HOOFDSTUK 4

 

 

Als David en Laura Manning elkaar zouden ontmoeten en zij zou hem herkennen, stond zijn leven op het spel. Maar ook het leven van de wachtende baby stond op het spel. Zij keek hem aan en hij keek even terug, terwijl hij doorreed. Hij keek weer snel voor zich uit, maar dat was niet vanwege het drukke verkeer. Hij wist dat zijn ogen de liefde moesten verraden die nooit sterker geweest was dan op dat ogenblik.

Ze zat daar stijf rechtop, haar handen in haar schoot en staarde recht voor zich uit. Een hele poos zei ze niets. Maar ze dacht wanhopig na. Er kon geen liefde... geen geluk zijn voor hen... tegen de prijs van een kinderleven. Maar ze moest hem tóch waarschuwen... hem erop vóórbereiden dat de oude wonden opengereten zouden worden. Eindelijk sprak ze, toen ze een rustig stuk weg insloegen. „Ik ken die moeder. Zij heeft nóg eens een baby gehad, met dezelfde afwijking als deze. Dat was toen ik in het St. Feith ziekenhuis werkte.”

Ze haalde diep adem en haatte zichzelf omdat ze hem zo een schok moest toebrengen.

„Zij heette toen Manning...” Heel opzettelijk zei ze bet duidelijk en langzaam ... „Laura Manning.”

De wagen maakte een schuiver. Ze zag hoe zijn knokkels wit werden omdat hij het stuurwiel zo stevig vastgreep. Zij durfde hem niet in het gezicht te zien. Eindelijk klonk zijn stem:

„U vergist zich. Ze heet Lewin ..

Maar hij zweeg abrupt, want een laatste hoop in hem stierf. Hij herinnerde zich nu wat in zijn geest niet was opgekomen, toen hij de naam noteerde ... Lewin ... Paul Lewin, die immers altijd om Laura heen gehangen had. Wat was er waarschijnlijker dan dat ze met hem was getrouwd toen haar man was gestorven?

Hij waagde het erop Janet even aan te kijken. Natuurlijk kende ze Laura. Zij zou zich heus niet vergissen.

Hij voelde zich verslagen door de wreedheid van het lot.

Waarom moesten er in het leven, zijn nieuwe leven, deze twee vrouwen komen... de ene die voor hem al het goede vertegenwoordigde, de andere alles wat duister en verschrikkelijk was geweest in zijn oude leven?

En toen kwam de angst... angst die overeenkwam met de angst van Janet... dat Laura hem zou herkennen. En het vertrouwen dat in hem opkwam, was ook van dezelfde oorsprong als het vertrouwen dat Janet voelde.

Zij wist het. Ze hunkerde ernaar hem te smeken niet door te gaan, om te keren ...

Maar ze zei niets, ze keek met nietsziende ogen voor zich uit. En hij reed verder zonder zijn vaart te minderen. Laura zelf opende de deur van de flat voor hen. Hun beloning lag in de opluchting in die angstige moederogen. Op dat ogenblik betekende het verleden niets voor deze drie mensen wier levens zo tragisch met elkaar verweven waren, alleen het heden telde en kwam tot uitdrukking in het zachte jammerende huilen door de open slaapkamerdeur ... en de toekomst van dat kind, dat tussen leven en dood zweefde.

De tijd kroop om.

In de weelderige, uitdagend gemeubileerde flat gingen de minuten en uren ongemerkt voorbij. Als David tijd zou hebben gehad om erover te denken, zou dit meubilair menige duistere, bittere herinnering wakker geroepen hebben.

David en Janet waren als machines — als één machine —zo volmaakt waren ze op elkaar ingespeeld. Zij waren zich niet langer bewust van de aanwezigheid van de vrouw op de achtergrond. Het was alsof ze alleen nog maar zelf bestonden, zij en het naakte lijfje dat vertrokken was van pijn, op het bed. En dat was niet langer één speciale baby, het was het symbool van Alle kleintjes met pijn... een uitdaging tegenover mannen als de oude dokter Arnoldi, die David voor momenten als dit een tweede levenskans gegeven had.

Dat was de enige maal dat het verleden bij David in het geheugen kwam... toen hij aan de oude man dacht die hem gered had van levenslange gevangenisstraf, niet omdat hij dacht dat hij onschuldig was, maar omdat hij geloofde dat hij vele jonge levens zou kunnen redden... en dat was op het ogenblik dat de strijd verloren leek... dat het kind onder zijn handen scheen te zullen sterven. Maar hij wilde het niet laten gaan. Dit was de eerste afbetaling die hij kon doen op de schuld die hij had.

Zelfs Janet was vervuld van verbazing en eerbied toen het kind rustig in haar armen lag en natuurlijk ademhaalde. Zij wikkelde het zachtjes in een dekentje.

Toen rechtte David zijn rug en hief zijn hand op om een weerbarstige lok weg te duwen, die altijd voorover viel als hij erg verdiept was geweest in zijn werk.

Maar zijn hand corrigeerde de beweging ... er was immers geen haarlok meer... en hij herinnerde zich dat die haarlok bij David Hanson behoorde... dat het haar van Clive Elliot echter heel kort geknipt was.

Hij werd bevangen door vrees. Het was alsof hij van grote hoogte naar beneden tuimelde op de begane grond, waar hij een man was die zich moest schuilhouden. Opeens was de duistere werkelijkheid van zijn leven, het leven waarin hij altijd op de vlucht was, terug. Hij had een fout begaan ... een beweging gemaakt die fataal zou kunnen zijn en die alles wat Arnoldi voor hem had gedaan ongedaan had kunnen maken... waardoor dit de eerste en de laatste termijn zou zijn geweest van zijn afbetaling.

Hij keek naar de twee vrouwen die opeens weer Janet en Laura waren... die twee die hem gekend hadden zoals hij geweest was. Die hem op zulke momenten als dit gezien hadden... Janet vele malen in het St. Feith ziekenhuis op het ogenblik van ontspanning, als de beterschap inzette, en Laura, toen hij zijn haarlok had weggeschoven en haar had moeten vertellen dat er geen hoop meer was voor dat andere kind van haar.

Zij keken allebei naar hem, maar hij vond het onmogelijk in die gezichten het antwoord te vinden dat hij zocht en ze zeiden geen van beiden een woord. Hij verbrak de stilte. „Dit kind zal naar het ziekenhuis moeten worden gebracht, mevrouw Lewin,” zei hij, zijn stem klonk zo Australisch als maar mogelijk was.

Zij slaakte een kreet van afkeer, alle andere gedachten werden uit haar hoofd gevaagd, zoals hij bedoeld had, bij de gedachte dat ze van haar baby zou moeten worden gescheiden.

„O nee, Ik kan haar zelf heel goed verzorgen. Toe...” Maar hij wendde zich tot Janet, wéér dwong hij zijn stem een bevelende toon aan te nemen.

„Ga onmiddellijk een ambulance bellen. We kunnen het niet riskeren om haar per auto te vervoeren. En zeg dat ze alles klaar zetten ...”

Hij ratelde zijn bevelen af en vergat weer zijn eigen problemen voor die van het kind. Maar Janet kon dat niet zo zonder meer. Ze aarzelde en keek van hem naar de wanhopige moeder.

Had ze dat verradelijke gebaar gezien van het wegstrijken van een haarlok die er niet was?

Had haar hart, net als dat van Janet, gezien dat het verschil slechts in enkele trekken van het gelaat lag?

Ze kon het niet zeggen, ze vóélde dat ze hen niet alleen moest laten ...

Maar hij zei scherp: „Vlug een beetje, zuster.”

Laura Léwins gezicht was een masker van smart toen ze zich over het kind heenboog ... Ze zou stellig niet in staat zijn nog aan iets anders te denken. Er was geen gevaar... Janet keerde zich om en liep snel weg. Ergens moest er in een flat als deze een telefoon zijn. Ja, hier was er een in de hal.

Ze was maar enkele ogenblikken weg, en David... die op de wonderlijke manier haar gedachten scheen te volgen, kwam haar achterna.

Janet slaakte een zucht van opluchting, ze had het gevoel of er weer .een gevaar minder was nu hij vermeed alleen te blijven me Laura.

Maar toen de ambulance kwam en de baby erin gedragen werd, keek David naar de door smart overstelpte moeder die met een doodsbleek gezicht in de deuropening stond en wéér worstelde de dokter in hem met de man die zich schuil moest houden. Zijn plicht lag niet alleen bij het kind maar óók bij de moeder. Die vrouw kon zo niet achtergelaten worden, wie of wat ze ook was.

Hij aarzelde slechts een ogenblik, toen riep hij Janet die al in de ambulance was gestapt.

„Neemt u het kind maar onder uw hoede. Ik kom direct.” Hij sloot de deur en de chauffeur reed meteen weg.

Toen ging hij terug naar de flat.

„Mevrouw Lewin, uw kind is nu in de beste handen, dat verzeker ik u. U kunt nu zelf niets meer doen. Nu moet u dus aan uzelf denken... u moet wat gaan rusten.”

Hij opende zijn tas, maar zijn hand bleef roerloos nog vóór hij een kalmerend middel had kunnen pakken. Hij hoorde achter zich heel duidelijk ...

„David!”

Het was héél lang geleden sinds hij zo genoemd was, maar toch was de impuls bijna te sterk om zijn hoofd om te draaien bij die naam. Om zich ertegen te wapenen, verstijfde hij bijna, maar zijn geest wilde niet kalm blijven.

Dit was een ogenblik dat hij onbewust steeds gevreesd had sinds het moment dat hij de identiteit van Elliot had aangenomen en toch was het nu zo’n verbijsterende schok voor hem dat hij een ogenblik niet wist wat hij moest doen. Zijn eerste gevoel was dat dit het einde was van die tweede kans die Arnoldi hem geboden had.

Maar die gedachte herinnerde hem er meteen aan hoeveel meer dan zijn eigen leven op het spel stond.

Hij wendde zijn hoofd om en keek naar de vrouw in de deuropening.

„Kom mevrouw Lewin, blijft u daar niet zo staan. U moet zich nu heus wat ontspannen. Gaat u zitten. Ik zal u iets geven waardoor u zich beter zult voelen, een tabletje waarop u wat zult slapen. Dat is nu alles wat u kunt doen, rusten en nieuwe kracht vergaren voor de dag dat uw dochtertje u weer nodig heeft.”

Hij wierp een blik op de klok, was verrast toen hij zag hoe laat het al was. „Wanneer komt uw man thuis? Kunnen we hem misschien telefonisch bereiken? Anders misschien een familielid ... een kennis of buurvrouw ...”

Hij sprak snel en probeerde als het ware een barrière van woorden tussen hen op te werpen. Maar haar fluistering kwam er weer dwars doorheen:

„David ... o David ...”

Hij fronste zijn voorhoofd terwijl hij haar aankeek. Hij wist dat het geen zin had, maar toch probeerde hij het te ontwijken.

„David? Is dat uw man? Wel, hij is hier nu niet, maar zoals ik al zei, we zouden hem misschien even kunnen opbellen?”

Maar hij zweeg opeens want zij liep op hem toe terwijl ze zijn naam opnieuw fluisterde en haar armen naar hem uitstrekte. De blik in haar ogen kon niet verkeerd begrepen worden. Zijn stem zei bars: „Mevrouw Lewin... dit is geen tijd om toe te geven aan hysterie. Beheerst u zich ... snel.”

Hij greep de uitgestrekte handen en schudde haar heen en weer.

„Houdt u daarmee op. Kijk naar me. Zie toch ... Ik ben immers de arts die voor uw baby heeft gezorgd ... weet u nog wel? De dokter. U haalt alles door elkaar. U verkeert onder zware zenuwdruk, maar daar mag u niet aan toegeven.”

Zijn stem werd nu wat minder bars. Ze keek zo verbijsterd ... weifelend... en de hoop ontwaakte weer in hem; maar opeens riep ze uit:

„Néé! ... alsof ik me zou kunnen vergissen... Je bent teruggekomen. Ik wist het wel! Ik heb op je gewacht... o David, mijn liefste... je kunt je niet voor mij verbergen ...”

Hij bracht zijn handpalm nu met kracht tegen haar wang. „Schokbehandeling, mevrouw Lewin. Een paardemiddel, maar... u zult het me moeten vergeven ... dat is nodig bij zo’n aanval van hysterie. En nu gaat u zitten.”

Ze gehoorzaamde en staarde hem nog steeds aan. Haar vingers streken over de rode plek op haar wang. Toen schudde ze haar hoofd.

„Dat zal niet gaan, David.” Haar stem klonk nu heel kalm. „Misschien kun je daar hysterie mee genezen, maar het maakt geen verschil voor mijn hart. En je gezicht maakt ook geen enkel verschil... je bent David.”

Hij vermande zich. Deze kalmte was gevaarlijker dan de opwinding van daarnet. Er was een overtuiging in ... een vastberadenheid. Hij ademde heel diep.

„Mevrouw Lewin... dit is erger dan ik dacht. Luistert u nu alstublieft eens heel goed naar me. Mijn naam is Elliot. Clive Elliot. Ik ben arts.

„Lieg niet tegen me, David. Dat kun je niet. De woorden betekenen gewoon niets. En je hoeft helemaal niet te liegen. O, liefste van me, denk je soms dat je me niet kunt vertrouwen? Terwijl ik je zo liefheb?”

Zij was opgestaan en stak haar handen weer naar hem uit. „Begrijp je het dan niet? Ik hou van je. Dat heb ik altijd gedaan. Daarom... o David, als je het me maar eerder gezegd had... het was niet nodig geweest. . dat John stierf... Je had maar hoeven te spreken en ik was de jouwe geworden. Hij telde niet voor me ..

David was totaal verbluft. Voor het eerst begreep hij dat zij ongetwijfeld dacht dat hij inderdaad haar man gedood had uit liefde voor haar. Er beefde een woedende ontkenning op zijn lippen ... maar hij slaagde erin de impuls de baas te worden.

Hij keerde zich om.

„Nu is het wel genoeg, mevrouw Lewin. Ik heb er geen idee van waarover u praat. Ik twijfel eraan of u het zelf wel weet. U zult wel opknappen als u gerust heeft. Ik zal een buurvrouw sturen om voor u te zorgen.”

Zij liep snel op hem toe en greep hem vast, maar hij duwde haar weg. Er was een steeds toenemende angst in hem en hij had nog maar één gedachte: weggaan. Hij sloeg de voordeur met een klap achter zich dicht en liep snel de trappen af. Eenmaal in de avondlucht haalde hij heel diep adem. Toen begon hij met nietsziende ogen te lopen. Hij was zijn auto vergeten, hij dacht er niet over na waar hij heen zou gaan, hij liep maar en liep maar... steeds verder.

Eerst voelde hij zich opgelucht, maar dat duurde niet lang. Hij wist dat hij haar niet had kunnen overtuigen. Zijn geheim was in de handen van deze vrouw en langzamerhand begon hij te beseffen wat dat betekende.

Het was meer dan zijn geheim ... het was ook het geheim van de oude Arnoldi. Als hij aan de kaak gesteld werd ... zou het bedrog dat geconstateerd werd ook hem treffen... de oude man zou totaal vernietigd worden... zijn reputatie, zijn werk, alles zou vernietigd zijn.

Werken...? Het doel achter al dat bedrog... het werk dat doorgang moest vinden, dat stond nu ook op het spel. Hij dacht aan het meisje wiers leven hij vandaag gered had... en aan andere kinderen, die op hem wachtten... En onvermijdelijk dacht hij ook aan het meisje dat zo’n belangrijke rol speelde bij dat werk... in zijn leven.

Maar hij schoof de gedachten aan Janet opzij. Zij moest hier buiten blijven. Zij behoorde tot dat deel van zijn leven dat dood was en dood moest blijven voor hem... dat móést, het koste wat het koste...

Hij bleef opeens staan. Hij was nu heel koel en in staat op dezelfde manier als bij een spoedgeval nuchter en practisch te denken. Hij ging de hele situatie nog eens na. Laura Lewin wist het... dat kon niet meer veranderd worden. Zijn geheim... alles ... was in haar handen. Ze had de politie maar één woord te zeggen... de zaak laten uitzoeken.

Hij werd ijskoud. Stel dat ze al gebeld had.

Hij keerde zich om en ging weer terug, dezelfde weg die hij gekomen was. Hij kon haar zo niet achterlaten. Dit moest onder ogen gezien worden en uitgepraat.

Zijn vuisten balden zich. Een ogenblik kwam de gedachte bij hem op ... er werd immers toch van hem geloofd dat hij tot een moord in staat was ...

Hij huiverde, hij merkte dat de verleiding groot was de enige zekere manier te baat nemen waarop een menselijk wezen definitief tot zwijgen kon worden gebracht.

Zij opende de deur voor hem.

„Ik wachtte op je, David.”

Hij sloot de deur en stond met zijn rug er tegenaan terwijl hij haar aankeek, maar vóór hij iets kon zeggen ging ze verder: „David, kijk niet zó. Dat hoeft niet. Ik heb ook nagedacht en ik begrijp wat je moet voelen... je bent bang dat ik je zal verraden. Maar David, begrijp je het dan niet? Ik wist immers dat je niet dood was. Ik weet hoe je erin geslaagd bent je gezicht zo te veranderen... maar het doet er niet toe... je bent teruggekomen. Ik wist dat je eens zou komen. Het is precies gegaan zoals ik wist dat het zou gebeuren — op de een of andere dag — denk je dan dat ik je weer van me weg zal laten halen?”

Hij staarde haar aan, hij probeerde haar te begrijpen, aan te voelen hoe de geest achter dat mooie gezicht functioneerde. Ze kwam dichtbij hem, strekte haar hand uit en raakte hem aan ... toen gingen haar armen om zijn hals en drong ze zich tegen hem aan.

„David ... hou van me... dat is alles wat ik je vraag.” Hij duwde haar op een armlengte van zich af, de woorden kwamen vóór hij erbij kon denken. Een visioen van Janet was opeens in zijn gedachten.

„Ik heb geen liefde te geven.”

„Dat heb je wél,” viel ze hem in de rede. „Dat móét. Ik zeg je toch dat ik heb nagedacht... niet alleen nu, maar al die tijd dat ik op je gewacht heb ... je bent veilig bij me, David ... ik zal je nooit meer laten gaan. Je bent van mij.” „Wat bedoel je?” Weer kwamen de woorden als vanzelf.

„Is dat dan niet duidelijk? Ik heb altijd naar je verlangd. John ... Paul... zij telden niet. Ik trouwde met John om het leven dat hij me kon geven. Ik trouwde met Paul...” Ze zweeg opeens, omdat ze zich herinnerde dat David hier niet zou zijn als zij niet met Paul was getrouwd in ruil voor het feit dat hij van de politie was weggekaapt... „Ik zal met jou trouwen uit liefde.”

„Trouwen?”

„Natuurlijk. Als je vrouw zal je geheim bij mij veilig zijn. Dat is alles wat ik in ruil vraag... je vrouw te mogen zijn.” Hij stond doodsstil, zijn armen leken wel bonestaken die haar van hem afhielden. Alle aantrekkingskracht van haar schoonheid lag in de manier waarop ze naar hem keek, met begerige liefdeseisen in haar ogen, maar hij moest vechten met een rode gloed van haat. Hij wist op dat ogenblik hoe gemakkelijk het was om te doen waarvoor hij veroordeeld was. Met haar trouwen... terwijl alleen Janet... Weer duwde hij die gedachte weg. Janet moest hier buiten blijven ... buiten zijn leven.

„Maar je bént toch getrouwd?” hoorde hij zichzelf zeggen. „Dat is voorbij,” antwoordde ze. „Het heeft niet lang geduurd. Ik wist we dat dat zo zou gaan. Paul heeft me al lang geleden verlaten.”

„Maar — maar het kind?”

„O, hij is op zijn manier wel dol op kleine Diane, maar dat is allemaal geregeld. Hij zal blij zijn me kwijt te zijn.” Haar stem kreeg een lelijke harde klank, toen ze eraan toevoegde: „Daar zal ik wel voor zorgen. Ik ben al een hele poos geleden met een echtscheidingsproces begonnen. Ik zal ze nu een beetje achter hun vodden zitten, dat is alles. Het zal niet zo lang duren, David ... lieveling.”

Ze hief haar gezicht naar hem op, toen slaakte ze een gil. Hij duwde haar met kracht van zich af, zodat ze op de grond viel.

„Jij ...” Zijn stem striemde haar met minachting. „Jij denkt dat je alles kunt kopen met... wat jij ,liefde’ noemt. Manning ... Paul Lewin .. en nu mij.”

Zij stond niet op, zij stoof niet op hoewel haar ogen fonkelden. Haar stem klonk heel kalm toen zij antwoordde: „Misschien kan ik dat niet... maar er is meer dan mijn liefde... dat is jouw angst. Ik hoef de politie maar te waarschuwen dat David Hanson niet dood is.”

Zij zweeg opeens. Hun ogen voerden een strijd en één ogenblik kwam er angst in de hare.

„David Hanson is dood,” zei hij botweg.

„Dat zal hij pas zijn op de dag dat Ik... mevrouw Elliot heet.”

Na een lang moment waarin alle hoop en verwachting van geluk met het enige meisje ter wereld dat er voor hem op aan kwam, uit zijn hart schenen te worden gerukt, zei hij: „Uitstekend.”

„Wij zullen trouwen.”

„Wij zullen trouwen... als dat de prijs is voor jouw stilzwijgen.”

„Je zult er geen spijt van hebben. Ik beslist nooit!”

Maar hij legde haar het zwijgen op. Hij was nu degene die ijskoud en kalm was. Het was alsof hij een afspraak maakte voor een op handen zijnde operatie.

„Het zal nodig zijn om zeer discreet te zijn. Zoiets gebéurt niet in een paar ogenblikken ...”

Maar zij viel hem nu in de rede.

„Dat is wèl zo. Het gebeurde immers toen ik jou ontmoette. Héél plotseling. Laat de mensen maar denken wat ze willen ... vanavond is het ons overkomen. Ik ben niet van plan om te wachten ... ik ga het iedereen vertellen.”

Hij knikte langzaam, beseffend dat zijn geheim niet veilig zou zijn vóór ze haar zin had.

„Uitstekend,” zei hij weer. „Ik ben het met je eens ... hoe eerder hoe beter.”

„David...” Maar de blik die hij haar gaf, deed haar zwijgen.

„Clive,” zei hij.

„Clive,” herhaalde ze. „Lieveling.”

Hij draaide zich om en sloot de deur achter zich, terwijl hij naar buiten ging, en het kwam hem voor of hij een deur in zijn hart afgrendelde, voor eens en voor altijd. Hij had nog meer gestolen tijd gekocht... en ditmaal was Janet de prijs.

Zij wachtte op hem in zijn kamer, toen hij weer in het ziekenhuis terugkwam.

„Ik wilde u nog even rapport uitbrengen over het patiëntje... en Peter zoekt je ook. Er schijnt iemand uit Australië voor je te zijn ...”

Maar zij zweeg opeens. Hij was onder de lamp komen staan en ze zag zijn gezicht. Vóór ze het kon inhouden, riep ze uit:

„David... o David!”

Janets hand vloog naar haar mond, maar het was te laat om de kreet die recht uit haar hart kwam tegen te houden. „David!”

Het woord scheen het vertrek te vullen, hoewel het slechts gefluisterd was.

Hij bleef staan en keek haar aan. Zij haatte zichzelf, omdat zij zijn zorgen vergrootte. Omdat ze hem nóg een schok bezorgde bij de schok die hij, te oordelen aan zijn gelaatsuitdrukking, al had moeten verwerken. Juist die blik van verslagenheid en wanhoop had haar immers alles laten vergeten. Ze moest haar vergissing goedmaken... als ze net deed alsof ze niet wist waarom ze die naam geroepen had als ze er een grapje over zou maken... of zei dat ze aan het suffen was.

Maar hij kon er niet meer tegen op nu.

„Dus je wéét het? Jij óók?”

„Ja.”

Ze kon het nu niet meer ontkennen. Hij had haar nodig. „David.”

Ditmaal zei ze het met opzet en in dat ene woord lag haar hele hart. Hij kón het niet verkeerd opvatten en hij zou er geen weerstand aan kunnen bieden. Alle problemen schenen te verdwijnen toen zijn armen zich om haar heen sloten. Eindelijk verbrak hij de betovering, trok hij zich van haar terug, toen hij weer met twee voeten op de grond stond. „Wanneer heb je het voor het eerst geweten, Janet?”

Zij begreep hem opzettelijk verkeerd.

„Dat ik van je houd? Eeuwen geleden, in het St. Feith ziekenhuis. En jij, David?”

„Ik? Ik was een blinde gek. Niet vóór ik je verloren had.” „Maar je hèbt me niet verloren ... niet langer.”

Maar hij hield haar van zich af en de verslagen blik was weer terug. „Het is te laat, Janet.”

„Wat bedoel je?”

„Jij bent niet de enige die het weet.”

„Mevrouw Lewin?”

Hij keek haar verrast aan en voegde er toen aan toe: „ja”. „O, daar was ik zo bang voor. Ik probeerde haar ervan terug te houden je op te zoeken hier. Ik was het, die haar en haar baby van de kliniek wegstuurde.”

Hij zuchtte.

„Het zou geen enkel verschil gemaakt hebben. Het schijnt dat dit moest gebeuren.

„Waarom? Dat is niet eerlijk, niet juist. Ik weet niet hoe je het gedaan hebt, maar je bent teruggekomen! Waarom zou zij, die je leven eerst vernield heeft met haar leugens over haar man ..

„Ik heb hem niet vermoord, Janet.”

„Dat wéét ik.”

„Maar...”

„Hóé ik dat weet? Omdat ik je kén. Je zou het niet kunnen. Ik heb de mensen gehaat die dat van je konden geloven, die het waagden te denken dat dat mogelijk zou zijn.”

Zij zweeg abrupt toen de zwarte herinneringen uit de tijd van de overvolle rechtszaal weer herleefden.

„En eens zullen we dat bewijzen ook.”

Maar hij schudde zijn hoofd.

„Zo heb ik ook gedacht, Janet, maar nu is David Hanson dood. Hij moet dood blijven. Weet je, het is een zaak die niet alleen mij aangaat. Ik ben niet de enige die bij dit bedrog is betrokken.

In een snelle woordenvloed vertelde hij haar nu, hoe de oude dokter Arnoldi hem zijn tweede kans geboden had. „Je ziet dus wel, dat David Hanson er niet op aankomt. Alleen Clive Elliot is nu belangrijk. Wat er ook verder gebeurt... wat ik ook moet doen... ik moet voortleven als Clive Elliot, al is het maar terwille van Arnoldi.”

„Clive,” herhaalde ze zacht. „Het zal geen verschil maken. Ik noem je Clive... ik denk aan je... ik heb je lief als Clive ... dat beloof ik.”

„Janet!”

Maar hij zweeg opeens weer, zijn handen vielen slap langs zijn lichaam, hij schudde zijn hoofd.

„Wat jij moet doen is: me vergeten.”

„Nee, dat kan ik niet.” Plotseling kwam er een gedachte bij haar op. „Bedoel je om Peter? Ik houd niet van hem. Ik heb nooit van hem gehouden. Het was alleen... nu, ik wilde dat hij me hielp met het werk dat jij en hij samen deden ... jouw levenswerk wilde ik voortzetten. Hij wilde met me trouwen, en daarom sloot ik een koop. Maar...” „Een kóóp?” „David... o kijk niet zo! Ik weet nu dat het een verschrikkelijke vergissing was, maar toen ik hoorde dat jij dood was, scheen het me toe of niets er meer toe deed ... behalve dan dat ik moest trachten jouw werk voort te zetten. Ik weet nu dat het verkeerd was. Vergeef me.”

Maar hij schudde zijn hoofd weer.

„Dat is het niet... er is niets te vergeven. Je bent fantastisch en zo vastberaden om het werk door te zetten waarvan je wist dat het zoveel betekent. Maar het schijnt dat alle vrouwen op dezelfde manier denken als het om liefde verkopen gaat.”

„Wat bedoel je?”

„Mevrouw Lewin heeft dezelfde koop gesloten. In mijn ogen koopt ze iets dat waardeloos is, maar zij wil alleen David Hanson doodzwijgen en vergeten als zij trouwt met Clive Elliot. Dat bedoelde ik, toen ik daarnet zei dat het te laat is voor ons. Ik heb haar daarnet achtergelaten, terwijl ze al druk bezig is met het bericht de wereld in te sturen dat wij gaan trouwen.”

„Maar dat kan toch niet? Je kunt toch niet met haar trouwen?”

„Het is de enige manier om haar haar mond te laten houden. De hemel weet dat ik er alles voor over zou hebben als ik een uitweg wist...”

Hij zweeg, er klonk een klopje op de deur. Zij ging meteen zonder verdere waarschuwing open en daar stond Peter Tandy.

Hij glimlachte op een ietwat eigenaardige manier, maar zijn glimlach verdween toen hij Janet zag.

„Wat voer jij hier uit... met hèm?”

Zij hief haar hoofd hoog op en keek hem aan. Ze was verbaasd te constateren hoe lelijk zijn gezicht werd, als het vertrokken was van jaloezie. Alle zwakheid van zijn karakter kwam nu naar voren.

David zei scherp: „Juffrouw Ware en ik praten over een spoedgeval dat wij vanavond binnengebracht hebben ... een kind dat Lewin heet en dat we er tot nu toe doorgesleept hebben...”

„Dus daar ben je geweest?” vroeg Peter aan Janet, terwijl hij haar nog steeds nijdig aankeek. „Je was met hèm op stap.”

„Maar Peter ...!”

„Juffrouw Ware was bij me toen de aanvraag binnenkwam,” viel David hem nu scherp in de rede. „Zij heeft me vergezeld . .

„Maar studenten mógen niet naar buiten.”

„Ik ben bang dat ik vergat dat ze geen studente is.”

„Het was mijn schuld,” zei Janet haastig. „Want Ik vergat dat ik geen verpleegster meer was. Ik kwam snel aanlopen toen ik hoorde van die spoedoproep, dat kwam eenvoudig uit kracht van gewoonte. Tenslotte ben ik zo veel langer verpleegster geweest dan ...”

„En ben je als verpleegster op deze tijd van de avond in zijn kamer?” Zijn gelaatsuitdrukking veranderde, hij keek opeens zegevierend. „Misschien is het wel zo goed dat je hier bent.” Hij wendde zich nu tot David. „Er is bezoek voor je, Elliot.”

„Bezoek?”

„Ja, ik heb een poosje met haar gebabbeld.”

„Met haar?”

Maar de ander had zich weer naar de deur gewend. Eén ogenblik waren Janet en David alleen, maar zij konden niet veel meer doen dan een snelle ongeruste blik wisselen, vóór Peter weer terugkwam. Bij hem was een jonge vrouw met een smal gezicht, ze droeg een versleten mantel en een aandoenlijk verschoten hoedje dat haar er nog havelozer uit deed zien.

Zij bleef in de deuropening staan en stond daar onzeker te kijken met haar porceleinblauwe ogen.

De stem _van David klonk heel vriendelijk. „Het spijt me dat u hebt moeten wachten ...”

Hij probeerde haar thuis te brengen, maar het lukte hem niet. „Gaat u zitten, mevrouw ...?”

Maar de vrouw bleef staan waar ze stond.

„Kèn je me niet meer?”

Opeens deed ze een stap vooruit en was nu in het vertrek onder de lamp, ze hief haar bleke gelaat op.

„Je moet maar eens goed kijken. Ik ben wel veranderd, maar toch niet zó erg? ... Je kunt me toch niet helemaal vergeten hebben?”

Hij staarde en dacht diep na, maar hij moest bekennen:

„Het spijt me, maar ik ben bang dat ik u vergeten ben.

Het spijt me erg, maar ja, weet u, er zijn zoveel patiënten.”

Hij kwam niet verder, want opeens kwam er een felle blos op haar vervallen gezicht.

„Zo, dus dat spelletje wil je spelen, hè?” riep ze op schrille toon uit. „Net doen of je me niet kent. Maar daar kom je er niet mee, Clive Elliot. Ik ken jou te goed... ik was erop voorbereid.” Ze zocht even in haar tasje.

„Alsjeblieft, lees dat maar eens. Dat heb je toch wel eens eerder gezien, hè?” snauwde ze tegen hem, terwijl ze een enveloppe scheurde in de haast de inhoud eruit te halen. „En durf nu nóg eens te beweren, dat ik je vrouw niet ben.” Automatisch, alsof hij in trance verkeerde, pakte David het papier aan dat de vrouw hem voorhield. Hij kon niet bewust meer denken, terwijl hij ernaar keek. Op dezelfde verbijsterde manier keek Janet met hem mee over zijn schouder. Huwelijkscertificaat... Clive Elliot... Maisie Elizabeth ... Clive Elliot! Een verbijsterd moment betekende die naam niets voor haar... was het gewoon iemand die blijkbaar met Maisie Elizabeth getrouwd was ergens in Perth, Australië.

Maar toen trok de mist op. Clive Elliot'... maar dat was immers David!

David was Clive, en deze vrouw... de vrouw van Clive. Ze zei die laatste woorden hardop.

Ze draaide zich naar David om en de uitdrukking op zijn gezicht herinnerde haar eraan hoeveel er op het spel stond. Zijn blik ontmoette de hare, maar de stem van de vrouw klonk schril tussen hen:

„Ja, zijn vrouw. Verrast hè? Dat wist je niet? Hij heeft zeker nooit verteld dat hij een vrouw had?”

Zij keerde zich nu tot David.

„Maar ik had het kunnen weten, Clive... Je dacht natuurlijk dat ik ver genoeg uit de buurt was. Je doet zelfs net alsof je me niet herkent.”

Nu kon hij zijn stem weer gebruiken.

Hij herhaalde de naam die op het huwelijkscertificaat stond. „Maisie?”

„Dus je kent me toch?”

„Ik heb je niet herkend. Je bent veranderd.”

De inspiratie van de wanhoop deed hem zeggen: „Ik dacht dat je gestorven was.”

Zij schudde haar hoofd. „Je bedoelt dat je hóópte dat ik dood was... dat je van me af was. Nee, ontken het maar niet, je kunt me nu niet langer overbluffen. Misschien heb ik weI dood willen gaan. Er was immers niets meer dat nog de moeite waard was om voor te leven ... toen jij er vandoor ging en mij liet stikken. Ik gaf nergens meer om, hot kon me niets schelen wat er van me werd...”

Zij brak haar zin af en snikte, toen verborg ze haar gezicht in haar handen en de aanblik en het geluid wekten Janets medelijden op. Zij stak haar hand uit...

Maar haar hand werd weggeduwd. De andere vrouw was opeens weer woedend.

„Laat me met rust. Laat óns met rust. Dit gaat tussen hem en mij, tussen man en vrouw. Vooruit, eruit. Allebei jullie. Schiet op.”

Janet keek naar de man met wie ze verloofd was, ze zag hoe triomfantelijk hij toekeek en luisterde.

Ze pakte Peters mouw vast.

„Maar natuurlijk,” zei ze snel. „Dit gaat ons inderdaad niet aan.”

Ze huiverde toen ze de deur achter zich sloot en zij weer op de gang stonden. Met een dof gevoel in haar hoofd hoorde ze dat Peter iets tegen haar zei.

„Zo, nu weet je dus wat een varken hij is ... ik heb altijd wel gedacht dat er een luchtje aan hem was.”

Zij kon het niet verder verdragen. Ze draaide zich om en liep snel weg.

En hij was zo verstandig haar niet achterna te gaan. Ze kon maar het best alleen gelaten worden. Ze zou die schok wel te boven komen. Dan zouden ze weer als vanouds samen zijn ... met alleen de herinnering aan David Hanson tussen hen. En hij was dood.