HOOFDSTUK 3
Janet voelde zich eerst een beetje beledigd. Die plotselinge koele houding, dat duidelijk gedemonstreerde besef van een barrière tussen hen die zo hoog als de hemel was en zo breed als de horizon, terwijl te tevoren zo sterk het gevoel had gehad dat er een band tussen haar en deze man bestond.
Maar toen zij ze tegen zichzelf dat ze er blij om was. Zo móést het ook immers? De enige belangstelling die ze voor hem mocht koesteren was immers de belangstelling voor zijn kennis? Ze was gewoon een van de studenten. Ze herinnerde zich zijn woorden: „Beschouwt u zichzelf daarbij als ik zeg: mijne heren”.
Als om haar gedachten te onderstrepen, klonk een stem achter haar: „Aha, mijnheer Ware”.
Zij draaide zich om en zag een jongeman met een sproetig gezicht en lichtblauwe ogen, die niet ver van haar af had gezeten in de collegezaal. Zijn glimlach was breed en aanstekelijk.
„Het is tijd dat deze heren een samen wat gaan drinken,” verklaarde hij, terwijl hij haar arm vastgreep. „Ik heet Strang ... Mike ... zijn glimlach werd nog breder nu ... „Ik denk dat ik jou maar Bill zal noemen. Dan vergeet ik het niet.
Zij lachte en duwde haar sombere problemen weg, want zijn opgeruimde stemming werkte aanstekelijk.
„Maak er maar liever Jan van,” zei ze. „Dat kan ook een jongensnaam zijn, en is een afkorting van mijn eigen naam Janet.”
„Best, kom maar mee en maak kennis met de hele troep. Er zit al een heel stel studenten te wachten, en er is een plaatsje opengehouden. Speciaal voor jou, eerlijk gezegd. Drink je bier?”
„Niet vaak.”
„Dan ben je géén heer. Maar dat geeft niet, we zullen het verontschuldigen omdat je nog zo jong bent.”
Janet lachte en slaagde erin, dank zij haar ervaring in de mannenzalen van het St. Feith ziekenhuis opgedaan, zich er vlot doorheen te slaan. Wel merkte ze algauw dat negen van de tien medestudenten blijkbaar besloten hadden haar het hof te maken en zich gedroegen of dat volkomen vanzelfsprekend was. Zo kwam het dat die morgen, die met die vreemde, smartelijke en verwarrende gevoelens was begonnen, voor haar vrolijk eindigde.
Ze zag zowel Peter als dokter Elliot weer, want zij gaven allebei les, maar alles was dan heel anders. Zij zag ze dan niet als mannen, zij waren slechts een middel voor haar om haar doel te bereiken.
Zij was moe maar wonderlijk voldaan toen ze naar haar kamer terugging die avond, en ze ging vroeg naar 'bed. Ze verwachtte als een blok in slaap te vallen. Maar ze droomde van David ... dat was niet ongewoon, maar in haar droom bleven dokter Elliot en David elkaar afwisselen. De lange man met dat gelaat vol littekens en rimpels, bleef zich tussen haar en David dringen ... hij wierp een barrière op, haalde haar weg... en Peter stond er steeds maar bij te kijken, op die eigenaardige cynische manier van hem.
Zij werd wakker terwijl ze in tranen baadde, ze was woedend op zichzelf, en toen lag ze in het donker te staren en probeerde zich te dwingen over haar aantekeningen te denken. Ze merkte dat ze zich geen woord kon herinneren van een der lessen. Ze probeerde zich door de herinnering aan David te laten inspireren, iets dat haar tot nu toe altijd gelukte en ... merkte, dat alwéér haar gedachten door Clive Elliot in beslag werden genomen.
Wat een vreemde man was hij! Wat moest dat wel een afschuwelijke ervaring zijn geweest voor dood te worden gehouden. Zij vroeg zich af hoe zijn familie zou zijn. Wat een schok moest het voor hen zijn geweest... zijn moeder en vader... en zijn vrouw. Ze vroeg zich opeens af of hij een vrouw of een meisje zou hebben.
Toen schudde ze haar hoofd in het donker. Nee... iets zei haar dat er géén meisje was. En ze ging heel tevreden op haar zij liggen en sliep opeens rustig in.
Ver weg in het achterland van West-Australië keek een vrouw op van het schrobben van de vloer in een schapenrange. Zij schoof een lok gelig haar uit haar porceleinblauwe ogen en besmeurde haar gezicht voor de zoveelste keer met haar vuile handen, terwijl ze keek hoe in de verte een stofwolk naderbij kwam en ze luisterde naar het hoefgetrappel van een ruiter die al gauw zichtbaar was en zich van het zadel liet glijden. Hij liep met grote stappen de stoep op.
Hij lachte tegen haar, maar kreeg geen glimlach terug. Er was een doffe lusteloosheid in haar hele wezen doortrok. „Is Steve thuis?” vroeg hij.
„Op kantoor.”
„Prima.” Zijn sporen rinkelden terwijl hij met grote zwaaiende stappen doorliep, maar opeens draaide hij zich om. „Ik was het bijna vergeten. Maisie, ik heb dit voor je meegebracht uit de stad. Heb je die al gezien?”
Zij keek op dezelfde lusteloze manier naar de min of meer verfrommelde krant.
„Ik hou me daar niet mee op, Jack. Ik kan me niet herinneren wanneer ik de laatste krant gelezen heb.”
„Jij bent een eigenaardige vrouw, Maisie. Ik bedoel, je bent niet oud ... maar toch ... het is net of je nergens meer om geeft?”
Ze haalde haar schouders op.
„Er Is niet veel waar ik wat om geef... behalve dan zorgen dat ik mijn baantje houd.”
Zij ging verder met schrobben, maar de man hield de krant voor haar.
„Kijk eens, dit deed me meteen aan jou denken toen ik dat las. Nee, ik maak geen geintje ... éérlijk... ik dacht die vent kon wel eens iets met jou te maken hebben... hij heeft dezelfde naam: Elliot.”
De vrouw keek nu met wijd opengesperde ogen, haar handen gingen naar haar hart terwijl ze het bericht las, en opeens was alle apathie verdwenen. Ze fluisterde zacht... Clive!” „Kèn je hem?”
Maar zij wendde zich af.
„Ik héb hem gekend,” was alles wat ze zei, terwijl ze verder ging met haar werk.
Maar op het ogenblik dat Jack vertrokken was, greep ze haastig het stuk krant dat hij op tafel gegooid had. Ze herlas het gretig en nam het toen mee naar haar kamer. Daar zat ze lange tijd op het bed en de uitdrukking op haar vertrokken gezicht verhardde zich, tot haar gezicht iets afstotends kreeg.
Eindelijk nam ze haar schrijfpapier en een potlood en begon te schrijven, maar blad na blad verscheurde ze.
Tenslotte waste ze haar gezicht en handen, trok een hoed over haar slordige haar, duwde haar weinige bezittingen in een half versleten koffer en ging naar het kantoortje van de bedrijfsleider.
„Ik ga hier weg, Steve,” verklaarde ze.
De grote gebruinde man keek haar vermoeid aan.
„Hoor eens even, Maisie, loop niet zo hard van stapel. Als het om het geld is ...”
„Dat is het niet. Ik wil alleen maar het loon dat ik te goed heb. Met mijn spaargeld erbij heb ik genoeg.”
„Waarvoor genoeg?”
„Om naar huis te gaan.”
„Naar huls?”
„Naar Engeland,” zei ze, terwijl haar stem opeens iets teders had.
„Maar voor de duivel, waarom ...” Hij staarde haar aan. „Ik dacht altijd dat er niets was, wat je nog aan Engeland bond ...”
„Dat dacht ik ook,” viel ze hem in de rede. „Maar ik heb me vergist.”
„Wat bedoel je? Wét heb je daar dan?”
Ze glimlachte nu werkelijk. „Misschien wel een echtgenoot,” zei ze.
Onbewust van de duistere machten die begonnen samen te spannen, ging het leven in het Gray-ziekenhuis kalm zijn gang. De dagen gingen voorbij en werden weken. Het opzwepende enthousiasme van Flaxmann, deelde zich mee aan allen die onder hem werkten. Hij liet zijn assistenten werken als koelies, de verpleegsters werkten tot ze volgens de wetten der natuur ongeveer in elkaar moesten zakken en de studenten moesten zwoegen (volgens Mike), tot het laatste beetje opgewektheid uit hen geperst was als een uitgeknepen citroen.
Velen werden er opstandig van. Peter zei telkens tegen Janet, dat ze het maar op moest geven, hij mopperde en gromde dat hij het zélf in ieder geval niet langer zou doorzetten.
„Het leven is nog wat meer dan dit gezwoeg. Wij zijn nog geen avond samen geweest, zolang ik me kan herinneren.
Ik schijn je nooit meer te zien te krijgen, behalve als je in de leszaal zit met een hele troep studenten. Verdorie, we zijn toch verlóófd ... je wordt mijn vróuw! Waarom zouden we zoveel tijd verknoeien ...?”
Maar zij legde hem het zwijgen op.
„Ik verknoei mijn tijd niet. Ik geniet van elke minuut.”
En dat was waar. In plaats van onder de zware druk van het werk weg te kwijnen, scheen ze ervan op te bloeien. Haar schoonheid had iets nieuws en anders gekregen... iets stralends dat van binnenuit kwam... want het scheen haar toe dat ze nooit dichter bij David was geweest dan tegenwoordig, zelfs niet toen ze samenwerkten in de ziekenzalen van St. Feith.
Het was Flaxmann niet... noch Peter ... die haar onderwees, het was David zelf ... en vooral als de rustige stem van Clive Elliot in de collegezaal klonk, als hij uitlegde, verbeterde en de moeilijkste problemen opeens eenvoudig deed lijken.
Ze verwonderde zich hier niet langer over, ze aanvaardde het gewoon, ze dacht er nooit meer over na zelfs.
Maar Peter zag de glans in haar ogen als Clive lesgaf en zijn jaloezie vertelde hem dat Clive steeds in haar gedachten was.
„We gaan vanmiddag er eens tussenuit,” zei hij. „We rijden naar een of ander badplaatsje aan de kust.”
„Peter, ik kan onmogelijk.”
„Waarom niet? Er zijn geen lessen.”
„Dat weet ik, maar ik ga helpen in de afdeling lopende patiënten, dat heb ik beloofd..Ze aarzelde, want ze kende die blik die Peters gezicht soms opeens versomberde... „Ik heb het aan dokter Elliot beloofd.”
Vóór hij kon protesteren, ging ze bijna ademloos verder: „Ik weet wel dat ik daar nog niet het recht toe heb, maar ik heb met de hoofdzuster gepraat en zij zegt, dat elk paar extra handen welkom zal zijn. En Peter, vanmiddag is het zuigelingenkliniek en ... o, het is de laatste tijd alleen maar boeken en lessen geweest... Ik heb geen tijd gehad om eens met echte levende patiënten om te gaan, sinds ik uit het St. Feith vertrok. Ik zal het gevoel hebben dat ik nu eindelijk eens iets in praktijk ga brengen, van wat jij en Elliot en Flaxmann me in mijn hoofd gepropt hebben. Ik móét het gewoon eens in de praktijk brengen vóór mijn hoofd ervan barst.”
Hij aarzelde even, toen kuste hij haar op zijn eigen hartstochtelijke, weinig tedere manier en ging weg, terwijl hij gromde: „Je moet maar doen wat je niet laten kan.”
Maar toen ze naar de kliniek ging beneden, was hij er ook! Hij had zijn middag óók opgeofferd. Aan de manier waarop hij Clive Elliot schaduwde en haar nooit een moment alleen met hem liet, begreep ze wel waarom. Dat deed haar pijn en maakte haar boos.
Ze vergat het in de opwinding van het nieuwe werk met de patiënten. Ze vergat ook dat ze studente was en merkte dat ze automatisch het werk van de zusters mee hielp doen, haar ervaring vergemakkelijkte het de angstige leerling-verpleegsters en zo werd het werk voor ieder lichter.
De banken begonnen vol te raken, hoofdzakelijk moeders die of bleke bange kleuters aan de hand hadden, of baby’s in hun armen.
Ze merkte dat ze de vrouwen kalmerend toesprak en de kinderen afleidde tot ze naar de dokter konden gaan. En toen kon ze niet laten te blijven toekijken en luisteren, terwijl de kalme stemmen van de beide mannen de moeders ondervroegen en hun vaardige vingers de zieke lijfjes aftastten.
Opeens besefte ze, dat het precies zo was als in St. Feith. Ze waren een team van drie mensen en precies als in St. Feith, was Peter de middelste van de drie. Ze zag dat hij onbewust de positie van assistent had ingenomen. Clive Elliot was de leider, snel, zeker van zijn zaak, vol vertrouwen, en hij gaf Peter zijn bevelen ... net als David gedaan had.
Opeens hield ze één ogenblik haar adem in ... dat waren precies dezelfde woorden die hij destijds altijd gebruikte. Ze stond opeens als verlamd, haar ogen verwijdden zich in overgrote verbazing, haar handen gingen naar haar hart. Ze had Clive Elliot Peter nog nóóit bij de voornaam horen noemen ... dat deed trouwens nooit iemand ... behalve destijds David. Hij altijd.
En toen nam hij het verkrampte beentje van een baby in zijn grote sterke handen en gaf er een speels klapje op, terwijl hij naar het vertrouwende gezichtje glimlachte en met zijn tong klakte om het kindje de pijn te doen vergeten en aan het lachen te maken ...
Janet had het gevoel of het vertrek om haar heen draaide, terwijl het bonzen van haar hart wel op tromgeroffel leek, want op dat ogenblik wist ze... ondanks Mies wat er tegen pleitte ... dat David Hanson niet dood was!
Hij was hier. Zijn gezicht mocht dan anders zijn, maar die handen ... ze had ze zo dikwijls gadegeslagen ... ze kende er elke lijn, elke spier van omdat ze ze liefhad ... en dan die glimlach, en dat eigenaardige onvergetelijke klakje met zijn tong ...
David! ... David was teruggekomen!
Het besef van de betekenis van dit wonder... bracht meteen angst. Ze keek naar Peter. Had hij het óók gezien... had hij ook die verbijsterende waarheid achterhaald?
Door de schok van haar ontdekking deed Janet opeens een stap vooruit. De man die zij had menen te herkennen, keek op. Ze bleef staan en hun blikken ontmoetten elkaar.
De verbijsterde, ongelovige blik op haar gezicht, haar plotselinge bleekheid, vertelden hem dat hij zich op de een of andere manier verraden had tegenover dit meisje met wie hij zo dikwijls samengewerkt had.
Zijn eerste reactie was een gevoel van vreugde. Nu hoefde hij niet langer te doen alsof. Maar onmiddellijk herinnerde hij zich, dat dit noodzakelijk wèl zo moest blijven. David Hanson was immers een veroordeelde moordenaar en moest dus dood blijven, zodat Clive Elliot kon afmaken wat hij begonnen was.
Hij keek neer op het zieke kind; dacht aan alle andere kinderen die nodig hadden wat hij te geven had.
Hij keek nu wéér naar Janet en de koude uitdrukking van zijn gelaat trof haar als een klap in haar gezicht. Het deed haar weer twijfelen. David zou nóóit zo gekeken hebben. En zijn stem klonk opeens ook heel anders:
„Hangt u in ’s hemelsnaam niet zo rond, hoe kunnen wij ons anders concentreren hier? Gaat u zich ergens nuttig maken.”
Deze grove opmerking deed haar opeens een vuurrode blos krijgen, het maakte ook dat Peter zich omdraaide. Maar het was al te laat. Zijn verontwaardiging had nu de overhand.
„Wat mankeert jou om op die toon tegen Janet te praten?” De andere man keek hem even aan, hij was dodelijk ongerust nu zich te verraden. Als hij daarnet blijkbaar iets had gezegd of gedaan dat hem tegenover haar had prijsgegeven ... hoe zou het dan wel met deze man moeten, die zo nauw met David Hanson samengewerkt had ... die samen met Janet en hem een team van drie gevormd had? Hij keek in de boze ogen en zei snel, pogend om eventuele gerezen achterdocht de kop in te drukken:
„Ik bied mijn verontschuldigingen aan.” Hij vervolgde koel: „Ik ben niet gewend door een vrouw op mijn vingers gekeken te worden als ik een patiënt onderzoek. Ik stuur de moeders altijd weg. Zélfs een verpleegster werkt op mijn zenuwen. Ik heb er nog nooit een ontmoet, die in staat is rustig stil te blijven staan.”
„Ik begrijp het. Het spijt me, dokter Elliot,” zei ze, terwijl ze zich naar de deur wendde en snel de kamer uitging. Haar gedachten waren totaal van streek. Haar verbeelding moest haar parten gespeeld hebben. Dit was David immers niet... die had immers nooit zulke koude harde ogen en dan die rasperige stem met dat lichte Australische accent! En die minachtende klank als hij over vrouwen praatte. Natuurlijk was hij dat niet, dat kon gewoon niet.
David was dood!!
Maar tegen alle geredeneer in vertelde haar hart haar, dat hij niet dood was.
Ze leunde tegen de muur buiten de kamer, ze liet haar hoofd tegen de koude tegels rusten en sloot haar ogen... en onmiddellijk zag ze die glimlach weer... en die bekende vertrouwde handen, die dat klopje op het beentje hadden gegeven. Alsof zij die handen niet tot in elke bijzonderheid zou kennen! En bovendien, ze wist het... en daarmee uit... ze wist eenvoudig zeker dat David daar in die kamer was met dat kindje.
Ze kon het onmogelijk begrijpen hoe dit wonder tot stand gekomen was, hoe David als Clive terug kon komen. Maar het was gebeurd, en daarmee uit. En het volgende ogenblik was ze zó gelukkig, dat ze er bijna in stikte. Bijna had ze zich omgedraaid en was ze hard naar hem toegelopen. Maar dat kon ze niet doen. Peter was er ook.
Zou Peter verdenking koesteren? Als dat zo was... ze huiverde opeens, omdat ze nu besefte wat het betekende dat Clive Elliot David was. David werd immers schuldig geacht aan een moord. Als iemand achterdocht zou hebben, zou weten dat hij nog leefde...
Dat mocht niet. Als Peter verdenking koesterde, moest zij die uit zijn hoofd praten. Niemand mocht het weten. Niemand ... behalve zij en David.
De gedachte werd opeens onderbroken door een stem achter haar, die haar met een ruk om deed draaien.
„Nee maar, zuster Ware ... dat ik u hier aantref!”
Zij staarde ongelovig naar de vrouw, die daar met een kleine baby in haar armen stond. Geen vergissing mogelijk, dat mooie gezicht omlijst door het ravenzwarte haar. Het laatste had zij dat gezien toen David het levenslange vonnis over zich hoorde uitspreken.
Laura Manning, de vrouw wier man vermoord was! Voor wiens moord David was veroordeeld.
Eén ogenblik kon ze haar ogen niet geloven. Het verleden kwam vandaag opeens zo van alle kanten op haar af. Ze moest haar verstand verloren hebben, ze verwarde het verleden met het heden. De schok van het herkennen van David had alles weer levendig voor haar geest geroepen ... de vrouw die naar St. Feith was gekomen destijds ... net als nu, met een zieke baby in haar armen, en die alles wat zo heerlijk was had vernietigd, die alles veranderd had in afschuwelijke nachtmerries, die hun hoogtepunt hadden gehad in dat stampvolle gerechtshof, waar iedereen geloofde dat David haar minnaar was en haar man vermoord had. Néé... Janet sloot haar ogen even. Ze móést uit deze nachtmerrie wakker worden.
Maar de diepe zwoele stem, die tot het verleden behoorde, sprak opnieuw.
„Maar natuurlijk is het zo vreemd niet. U was dit soort werk immers ook gewend in het St. Feith? U was altijd zo handig..
Ze zweeg opeens. Janet wist dat ze aan het kindje dacht dat gestorven was en aan de man, die vergeefs zo hard gewerkt had om het te redden.
Zij opende haar ogen en zag hoe Laura Manning op het kindje in haar armen neerkeek en in die blik was bezorgd verdriet.
„Kleine Diane is ... het is net als toen met Bobbie. Daarom heb ik haar hierheen gebracht.” Ze zei de naam niet, maar er was geen vergissing mogelijk wie ze bedoelde, toen ze eraan toevoegde: „Hij zei altijd, dat dit de beste inrichting voor zoiets was.”
Janet balde haar vuisten, plotseling werd ze vervuld van een nieuwe angst. Ze hoorde haar als in een droom zeggen: „Maar ik moet niet blijven praten hier. Is de dokter klaar? Ik ben de volgende patiënt. Dokter Elliot heet hij, hè? Ik heb gehoord dat hij erg goed moet zijn.” Haar armen hielden de baby nu stevig vast. „Hij zal je wel beter maken, schatje.”
Janets gedachten gingen als in een draaimolen rond. Ze herinnerde zich nu, hoe David zich tegenover haar verraden had. En Laura Manning... ze had immers óók gekeken toen hij die andere baby van haar behandeld had, telkens en telkens. En op haar manier had ze ook van hem gehouden ...
Als zij die handen eens herkende... die glimlach ... zijn manier van doen met een ziek kindje?
Ze huiverde.
Het lot was wreed.
Waarom moest déze vrouw nu juist hier komen, waarom moest ze David zo’n vuurproef af laten leggen. Dat was niet eerlijk. Als hij in zijn werk verdiept was, zou hij niet op zijn hoede zijn en zou hij aan niets anders denken. Natuurlijk zou hij wél bijzonder voorzichtig zijn, na wat er zojuist gebeurd was. Maar als hij deze vrouw opeens zou zien ... het verleden weer opeens vóór zich zou zien ... Nee, dat mocht hem niet overkomen!
Terwijl ze nauwelijks wist wat ze deed, maar alleen geleid door een gedachte uit haar onderbewustzijn, nam ze de arm van de andere vrouw. De woorden schenen als vanzelf te komen.
„Het spijt me, maar dokter... dokter Elliot... er is een spoedgeval gekomen. Hij kan nu geen andere patiënt onderzoeken. Daarom kwam ik de kamer uit, om dit even te zeggen.”
„Maar ...” Laura Manning staarde haar aan. „Hij móét... Diane...”
„Mag Ik even naar haar kijken?” Janet boog zich over de baby „Ik ben niet langer verpleegster ... Ik ... ik ben hier nu bij de medische opleiding ... O ja, ik zie het al... maar weest u maar niet bang. Een klein uitstel zal geen verschil maken. En morgen zal dokter Flaxmann hier zelf zijn ...” Ze had nog nooit zo snel gedacht, hoewel ze nauwelijks kon overzien wat ze allemaal beweerde. Dan is het zijn dag hier ...
Dat was waar, en David zou er dan niet zijn. Dan had hij een vrije dag.
„Brengt u de baby hier morgen op dezelfde tijd. Ik zal een speciale afspraak voor u maken bij dokter Flaxmann.” Haar ervaring van verpleegster kwam haar nu goed te hulp. Laura Manning gehoorzaamde... en ging weg.
Maar het gevoel van opluchting in Janet stierf weg, zodra het opdook. Ze voelde opeens ontzètting over wat ze gedaan had. Ze had een ziek kind weggestuurd ... een wanhopig ziek kind. Ze had genoeg ervaring om dat te kunnen vaststellen. En als dokter Flaxmann al eens vol was met afspraken?
Zij bracht haar handen naar haar hoofd en voelde zich bijna verpletterd door de verantwoording die ze op zich geladen had. Maar toch betreurde ze het niet. Ze zou immers elke last willen torsen om de man die ze liefhad te beschermen.
Ze keerde zich snel om en begreep nu pas goed, hoeveel groter de last was die hij droeg! Haar gedachte was nu: de eerste de beste gelegenheid te gebruiken om hem te vertellen dat ze het wist, en hem te vragen haar toe te staan zijn last te helpen dragen. En om hem te waarschuwen tegen die vrouw, die haar zo juist had verlaten ... want ze begreep heel goed dat ze het gevaar slechts tijdelijk van hem had afgewend, het hing nog steeds boven zijn hoofd.
Maar toen ze weer in het vertrek kwam, was alleen Peter aanwezig.
„Het is in orde, Elliot is weg,” zei hij, terwijl hij opkeek van het verbinden van een kinderbeentje. „Hij zei, dat hij opeens barstende hoofdpijn had. Daar heeft hij meer last van, zegt hij. Dat is nog een gevolg van die scheepsramp ... Ik heb hem gezegd, dat ik het wel over zou nemen.”
Het eerste gevoél van Janet was opluchting.
Peter had het niet gezien! Hij had geen achterdocht.
Maar toen liet hij opeens het kind liggen en liep op haar toe.
„Dat varken, om op die toon tegen jou te praten. Ik weet niet, waarom ik hem niet meteen een klap in zijn gezicht gegeven heb! Maar het is goed dat hij zijn ware aard heeft laten zien. Misschien zul je een volgende keer niet meer zo bereid zijn je vrije middag voor hem te geven. Als ik eraan denk, wat wij samen op dit ogenblik hadden kunnen genieten ... hadden behóren te genieten. Al die verknoeide tijd, terwijl we tóch maar zo weinig samen kunnen zijn. Maar we zullen onze schade inhalen ... nietwaar?”
Zijn stem was nu even liefkozend als de arm, die hij om haar heensloeg. Met zijn andere hand dwong hij haar, haar gezicht naar hem toe te keren.
..Peter. Hiér niet.”
Ze duwde haar handen tegen hem om hem terug te houden, en ze zei haastig: „We hebben toch dienst! De patiënt...” „Wat kan mij die patiënt schelen... Nee, gelukkig dat die patiënt er is. Nu Elliot altijd zo sterk de nadruk erop legt dat hij alléén gelaten wil worden met de patiënt, hebben we eindelijk eens de kans hier ongestoord te zijn, zonder dat er elk ogenblik een zuster binnen kan komen lopen. Vooruit... wij hebben immers onze vrije middag opgegeven, we hebben toch wel recht op een ogenblikje voor onszelf... één kus?” Zij schudde haar hoofd. Toen hij echter zijn kracht aanwendde om haar te dwingen, legde ze een hand over haar lippen. En ze wist dat het niet meer een kwestie van plicht was ... of van tijd of plaats ... waardoor het onmogelijk was geworden zich door hem te laten kussen. Hij had er geen récht meer op ... haar lippen waren niet meer vrij... niet nu David nog leefde.
„Janet... wat is er in jou gevaren? Waarom kijk je me op die manier aan. Waarom gedraag je je zo?”
De woede in zijn stem werd nu vermengd met achterdocht. Zij zag het in zijn ogen.
„Je bent van gedachte veranderd, Janet... je probeert je terug te trekken ...”
„Nee.” Ze besefte dat, als hij eenmaal op die manier zou gaan denken ... hij naar een réden zou zoeken ... en dat zijn ogen dan wel eens opeens op de waarheid zouden stuiten, want hij wist dat er maar één man voor haar geweest was van wie ze wérkelijk kon houden. Hij had Davids gebaar en woorden niet opgemerkt, maar als zijn ogen eenmaal gescherpt zouden zijn door jaloezie...
„Er is niemand anders, Peter. Dat wéét je toch. Dat heb ik beloofd.”
„Bewijs het dan. Vooruit... kus me.”
Zij liet haar hand zakken. Waarom niet? Ze hadden elkaar immers al vaker gekust. Het was een deel van de ruil. Het betekende niets.
En toch, toen zijn lippen op de hare waren, bleef haar mond afwijzend en gesloten. Ze kon het eenvoudig niet anders. Het was alsof ze geen macht meer over zichzelf had. Haar hele lichaam verzette zich. Haar hart was in opstand en wilde haar niet toestaan te geven, wat niet gegeven mocht worden. Haar liefde behoorde aan David... en hij was niet dood, hij lééfde... en zou er eens een beroep op doen.
Ze duwde de man die haar daar vanaf probeerde te houden weg en keerde zich om. Met nietsziende ogen liep ze weg. Haar intuïtie zei haar zich in haar tegenwoordige geestestoestand van andere mensen afzijdig te houden, daarom liep ze naar de achterdeur die op een binnenplaats uitkwam, dus niet in de kliniek die vol mensen zat.
Ze liep snel over het witte beton en kreeg de kracht zich genoeg te beheersen om wat langzamer te gaan lopen, toen enkele zusters die klaar waren snel aan kwamen lopen om een bus te kunnen halen, die voor de poort stilstond. Ze was blij dat ze daar liepen want ze wist dat, als Peter haar naar de deur gevolgd was, hij bij hun aanblik zou omkeren. Er was geen spoor van hem te bekennen, toen ze ongerust omkeek vóór ze de hoek omsloeg, maar haar opluchting was weer van korte duur.
Ze wreef met de rug van haar hand over haar lippen. Ze wist nu dat ze altijd die neiging had gehad als hij haar had gekust. Maar ze had het beloofd... Hij was immers de man met wie ze zou trouwen ...
Néé... dat was gewéést toen ze dacht dat David door was. Kussen kwamen er toen niet op aan, evenmin als een huwelijk. Het was maar een deel van de hoop omwille van David, die haar zou mogelijk maken het werk voort te zetten dat zoveel voor hem betekend had. Zij was bereid geweest haar kussen te schenken... zich helemaal te geven... in ruil daarvoor. Maar nu, nu door een onbegrijpelijk wonder David er opeens weer was ... nu kón ze er niet mee doorgaan.
Maar hoe kon ze dit aan Peter vertellen, zonder hem te verraden hoe dit kwam? Hij was de laatste mens die mocht weten dat Clive Elliot, David was. In zijn jaloezie zou hij tot alles in staat zijn. Hij zou niet aarzelen het aan de politie te vertellen ...
Er ging een diepe huivering door haar heen. Wéér sloeg ze haar handen voor haar gezicht om de beelden die bij haar boven kwamen uit te sluiten... herinneringen aan David tussen twee agenten, en grote krantenkoppen... Het zou allemaal opnieuw gaan beginnen. Ze zouden David weer weghalen; en ditmaal voorgoed.
Ze overzag nu volledig hoe verschrikkelijk het geheim was dat ze deelde. Het leven van de man die ze liefhad, zou de prijs zijn voor de geringste vergissing.
Ze wenste opeens dat ze hem niét herkend had, want ze besefte dat ze nu een gevaar voor hem betekende. Eerst kon hij zich alleen zélf maar verraden, nu waren ze met zijn tweeën. Hoe voorzichtig hij ook zou zijn, als zij zich vergiste — iets verkeerds zei...
Opnieuw voelde ze zich verpletterd door de last van haar problemen. Ze leunde tegen de muur en worstelde om haar tranen tegen te houden.
Daar zag hij haar. Hij had zich hersteld van dat moment van zwakte, waardoor hij weggelopen was. Spijt om de manier waarop hij tegen het meisje te keer was gegaan, voor wie zijn hart in liefde klopte en ontzetting over de gedachte dat hij zich ergens mee had verraden, hadden hem onweerstaanbaar de drang doen voelen te vluchten... even te ontsnappen om alles rustig te overdenken, om zijn gedachten te ordenen. Maar dat ogenblik van zwakheid was nu voorbij, de gedachte aan de wachtende kinderen en hun pijn had zich weer aan hem opgedrongen.
Hij haastte zich naar hen terug, toen hij opeens het tengere figuurtje in de witte jas zag staan in een rustig hoekje van de binnenplaats.
Hij bleef staan en aarzelde.
Hij kon geen risico nemen. Er stond te veel op het spel. Meer dan zijn vrijheid of leven, de grote zaak waarvoor de oude Arnoldi zoveel risico genomen had om hem een tweede kans te geven ...
Maar och, wat zag ze er jong en verloren uit. Hij begreep dat ze huilde in dat hoekje daar. En hij kón het niet verdragen.
„Juffrouw Ware.”
Zij draaide zich om, haar ogen heel groot en vol tranen. Hij klemde zijn handen achter zijn rug in elkaar, anders zou hij haar in zijn armen nemen. Hij liet zijn stem klinken zoals die van Clive Elliot.
„Juffrouw Ware... vergeeft u mij. Ik wilde u niet van streek maken. Ik ben een onhandige bruut. Het komt omdat ... ik niet gewend ben aan vrouwen. Ik heb nooit iets met ze uit te staan. Tenminste niet als vrouwen. Alleen patiënten en zusters.” Hij dwong zich eraan toe te voegen: „Ik wil ook niets met ze te maken hebben ... maar toch wil ik niemand kwetsen ... ik bedoel het niet zo ... Het spijt me...”
Ze kon een ogenblik geen woord zeggen Het was alsof haar hart haar in de weg zat, haar gedachten en spraak belemmerde. Ze kon hem alleen maar aankijken en ... versteld zijn. Want nu twijfelde ze niet meer. Het gezicht mocht dan in enkele trekken wat veranderd zijn... sterk veranderd zelfs ... maar toch herkende ze David erin ... en alles wat ze liefhad lag in die stem, ondanks dat vreemde accent. Maar gelukkig kwam de macht over haar gedachten eerder terug, dan de macht over haar spraak. Vóór ze de woorden kon vinden... zelfs alleen maar de naam David, die op zichzelf alle gedachten zou geformuleerd hebben ... kwamen de gedachten die ze had gehad vóór hij haar aansprak, weer terug. Eén kleine vergissing en hij zou weer van haar weggehaald worden, en wie zou dan nog op een nieuw wonder durven hopen?
En hoewel ze op het ogenblik alleen waren, was dit ook bijna een wonder. Elk moment kon er immers iemand de hoek omkomen ... en als zij David zou laten merken dat ze het wist... dan zou ze immers zonder twijfel het volgende ogenblik in zijn armen liggen? Dat ogenblik zou te overstelpend zijn om nog voorzichtig te kunnen zijn. Wie weet welke verraderlijke woorden hij dan zou spreken en wie ze zou opvangen ...
Ze mocht het hem niet zeggen... niet nu.
Terwijl ze naar het gelaat met de vele littekens keek en die liefdevolle blik op zich zag rusten, zag ze ook hoe zwaar de last op hem drukte en ze besloot dat ze het hem niet mocht zeggen. Als ze dat wel deed... haar gedachten waren weer op hun uitgangspunt terug ... zou zijn last verdubbeld zijn, niet gehalveerd, want er zou de vrees bijkomen dat zij de vergissing zou begaan die hem zou verraden. Nee, ze mocht zijn zorgen niet vergroten, hij had er al te veel om te dragen.
Ze glimlachte nu en wreef haar ogen af.
„Ik ben bang, dat ik erg kinderachtig doe. Ik zou eigenlijk excuus moeten vragen. Maar ik geloof, dat ik wat moe ben. Het is een tamelijk zware week geweest.”
Maar ze kon het niet volhouden. Haar dwaze hart wilde zich niet behoorlijk gedragen en dat kwam door de manier waarop hij naar haar keek. Peter zei altijd dat hij van haar hield, maar het was niet het soort liefde dat deze man niet uit zijn ogen kon bannen. Ze wist dat dit het enige echte was ... zowel bij hem als bij haar... een liefde die alles te boven gaat... en een liefde die niet langer ontkend kon worden.
Zij voelde hoe haar adem stokte.
Waarom zouden ze die liefde ontkennen?
Het was niet alleen iets tussen haar en David Hanson. Zij had de man zélf immers lief, niet zijn naam. En niet alleen maar de man die hij eens was. Maar de man die hij nu was. De wilde gedachte werd opeens een vastberaden doel. Zij kon die liefde niet voor zich opeisen door te verraden dat zij zijn geheim kende, want dat zou zijn zorgen immers alleen maar verzwaren, maar haar liefde was voor hém en wat zou het voor verschil uitmaken als ze hem tot een veilig ogenblik in de toekomst liet denken, dat zij de liefde van Clive Elliot aanvaardde ...?
Zij verbrak het stilzwijgen dat opeens tussen hen was gevallen en in haar ogen kwam een vonk die zijn bloed sneller deed stromen.
„Ik kon het niet verdragen dat u boos op mij was,” zei ze op een toon die niet mis te verstaan was.
Zijn hart klopte nu even fel als het hare en was vervuld met dezelfde wilde vreugde. Zijn dromen werden verwezenlijkt ...
Maar toen werd zijn geluksgevoel met één klap vernietigd. Hij was het niet die ze met die gloed in haar ogen aankeek, het was Clive Elliot!!
Er vlamde een onredelijke, vreemde jaloezie in hem op. Dat zij, wier liefde hij alleen voor zich gewaand had, haar hart aan een man kon schenken die zij nog maar zo kort kende. Hij draaide zich om en verliet haar zonder nog een woord te zeggen.
Ze was zo verbluft door die onverwachte wending, dat zij enkele ogenblikken alleen maar in staat was hem onbewegelijk na te staren, ze keek hoe de lange gestalte met grote stappen wegliep.
Dat kon toch niet. Waarom? Wat had ze gedaan? Ze had hem alleen maar haar hart aangeboden, met alle liefde die zij voor hem voelde. Ze wist dat dit in haar stem en ogen duidelijk zichtbaar en hoorbaar geweest was. Dat was ook haar bedoeling geweest. En hij móest het gezien hebben ... gemerkt...
Opeens liet ze alle voorzichtigheid varen en begon ze achter hem aan te rennen. Ze zag hem verdwijnen in het vertrek waar deze vreemde, hartbrekende toestand begonnen was. Toen ze vlakbij de deur was hoorde ze hoe zij geopend werd. Ze bleef staan, want ze hoorde Peters stem:
„Als je er zeker van bent dat je weer in orde bent, Elliot, en dat je verder kunt werken, dan zal ik dat maar aannemen. Ik denk dat er nog tijd genoeg is om Janet te gaan halen en haar een poosje uit deze sfeer weg te halen en buiten te brengen.”
Zij sloeg snel de naastbijzijnde hoek om en merkte tot haar wanhoop, dat het een doodlopende gang was. Ze stond daar vol zorg en was bang dat Peter die kant uit zou lopen om haar te zoeken.
Maar hij keek niet naar rechts of links, toen hij met grote stappen naar de binnenplaats liep. Hij zocht helemaal niet naar haar. Hij had het maar gelogen. Hij twijfelde eraan of ze wel mee zou gaan als hij haar zou vinden. In zijn geest was de herinnering nog te vers hoe koud en afwerend haar lippen geweest waren, hoe onmiskenbaar haar hele lichaam zich tegen zijn aanraking verzet had.
Hij deed naar buiten alsof hij in een onverstoorbaar goed humeur was, hij glimlachte tegen iedereen die hij tegenkwam, begon zelfs zacht te fluiten, maar zijn geest was een en al twijfel en verwarring.
Voor de duivel: waarom wilde een meisje als Janet ook nog een artsentitel hebben? Het enige wat ze nodig had was de titel van mevrouw... en dan mevrouw Tandy, inplaats van juffrouw Ware.
Mevrouw Janet Tandy... hij herhaalde het, hij luisterde naar de klank, zoals hij het al zo vaak gedaan had. Ze was geboren om de vrouw van een man te zijn... een moeder, met haar liefde voor kinderen; ze was geboren om voor haar eigen gezin te zorgen, niet om over andere mensen te dokteren.
Hij was er zeker van dat ze dat ook eigenlijk wilde. Hij was niet gek, en als arts, intelligent arts, had hij dit meisje dat hij tot vrouw begeerde, bestudeerd. Zij werkte hard voor haar lessen, maar tóch was haar hart er niet echt bij; alleen haar wil... ze was vastbesloten dit werk tot een goed einde te brengen. Haar hart...
Hij gromde opeens. Haar hart was ergens waar hij het nooit zou kunnen bereiken. Hij wist dat hij nooit meer van haar zou kunnen krijgen, dan het lichaam dat hij in zijn armen hield. De rest... haar gedachten, elk beetje gevoel... zou altijd aan een dode behoren. Daar moest hij rekening mee houden. Beter dan niets. En tot nu toe had ze zich nooit onttrokken aan haar deel van de „koop”. Er was geen liefde in haar kus, maar er was ook nooit echte weerstand geweest, alleen een koele, vriendelijke, berustende onderworpenheid. Maar nu ... wat was er opeens in haar gevaren?
Waarom was ze opeens zo veranderd?
Het was niet alleen vanmiddag zo geweest, in de behandelkamer, Dat had kunnen zijn omdat het de plaats en tijd er niet voor was, zoals ze gezegd had. Hij had het recht niet haar te kussen zolang ze allebei dienst hadden, terwijl er een patiëntje in het vertrek aanwezig was. Hij moest erkennen dat dit kon verklaren waarom ze zich zo gedragen had. Maar dat was alleen dit ene ogenblik. Het was al een hele poos aan de gang. Dag na dag was ze veranderd. Hij had het gezien. Er gebeurde iets met haar... iets dat hij niet begreep. Maar jaloezie maakte hem achterdochtig. Verdraaid, als het dat zou zijn... ze koelde af ten aanzien van hèm, omdat ze op een ander verliefd aan het worden was!
Waarom niet? Ze was jong. Ze hield niet van hem; maar dat betekende nog niet dat ze niet in staat zou zijn helemaal nooit meer lief te hebben nu Hanson dood was. Ze dacht dat ze dat niet zou kunnen, maar ze was precies als elk ander meisje. De liefde sluimerde in haar en wachtte slechts op de vlam die haar opnieuw zou ontsteken. En iemand had die liefde weer doen ontvlammen, of ze zich nu bewust was van dat feit of niet...
„Elliot!” Hij zei de naam hardop. Zijn gedachten gingen terug naar die eerste morgen en de eerste les in de collegezaal. Hij was toen binnengekomen en had gezien hoe ze elkaar hadden aangestaard alsof... alsof... ze betoverd waren. En meer dan eens had hij Elliot erop betrapt dat hij nog steeds op diezelfde manier naar haar keek ...
Elliot! Die verwenste Australiër, die bushman. Dat was alles wat hij was. Een uitstekend arts ... meer... een arts met veel talent voor het werk ... een arts die in hem hetzelfde minderwaardigheidsgevoel opriep als David Hanson destijds wekte. Maar helemaal niets meer dan hij was. Geen deftige familie... het enige romantische aan hem was misschien die onzin over die scheepsramp en het leven tussen wilde Afrikanen, waardoor hij teruggetrokkener en onbehouwener dan ooit was geworden. Hij had praktisch geen uitgaansleven. Hij rookte niet. Hij dronk niet. Ging nooit ergens heen. Hij zat in zijn kamer te werken en deed zijn werk in het ziekenhuis. Een onmenselijke machine in plaats van een mens, iemand die botweg beweerde dat hij geen tijd had voor vrouwen... dat hij nooit iets met vrouwen te maken had.
Daar kon Janet toch niet verliefd op worden? ... Maar hij schudde zijn hoofd. Meisjes konden wonderlijke dingen doen. En er was iets met die Elliot... iets dat vreemd verwarrend werkte... Peter besefte dat dit hem soms scheen te betoveren, vooral als ze samenwerkten.
Maar die verwenste Elliot... Hij zou van een koude kermis thuis komen. Hij had Janets belofte. De toekomst was vrijwel helemaal uitgestippeld.
„Ik moet proberen haar duidelijk te maken hoe hij werkelijk is. Ze moet een hekel aan hem krijgen!”
En op dat ogenblik gaf het noodlot weer een ruk aan het touw dat al zo verward was.
De stem van de portier drong door tot zijn gedachten. „Weet u toevallig waar dokter Elliot is, dokter?”
„Nee. Waarom?”
„Er is een dame aan de poort die naar hem vraagt, dokter. Ze zegt dat ze helemaal uit Australië komt.”
Peter had zich al half omgedraaid, maar nu bleef hij staan. Wat? Een vrouw die naar Elliot vroeg?
Hij aarzelde slechts één ogenblik, maar zijn jaloerse geest werkte op volle toeren en hij zei snel: „Ik heb het me net herinnerd. Dat is waar ook, u kunt hem in de kliniek vinden.”
„Dank u dokter.”
De portier ging naar zijn telefoon en Peter keerde zich om en liep snel naar de poort. Hij wilde Clive Elliot gadeslaan en luisteren als Clive Elliot, die had beweerd dat er nooit een vrouw in zijn leven was geweest, deze vrouw zou ontmoeten, die helemaal uit Australië was gekomen, volgens haar zeggen.
Maar toen de portier de kliniek belde, was de man, die het ziekenhuis als Clive Elliot kende, al niet meer aanwezig. Hij reed snel in een auto door Londen en naast hem, voorin, zat Janet.
Zij zat doodstil en staarde recht voor zich uit, want als ze naar hem zou kijken, zou het gezicht dat van Clive Elliot zijn en dat behoorde tot het nachtmerrieachtige probleem dat nog uitgewerkt moest worden. De tocht was daar geen onderdeel van. Het was alsof er nooit iets afschuwelijks gebeurd was in hun leven. Zij waren weer terug in het St. Feith ziekenhuis ... en dokter Hanson en zuster Ware gingen snel naar een spoedgeval.
Voor hem was het verleden ook met het heden vermengd geraakt zodat, toen de spoedoproep was doorgekomen, hij automatisch geroepen had: „Zuster Ware!” En zij was snel aan komen lopen naar de kamer en had even impulsief geantwoord en was als vanzelfsprekend haastig met hem meegelopen naar zijn auto. Pas nu beseften ze allebei hoe ze zich verraden hadden. Wanhoop vervulde hem. Hij zou veel voorzichtiger moeten worden.
Zij voelde hoe hij de barrière weer optrok, ze haatte die gedachte en de verleiding was heel sterk om hem te vertellen dat ze het wist... om hem op te eisen... niet alleen als David Hanson, maar als de man die zij liefhad. Maar zij dwong zich eraan te denken hoeveel er op het spel stond ... de zware last die hij droeg, en hoeveel zwaarder' hij zou worden als hij wist dat zij het geheim deelde dat. David Hanson door een of ander wonder teruggekomen was.
Ze aarzelde, toen voelde ze hoe zijn bezorgdheid toenam omdat hij zich verraden had. Onmiddellijk had ze nog maar één wens: hem gerust te stellen en ze zei snel, op kalme beroepstoon:
„Ik was nog niet in de gelegenheid om bijzonderheden over het geval te horen, dokter Elliot.”
Tot haar opluchting reageerde hij zo gewoontjes mogelijk. De spanning was verdwenen. Alle problemen werden terzijde geschoven door het zieke kind dat op hen wachtte, en zij waren opeens alleen nog maar de arts en de verpleegster, die hoopten een leventje te kunnen redden met hun vakkennis en bekwaamheid. Niets anders kwam er nog op aan. Janet luisterde naar de inlichtingen over het ziektegeval, die hij van de angstige moeder per telefoon had kunnen loskrijgen.
Maar toen voegde hij eraan toe: „Ik kan het niet helemaal begrijpen, want ze zei dat ze het kind vanmiddag naar het ziekenhuis had gebracht... en dat ze weer weggezonden was.”
Janet luisterde niet verder. Ze staarde hem aan en zag hem niet. In plaats daarvan zag ze die wachtkamer die middag. En Laura Manning met haar zieke baby in haar armen... Laura, de vrouw wier echtgenoot volgens de jury door deze man naast haar vermoord was ... het begin van alle nachtmerries, waardoor het een zaak van leven of dood werd dat niemand zou weten dat Clive Elliot in werkelijkheid David Hanson was!!
Laura Manning... die ze weggezonden had om het gevaar te vermijden dat zij, die hem op haar manier eveneens lief gehad had, hem zou herkennen als ze hem bezig zag met de behandeling van haar kind, precies zoals hij haar baby die gestorven was zo dikwijls behandeld had...
En nu was het allemaal vergeefs geweest! Hij was op weg naar haar toe nu ...