbed van het kindje opkeek.
„Waar is dokter Elliot? Ik dacht dat u hem ging halen.” ..Is het kind ...”
„Het gaat snel achteruit. Ik heb de instructies precies uitgevoerd, maar...”
Janet boog zich al over het bedje en keek naar het kleine onbewegelijke kindje, het was opeens niet langer het kind van Laura Lewin. Het was een mensenleven dat in gevaar was. Zij keerde zich om en haastte zich terug naar het vertrek waar David en Clive Elliots vrouw samen waren. David draaide zich met een ruk om toen ze de deur opende en zag het gezicht van Janet.
„Komt u ... snel...”
„Hoor jij eens even hier ..begon de vrouw uit Australië maar Janet legde haar het zwijgen op.
„Er is een kind stervend. Hij is arts ..
David was de kamer al uit. Janet sloot de deur en volgde hem naar het bedje van het kind.
De zuster en twee jongere leerling-verpleegsters stonden gereed om zijn korte bevelen op te volgen. Alles verzonk daarbij in het niet. Mannen en vrouwen, die in allerlei problemen verward waren geraakt... maakten plaats voor een dokter en een verpleegster, en een kind in nood.
De grauwe dageraad begon al aan te breken toen David zijn rug strekte en die ontbrekende lok van zijn voorhoofd veegde. De zusters keken naar hem. Zij wisten dat ze getuigen waren geweest van iets dat niet veel minder dan een wonder was. De dood was weer teruggedreven.
Terwijl hij de zaalzuster verdere instructies gaf, vergat ze haar opleiding bijna, want ze zei met een brok in haar keel:
„Gaat u nu wat rusten ,dokter."
Hij pakte mechanisch zijn jasje en liep kalm de zaal af, maar hij wist... en Janet die hem op de voet volgde wist ook... dat hem geen rust zou wachten. Het noodgeval was met, succes overwonnen en nu kwam alles weer op hem af... mevrouw Lewin en haar eisen... de vrouw van Clive Elliot...
„David!” Janet haalde hem in. „David, laten we vluchten.” Hij keerde zich om en keek haar aan, en van haar naar de richting waarheen ze keek: de uitgang van het ziekenhuis en de poort, waarachter zich het ochtendverkeer van de buitenwereld voortjachtte. De aandrang was heel sterk. Maar hij zuchtte.
„Waarheen Janet? Waarheen zouden we kunnen vluchten? Er is geen plaats waar we naartoe kunnen.
„Er móét een plekje zijn. We zouden meteen weg moeten gaan en ons verborgen houden ...”
„Nee Janet.”
Ze was te uitgeput om nog langer sterk te kunnen zijn. Zij greep zijn arm vast.
„David, ik hou van je... jij houdt van mij. Waarom kunnen we niet eens aan onszelf denken? Dat kunnen we... en dat moeten we.”
Zijn stem klonk verstikt terwijl het verlangen in hem opvlamde. Hij beefde. Zijn keel zat opeens dicht van emotie terwijl hij haar van zich afduwde.
„Janet... ik ben niet van steen of ijzer, maar ik móét het wel zijn.”
Ze snikte terwijl ze haar gelaat in haar handen verborg en de smart leed van verslagen te zijn.
„Janet, mijn liefje, vergeef het me, maar we kunnen ons op die manier geen geluk verschaffen. David Hanson is dóód. Hij moet dood blijven. Denk aan Arnoldi en aan dat kind daarnet, en aan alle andere kinderen die Arnoldi me heeft gezonden, aan mij Clive Elliot, die hen kan redden.” „Maar je kunt je toch niet blijven uitgeven voor Clive Elliot,” protesteerde ze. Nu toch niet meer, nu zijn vrouw gekomen is.”
„Ik móét wel.”
„Maar, je bedoelt toch niet..
„Ik heb je al verteld dat ik me door niets of niemand mag laten weerhouden om iedereen in de waan te laten dat ik Clive Elliot ben... nu, dat sluit zijn vrouw ook in.” „David!”
„Waarom niet? Ze betekent kennelijk niets voor hem... al lang niet meer. Als hij hier was, zou hij haar wegsturen ... haar afkopen. Dat is alles wat ik zal moeten doen, haar laten zien dat hij niet veranderd is.”
„Maar...”
„Nee, dat moet nu eenmaal. Laat het maar aan mij over.” Plotseling pakte hij haar beet en kuste hij haar.
„Voor het laatst,” zei hij.
Toen liet hij haar alleen en de deur van zijn kamer sloot zich achter hem.
Hij probeerde kracht te verzamelen, terwijl hij met zijn rug naar de deur bleef staan. Kracht om de rol te spelen van de man die hij beweerde te zijn.
In de grijze ochtendschemer sprong een vermoeide, slordige gestalte op van de armstoel.
„Je hebt er je tijd voor genomen. Ik denk dat je aannam dat ik er wel genoeg van zou krijgen en weg zou gaan?” snauwde ze hem toe.
Maar haar stem klonk verstikt en hij zag hoe de sporen van tranen duidelijk op haar bleke wangen te zien waren. Hij deed een stap naar haar toe, maar bleef staan. Hij werd van afschuw vervuld, want zij deinsde achteruit als een hond die bang is van de zweep te krijgen.
Hij snakte een ogenblik naar adem, want hij had nog nooit zoiets tragisch gezien. Het was verschrikkelijk... en het vervulde hem met afschuw voor de man die hij probeerde na te bootsen. Afschuw en medelijden voelde hij.
„Kom, kom,” zei hij. „Kijk niet zo bang. Ik zal je geen pijn doen, niemand zal je pijn doen.”
Hij voelde hoe ze beefde toen hij haar arm vastpakte. Hij duwde haar heel vriendelijk en met zachte aandrang in de stoel terug. Toen liep hij naar de kast en schonk een glas brandewijn in.
„Drink dit maar eens. Kalm aan.”
Hij zweeg om de manier waarop ze hem over de rand van het glas heen aankeek. Er kwam een vreemde uitdrukking in haar ogen.
„Je lijkt helemaal niet op Clive.” zei ze. „Je bént Clive niet. Wie ben je?”
Eén ogenblik kwam de verleiding bij David op. Deze vrouw vóélde dat hij Clive niet was. Ze kende de echte Clive — kende hem zoals een vrouw haar man kent; ze had hem gekend zoals een meisje de man die zij liefheeft kent, en ze had hem leren kennen als de man die haar verlaten had en bedrogen.
Zij werd niet om de tuin geleid door wat de plastische chirurgie aan hem had veranderd om hem op Clive te doen lijken. En aan de hand van de inlichtingen die Arnoldi hem had gegeven over het leven van Clive Elliot en zijn manier van doen ...
Arnoldi!
Als een klap kwam die naam weer bij hem op om hem eraan te herinneren dat niet alleen zijn eigen toekomst gemoeid was met deze zaak. Als hij zijn vermomming zou laten varen zou hij niet alleen zichzelf in moeilijkheden brengen.
Hij had niets te verliezen. De toekomst die voor hem was weggelegd bestond uitsluitend uit problemen, zonder enig geluk ... voortdurend gevaar om worden verraden ... voldoen aan de eisen van Laura Lewin.. niets dan leugens. Als hij zich bij de politie zou aangeven... en de volledige straf zou aanvaarden voor de misdaad die hij niet begaan had... zou dat immers een opluchting zijn vergeleken bij het soort leven dat hem nu te wachten stond?
Maar de oude dokter Arnoldi zou er een reputatie bij inschieten die hij met een leven lang hard, zelfopofferend werk had opgebouwd, Nee, er kon geen sprake van zijn dat hij het opgaf... hij kon niet terug. Hij móést doorgaan!
„Ik bén Clive!”
De porceleinblauwe ogen van de vrouw uit Australië werden groter. De brandewijn die ze had gedronken maakte dat ze gingen glanzen, haar magere wangen kregen een blosje, maar dat was het niet dat haar bijna mooi maakte. Het was alsof er plotseling oude herinneringen, die bijna vergeten waren, bij haar bovenkwamen aan de man met wie ze eens getrouwd was ...
Toen betrok haar gezicht. Ze schudde haar hoofd verbaasd. „Maar je bent zo anders.”
„Ouder,” zei David wanhopig. „Maar kijk eens goed naar me.”
Hij pakte de bureaulamp en draaide haar naar zich toe. Zij bestudeerde hem zwijgend toen knikte ze.
„Eigenlijk is je gezicht niet zo erg veranderd. Het is alleen ouder, en dan die littekens ...”
Zijn hoop nam toe.
Maar weer schudde ze haar hoofd, weer kwam de verbaasde blik in haar ogen.
„Het ligt niet aan je gezicht. Het komt...” Ze zocht naar woorden... „Je bént opeens zo ... zo vriendelijk, zo zachtmoedig ... het is net of je wilt tróósten.” Opeens voegde ze er bijna fluisterend aan toe: „Ik ben helemaal niet meer bang van je.”
De blos kleurde haar gezicht nu even heel fel en trok toen weg, om haar wangen bleker dan ooit te laten. En David verachtte de man die hij nabootste.
Maar tegelijk met die gedachte kwam de herinnering aan het feit, dat het bittere noodzaak was dat hij ermee doorging Clive Elliot te spelen. Om Clive te kunnen voorstellen, moest hij doorgaan te zijn zoals hij vroeger geweest was. Terwijl hij vervuld was van medelijden, liet hij zijn stem opzettelijk ruw klinken. „Toe, Maisie, kijk me niet zo aan. Ik zal je niet aanraken. Je hebt gelijk, ik bèn veranderd, het maakt een man anders als hij weet, dat hij eigenlijk dood had moeten zijn.”
...Maar Clive!”
„Het is waar.” En opeens besefte hij hoezeer dit inderdaad waar was. „Ik heb het gevoel alsof ik gestorven hen en toen... nu ja, toen weer herboren werd... of me een tweede kans is gegeven... een nieuw leven ...” Hij herinnerde zich dat hij het over Clive had. „Ik was de enige die van de scheepsramp overbleef, de enige overlevende, en ik ben in leven gehouden door Afrikanen. Als zoiets met je gebeurt, heb je het gevoel dat je een tweede kans gekregen hebt om iets beters van het leven te maken dan je de eerste keer deed. Dat is het verschil.”
Ze staarde hem met grote ogen aan, ze begreep nauwelijks wat hij zei.
„Ik heb over die scheepsramp gelezen en hoe je gered bent,” zei ze langzaam. „Daarom wist ik waar je was.”
„En je kwam ...” Hij herinnerde zich weer de rol die hij moest spelen, hij verhardde zijn hart en sloeg wanhopig toe: „... om te zien wat je van me los zou kunnen krijgen.” Zij kromp even ineen, toen knikte ze.
„Ja.” Opeens viel ze uit: „En waarom zou ik niét? Ik heb er immers récht op... waarom zou ik sloven? Ik bén toch je vrouw? Je móét in mijn onderhoud voorzien.”
Hij wist toen ze zei: „Ik ben toch je vrouw,” dat hij deze vrouw ervan overtuigd had dat hij wérkelijk Clive Elliot was. Ze had zelfs vergeten dat ze ooit aan zijn identiteit getwijfeld had!
Zij trok haar mantel wat dichter om zich heen en zette haar verschoten hoed rechter, terwijl ze naar het raam keek.
„Het is al ochtend. We zijn de hele nacht op geweest. En je ziet er doodmoe uit, Clive. Je moet een zware dobber gehad hebben met dat kind waarvoor ze je kwamen halen. Je moet wat gaan slapen. Ik zal weggaan.”
„Maar,” voegde ze eraan toe, snel, uitdagend en scherp: „Ik zal terugkomen.”
Automatisch opende hij de deur voor haar en zag hoe mager ze was en hoe vermoeid haar bewegingen waren. „Ik zal even mijn wagen pakken en je naar huis brengen,” zei hij vriendelijk.
Ze draaide zich om en staarde hem aan, haar ogen waren groter en blauwer dan ooit.
„Ik red me wel. Het is niet ver. Trouwens, ik ben ook met de bus gekomen.”
„Die lopen nu nog niet, denk ik. En als ze wel rijden, zitten ze stampvol arbeiders.”
„Dan loop ik wel.”
„Nee, dat gebeurt niet. Bovendien regent het en het is koud. Je bent niet in een toestand... hier. Op dezelfde vanzelfsprekende manier pakte hij de duffel van de kapstok toen hij zag hoe dun en versleten haar mantel was, en legde hem over haar magere schouders. „Wikkel je daar maar lekker in. En heb je geen handschoenen?”
Hij zweeg opeens, toen hij tranen in haar ogen zag èn verbazing.
„Kom mee.” Hij sleepte haar bijna naar de plaats waar hij zijn auto op de binnenplaats gezet had.
Ze zei geen woord, gaf alleen haar adres op, en even later reed de wagen door de grauwe dageraad van Londen dat al vol verkeer was.
Hij zag het haveloze huis in de haveloze achterbuurt vlakbij de haven, waar hun reis eindigde. Het was een vuil en verwaarloosd huis waarop een half uitgewist bordje hing met de aankondiging: „bed met ontbijt, kamers vakant”. De slorig geklede vrouw die de deur opende zei: „Wat mot-ie?”
„Dit is mijn man.” Maisie rekte zich opeens wat uit, haar hoofd opgeheven, haar hand trots op zijn mouw.
De vrouw keek naar hen en opende de deur toen helemaal. Zonder nog een woord te zeggen ging ze weg en verdween in het duister aan het einde van de smalle gang.
Maisie keerde zich nu om naar de man van wie ze geloofde, dat hij haar echtgenoot was.
„Nou tot ziens dan maar.”
„Ja. Probeer wat te slapen intussen.”
„Dat zal ik doen. En jij ook.”
„Ja. Dag Maisie.”
„Dag Clive ...”
Ze bleef naar hem kijken. Hij begreep dat ze weer aan het verleden dacht en wachtte of hij haar zou kussen, het was de macht der gewoonte.
En toch was zij het, die een eind aan de situatie maakte. Zij keerde zich opeens om en Mep bijna hard de gang in. Opgelucht draaide hij zich meteen om. Maar haar stem riep hem terug. „Clive.”
„Ja?”
Toen sprak ze snel, nerveus: „Clive, ik heb een beetje geld nodig.”
Hij voelde zich enorm opgelucht.
„Ik heb niet veel bij me,” zei hij, terwijl hij zijn portefeuille pakte. Maar wacht... ik heb mijn chequeboek. Nou Maisie, zeg het eens. Hoeveel moet het zijn?” Zijn stem klonk opzettelijk nors.
Zij antwoordde niet onmiddellijk en hij ging door: „Haal je niet te veel in je hoofd. Ik ben geen specialist van Harleystreet met een tegoed van duizenden ponden op de bank. Ik heb gewoon een salaris en je kunt de grootte wel berekenen als ik je vertel, dat ik minder dan honderd pond heb kunnen wegleggen.”
Hij zweeg opeens omdat ze hem zo wonderlijk aankeek. Hij voelde zich opeens vreemd beschaamd.
Zij stak haar hand uit en pakte de portefeuille. Zij nam er heel zorgvuldig drie pondsbiljetten uit. Ze aarzelde even, fronste haar voorhoofd alsof ze rekende en legde er toen weer een terug.
„Ik denk wel dat ik aan twee genoeg heb,” zei ze, terwijl ze hem zijn portefeuille teruggaf. „Voor wat ik wil... laten doen. En ik zou ze niet nemen als ik niet blut was.”
Tot zijn verbazing vlamde er opeens een felle blos op in haar gezicht, toen keerde ze zich om en liep snel weg. Hij hoorde hoe ze de trap opstrompelde, toen ze naar boven ging. En hij wist waarom. Je kunt immers niet goed zien, als je ogen verblind zijn door tranen.
Hij reed niet regelrecht terug naar het ziekenhuis. Hij wist niet waarheen hij reed. Wonderlijk genoeg kwam hem opeens in gedachten, dat hij op deze doelloze manier ook rondgezworven had in de nacht dat Henry Manning vermoord werd... Alleen had hij toen gelopen zonder te weten waar hij liep; hij had niet op tijd of plaats gelet, hij was vervuld van haat tegen de man die hij zojuist een pak slaag gegeven had... terwijl hij zich tegelijk ergerde aan zichzélf omdat hij zich zo had laten gaan. Ook besefte hij intussen steeds, dat hij verplicht was als arts om terug te gaan en te zorgen dat de man behoorlijk verbonden werd. En toen hij inderdaad teruggegaan was, was de man dood geweest... door een messteek... en toen was die nachtmerrie begonnen.
Hij schoof die duistere gedachten terug, er waren zoveel nieuwe problemen te overdenken. Het probleem hoe Manning gestorven was, wie hem had neergestoken ... was op de een of andere manier onbelangrijk geworden. Het scheen alsof het een ander aanging — David Hanson.
De problemen die eruit voortgekomen waren, dat waren zijn eigen problemen, de problemen van Clive Elliot.
Alles had zich zo snel opeengestapeld. Met een schok besefte hij opeens, dat nog maar enkele uren geleden het enige probleem Janet had geschenen... of hij haar als Clive Elliot zou trachten te veroveren.
Nu was daar Maisie en niet te vergeten Laura!
Drie vrouwen, een van hen had hij lief... een moest hij als zijn vrouw accepteren, omdat hij moest blijven doen alsof hij Clive Elliot was... en een uit het verleden die dreigde alles kapot te maken, als hij er niet in toestemde met haar te trouwen.
Hij reed bijna tegen een bus aan, maar hoorde niet eens hoe de chauffeur tegen hem schreeuwde. In zijn geest was nog maar één naam ... Laura!
Het was hem alsof hij het hartstochtelijke, sensuele gezicht in zijn voorruit zag weerspiegeld, hij hoorde haar weer onderhandelen: „David Hanson blijft dood, als Ik met Clive Elliot trouw. Anders niet!” Hij begreep dat van de drie vrouwen... Janet, die hij liefhad; Maisie, die hij in zijn hart erg zielig vond; en Laura, die hij haatte... Laura op de eerste plaats moest komen. Zij moest haar zin hebben, wat het ook voor anderen zou betekenen. Zij moest winnen ...
Hij reed nu in de richting van het ziekenhuis en naderde de poort. Onmiddellijk kwam een portier aanlopen.
Dokter Everatt heeft u overal gezocht, dokter. U bent nodig ... heel hard nodig op de afdeling van zuster Nightingale ..
Hij was de auto al uit en liep naar de zaal. Het was geen verrassing voor hem dat Janet er al was. Ze zat naast het bedje van de baby van de vrouw, aan wie hij zojuist had zitten denken.
Het was vol bij het bedje, want dokter Flaxmann was er ook, evenals Peter Tandy, twee leerling-verpleegsters en een zaalzuster. In de ogen van allen lag de bekende berustende blik.
Peter Tandy praatte juist toen David kwam.
„Dat heeft geen enkele zin, Janet.”
„Ik zèg je dat hij dat gedaan heeft... en dat het hielp ...” Maar hij zag onmiddellijk toen hij naast het bedje stond, dat de andere man gelijk had.
Tandy gromde: „Waar ben jij voor de duivel geweest? ...” en dokter Flaxmann kwam ernstig tussenbeide... „Het maakte geen verschil, Elliot. Je zou niets hebben kunnen doen. Er Is niets meer aan te doen, door wie ook...” Maar David hief opeens het hoofd op.
„Tóch wel. Ik zag het door dokter Arnoldi toepassen, toen ik bij hem was.
Janets hart bonsde heftig toen ze luisterde naar het gesprek dat nu volgde. Hoewel ze nog niet zo lang een medische opleiding volgde, had ze als verpleegster al dikwijls met zulke gevallen als deze baby te doen gehad, samen met David, en ze wist dus hoe gedurfd de operatie was die David nu uitstippelde.
„Onmogelijk.” De stem van Peter Tandy klonk ongeduldig. De andere dokter drong aan: „Niets is onmogelijk, Tandy. Dit is al eens eerder gedaan... in Amerika, en ik meen ook gehoord te hebben in Rusland. En zoals Elliot zojuist zei, heeft Arnoldi het hier al eens gedaan. Maar we hebben geen tijd meer om Arnoldi erbij te halen.
„Dat weet ik,” David keek op. „Maar u ...”
De grote Flaxmann schudde zijn hoofd.
„Ik heb het nooit zien doen. Je zei dat jij Arnoldi hebt gadegeslagen?”
„Ja, tweemaal.”
„Nou, dan moet jij het maar doen... één kans op de miljoen ... maar de énige kans die het kind heeft. Vind je het gerechtvaardigd om die kans te gebruiken?”
David keek nu naar Janet, toen keken ze allebei op de baby neer.
Zonder een antwoord af te wachten keerde dokter Flaxmann zich om en begon snel instructies te geven.
Als van heel ver hoorde Janet hem zeggen: „En u, juffrouw Ware ... wilt u contact opnemen met de ouders? Er kan geen uitstel zijn, maar als u hen vlug hier kunt krijgen, zouden ze het kind nog even kunnen zien vóór ...”
Janet liep snel naar de telefoon en er was alleen medelijden in haar hart voor de vrouw die Davids leven eens vernietigd had ... en nu opnieuw vernietigde ... toen ze de verstikte uitroep aan de andere kant van de lijn hoorde.
„Mijn kindje ...”
„Ja, maar maakt u niet van streek... er is nog hoop. Maar komt u alstublieft onmiddellijk. En de vader ...”
„Wat is er met de vader?”
„Hij moet óók komen.”
„Waarom?”
„Hij is immers de vader van het kind! Janet brak haar zin opeens af, ze vroeg zich af — toen ze zich dat harde gezicht van de man voorstelde, die ze één keer ontmoet had — óf hij het kindje wel zou willen zien. Ze sprak die gedachte nu uit.
Laura Lewins stem werd hard. „Ik weet het niet en het kan me niet schelen. Wat Paul wil interesseert mij niet. Hij zal wel in bed liggen. Dat soort werkt ’s nachts en ’s avonds ... drinken en spelen en zo. Niets zal hem op deze tijd van de dag uit bed krijgen ...”
„Maar zijn kind ...”
„Mijn kind!”
Janet vroeg nu snel: „Geeft u alstublieft even het telefoonnummer van de heer Lewin... als u van uw kindje houdt —”
Ze hoorde hoe de ander opeens de adem inhield. Maar ze gaf het nummer.
Een slaperige stem gromde iets toen Janet belde.
„Nee, de baas slaapt... kan niet gestoord worden. Als u zaken te bespreken hebt, belt u dan om een uur of vijf vanmiddag nog eens.”
„Zegt u hem,” viel ze hem in de rede, „als hij zijn dochtertje Diane nog wil zien, moet hij naar het Gray’s ziekenhuis komen, onmiddellijk. Zégt u hem dat... want ik weet zeker, dat hij het u nooit zal vergeven..
Zij legde de telefoon weer op de haak en vroeg zich af of er werkelijk mannen zouden zijn, voor wie hun kind niets betekende.
Maar dat had ze zich niet hoeven af te vragen. Binnen enkele minuten gierde een enorme auto de ziekenhuispoort in en een man, die nonchalant een jas over een prachtige zijden pyama had geworpen, schreeuwde terwijl hij achter het stuurwiel vandaan kwam: „Waar ligt mijn kind. Het kind van Paul Lewin?”
Het was geen stoere he-man meer, toen hij even later om het kamerscherm keek en op het kleine zieke hoopje mens neerkeek dat daar lag.
Toen de vrouw met wie hij getrouwd was aankwam, knielde hij bij het bed en hield de kleine vingertjes bij zijn gezicht om ze te kussen.
„Jij wordt weer beter, kindje. Ik heb nog nooit iets verloren dat ik belangrijk vond, en jij bent het belangrijkste van alles. Jij bent het énige goede dat er ooit in mijn leven geweest is ... mijn kindje.”
Hij keerde zich met een ruk om naar zijn vrouw. „Begrepen? Het is mijn kind. Ik heb het goedgevonden dat jij haar hield, omdat ik dacht dat ze een moeder nodig zou hebben, maar alleen zolang ze nog zo klein was dat ze je werkelijk nodig had. Maar je zult haar niet van me afnemen ...” Hij keek uitdagend in het rond en zijn stem werd luider toen hij de onzichtbaar tegenwoordige dood uitdaagde, de dood die zo nabij was. „Niets zal haar van me afnemen. Begrepen? Ze is van mij.”
David, die gekomen was zodra hij hoorde dat de ouders aanwezig waren, zei nu kalm: „Niets zal haar wegnemen. Niet als het menselijkerwijs mogelijk is haar hier te houden.” Heel rustig zette hij nu uiteen, welke operatie er zou moeten worden uitgevoerd. Hij sprak tegen de vrouw die zijn toekomst in haar handen hield, zoals ze ook zijn verleden vernietigd had, en tegen de man, die hij altijd beschouwd had als de kwade genius van haar leven.
Paul Lewin zei tenslotte: „En als u het niét doet, dokter?” „Dan heeft ze helemaal geen kans. Dan is het slechts een kwestie van tijd ... zéér weinig tijd.”
„En als u het wél doet?”
„Eén kans op een miljoen. Ik kan het niet duidelijker zeggen.”
Paul Lewin viel hem in de rede, terwijl zijn donkere ogen hem scherp aankeken.
„Best. Dat is genoeg kans voor mij. Ik ben een speler, dokter. Dat ben ik altijd geweest... Maar luister hier... ik heb nog nooit om zo’n grote inzet gespeeld. Ik zou om alles wat ik heb kunnen spelen... ik zou het hemd van mijn lijf geven, het bloed van mijn lichaam, vóór ik dit kind tot inzet zou maken. Maar het schijnt zo te moeten zijn. Nou, u heeft de kaarten, dokter... pas goed op hoe u ermee speelt... want hij de hemel, ik zeg u... als u verliest... ik heb mannen om minder gedood.”
Hij zweeg opeens, beseffend dat hij teveel gezegd had. Toen mompelde hij: „Ik weet niet meer wat ik zeg... vergeet het.” Maar hij voegde eraan toe, terwijl zijn stem opeens brak: „Ze is alles wat ik heb, dokter. Alles wat voor mij belangrijk is. Denk daaraan.”
„Dat zal ik,” zei David.