Deel 4

Ze kwamen me uit bed halen om te zeggen dat hij dood was. Twee buitenlanders, Charlie en die Amerikaan. Ik was net wakker geworden doordat Beryl naast me in zijn slaap iets had gemompeld. Ik wilde me juist weer omdraaien toen tot me doordrong dal er op de voordeur werd geklopt.

Charlie en Felix met spierwitte gezichten op de drempel. Ik verdwaasd tegenover ze, mijn ochtendjas inderhaast omgeslagen, mijn haar in de war. Ik weel niet meer wie van de twee hel eerst iels zei. Ik herinner me zelfs niet meer wat er werd gezegd. Een vorm van shock, denk ik.

Maar ik kon daar niet zomaar blijven staan, ik moest natuurlijk wat terugzeggen, ik moest iets doen, en waarschijnlijk moest ik iels voelen, wat dan ook. Opluchting, voor mijn part: ik had hem tenslotte vaak genoeg een ongeluk toegewenst. Of schaamte misschien, vanwege mijn hatelijke gedachten over hem. Maar ik voelde niets.

'Belle?" vroeg Charlie. "Moet ik iets te drinken voor je halen?" Ze beefde van ellende. Met Felix was het al niet veel beter gesteld. Ze leken harder toe aan een borrel dan ik. Wat een boodschap ook, om te moeten overbrengen. Ze zouden er wel om geloot hebben, met z'n allen.

Charlie greep de mouw van mijn peignoir. "Belle? Hoor je me? Gaat het wel?"

Ik knikte. Het ging best. Dal gaf me nu juist zo sterk het gevoel dat ik tekortschoot. De doden verdienen het immers, hoe dan ook, betreurd te worden. Maar misschien kwam dat straks vanzelf. Dit was gewoon niet het moment voor emoties. Ik moest de politie verwittigen. Er zou een hoop rompslomp volgen. Lijkschouwer. Begrafenisondernemer. Verklaringen. Telefoontjes .

"Ik zal direct Julia bellen," zei ik.

Charlie was zichtbaar opgelucht dat ik hel heft in handen nam, maar Felix vroeg, al was hij nog zo van de kaart: "Bellen?"

"Ja, privé hebben we uiteraard wel telefoon."

Ik zag hem denken. Maar de telefoon schoof meteen weer naar de achtergrond en het onsamenhangend gehakkel werd hervat. Niets aangeraakt, alleen de pols gecontroleerd. Radeloos opengesperde ogen, klaaglijke stemmen. Ineens kon ik hun aanwezigheid geen tel langer verdragen en ik werkte ze de deur uit voordal ik iets ongepasts kon zeggen: "Laten we ophouden met dat gehuichel, zeg. Zo erg is het nu ook weer niet."

Met een dubbele cognac ging ik bij de telefoon zitten. De stille in huis deed weldadig aan. Ik liet de situatie even op me inwerken. Julia sliep vast al. Die moest morgen immers weer vroeg op. Zware baan, veeleisende baas. Ik nam een slok cognac, draaide haar nummer en luisterde naar het overgaan van de telefoon.

"Hallo?" zei Julia.

"Hij is dood," zei ik plompverloren.

"Met wie - Belle, ben jij dat?"

"Ja, wie dacht je dan?"

"Wat kan ik voor je doen, Belle?" Altijd even keurig.

"Hij is dood," herhaalde ik.

"Wie?" vroeg ze verbouwereerd.

Ik zweeg even. Wie! Komkom, Julia! Toen zei ik kalm: "Stephen." Ik telde de seconden tot het gejammer zou beginnen.

"O mijn Gód," bracht Julia uit. Daar ging ze.Ik probeerde me voor te stellen hoe de tranen haar over de wangen liepen. Ik wist niet of ik haar benijdde of ver- achtte. Zo dof, alles was zo dof. Ik weet heus wel dat het verlies van een mensenleven je nooit koud mag laten. Misschien zou je nog beter opgetogen over iemands dood kunnen zijn dan er onverschillig onder blijven. Maar ook blijdschap voelde ik niet. Ik zou Stephen hebben moeten haten om nu blij te kunnen zijn, en ik haatte Stephen niet. Haat is een heel intieme emotie.

Na een poosje hoorde ik dat Julia almaar riep: "Maar hoe dan? Hoe dan?"

Ik besefte dat ik niet had geluisterd toen Charlie en Felix me de toedracht vertelden. Had ik dan geen hart? Geen enkel gevoel voor compassie of zelfs maar voor fatsoen? "Wat maakt het uit?" zei ik kortaf. "Hij is dood. Ik verwacht dat je morgen op tijd bent. We hebben een hoop te regelen." Waarna ik ophing.

Ik bleef nog een tijdje aan de keukentafel zitten, verhit en bezwaard omdat ik niets anders scheen te kunnen denken dan: ik ben pas drieëndertig, ik heb mijn hele leven nog voor me. Toen belde ik de politie in Monaghan. De diender die ik aan de lijn kreeg zei dat er binnen een uur iemand op Kerrimagannagh zou zijn. Ik moest me ordentelijk aankleden. En de haard aansteken. En koffie zetten. Maar toen ik met mijn glas in de hand overeind kwam om allereerst iets warms te gaan aantrekken, werd ik vanuit de woonkamer geroepen. Ik deed alsof ik het niet hoorde.

Ik twijfelde tussen mijn blauwe en mijn zwarte pullover. Platte schoenen, dat stond vast. Ik stak een paar kammetjes in mijn haar. Ik deed mijn trouwring af en legde die in de douchecel in het zeepbakje.

Op weg naar de keuken hoorde ik hem weer. "Belle!" riep hij.

"Ja?" riep ik gedempt terug.

"Wat is er allemaal gaande? Is er iets gebeurd?"

Ik opende de deur van de woonkamer op een kier. "Stil," siste ik. "Zo meteen maak je Beryl nog wakker." YValter Hyde kon me zijn hoofd niet toedraaien. Van zijn kin tot aan zijn stuitje zal hij in het gips. Als een aangespoelde walrus lag hij machteloos op mijn bank. Mij vroeg met overslaande stern: "Maar wat is er toch aan de hand?"

Ik hoorde me zeggen: "Stephen is dood", en ik ging naar de keuken waar ik met automatische gebaren een filter in het koffiezetapparaat plaatste, met vlugge schepjes de koffie afmat, efficiënt als altijd. Ik vulde het reservoir met water en toen merkte ik dat ik eindelijk huilde.

Mijn man leefde niet meer. En waarom? Alleen maar omdat hij nooit naar me had willen luisteren. Bestond er een zin lozer dood?

Op een dag, Stephen, ga je te ver, en dan ben je de sigaar. Hoe vaak had ik hem niet gewaarschuwd? Uitentreuren had ik hem voorgehouden dat dit vroeger of later zou gebeuren. En wat was zijn laconieke antwoord altijd geweest? "Hersenschimmen."

Hersenschimmen!

Hij dacht dat ik voortdurend spoken zag, in alle opzichten. En nu mijn gelijk was bewezen, nu kon ik het hem niet eens meer in het gezicht slingeren. "Als je maar weet dat ik je dit heb voorspeld, aangezegd en uitgetekend," zei ik halfluid. Dat had dat scharminkel van hem, Julia, vast nooit gedaan, 'ik heb je gewaarschuwd!" vervolgde ik, en ik wist wat hij zou antwoorden, beheerst en superieur: "Je bent hysterisch, Belle."

Niemand is minder hysterisch dan ik.

Bij God, ik was bereid in eigen persoon naar de hel af te dalen, door zeeën van etter en snot te waden, alles zou ik ervoor geven om hem dit nog te zeggen: "Stephen, je had voor de verandering beter één keer naar me kunnen luisteren. Je beseft toch wel dat je hier zelf om hebt gevraagd?"In eik geval waren er genoeg mensen in huis die hun redenen hadden hem naar de andere wereld te wensen. Laten we daar geen doekjes om winden. Verdachten zat. L)e druk op de ketel was de laatste tijd goed opgevoerd. De enige gast die zonder meer vrijuit gaat, lijkt me, is dal misbaksel Walter Hyde. Die lag immers al een week in het gips toen Stephen - toen Stephen.

Ik moet er nog aan wennen. Dal lijkt me alleen maar menselijk. Het blijft een schok. En helemaal voor Beryl, natuurlijk. Hij spreekt niet meer sinds ik het hem heb verteld. Hij houdt zijn lippen stijf op elkaar geperst. Ik neem aan dat dat een kwestie van tijd is. Maar ik mis zijn gebabbel. Ik bedoel, wist ik maar wal er nu in hein omgaat. Ik heb altijd geprobeerd de dood verre van hem te houden. Zijn pijnlijke operaties, de eindeloze weken in bacterie- vrije cellen, de chemokuren en de bestralingen, die moesten hem alleen maar beter en sterker maken. Een ander oogmerk hadden ze niet. En nu is de dood ineens een tastbare werkelijkheid voor hem geworden.

Stephens schuld.

We gingen samen naar het stoffelijk overschot kijken, ik had geen keuze. Altijd eerlijk zijn tegen je kind, fair zijn. Hij keek maar heel even. Daarna zaten we midden in de nacht in de keuken, allebei met een dikke trui aan. Ik hield zijn hand vast. Ik zei: "1 Iet is alleen papa's lichaam maar, Beryl. Zijn ziel is niet dood. Denk maar aan Bunty. Die is toch ook nog steeds bij ons? Dat moet ons maar een beetje troosten."

Hij antwoordde niet. Zijn kleine hand lag koud en levenloos in de mijne. Ik dacht: had je hem dit dan niet kunnen besparen, Stephen? Je bent zijn verdriet niet eens waard.

Een willekeurige ochtend uit ons leven. Acht uur. Ontbijt. Wentelteefjes voor Beryl. Gekwetter van zijn stem. Barbara dit, Barbara dat, natuurlijk. Wat Barbara had gezegd en hoe Barbara had gekeken. Ik hoorde het aan.Dan kwam Stephen binnen. Beryl ging vlug rechtop zitten. Met een gespannen gezicht verhuisde hij zijn vork en mes naar de juiste hand. Modelkind. Kijk eens naar je modelkind, papa?

Zijn vader zette de radio aan en schonk zichzelf thee in.

Na enkele momenten zei Beryl bedeesd: 'ik heb wentelteefjes."

"Dat zie ik," zei Stephen. Hij blies in zijn hete thee.

"Wil jij er ook een?"

"Nee, merci."

Beryl keek met een zekere berusting naar zijn bord. Hij liet zijn teleurstelling nooit blijken. Hij verzon gewoon iets nieuws. Ik zag zijn lippen geluidloos bewegen: hij probeerde een zin uit die alles goed zou maken. Snel vroeg ik: "Heb je lekker geslapen, Stephen?"

"Geen oog dicht gedaan," zei hij.

We zwegen alledrie.

Er was een oud liedje op de radio. "Dans met mij in de wintertij." Ineens begonnen Beryls wangen te gloeien. "Wil je mijn dinosaurusbouwdoos soms lenen?" vroeg hij aan Stephen, over zijn woorden struikelend. "Dan heb je wat te doen als je 's nachts niet kunt slapen."

Hoop is onuitroeibaar. De menselijke natuur is ermee opgezadeld als met een ziekte.

Stephen vestigde zijn sombere blik op zijn zoon. Op zijn voorhoofd zwol een ader op. Maar om onnaspeurbare redenen zag ik ineens de man van vroeger in hem, de vader die over de wieg gebogen stond, de ogen samengeknepen van de haast ondraaglijke tederheid die je kind in je kan opwekken - en ik verslikte me bij de lang vergeten herinnering.

"Alleen zijn staart moet nog," zei Beryl, zenuwachtig, hunkerend, "maar die is heel lang hoor, pap."Stephen dronk zijn thee. "Een dinosaurus?" zei hij ten slotte, en ik bedacht perplex dat liefde misschien nooit helemaal overgaat, dat er altijd nog een restantje, ergens, in je opgeslagen ligt, klaar om gereanimeerd te worden: Beryl en ik hadden maar een vingerhoedje aanmoediging nodig om weer van hem te houden.

"Zijn rug was het moeilijkste," vervolgde Beryl, nu verzekerd van zijn succes. "Dat waren enorm veel botjes. Maar ik heb ze allemaal goed gekregen."

"Dan lukt die staart je ook wel," zei Stephen kortaf. Hij stond op en schonk opnieuw een kop thee in.

Beryl opende zijn mond en sloot hem weer. Stilletjes schoof hij heen en weer op zijn stoel.

"Kom, drink je melk op," zei ik. Ik lachte hem aanmoedigend toe.

Beryl reikte naar zijn glas en stootte het meteen onhandige beweging om. De melk gutste over de tafel. Oh, de schrik in zijn ogen. Stephen keek de andere kant op.

"Het is niks," suste ik, als een haas in de weer met een vaatdoek. "Zal ik die wentelteefjes even voor je opwarmen, jochie?"

"Nu je toch staat," zei Stephen. "Ik wil wel een paar eieren."

Ik ging er niet om strijden: hoe sneller hij de deur uit was hoe beter. Vlug gooide ik twee eieren in de pan en deed wat brood in de broodrooster. Het was een heldere, zonnige ochtend. Beryl en ik zouden naar buiten kunnen gaan voor een picknick. We waren geweldige picknickers. We hadden zo'n professioneel mandje met gekleurde plastic bekers en bordjes erin.

Ik zette Stephens eieren voor hem neer. Ik zag dat Beryl gauw peper en zout in zijn richting school'. Alsjeblieft, papa.

"Zullen we straks gaan picknicken?" vroeg ik opgewekt. "In onze dikste truien?"

Maar Beryl schudde zijn hoofd. "Ik heb wat anders te doen.""Wat dan?" "Ik heb Barbara beloofd dal ik haar zou helpen met haar poppetjes."

Stephen nam niet eens de moeite zijn vork neer te leggen. "Geen sprake van," zei hij tussen twee happen door.

"Maar ik heb het beloofd!" stamelde Beryl.

"Je laat de gasten met rust," zei Stephen. Het had anders geklonken als hij het kind erbij had aangekeken. Maar hij was een meester in het vermijden van de aanblik van het gezichtje met de grote bloeduitstorting op de slaap. "Wat moeten ze wel niet denken als jij ze telkens komt sloren?"

"Dat vinden ze juist leuk. 'Ze denken niks," zei ik. "Jij bent de enige die iels denkt." Het ontviel me voordat ik er erg in had.

Stephen schoof zijn bord van zich af. "Ik ga maar eens aan de slag," zei hij. "Een beetje tuinieren."

Ik stond op en volgde hem naar buiten. "Zeg het dan," siste ik. "Je bent bang dal ze zullen denken: hoe kan onze heilige Stephen zo'n kind hebben? Is hij dan toch niet zo volmaakt als we dachten? En nog minder machtig ook: kan hij zijn eigen zoon niet eens de hand opleggen?"

Mijn man trok zijn laarzen aan. Hij ritste zijn jack dicht. I lij pakte een schop, een hark, een kruiwagen en zette zich in beweging. Ik greep hem bij de arm. "Zeg het dan!" schreeuwde ik. "Je schaamt je voor je eigen zoon!"

Hij stond stil. Hij keek me aan. Zijn ogen waren koud en hard, en ik zag dat ik gelijk had. "Je wordt met de dag overspannener," zei hij.

"Je hebt hem afgeschreven," zei ik bevend. Ik had niet gedacht dat ik deze woorden ooit zou uitspreken. Ze waren te waar, ze mochten niet hardop gezegd worden.

Stephen bukte zich naar de kruiwagen. "Ik geloof niet," zei hij, "dat jij je ook maar één keer in je leven in mijn gevoelens hebt verdiept. Ik geloof niet. Belle, dat je ine werkelijk kent." Toen liep hij weg."Fijn," riep ik hem na. "Prachtig." Nu kon hij weer tegen Julia zeggen: mijn vrouw begrijpt me niet. Geweldig. Op dat moment had ik een steen kunnen pakken om hem zijn hersens in te slaan.

Maar ik ging naar binnen. Ik liet Beryl zich nog een keer uitkleden. Hij spartelde tegen. "Je hebt vanochtend al gekeken!" riep hij kwaad.

"Nu kijken we nog eens." Ik draaide hem rond in de holte van mijn arm. Geen spoor van nieuwe bloeduitstortingen. Ik nam zijn hoofd in mijn handen. Werktuiglijk opende hij zijn mond. Zijn keel was geruststellend roze, maar zijn huig leek me wat opgezet. "Even gorgelen, schat."

"Nee hoor!"

"Anders krijg je weer een keelontsteking, en je weet wat er dan gebeurt."

"Ik krijg geen keelontsteking."

"Niet als je nu gorgelt. We kunnen geen terugval gebruiken, Beryl." Ik was uitgeput. Ik stond er helemaal in mijn eentje voor. Mijn huwelijk was een farce. Ik was in feite gewoon een vrouw alleen.

In de loop van de dag sloeg het weer om. Er had 's ochtends al een harde wind gestaan die onze winterse picknick bedierf. De servetjes waren alle kanten opgewaaid en op weg naar huis had ik Beryl in de geblokte plaid uil hel mandje moeten wikkelen.

Tegen hel einde van de middag was er een ware storm opgestoken. Er stonden schuimkoppen op het meer, het hagelde en in de verte klonk onweer. Het werd zo'n avond waarvan je zegt: "Wat spookt het buiten." We dronken samen anijsmelk en ik las een hoofdstuk voor uit Alleen op de wereld. Beryl wou meteen een hond. 1 lij drensde. Ik mocht zijn huid niet controleren. Hij wilde niet meer dat ik de douchecel binnenkwam als hij daar was, nooit meer. Hij had een hele lijst eisen, verboden en verlangens. Hij ging ontevreden naar bed.

En die nacht viel Walter Hyde van de trap en brak zijn rug op drie plaatsen.

De consternatie.

Het slachtoffer zelf bleef er als enige opmerkelijk sereen onder. Eenmaal ingegipst en geïnstalleerd op het pluche in de salon, maakte hij eerder de indruk van een groot, tevreden kind dan van iemand die voor hetzelfde geld dood had kunnen zijn. Onder de dunne haarslierten die tegen zijn voorhoofd plakten stonden zijn ogen leeg en haast gelukkig. Ik nam aan dat de dokter hem iets kalmerends had gegeven.

Met de andere gasten was het slechter gesteld. Katie Kerrigan, gewoonlijk zo onverstoorbaar, huilde zelfs. En Charlie Moreno plukte met gebogen hoofd aan haar haren terwijl ze verwensingen in alle talen van de wereld voor zich uit prevelde. Ik sloeg hen in het eerste ochtendlicht gade vanuit de bijkeuken, terwijl ze, in ochtendjassen en pyjama's, met grauwe gezichten aan de koffie zaten.

"Hij heeft zijn onsterfelijkheid in elk geval bewezen," zei Harriet Reilly schouderophalend, maar ze klonk niet zo zelfverzekerd als anders.

Marcus, ineengekrompen tot een stokoude man, zei met dunne stem keer op keer: "Wc hebben hem gewaarschuwd."

"Jawel," zei Helen, "maar we hadden hem moeten tegenhouden."

"Hij wilde het zelf," riep Sarah uit. "Hij wilde het zelf! We hadden hem met geen tien paarden kunnen tegenhouden. Katie, hou op met dat gesnotter. Je werkt ons op onze zenuwen. En dat geldt ook voor jou, Marcus."

"Begin je weer?" vroeg Tom Brooks aan haar.

"Dat maak ik zelf wel uit," zei Sarah.

"O jongens," klaagde Charlie, "o jongens, nou even niet." "Waren dat de cijfers van de Argentijnse jury?" vroeg Sarah. Ze vond het zelf een goede mop. Ze lachte tenminste lang en kakelend. "En wat geven Holland en Amerika voor de situatie?"

"Ik ben niet in de stemming voor geintjes," zei Barbara kortaf.

Felix Hammer, die ongewoon lang had gezwegen, boog zich naar haar toe en fluisterde haar iets in het oor. Barbara keek hem geïrriteerd aan. "Natuurlijk," zei ze, "meteen. Terwijl Charlie en jij nog stonden te klappertanden." Ze maakte een gebaar van oprollen en weggooien.

Tom Brooks onderschepte haar blik en keek weer weg. "O, zeg het maar," riep ze uit. "Zeg het maar gerust. Maar wat had ik dan moeten doen?"

"Hebben onze tortelduifjes ruzie?" informeerde Harriet. "Zijn er problemen, liefjes van me?"

"Nee," zei Tom, met op zijn gezicht die gepijnigde, verbaasde uitdrukking die verraadt dat je je geliefde per ongeluk op iets hebt betrapt. Ik ben mezelf met precies zo'n blik weieens onverhoeds in een spiegel tegengekomen, lang geleden.

Hierna leken de gasten uitgepraat, en een voor een vertrokken ze naar hun kamers. Alleen Helen Ryan bleef verloren zitten, alsof ze nooit meer zou kunnen opstaan. Ik bracht haar een kop verse koffie. Ik mocht haar wel. Ze was zo verrekte goed met sauzen.

"O Belle," zei ze schuldig.

"Zeg maar niks," zei ik.

Niettemin verzuchtte ze: "Dit was de bedoeling nu ook weer niet, met Walter."

"Alleen moeten we nu nog sympathie voor hem opbrengen ook," zei ik.

"Ja."

We wisselden een blik van verslandhouding. Ik vroeg me af of ik haar nu zou durven vertellen dat Jane me had geschreven, Haar brief brandde ai dagen in mijn zak. Ik zou er toch ooit mee voor de draad moeten komen. Elk moment was even beroerd.

"Lieve Belle, wil jij tegen mijn zuster zeggen dal ik niet naar huis ben teruggegaan, maar in Dublin een flat heb gehuurd?" Ze had een baan gevonden, schreef ze, bij K-Shoes, in hel beste filiaal nog wel, O'Connell Street, en interessant dat het was. Ze had in haar hele leven nog nooit zoveel goedgeklede dames gezien. Maar het liefst waren haar de klanten die alleen maar binnenkwamen om even hun gewicht, van de voeten te gooien. Je hoefde slechts één alibi-laarsje om hun opgezwollen enkels te wringen of je kreeg hun hele levensgeschiedenis te horen, terwijl achter de kassa mr Waters dat juist met terminale blikken probeerde te verhinderen.

Ze herkende ze meteen, schreef Jane, aan hun tassen vol prei, aan hun vermoeide ogen, en aan de manier waarop hun jas was dichtgeknoopt. "Kiert het tussen de knopen op de boezem, je weet wel wat ik bedoel", dan moest ze zich beheersen om ze geen koffie aan te bieden. En steek toch lekker een peuk op, meid.

"Ik word nog een hele filosofe," schreef Jane. "Misschien is het leven uiteindelijk niets anders dan een lange wandeling. Het gaal er maar om welke stenen je van liet pad oppakt en welke je laat liggen." Na het werk ging ze soms met haar twee vrijgezelle collegaatjes naar de pub, en dan "lachte ze zich helemaal levend", en ze kon sokken, kousen, gympen, pantoffels, rubber laarzen, schoensmeer, inlegzooltjes, veters en Shoe-Ease-spuitbussen tegen inkoopprijs aanschaffen, ps : Beryl of Stephen iets nodig?

Misschien heb ik wel iets nodig, Jane, dacht ik nijdig. Waarom had ze mij met deze boodschap opgezadeld? Laat Belle het maar opknappen! Belle draait er wel weer een punt aan!

"Eerlijk gezegd, Helen," zei ik voorzichtig, "heb ik nogal vervelend nieuws voor je."

Altijd was ik degene die Stephens puin kon opruimen.

Ik hield mijn man nauwlettend in de gaten, na Walters ongeluk. Ik kookte nog steeds van onmacht en woede. "Ik geloof niet, Belle, dat je me werkelijk kent." Ha, dat had hij gedacht. Laat me eens raden, dacht ik terwijl ik het brooddeeg kneedde, wie het nu gaat ontgelden. Barbara Vrijman, natuurlijk. Eindelijk had Stephen een stok gevonden om deze hond mee te slaan. Het hinderde hem al weken dat zijn investering in Barbara geen enkel rendement had opgeleverd. Als zij haar rol in de natuurlijke processen van Kerrimagannagh naar behoren had vervuld, had hij nooit hoeven uitwijken naar zo'n extremiteit als Walter Hyde, met de bekende catastrofale gevolgen.

En kreeg ik gelijk of niet? Als een bloedhond wierp hij zich op Barbara, onder het voorwendsel dat zij de kroongetuige van hel ongeluk was. De deur van het kantoor ging dicht, en het grillen begon. Eindeloze sessies. Maar ondanks al zijn ira -technieken kwam hij van haar, noch van een van de andere gasten iets te weten waardoor hij een boosdoener kon aanwijzen.

Niettemin vervolgde hij zijn onderzoek. Er was niets dat hem zo kwaad maakte als gebeurtenissen die zich buiten zijn invloed om voltrokken. Hij wierp zich lijfelijk door het gat in Bunty's deur om te zien of het mogelijk was jezelf van die afstand van de trap af te katapulteren. Maar de overloop, het is meer een hal, is daarvoor te breed. En zelfs wie doorholde alsof de duivel hem op de hielen zat, kon onmogelijk van de trap donderen, zo wijd en ondiep zijn de treden, en bovendien bekleed met bijzonder stroef materiaal. Hij liet Barbara door het trapportaal draven totdat ze zowat een insult kreeg, maar van de trap viel ze niet. Iets of iemand, concludeerde Stephen, moest Walter Hyde dus hebben geduwd of pootje gelicht. Hij legde het hele trappehuis zo ongeveer onder een vergrootglas. Hij inspecteerde elke trede, iedere geornamenteerde spijl, en de geringste buts in het hout bracht hem op nieuwe theorieën. Zoals altijd werd het een obsessie.

Gewoontegetrouw probeerde ik olie op de golven te gooien. "Ach Stephen," zei ik, "je beweert zelf toch zo graag tegen de gasten dat Kerrimagannagh een huis met een eigen wil is? Dat het ervan houdt mensen te plagen met gegorgel in de waterleidingbuizen, met onverklaarbaar gekraak en gezucht en gesteun? Volgens mij is het huis ditmaal gewoon een stapje verder gegaan dan anders."

"Ik vertel mijn gasten zoveel," zei Stephen nors.

"Het wilde Walter Hyde kwijt," zei ik.

Stephens ogen verduisterden. "Dat wilden ze allemaal. Daarvoor heb ik hem hierheen gehaald. En nou moet ik zeker geloven dat dit een stom ongeluk was?"

"Als Walter Hyde dat nou zelf ook beweert."

"Hij houdt iets achter."

"Hij is echt niet in staat je om de tuin te leiden. Hij heeft een hersenschudding."

"Hoe lang duurt dat doorgaans? Een week, twee weken? Een maand? Wanneer heeft hij zijn geheugen terug?" Geduld was niet Stephens sterkste kant. Wachten verveelde hem. Van verveling werd hij vals. En als hij vals was, moest Beryl het ontgelden.Vandaar dat ik niet had geprotesteerd toen Walter Hyde niet vervoerd bleek te mogen worden. Zolang hij in huis was, behield Stephen immers de hoop het mysterie alsnog op te lossen. Zonder morren had ik de grote salon ingericht als ziekenkamer. Mij hoorde niemand klagen over het feit dat ik daar nu de hele dag een vuur in de haard gaande moest houden, om nog maar te zwijgen over het onsmakelijke gehannes met beddepannen. Ik hoopte alleen dat de patiënt niet door de sofa van de Donovans zou zakken, met dat enorme lichaam van hem, plus die kilo's gips. Maar echt interesseren deed het me niet. Niets kon mijn aandacht werkelijk vasthouden. Ik dacht slechts aan de dingen die ik nog met Beryl wilde doen, aan alles wat ons leven samen onvergetelijk zou maken, aan gebeurtenissen waarvan hij nu zou genieten en waarvan ik later, veel later, zou denken: dat vond mijn zoon mooi.

Ik rende van de salon terug naar mijn eigen woonkamer, om papier maché te maken of verder te gaan met een partijtje domino. Van margarinedozen bouwden we reusachtige kastelen, we maakten maskers en mutsen, we bakten poppetjes van brooddeeg. Als het weer het toestond, gingen we dik ingepakt naar buiten, met een verrekijker en een thermosfles hete thee. We kenden alle plekken waar de reeën zich overdag schuilhielden en we bespiedden ze vanaf een heuveltop. Wanneer we dat moe werden stond er altijd wel ergens in een weitje een zielige ezel naar een wortel te snakken, of anders vonden we met een beetje geluk een verdwaald schaap dat naar huis gebracht moest worden. Er was genoeg te doen, onder de lage, grijze hemel.

Ik keek, mijn hart vasthoudend, naar mijn zoon wanneer hij aan de waterkant behoedzaam stenen omdraaide in de hoop er hagedissen in hun winterslaap onder aan te treffen, van de kou liep er snot uit zijn neus, hij stootte zachte, lokkende geluidjes uit, en ik verzon operaties om hem permanent aan te sluiten op mijn eigen lichaam. In gedachten opende ik aderen en verbond die met elkaar zodat mijn gezonde bloed hem kon bereiken. Ik zag ons voor altijd aan elkaar gehecht, als een Siamese tweeling. Hij zou als een rugzakje op mijn schouders kunnen zitten. Ik zou voor hem voetballen, en diefje-met-verlos spelen. "Pas je op daar bij het water?" riep ik.

Op zondag, als ik vrij was omdat Doreen dan kookte, reden we samen naar Coothill, waar we in de pub gefrituurde kippepoten aten uit een mandje, met voorverpakte béarnaisesaus erbij. We zaten naast elkaar aan de bar, Beryl met een glas limonade en ik met een halve Guinness, en fantaseerden over de levens van de andere cafébezoekers. Er waren geheim agenten bij, dat zag je aan hun regenjas, en vrouwen die in Hollywood filmster wilden worden en daarom alvast hun haren hadden geblondeerd. Oh, was dit niet de mooiste leeftijd? Mijn kind had het dromen ontdekt, en het rijmen. Het leven wierp hem voortdurend cadeautjes toe. Het sloofde zich uit om hem voor zich te winnen: omhels mij, omhels mij. Ik keek naar zijn blije verwondering, zijn dankbare enthousiasme. Op zulke momenten bevond Kerrimagannagh zich op een andere planeet. En Stephen bestond eenvoudig niet. Alleen het ogenblik telde. Omdat ik me in Beryls bijzijn niet kon veroorloven aan de toekomst te denken, hield ook het verleden op te bestaan. Als ik met hem aan de bar zat, vroeg ik me geen ogenblik af hoe ik op dit punt in mijn leven was beland.

Mijn vader dreef een snoepwinkeltje, vlak bij het busstation van Limerick, in Parnell Streel. Zijn zuurballen en chocoladerepen roken naar dieselolie, en als de bussen voorbij daverden, rammelden de stopflessen en de trommels met gevulde koeken op de toonbank. Je kon de vloer dan voelen trillen, 's Nachts in bed helemaal.

Mijn vader had artritis. Het grootste deel van de dag zat hij in de bedompte achterkamer te roken, onder het portret van mijn moeder, die elk jaar jonger leek, heiliger ook, zoals dat gaat met vrouwen die in het kraambed zijn gestorven. Red het kind, niet de moeder.De winkelbel rinkelde maar sporadisch. Soms kwam er iemand om sigaretten of een rol pepermunt. Mijn vaders spitsuur was het moment waarop de schoolbussen binnenkwamen. Om kwart over vier precies arriveerde de mijne. De portieren waren nog niet zuchtend opengedraaid, of alle meisjes bonkten in een kluwen de treeplank af. de win- kei in, in hun verkreukelde, te krappe blauwe uniformen. Ik was altijd de laatste die uitstapte om niet te hoeven zien Hoe zij, elkaar verdringend bij de toonbank, snel een greep deden in de dozen met kauwgom en zoethout voordat mijn vader van achteren kwam aangeschuifeld.

Het maakte me sprakeloos van woede dat het hem dag in, dag uit, niet lukte op tijd op zijn post te zijn. Ik verdacht hem ervan zich expres te laten bestelen door die spichtige meiden met hun knokige knieën, in de hoop hen gunstig te stemmen: ze waren de hele dag aan volwassenen overgeleverd geweest, en dit was hun uur der wrake, nu konden ze een oude man voor zich laten hollen en draven en tot tien keer toe het gammele laddertje laten beklimmen voor een dropveter op de bovenste plank links of een stuk noga rechts, terwijl zij gniffelden en smiespelden.

Maar hij won hun sympathie niet door een oogje toe te knijpen en gelijkmoedig te blijven wanneer ze dwars door elkaar hun wensen schreeuwden en weigerden met gepast geld te betalen. Ze voelden aan hun water dat hij bang voor hen was, voor hun overmacht, hun schelle, spottende stemmen. Ze wisten dat hij hun armzalige klandizie niet kon missen. Ze minachtten hem openlijk en brutaal, niet omdat hij een snoepwinkeltje dreef zo groot als een schoenendoos waar alles naar dieselolie stonk - want hun eigen vaders waren ook maar dagloners of steuntrekkers, maar die lieten tenminste niet over zich lopen, die konden de vreze Gods in je jagen door alleen maar met hun ogen te knipperen.

Mijn vader was bezweet en verfomfaaid tegen de tijd dat ik de winkel binnenslenterde. Als ik hem aankeek zou ik medelijden met hem krijgen, dan werden mijn knieën week van deernis en mijn maag hol van hulpeloze liefde, en bij dat vooruitzicht werd ik nog tweemaal zo kwaad op hem, want hij moest voor mij zorgen en niet andersom, hij had mijn moeder nooit zwanger mogen maken, niet opzijn leeftijd, al voordat ik werd geboren was hij eeuwen te oud om vader te zijn, ik zou later president worden en speciale wetten op dat gebied uitvaardigen, ik zou, ik zou, ik zou hem. En dan ontmoetten mijn ogen toch de zijne, per ongeluk, en ik snauwde: "Ga jij maar thee zetten," en ik nam zijn plaats achter de toonbank in.

"Bella!" riepen mijn klasgenootjes. "Hij heeft me twee pence te veel laten betalen!" Ik zag ze grabbelen in de dozen, recht onder mijn neus. Grijnzende, tartende gezichten. "Bella, wees niet zo'n krent, hij doet er altijd een extra schepje bij."

"Nee, niet die, Bella, die van daarboven!"

Het hielp niets dat ik elke ochtend in de bus gestolen pepermunt en gomballen uitdeelde. Dat maakte geen enkel verschil. Later, toen we gedurende de lange rit niet meer met z'n allen op de achterste banken samenklitten, maar steeds meer meisjes voorin bij de jongens gingen zitten, hadden mijn gejatte sigaretten al even weinig effect. Ik nam altijd pakjes Players daarvan lagen er het meest op het schap. In de hobbelende bus zwalkte ik ermee langs de banken, ik, die later president zou worden. Ik wist dat het niet klopte, maar ik kon niet anders. Bella van het snoepwinkeltje, Bella met de sigaretten, die als vanzelfsprekend en zonder dank werden aanvaard.

Terwijl mijn klasgenoten stiekem make-up uitprobeerden en hun eerste afspraakjes hadden, liep ik 's avonds schuldig een krantenwijk om het kasverschil bij te passen. Eigenlijk wilde ik niet echt dat de kas zou kloppen, ik wilde dat mijn vader me betrapte. Ik wilde net als de anderen bij gymles met een achteloze blik op een beurse dij kunnen zeggen: "Oh, die ouwe z'n handen zaten weer eens los." Op z'n minst wilde ik dat hij me uitschold. Maar er gebeurde niets. Hij maakte aardappelpuree met worstjes voor me en legde onder de schemerlamp met zijn kromgetrokken handen de zoom van mijn rok uit. Hij wist het. I lij wist liet en hij deed niets: het kon hem niet schelen. Ik had net zo goed niet kunnen bestaan. Voor hetzelfde geld had ik levenslang niet bestaan.

Maar ik werd iemand. Ik werd weliswaar niet de president van Ierland, maar ik werd Belle O'Shaugenessy. Niet langer de getreiterde buitenstaander, maar de spil der dingen, de spreekwoordelijke rots in de branding. Vraag het maar aan Belle. Belle lost het wel op. Ik genoot van mijn rol. Van de complimenten over mijn maaltijden. Eindelijk gerechtigheid. Soms, als ik door de statige gangen van Kerrimagannagh liep, moest ik denken aan die zin uit de sigarettenreclame: "You've come a long way, baby."

Dankzij Stephen, uiteraard. Ik ben realistisch genoeg om dat in te zien. Maar ik vind niet dat ik daarom bij hem in het krijt sta. Het is eerder andersom. Voor ieder ander zou de maat al vol zijn geweest met Julia, laat staan wat ik verder te incasseren kreeg. Om je dood te lachen trouwens, hoe dat mormel elke nieuwe vrouwelijke gast altijd vol argwaan opnam. Wat een bedreiging voor haar, die massa eenzame vrouwen hier kunstenaressen zijn haast per definitie alleen want mannen kunnen niet tegen hun scheppingsdrang, die willen warm eten. Ik zag Julia benauwd naar ze loeren. De stakker. Mij interesseerde het niet dat zelfs die ouwe Ryans een nat kruis kregen van Stephen. Door iemand te begeren geef je hem alleen maar macht over je. Niets maakt zo onvrij, zo slaafs, als hunkeringen en verlangens. Hemel, dat zag ik toch al bij mijn eigen kind, met zijn aanbeden Barbara?

Beryl en Barbara. Het zou me misschien minder hebben verontrust als Barbara niet met die jonge Tom Brooks... bijna twee keer zo oud was ze! Misschien was dat nou die leuke vrije Hollandse seksuele moraal, maar ik maakte me toch zorgen. Zoals ze Beryl inpakte. Zo doortrapt. "Barbara wilde mijn morfinepomp zien. Ze vindt hem te gek."

"Te gek nog wel. Waarom neemt ze er zelf ook niet een?"

"Ze heeft een hele tijd een insulinepomp gehad. Die werkte net zo, mam. Ze zegt dat je er wel aan moet denken de naald elke twee dagen te vervangen, want die kan verstopt raken."

"Volgens het ziekenhuis hoeft dat maar één keer per week."

"Barbara zegt om de dag."

"Insuline is iets anders dan morfine. Bovendien is het zo ver nog niet. Nog lang niet."

"Barbara zegt dat je er zó aan gewend bent. Je kunt alleen niet meer op je buik slapen. Maar op je rug krijg je toch fijnere dromen, zegt ze."

Tureluurs werd ik er soms van al zou ik er op dit moment heel wat voor geven om dat stemmetje weer zo gretig te horen babbelen. Heb ik al verteld dat hij zwijgt sedert... maar dat zal wel een fase zijn. Voordat we het weten is het weer Barbara voor, Barbara na, en zal ik weer mijn uiterste best moeten doen mijn ergernis te bedwingen.

Soms dacht ik erover haar op de vingers te tikken. Beste Barbara, je roestige beitels zijn levensbedreigend speelgoed voor een jongetje zoals hij. Nee, daar sta jij niet zo bij stil, hè? En dan nog wat, Barbara. In het bijzijn van mijn broze kind steek jij doodgemoedereerd naalden in je arm en je vertelt hem akelige verhalen over allerlei lichamelijke defecten. Even prikken, jochie, anders moeten ze m'n been er straks afzagen, maar goed, piraten hebben er ook maar één. En hup, Bervl is meteen een zeerover. Maar wat als hij struikelt, met die lap voor zijn oog? Inwendige bloedingen zie je niet, Barbara. Daarvan kun je hem niet met een viltstift de contouren laten omtrekken, spannend, zeg je, om te kijken hoever ze de volgende dag alweer zijn verdwenen. Oh, bloed, zeg jij vol desinteresse, ach Beryl, liet is rood en nat en er is altijd wat mee. Het bevat te veel van dit of te weinig van dat. En je lacht. Kom op, Beryl, we laten ons niet kisten door dat malle bloed van ons.

Je weigert eenvoudig hem te zien als een doodziek kind. Je laat hem, zonder sjaal, heen en weer rennen om zijn morfïnepomp te halen. Je maakt een glamoureuze bagatel van dat horror-apparaat. Je hebt er een hoesje voor gemaakt van zwart-witte wybertjesstof. Net de maillot van Freddy Mercury, zegt Beryl verrukt. Freddy Mercury is dood, Barbara.

Luister, je bent een redelijke vrouw, net als ik trouwens, dus even goeie vrienden, maar laat hem verder met rust. Je windt hem te veel op. Denk niet dat ik zo'n moeder ben die haar kind met alle geweld onder haar eigen vleugels wil houden. We moeten de juiste proporties alleen niet uit het oog verliezen. Geen koortsig geprevel 's nachts in bed. Geen afmattende toeren om het jou naar de zin te maken. Dit soort adoratie is niet gezond, voor geen van de betrokken partijen. En ik spreek uit ervaring als ik dat zeg. Ik ben ruim tien jaar getrouwd geweest met een man die meer dan zijn deel aan bewondering en verafgoding kreeg. Dat is hem noodlottig geworden.

Dat is tenminste mijn theorie.Ik denk dat Stephens moordenaar... ik denk dat Stephen nooit heeft willen inzien wat er zou gebeuren als een van zijn bewonderaars plotseling zijn hand in de "natuurlijke processen van Kerrimagannagh" herkende. Idolen vallen niet straffeloos door de mand. Bewondering is niet zonder risico. Voor fans is alles bittere ernst. Als je heel diep in je wezen door iemand wordt geraakt, ga je hoge verwachtingen over hem koesteren. En zulke heftige gevoelens hebben een tyrannieke kant: ze zullen en moeten bevredigd worden. Van een afgod worden geen menselijke tekortkomingen getolereerd, laat staan smerige streken. Stel je voor dat je ineens doorziet hoe er met je is gesold door degene die je hoogachtte en op handen droeg. Teleurstelling van een ondraaglijk voltage! Explosief materiaal.

Het zijn heus niet allemaal dwepers die we hier over de vloer krijgen. Meestal zijn het mensen die iets betekenen in hun vak, die soms zelfs een grote reputatie bezitten. Ze hebben in de regel maar één handicap: het zijn hoofdzakelijk vrouwen. Zo clever van Stephen. Vrouwen hebben immers veel sterker dan mannen het vermogen tot bewondering. Om een kleinigheid voelen ze zich al de mindere. En in hun hart hunkeren ze allemaal naar een sterke man, iemand die hun de teugels uit handen neemt, een schouder om op te leunen. Wie het een beetje handig inkleedt, heeft de arme schapen zó in zijn ban.

Stephen was een meester in hel uitbuiten van hun zwakheden. De angst niet aardig gevonden te worden, bij voorbeeld. Universele eigenschap. Een paar afkeurende woorden over ego en geldingsdrang, en ze hadden de boodschap al in hun oren geknoopt. En zo had hij nog een waslijst van kunstjes om ze precies daar te krijgen waar hij ze hebben wilde: onder zijn duim. Maar het is misschien ongepast zo over hem te spreken. De mortuis nil nisi bene, zou hij zelf hebben gezegd.

Hij had een opschrijfboekje waarin hij zulke dingen noteerde. Hij wist precies, dat geef ik hem na, welke gasten hij waarmee kon imponeren. Om Sarah Holaughan op haar nummer te zetten citeerde hij Homerus. Mijn arme tante Mary-Jane, door hem uit het gesticht naar Kerrimagannagh gehaald, nu ja, het was voor haar een uitje, kreeg hij buiten zinnen met een welgekozen Dionysische dithyrambe. Voor buitenlanders had hij meestal wat Yeats paraat. The Celtic Twilight of Cathleen ni Houlihan. Ik kon op m'n vingers natellen wanneer hij Krishnamurti van stal zou halen, madame Blavatski, Sophocles, T.S. Eliot, Sar- tre. Onuitputtelijk was de voorraad niet, maar wel bijzonder breed van opzei, met hier en daar wat obscure Duitsers voor het spectrum. Wenn die Sonne der Kultur niedrig steht, werfen selbst Zwerge lange Schatten. Niet gek voor een conciërge.

O ja, ik heb hem ook bewonderd. Maar het huwelijk is nu eenmaal een langdurige staal van ongewenste intimiteit: je komt veel meer over elkaar te weten dan de bedoeling was. Spijtig, maar zo is het leven. Het heeft geen zin te mekkeren over hel onvermijdelijke. Positief denken, dat is mijn kracht. En niet omzien. Nooit. Waarom zou je je kwellen met herinneringen?

Ik weet nog precies waarom ik hem bewonderde. Hij was zo'n doordouwer. Altijd de eerste om ijzer met handen te breken. Iemand die zich niets in de weg liet leggen. Als kind al niet. Op zijn veertiende moest hij de mijn in, net als zijn vader en zijn grootvader. Hij zegt altijd - hij zei altijd dat hij op zijn eerste werkdag werd wedergeboren, toen hij door de donkere schacht vanuit het binnenste van de aarde weer naar de oppervlakte werd geperst, en in de liftkooi naar de gezichten van de andere mannen keek. Je zag alleen het wit van hun ogen, zei hij. Alleen het wit van hun ogen, Belle. Verder waren ze zwart.

Het was ons eerste afspraakje. Ik droeg een groene jurk waarvoor het eigenlijk te koud was. Mouwloos, met een lage taille. Het was een erg volwassen jurk, uitgekozen om indruk te maken. Stephen was tenslotte twaalf jaar ouder dan ik.

We zaten in een bomvolle pub aan de bar, hij met een Guinness, ik met een limonade, samen aan de bar, en de rest van de wereld bestond eenvoudig niet, de mannen in hun slonzige regenjassen niet, de vrouwen met het gebleekte haar niet. Ik met mijn blote armen. Hij in een zelfgestreken overhemd. Zo fris, zo schoon, wij allebei, samen aan de bar. En die ogen in die kooi, Belle, zei hij, die waren de dofste die ik ooit had gezien.

Ik luisterde geïmponeerd: in die lift werd hij per wilsbesluit een ander, een nieuwe, definitieve versie van zichzelf. En ik wist meteen dat hij degene was die ik wilde hebben. Iemand die zijn eigen plan trok en die niet over zich liet lopen, iemand die de vreze Gods in je kon jagen door slechts met zijn ogen te knipperen.

Hij raakte mijn jurk aan, vlak boven mijn borsten, en bij zei: "Ik houd van groen." Had ik zwart gedragen, wit of rood, was mijn leven dan anders verlopen?

Maar hij hield dus van groen. Hij plantte ligusters voor me op Kerrimagannagh, hagen waarachter we konden vrijen. Hij verplaatste de cipressen, die zelfs op de binnenplaats hun sombere schaduw wierpen, voor mij. Wat je dan interpreteert als "ik hou van jou, ik hou van jou". En waarom ook niet?

Voor Beryl plantte hij een perelaar. Ik zie hem hel kluitje nog ingraven. Als hij tien jaar is, zei hij, als hij boompje wil klimmen, dan heeft hij zijn eigen boom, en jij je jam. Hij klopte op mijn buik. Hij lachte toen nog.

Weet je het nog, Stephen? God, het hele leven leek zo vers als een pasgelegd ei. Je was zo trots. Zo gelukkig. Je ging een stationcar kopen. Dat hoorde bij een gezin. Met op de achterruit van die plastic plakfiguurtjes. Ik geloof dat je eenvoudig nooit hebt willen accepteren dat er zoiets als het noodlot bestaat. Als het leven je onaangename verrassingen presenteerde, negeerde je die zonder een spier te vertrekken. Je draaide ze domweg de rug toe. De gevolgen ervan waren altijd voor mij.

In het geval van Walter Hyde ging het al niet anders. Die kwezel kreeg, in Monica Donovans salon, steeds meer noten op zijn zang.

"Als het niet te veel moeite is," zei hij om de haverklap, "zou ik nog wel een klein boterhammetje lusten. Met kaas. tomaat en komkommer. Maar natuurlijk alleen als je toch net op weg was naar de keuken, Belle. Anders wacht ik wel."

Op een keer, toen ik met de bestelling terugkwam, trof ik Katie aan. Ze zat tegenover Walter Hyde in een fauteuil, verstard als een konijn in het schijnsel van de koplampen van een auto. Alleen haar kaken maalden: ze knarsetandde, of misschien zei ze iri gedachten onuitsprekelijke dingen. Ze leek me nog verwarder dan anders. Alsof ze haar verstand nu finaal had verloren. Ik schrok van haar aanblik en wist haar mee te tronen naar de keuken. "Katie," zei ik, "je bent jezelf niet meer, na dat stomme ongeluk. Luister, al heb je die papzak misschien honderd keer een doodsmak toegewenst, daarom hoef je je nu echt niet schuldig te voelen, hoor."

Er trok een vlaag van woede over haar gezicht. "Wat begrijp jij hier nou van, Belle!" beet ze me toe.

Maar Katie was niet de enige die kennelijk vond dat ze bij Walter Hyde in het krijt stond. De volgende keer dat hij me met zijn belletje optrommelde voor een hapje, bleek Tom Brooks bij hem te zitten met een pol thee. Hij had er mijn beste Wedgwood voor genomen. Melk in een kannetje, schoteltjes onder de kopjes: stel je voor dal Stephen binnen zou komen en iets niet in orde zou treffen. "Ben je soms onder een strooien dak geboren?" zou hij dan vragen.

Een dag later was het Felix. Hij was bezig Walters tinnen soldaatjes op de schouw uit te stallen, niet zus, maar zo, nee andersom, de infanterie achteraan. Het kostte hem de hele ochtend. Ik bleef terug komen om te kijken wanneer hij zijn geduld zou verliezen. Maar telkens begon hij op commando zwijgend weer van voren af aan. Hij had een voetenbankje nodig om bij de schoorsteenmantel te kunnen en terwijl hij dat van links naar rechts sleepte, moest ik denken aan gomballen en dropveters die naar dieselolie stonken, en voelde ik me twee keer zo moe als normaal, op de rand van tranen. Ik wilde dat iemand iets vriendelijks tegen me zou zeggen, hé, Belle, gaat-ie nog, maar ze hadden het allemaal te druk het de patiënt naar de zin te maken.

Zelfs Harriet Reilly was zo gek nog niet of ze voerde hem soep, met haar eigen mond happende bewegingen makend. Er ging iets akelig gewoons van Harriet uit, zoals ze daar op de rand van de sofa zat, verdiept in haar taak. Haast alsof ze er genoegen in schepte de gemorste soep van Walters kin te vegen. De vurigheid die ze altijd uitstraalde, het compromisloze dat haar zo bijzonder maakte, zo flink, een van die vrouwen die nooit gek zullen worden, het was allemaal niet terug te vinden in de rustige, toegewijde gebaren waarmee ze de soep uit de kom lepelde en in dat bodemloze gat goot. Ik zag haar liever in panelen hakken. Wat zal er van de wereld worden, dacht ik, wanneer zelfs iemand als Harriet uit misplaatst schuldgevoel voorrang verleent aan het voeden van de hongerigen? Een hand die geduldig soep voert, kan niet meedogenloos een mes hanteren. "Moet je niet aan het werk?" vroeg ik.

Ze keek op, bijna verstoord. "Straks," zei ze.

Charlie Moreno kwam binnen met de kolenkit. Ze droeg haar haren in een knot, als een boeteling. Ze stortte de kolen in de haard en porde met gebogen schouders het vuur op. Ze zag er tegenwoordig niet meer uit alsof ze nog in hobbits, King Arthur en vampiers geloofde, of in betoverde steden die bij het vallen van de schemering zomaar van de kaart konden verdwijnen, en in al die andere nonsens waarover ze iedereen altijd de oren van het hoofd had gekwebbeld. Op de rug bezien leek ze ineens verbijsterend veel op mijn tante Marv-Jane in een jongere uitvoering.

"Walter," zei ik, "je vraagt te veel van de mensen."

"Oh nee," zei Charlie met neergeslagen ogen, "we doen het graag voor hem."

"Zes weken," zei Walter Hyde nederig, "is een hele tijd om in je eentje plat op je rug te liggen. Vooral de avonden zijn zo lang, als iedereen gezellig in de keuken zit te kletsen."

"Ik zal Stephen zeggen dat hij vanavond een partijtje met je komt schaken," bedacht ik vol wraakzucht.

Walter Hyde lachte beschaamd. "Ik ben niet zo'n intellectueel, Belle. Waar ik vandaan kom, leerden ze je niet schaken."

"We kunnen een spelletje Trivial Pursuit doen," zei Helen, die net binnenkwam met een glas warme melk. Hemel, was Monica Donovans salon soms ineens een magnetisch centrum geworden? Helen hoorde thuis in haar abattoir. Nieuwe inspiratie genoeg, dunkt me, zo'n gebroken rug. Ik zag beenderen voor me die in vlijmende flarden waren afgebroken, zenuwbanen en spieren bedreigend met hun punten. "Heien," begon ik.

Ze ontweek mijn blik. Ja natuurlijk, het was mijn schuld dat Jane in Dublin pantoffels en inleg zooltjes verkocht. Ze waren allemaal bezig gek te worden, als je het mij vroeg.

"Trivial Pursuit?" herhaalde Walter Hyde. Zijn blik lichtte op. "Ja," zei Helen, "dat is niet zo moeilijk, hoor."

Walter Hyde probeerde zich onder het gips te krabben. Hij was zo opgewonden dat het zweet hem aan alle kanten uitbrak. "En dan laten we Marcus winnen," pruttelde hij. "Goed, jongens? Zonder dat hij het merkt, natuurlijk." Hij knipoogde.Een van die weldoeners zou beter zijn haren eens kunnen wassen, dacht ik geërgerd. Mijn goede slopen. Kennelijk was ik de enige die nog steeds afkeer voor Walter Hyde voelde. Maar hoe kon ik geen hekel aan hem hebben? Hij was de belichaming van het wezen dat in ons allemaal schuilt: de verschoppeling. Zo iemand is geboren om gehaat te worden. Punt voor Stephen. Beschaamd verliet ik de salon. Gewoon een goed mens te zijn, dat is toch wat je nastreeft. Gek, dat doe je automatisch. Maar waarom zou uitgerekend ik eigenlijk altijd maar redelijk zijn? Hel leven was ook niet bepaald redelijk jegens mij. Het bleef hardvochtig en wreed, hoe ik het ook tegemoet trad. Bella met haar gomballen. Hoe vaak had ik ze God niet voorgehouden, een hele zak: kies zelf maar, allemaal mag ook. Ik ben bereid alles te geven wat ik bezit, alles. Sla mij met zeven nieuwe plagen, zevenhonderd desnoods, maar verlos mij van deze ene. Ik wil elk offer brengen, behalve dit. Maak Beryl gezond.

De ontelbare novenen die ik heb gebeden.

Maar je kunt net zo goed een slecht mens zijn. Dat blijkt niet uit te maken voor God, noch voor het noodlot.

Mijn Beryl in zijn grijze sweatshirt met capuchon, zijn spijkerbroek met omgeslagen pijpen. Aan zijn kleren was niet te zien dal hij de laatste tijd was gegroeid, maar toch leek het alsof hij meer massa had gekregen, meer volume, er was eenvoudig meer Beryl, sinds de valpartij van Walter Hyde. Ik ben gewend de tijd te markeren aan de hand van zulke ijkpunten, aangezien je van uur tot uur geen verschil ziet, je moet vergelijkingen trekken tussen verder uiteen gelegen momenten, en o ja, hel was onmiskenbaar: hij was er beter aan toe dan een week geleden. Hij stond steviger op zijn benen. Zijn kleurpotloden schoten niet meer oncontroleerbaar uit. Er lag een glans over hem die ik lang niet had gezien. I lij zag eruit als iemand die een groot en moeilijk karwei had volbracht, hij was een ridder die zojuist een draak had verslagen om een jonkvrouw te redden. Het is tenslotte niet niks om een remissie te bevechten, een periode van uitstel, van oponthoud aan echte verbetering mocht ik niet denken. Maar elke dag zonder pijn, zonder ongemak, zonder verdere achteruitgang telde.

'"Het gaal wel lekker met jou, hè?" vroeg ik.

"Ja hoor, mama," zei hij korzelig: altijd dat gezanik aan zijn hoofd. Ze zeggen dat kinderen pas vanaf hun derde jaar herinneringen hebben, of althans, pas dan zou het zenuwstelsel in staat zijn hel geheugen te laten functioneren. Beryl was tweeëneenhalf toen hij voor het eerst in het ziekenhuis belandde omdat hij steeds spontaan blauwe plekken kreeg. In zijn eigen beleving moet hij dus altijd een ziek kind zijn geweest. 1 Iet ongewone is voor hem gewoon, zoals het dat nooit voor een ander zal zijn. Soms is het moeilijk dat niet le ervaren als een afstand tussen ons beiden.

Ik keek naar hem terwijl hij moeiteloos deed wat hij maar wilde, zich wentelend in zijn tijdelijke kracht: dingen optillen, ze verplaatsen, ermee heen en weer rennen. Hij bouwde iels. Het zoveelste kasteel, waarschijnlijk. Hij pufte niet eens. Zelfvoldaan, de handen in de zij, bestudeerde hij het werkstuk in wording. Met een schok trof me de gelijkenis met Stephen, zo met de ogen half dichtgeknepen, het hoofd net even schuin. De machtige koning van een zelf gecreëerd rijk.

Maar hij overschatte zichzelf en lag 's nachts te trappen en te woelen in bed; kermend werd hij soms wakker, met wilde ogen, alsof hij in zijn dromen op iets was betrapt. Ik hield hem in mijn armen totdat hij bedaarde en weer insliep, en daarna staarde ik lange lijd door de kier van de deur naar het half voltooide kasteel in de schemering, Beryls luchtkasteel.

En intussen ging het huishouden gewoon door en rinkelde Walter Hyde voortdurend met zijn belletje. Ik vergat de wasserij te bellen, ik vergal tijdig gelatine te maken voor de trifle. Soms stond ik in de keuken zonder te weten waarom en wenste dat de wereld even zou stoppen met draaien, een uurtje maar, zodat ik mijn achterstand kon inlopen. Was het woensdag? Dan moest ik het linnengoed voor Maureen uittellen. Of had ik dat al gedaan?

Ik sleurde me weer overeind om naar de linnenkamer te gaan. In de gang werd ik bijna omver gelopen door Sarah, die met zwiepende kettingen kwam aangestormd. Ik nam niet eens de moeite haar te groeten. Maar ze hield me staande, buiten adem, haar gezicht een slagveld van uitgelopen make-up. "Jou moet ik net hebben."

Ik vermande me. "Wat is er, Sarah?"

"Ik heb zulk geweldig nieuws!" Ze hapte naar lucht.

Heb je weer eens aan deuren geluisterd, dacht ik zuur. Ik had mijn Sarahs in de loop der tijd wel leren kennen, wezens van wie je je afvraagt of ze nog enig ander bestaansrecht hebben dan het feit dat ze Stephen altijd zo goed uitkomen, met hun hang naar gekonkel en gekuip.

"Zulk fantastisch nieuws!"

Ik zette een beleefde glimlach op.

"Sister Nancy komt naar Kerrimagannagh. Voor haar televisieprogramma. Ze wil een uitzending maken over Stephen," riep Sarah uit. "En over ons, natuurlijk. Stel je voor, Belle!"

Ik staarde haar stompzinnig aan. "Wanneer?"

"Aanstaande vrijdag."

"Maar dat is al over een paar dagen!"

Sarah hief haar handen. "Ja, zo werkt ze nu eenmaal, zegt Julia. Anders gaat iedereen z'n atelier opruimen en stofzuigen, terwijl zij juist de natuurlijke situatie wil laten zien. Wat zal ik aantrekken, Belle? Geef me eens advies."

Ik zweeg. Wat moest ik Sister Nancy in vredesnaam te eten geven? We kwamen om in de koolraap, Stephen had te veel gezaaid. Koolraap gestoofd in de room, koolraap gegratineerd, koolraap geraspt over de sla, koolraap tout court - ik kon niets nieuws meer bedenken. Er zou een zondags stuk vlees bij moeten. Rosbief? Kalkoen? Rollade? In elk geval niet iets wat ik uren zou moeten bedruipen. Ik zou er toefjes aardappelpuree bij kunnen geven. Fruitsalade, taart en kaas toe. Ik herademde. Maar het voorgerecht? Soep was zo alledaags. Gevulde flensjes. Een quiche. Pasteitjes. Allemaal even bewerkelijk. Doreen zou me moeten helpen.

"Dan hebben we een hoop te doen, de komende dagen," zei ik kortaf tegen Sarah.

"Zeg dat wel," antwoordde ze. Ze seinde met haar ogen richting salon en rammelde met haar oorhangers. Het klonk alsof ze op een tamboerijn sloeg. "Dat probleem moet ook nog even opgelost worden."

"Wat bedoel je?"

Sarah dempte haar stem. "Zo'n gebroken rug is natuurlijk geen beste reclame voor Kerrimagannagh. Julia dacht dus dat we hem maar heel voorzichtig moesten overbrengen naar jullie zitkamer."

"O nee," zei ik overdonderd. "Daar komt niets van in. Ik bedoel, hij mag niet eens verplaatst worden."

"Maar bij jou in huis zullen ze tenminste niet filmen, zegt Julia. Wat hebben ze daar nou te zoeken, zegt ze. Denk nou eens na, Belle. De trap krijgen we hem nooit op, dus we kunnen hem ook niet in z'n eigen kamer leggen. Jouw appartement is gewoon de enige plek."

"Ik zal er eerst eens met Stephen over praten," zei ik. Er waren grenzen aan wat men van mij kon verlangen. Zelfs Stephen zou dat inzien. Ik zou zijn' kantoor binnenwandelen en redelijk, rustig, zeggen: "Hier komt niets van in."

"Hij is boven, Belle," riep Sarah, de alles wetende, me na. "Hij zet meteen een nieuwe deur in Bunty's kamer."

De deur hing al in z'n scharnieren. Alleen paste hij kennelijk niet helemaal, want Stephen lag op zijn knieën de drempel bij te schaven. Hij merkte niet eens dat ik over hem heen stapte, zo verbeten was hij aan het werk. Die energie van die man. Maar hij bouwde dan ook aan zijn eigen monument.

De luiken van Bunty's kamer waren gesloten en er viel maar weinig licht vanuit het trapportaal naar binnen. Ik struikelde over dekens, over een thermosfles. In liet duister blonk iets op de grond, en ik bukte me. Een zaklantaarn. Wezenloos klikte ik hem een paarmaal aan en uit. De batterijen waren op. Ik ging in de vensterbank zitten en meteen eiste mijn vermoeidheid zijn tol: mijn gedachten dwaalden af, traag en landerig gingen ze hun eigen gang. Waarom hadden we deze kamer eigenlijk altijd afgesloten gehouden? Ik schraapte mijn keel en vroeg: "Geloven wij in Bunty?"

Op de drempel hief Stephen zijn hoofd. "Ben jij dat? Waar zit je?"

"Hier, in het donker," zei ik. Het was me niet eerder opgevallen dat zijn haar grijs begon te worden.

Hij kwam overeind, maar bleef in de deuropening staan. "Met een huis als Kerrimagannagh weet je het maar nooit. Dus het doet er niet toe wat jij of ik geloven."

Maar wat deed er nog wel toe? Hoe zouden wij ooit samen oud kunnen worden? Er zou een moment komen waarop... het zweet brak me uit en mijn hoofd werd leeg, zoals altijd wanneer mijn gedachten te ver vooruit sprongen. Ik moest me tot het heden beperken. Mijn afgematte brein herinnerde zich weer waarom ik hier was. Vertel me het goede nieuws dan, Stephen, dacht ik. Vertel dan aan je vrouwtje dat er een televisieprogramma over je gemaakt wordt.

"Hij blijft klemmen," zei Stephen afwezig. "Ik zal hem er weer uit moeten halen en vanonderen afmoeten schaven."

"Waarom?" vroeg ik.

"Omdat hij anders niet dicht gaat." Hij bewoog de deur even heen en weer.

Onnozel doen kon ik ook. "Maar waarom ineens een nieuwe deur?"

"De oude was stuk."

"Werkelijk?"Hij keek me even fronsend aan, en toen kon ik me niet meer inhouden. "Als Sister Nancy maarniet te weten komt dat jij je gasten zo tegen elkaar ophitst dat er hier ongeluk ken gebeuren."

Hij negeerde me. Hij tilde de deur uil z'n hengsels, zette hem op z'n kant en begon te schaven. Ik zag zijn spieren onder zijn overhemd bewegen. "Geef antwoord," zei ik.

"Sinds wanneer breek jij je het hoofd over zulke dingen?" vroeg hij zonder van zijn werk op te kijken. Hou jij je maar bij je pannen. Belle. Ga soep opzetten. Bemoei je met je eigen zaken. Bemoei je in elk geval niet met de mijne.

En waarom zou ik ook? Wat bezielde me? Ik was zijn handlangster niet. Die positie werd al heel adequaat door Julia vervuld. Ik was Belle met de Schone Handen. Nel als in het sprookje van Tristan en lsolde. Ik had part noch deel aan wat zich in huis afspeelde, en dat wenste ik zo te houden. Ik schilde liever aardappels. Voor al dat geschrijf en geschilder waren massa's energie vereist. Zonder mij zou er hier weinig scheppend werk .worden verricht. Laat het maar aan Belle over iedereen in vorm te houden. Voor mijn geestesoog doemde een eindeloze processie gezichtsloze lichamen op die ik met koolraap en voedzame stoofschotels in stand had gehouden terwijl Stephen intussen greep op hun ziel probeerde te krijgen. Ik snakte naar adem terwijl de waarheid over mijn leven zich in minder dan een seconde ontvouwde: ik was geen haar beter dan een louche arts die zich over een gefolterde op de pijnbank boog om hem net genoeg op te kalefateren opdat het martelen kon worden herval.

Ik was erin geluisd.

Dat zou ik hem betaald zetten.

Hij zei: "Ben je van plan de rest van de dag daar te blijven zitten?"

"Ja. Ik dacht: ik ga Stephen eens op z'n vingers zitten kijken.""Met welk doel?" "Je beter te leren kennen. Schat. Ik vind het zo naar datje je niet door mij begrepen voelt. En we hebben ook een paar dingetjes te bespreken."

"Zoals?"

"Het zal nog een heel karwei worden om Walter Hyde buiten beeld te houden als Sister Nancy hier rondloopt met haar camera's."

"Welnee," zei Stephen zo doodgemoedereerd alsof we de hele kwestie allang uit en te na hadden doorgenomen. "Die leggen we in het appartement."

"Juist," zei ik. "En leggen we Beryl dan naast hem? Ik neem aan dat die ook verdonkeremaand zal moeten worden."

Stephen hield op met schaven. Zijn handen trilden. Ik had midden in de roos geschoten. Leer mij Stephen O'Shaugenessy kennen.

Ik sprong van de vensterbank. "Als je maar weet dat ik die walgelijke klont niet in huis neem," snauwde ik. "Hij is jouw probleem, niet het mijne. Je lost het zelf maar op." Ik wilde de kamer uitrennen, maar op de drempel greep mijn man me bij mijn schouders. "Er staan nogal wat belangen op het spel."

"Ja, de jouwe."

Toonloos zei hij: "Een vrouw uil duizenden. Altijd kan ik op je onvoorwaardelijke steun rekenen."

"Denk maar niet dal ik bang voor je ben," siste ik. "Ik ben zelfs niet van je onder de indruk. Ik kijk dwars door je heen."

"En? Wat zie je zoal?"

Vreemd. Als ik niet beter wist, zou ik denken dat ik een hunkering in zijn stem hoorde. Een krankzinnige gedachte welde in me op: wilde hij soms dal ik hem alles voor de voeten wierp, net zoals ik vroeger had gehoopt dat mijn vader me betrapte? Maar hij moest zijn geweten maar elders ontlasten. "Ik zie leegte, Stephen," zei ik koel. "Niets dan lucht." Hij liet me los. "Bestaat er eigenlijk nog een manier om met jou een normaal gesprek te voeren?"

Waar haalde ik zo gauw nieuwe schimpscheuten, nieuwe aantijgingen, nieuwe verwijlen vandaan? Hoe kreeg ik hem zo kwaad dat hij me lijfelijk tegen de muur zou nagelen, zijn lichaam tegen het mijne gedrukt? Ik trok de kraag van mijn blouse recht.

Stephen steunde met zijn elleboog tegen de deurpost. Zijn gezicht was vlak bij het mijne. Als hij zijn hoofd een fractie boog, zou zijn wang tegen mijn kruin rusten. Ik voelde zijn adem langs mijn wang strijken toen hij zei: "Wat is er toch mis met ons? Belle?"

Hij leunde tegen me aan. Zijn arm gleed om mijn middel. "Kunnen we niet weer gewoon samenwerken, net als vroeger?"

Ik deed een stap opzij. "Dus daar is het je om te doen."

"Wat is daar op tegen?"

Ik wilde zeggen: ik ben je vrouw, maar in gedachten zag ik voor me hoe hij Julia kuste en ik duwde hem opzij. "Laat me erdoor."

Hij versperde me de weg. "Gaat Kerrimagannagh je dan helemaal niet ter harte?" vroeg hij.

"Als je ook maar één procent van de energie die je in Kerrimagannagh steekt, aan Beryl zou spenderen, dan zou je al een..."

"O, niet weer!"

"Dan zou je al een goede vader zijn."

Getergd streek hij met beide handen door zijn haar. "Ik kan niet overal tegelijk zijn."

"Nee, maar op de enige plaats waar je werkelijk onmisbaar bent, laat je verstek gaan. Wal is er nou belangrijker? Je eigen onsterfelijkheid of..."

"In Godsnaam, Belle! Spreek in normale termen.""Jij denkt maar één ding: als ik niet zal voortleven in mijn nageslacht, laat me dan tenminste voortbestaan in Kerrimagannagh." "Het succes van Kerrimagannagh is ook jouw werk."

"Wat mankeert je? Ben je bang voor hem? Denk je dat hij besmettelijk is, of zo?"

Er viel een stilte. Stephen streek met zijn duim langs het blad van de schaaf. Uiteindelijk zei hij met vlakke stem: "Misschien heb je gelijk."

Van schrik begon ik aan een knoop van mijn vest te trekken. Ik verplaatste mijn gewicht van het ene been naar het andere.

"Misschien ben ik bang voor hem," zei Stephen. "Jij je zin. Zo goed?"

Hij bukte zich en schaafde met woeste halen aan de deur.

"Hou daarmee op!" schreeuwde ik. "Praat met me!"

Hijgend kwam hij overeind. Zijn gezicht was vertrokken. "Niet nu, Belle! Niet nu!"

"Nee, nou gaat Sister Nancy zeker weer voor!"

Hij gooide de schaaf op de grond. "En begrijp je ook waarom? Omdat we hier tien jaar voor hebben gewerkt. Tien jaar."

"En in die tien jaar is Kerrimagannagh heus al beroemd genoeg geworden en jij ook."

Stephen nam me op alsof hij me voor het eerst van zijn leven zag. "Mens, weet je wel waar je het over hebt?"

"Over een lullige televisiedocumentaire."

"Over Sister Nancy."

Ik was ineens zo moe. Ik wilde de rest van mijn leven slapen.

"Je wilt niet door Beryl aan je eigen sterfelijkheid herinnerd worden."

Hij liet zijn armen slap langs zijn lichaam vallen. "Ja Belle. Goed Belle. En nu we het hier zo grondig over eens zijn wil je misschien zo vriendelijk zijn me verder te laten gaan met mijn werk.""Sister Nancy," zei ik bevend van woede, zoekend naar iels om hem mee Ie vermorzelen, "zal hel wel interessant vinden Barbara Vrijman hier aan te treffen. Ze prijst je vast enorm om je onderscheidingsvermogen."

Die zat. Ik zag zijn pupillen samentrekken. "Je hebt nog heel wat te doen, jongen. Die Vrijman zal uiteraard zo snel mogelijk de deur uitgewerkt moeten worden. Maar je verzint vast wel een goede reden."

Ik draaide ine om en verliet Bunty's kamer.

Op de overloop stond Felix, met de sleutel van zijn kamer in zijn hand. "Ha Belle, Stephen," zei hij.

Het bloed begon te bonzen in mijn slapen. Felix had gehoord wat ik zei. Nu was ik straks de kwade genius. Het was Stephen eindelijk gelukt me openlijk tot zijn medeplichtige te maken.

Beryl was niet thuis. Automatisch ruimde ik zijn speelgoed op, totdat ik bedacht dat ik nog lang genoeg in een huis zonder rommel zou wonen, en de paniek me weer de deur uitdreef. Ik stak de binnenplaats over zonder te weten wat ik zou gaan doen. Er lag genoeg werk op ine te wachten, maar ik kon niets beters verzinnen dan naar Stephens kantoor te gaan en achter zijn bureau plaats te nemen, gewoon om Julia te ergeren. Maar in haar nis bleef ze onverstoorbaar over haar werk gebogen zitten, met pas geknipt haar, een nieuwe coupe, heel wat hupser, goeie kapper en met het gevoel dat ik op niemand meer enige vat had, verlegde ik stapels papier van links naar rechts. Ik las een van Stephens brieven, aan een Duitse textiele vormgeefster. "Het is me een genoegen u te berichten dat het bestuur van Kerrimagannagh u hierbij gaarne zou uitnodigen voor een verblijf van een paar maanden in Ierland." Ons bestuur. Drie oude dames uit Dublin en een gepensioneerde notaris met rode bakkebaarden, die met z'n allen twee keer per jaar sherry kwamen drinken. Stephen had immers geen toezicht nodig. Die had zijn sporen ruimschoots verdiend. Kerrimagannagh kon blindelings aan hem worden overgelaten. Ik keek op toen er op de deur werd geklopt.

"Is Stephen er niet?" vroeg Katie Kerrigan gejaagd. Ze had mijn kind bij de hand.

"Beryl!" riep ik uit. "Was je op Katies atelier? Heb je iets moois voor me gemaakt?"

Mijn zoontje keek naar zijn voeten. Katie herhaalde haar vraag, alsof ze zelf niet kon zien dat Stephen afwezig was. Op de een of andere manier leek ze zichzelf niet, en pas na enkele ogenblikken drong tot me door wat er zo vreemd aan haar was: er was iets ongewoon doelbewusts aan haar, een vastberadenheid die compleet contrasteerde met haar gebuikelijke vage manier van doen. Zelfs de wijze waarop ze Beryl vasthield had iets uitgesprokens: zo hield op tv de veldwachter een verdachte vast.

"Wat is er aan de hand?" vroeg ik, van haar naar mijn zoon kijkend. "Beryl? Is er wat gebeurd?"

"We hebben Stephen iets te vertellen," zei Katie ontwijkend.

"Hij is boven," zei Julia in haar hoekje. "In Bunty's kamer."

"Bedankt," antwoordde Katie. Ze draaide zich om, Beryl meetrekkend. Hij hield zijn hoofd gebogen, alsof hij ter slachtbank werd gevoerd.

"Zeg, wacht eens even," riep ik uit. Ik sprak in het luchtledige: ze waren al verdwenen. Even bleef ik verwezen zitten. Toen vloog ik overeind en ging ze achterna.

Ze waren al boven. "Stephen?" hoorde ik Katie roepen. "Stephen, waar zit je?" De bocht in hel trappehuis onttrok haar aan mijn gezicht en ik wilde er juist nog tweemaal zoveel vaart in zetten toen er op de overloop een deur openging. "Hij is net weg," klonk Felix' stem.

Onwillekeurig stond ik stil.

Boven me zei Katie iets onverstaanbaars.

"Wat?" riep Felix woedend uit.

Nieuw gemompel van Katie.

"Ben je gek geworden?" brulde Felix.

Katie jammerde iets over haar geweten, maar Felix kapte haar af: "Dat kun je dat kind niet aandoen!" Er klonk wat gestommel en toen het slaan van zijn deur: hij had Katie en Beryl naar binnen gehaald.

Nieuwe angsten vlogen me naar de keel. Wat wilde die zotte meid mijn zoon aandoen? Als een haas sloop ik naar boven, maar net toen ik mijn oor tegen Felix' deur drukte, werd achter me Barbara's kamer geopend. Maureen kwam naar buiten, met een wasmand vol gebruikte lakens op haar heup. "Hé, Belle!" zei ze verbaasd.

Ik boog me voorover, brandend van schaamte, "ik ben, ik ben een oorbel kwijt. Ik loop het hele huis uit te kammen."

"Ach jee," zei ze begaan, haar goedige gezicht in zorgelijke rimpels trekkend. "Ik zal er op letten met stofzuigen. Misschien hoor ik iets rinkelen."

"Graag," zei ik. Nu zou ik ergens in huis een oorbel moeten planten, alles moest immers kloppen, ik had alleen niet veel oorbellen, ik zou een van de gouden klavertjes moeten nemen die Stephen me had gegeven toen ik zwanger was.

"Mooie deur," zei Maureen waarderend, met een knikje naar Bunty's kamer. "Hoeven we tenminste niet meer tegen dat naargeestige gat aan te gluren." Toen hees ze het wasgoed hoger op haar heup en ging naar beneden. Ik hoorde haar zachtjes zingen op de trap, het onbevangen zingen van iemand met een brandschoon geweten. "Dans met mij in de wintertij," zong Maureen, die veel te jong was voor zulke oude liedjes, maar niet voor zulke eeuwige verlangens.

Ik kreeg geen woord uit Beryl. Aan de keukentafel vouwde hij vliegtuigjes en hield zich doof voor mijn vragen: wat was dal nou, jochie, vanochtend, mei Katie? Wat gingen jullie papa vertellen? Wat was er aan de hand?"Hel ging gewoon over een spelletje, mama," zei hij onwillig, Maar ik zag dat hij loog, en ik was ontdaan omdat Hij me niet in vertrouwen nam.

Maar is het nu opgelost?" vroeg ik. "Laten we het er maar op houden dat dat het allerbelangrijkste is."

"Ja hoor," zei hij.

Ik keek naar zijn vingers die vouwblaadjes omsloegen, heel secuur, parelmoeren nageltje over de vouw, netjes, precies. Hij maakte vier vliegtuigjes, vijf, zes, zonder één keer op te kijken. En weer pakte hij een nieuw blaadje.

"Hoeveel ga je er maken?" vroeg ik.

"Voor iedereen één," zei hij.

"En vliegen we dan met z'n allen weg?"

"Ja," zei hij, "alle kanten op."

"Willen we dan niet bij elkaar blijven?"

"Nee."

"Waarom niet?"

"Dat snap jij toch niet, mama," zei hij nors.

Ik stond op en dronk een glas water. "Chocomel?" vroeg ik.

Hij schudde zijn hoofd.

"En waarom snap ik dat niet, Beryl? Heeft het soms iets te maken met vanochtend?" Stop, dacht ik. Niet opnieuw beginnen.

Mijn zoon vouwde zwijgend de vleugels van een vuurrood vliegtuigje om en trok de staart recht. Hij begon er letters op te tekenen, met zijn viltstiften, klm . Barbara's vliegtuig. "En Beryl? Krijg ik nog antwoord?"

"Oh," zei hij, met ronde ogen opkijkend, "maar ik zei toch al dal ik geen chocomel hoef?"

Ik ging naast hem zitten en trok zijn stoel een kwartslag naar me toe. "Dat bedoel ik niet. Wat betekent al die geheimzinnigheid?"

Hij keek langs me heen naar zijn vouwblaadjes.

"Waar heeft het mee te maken?"

Met zichtbare tegenzin gaf hij een millimeter prijs: "Met

iets dat Katie en ik hadden bedacht. Maar dat was heel lang geleden."

"Een soort verrassing?" raadde ik.

Hij staarde nukkig voor zich uit.

"Voor wie?"

Hij schokschouderde.

"En is die verrassing soms mislukt, of zo? Waarom wil je het me niet vertellen? Jullie waren toch ook van plan het aan papa te vertellen?"

"Maar dat hebben we niet gedaan."

"En waarom niet? Was je soms bang dat papa boos zou worden? Kijk me eens aan?"

Hij hield zijn blik op het oneindige gevestigd.

"Juist in dal geval," zei ik overredend, "zou je er met mij over moeten praten. Je weet best dat ik nooit boos op je word. Daarvoor hou ik veel te veel van je." O ja, dit was veel beter. Ik moest er niet zo'n kruisverhoor van maken. Ik zei: "Een geheim is heel zwaar als je het helemaal alleen moet dragen, Beryl. Zelfs als je al volwassen bent. Dat zie je aan Katie. Waar of niet? Beryl? Dus wat moet iemand van acht jaar dan met een geheim? Zeg? Zou je me dat eens willen vertellen?"

Stilte. Nieuw vliegtuigje. Blauw.

"Denk je niet dat dal een beetje le veel voor je is? Want reken maar dat het steeds groter en zwaarder wordt, zo'n geheim. En dan?"

Hij kneep zijn lippen op elkaar.

"O kijk," zei ik hoofdschuddend. "Daar heb je hel al! Straks durf je nooit meer een woord te zeggen omdat je bang bent dat je je per ongeluk zuil verspreken! En als de mensen je zien, dan wijzen ze je met z'n allen na: 'Dat is het jongetje dat zo stiekem is dat hij niet meer kan praten.' Lijkt dat je soms leuk? Vooruit, kijk me aan. Lijkt dat je leuk?"

Hij kreeg rode ogen. Nog even en hij ging huilen. Houd nu op, zei ik tegen mezelf. Houd nu onmiddellijk op. "En weet je wat er dan gebeurt? Dan vragen die mensen aan elkaar: 'Heeft dat jongetje soms geen moeder die hem heeft verteld dat geheimen gevaarlijk zijn? Heeft dat kind geen lieve moeder die voor hem zorgt?' En dan antwoordt iemand: 'Jawel, hij heeft best een moeder. Ze heet Belle O'Shaugenessy.' Dus dan krijg ik de schuld, Beryl. Dan word ik er op aangekeken dat jij zo'n stiekemerd bent. Wil je dat?"

Hij trok zijn benen op, plantte zijn hielen op de rand van zijn stoel, omvatte zijn knieën met zijn armen en verborg zijn hoofd. Zijn schouders begonnen te schokken.

Ik trok hem bij me op schoot, tegen beter weten in: je moet niet berispen en troosten tegelijk. Maar ik was niet bestand tegen zoveel ontreddering. En waarvoor moest ik dit kind trouwens opvoeden? Waarom zou ik hem niet gewoon in alles zijn zin geven? Ik hield hem in mijn armen geklemd. Hij voelde aan als lood. Mijn anders zo lichtvoetige jongetje. Zeemeermannetje van me, dacht ik, voel je zelf niet dat er iets mis is? Dat je hierdoor letterlijk, Beryl, letterlijk naar beneden wordt getrokken? Jij en ik zijn toch geen gluiperds? "Lieverd," zei ik, "nou heb je je geheim pas één dag, en er is al niets meer van je over dan een hoopje misère. Hoe moet dat nou verder, jochie? Zou je het mama maar niet liever gewoon vertellen?"

"Nee!" gilde hij met zo'n kracht dat ik even terugdeinsde.

"Hé," zei ik. "Ik schreeuw ook niet tegen jou. Ik wil je alleen maar helpen."

Hij hief zijn betraande gezicht. "Nietes! Je wilt het geheim weten!"

"Maar toch niet voor mezelf? Voor jou. Je hoeft heus niet bang te zijn dat ik het doorvertel." Ik gaf hem mijn zakdoek. "Dus begin nou maar gewoon bij het begin."

"Nee."

"Waarom niet?" Hij kneep zijn lippen weer stijf' op elkaar.

"Eerlijk gezegd vind ik dat wel het minste, Beryl. Dat je me in elk geval vertelt waarom niet." Redelijk blijven, rustig blijven. Het ging niet om winnen. Het ging om vertrouwen. "Oké. We denken even kalm na. We zeggen even helemaal niks."

"Ik vertel het toch niet!" Hij lispelde van uitputting.

"Nee," zei ik langzaam, terwijl mijn hersens begonnen te ratelen, "nee, natuurlijk niet, joh. Je hoeft het ook niet te vertellen. Echt niet. Heus niet. Werkelijk niet."

Zijn ogeri werden groot.

"Hé, apie. Akkoord?"

Armen om mijn nek, een natte wang tegen de mijne. Ik hield hem met gesloten ogen vast totdat het snikken bedaarde. Bestond er maar liefde zonder pijn. Maar vanaf het moment dat je lief hebt, staart de goddeloze imperfectie van het hele bestaan je recht in het gezicht.

Ik wiegde hem. Hij kalmeerde. We begonnen gekke gezichten tegen elkaar te trekken. Ken jij de breedbekkikker? Doe eens een giraf na die een tandenborstel heeft ingeslikt? Hoe ziet een poes eruit die de hik heeft? Hij sprong van mijn schoot. Hij riep: "Kijk mama, Freddy Mercury!" en begon met zijn magere heupen te draaien. "We are the champions," zong hij, "we are the champions, we are the champions of the world!"

En waren wij tweeën kampioenen of niet? We waren nog altijd niet verdronken in alle tranen die ik had vergoten, we waren niet samen naar de zoute zeebodem van mijn verdriet gezakt, met bolle wangen bellen blazend totdat we niet meer konden. We lieten ons niet kisten. We waren een goed team. We maakten van elke dag iets onvergetelijks. En dat Beryl mij de liefde van zijn vader had gekost, dal legde geen gewicht in de schaal, nooit. Geen tel. Geen enkel moment.

Hij had maar één keer gehuild, Stephen. Bij de perelaar.

Ik zag hem toevallig vanuit het slaapkamerraam. Hij hield zijn boompje vast zoals hij geen mens ooit had omhelsd. En ik weel nog hoe ik hem toen verachtte, voor liet eerst: hou je kind dan zo vast, dacht ik, of hou je vrouw zo vast.

"Zo," zei ik tegen Beryl. "Kom eens hier, Freddy van me."

Hijgend ging hij zitten. Hij glom van het zweet. Hij had een bijna idiote glimlach van opluchting op zijn gezicht. "Ik heb het heel duidelijk gezegd," hernam ik. "Vertellen hoefje je geheim niet, liefje. Ik snap dat je er niet over mag praten, of dat niet durft."

Er kwam iets glazigs in zijn ogen. Zijn blik stolde.

"Dus schrijf je het gewoon even voor me op. Dat is heel iets anders."

Ik schoof zijn stoel aan, ik legde een vel papier voor zijn neus met zijn viltstiften ernaast. Ik zei: "Neem je tijd. Ik kom over een uurtje wel kijken."

Wat ik deed in dat uur? Ik dronk een kop thee: kwart over vier. Ik maakte het deeg voor de muffins: vijf voor half vijf. Ik legde krenten in de week: drie voor half vijf. Ik die nooit ergens tijd voor had. Als een refrein bleef een loshangend zinnetje in mijn hoofd terugkomen: nooit meer aan iemand hoeven te vragen of hij nog van me hield. Zou dat een zegen zijn of een gemis? Half vijf. De slager uit Coothill redde ine zeven minuten van mezelf door zijn bestelling af te leveren. Ik pakte het vlees uit, sorteerde het, borg karbonades, bacon, ham op in diepvriezer en koelkast. Er zat een mooie lap rundvlees bij waarvan ik een rollade zou kunnen maken voor die ellendige televisieploeg. Ik kon het net zo goed maar vast uitsnijden en opbinden. Prima plan, Belle. Koken is vooruitzien. Ik legde het vlees op een plank, zocht de kruiden bij elkaar en haalde touw uil de la. Maar op dat moment bedacht ik me dat Stephen noch Julia de moeite had genomen me enige informatie over Sister

Nancy's bezoek te verschaffen: ik wist niet eens hoeveel mensen ik moest verwachten. Ik smeet de klos touw terug, verliet de keuken en zette koers naar het kantoor. Dachten die twee soms dal het overmorgen vanzelf rollades zou regenen? Kwam het nu heus niet bij ze op dat ik zo'n invasie van extra mensen op de een of andere manier moest voorbereiden, dat er moest worden ingekocht, gepland en georganiseerd?

Ik trof alleen het scharminkel achter haar bureau aan. Ze zat iets uit te tikken, blind en met tien vingers. In mijn drift trok ik het vel uit haar machine voordat ik ook maar half besefte wat ik deed. Ik kon mezelf wel voor mijn kop slaan. Ik was al jaren succesvol bezig haar te verpletteren onder mijn zwijgen: schichtig moest ze zijn, slecht op haar gemak, gissend naar wat ik wel of niet wist. Openlijke woede was een teken van zwakte. Geschrokken keek ze me aan, een hand tegen haar borst gedrukt. Haar gezicht was bleek geworden, op het puntje van haar neus na. Ze had koortsuitslag op haar lip, en haar nieuwe kapsel zat niet meer in model. Wat ze ook met zichzelf deed, er bleef altijd iets van generaties armoede van haar uitgaan, iets van pens en kool eten en het altijd koud hebben. Volgens mij was ze nog bijziend ook, maar natuurlijk te ijdel voor een bril. Werkelijk Stephen, dacht ik, eentje met wat meer klasse zou me minder hebben beledigd.

"Belle," zei ze onzeker. "Wat kan ik voor je..."

"Dat zal ik je vertellen. Het schijnt dat we van de week visite krijgen."

"Ah, mooi," zei ze. "Fijn. Daarvan ben je dus al op de hoogte." Ze kreeg weer kleur op haar wangen, opgelucht dat dit blijkbaar de reden van mijn komst was. "Weet je ook dat het de bedoeling is het nog even stil te houden?"

"Totdat jullie Walter Hyde uit de weg hebben?"

"Zo'n smak van de trap is beroerde reclame," zei Julia.'inderdaad," zei ik. "Maar belangrijker lijkt mij dal dat stuk ongeluk geen erg geloofwaardige gast is. Je hoeft maar één blik op hem te werpen om lont te ruiken. Een godsdienstwaanzinnige met speelgoedlegers. Echt iets voor zo'n exclusief oord als Kerrimagannagh, vanzelf."

"Wij spreken doorgaans niet in zulke termen over onze gasten."

"Nee, stel je voor. Je kunt moeilijk aan de grote klok hangen waarvoor de Walter Hydes van deze wereld hier gerekruteerd worden."

"Dat is Stephens afdeling," zei Julia. Altijd even glad.

"Maar in elk geval," hernam ik, "ik begrijp dat jij voor Walters verdwijning al een heel scenario hebt ontwikkeld."

"Met jouw goedvinden, natuurlijk."

"En wanneer zou je daarnaar hebben gevraagd?"

"Dat zou Stephen met je overleggen. Het is jullie huis."

Daar viel niets tegen in te brengen. Ik gooide het verfrommelde vel papier in de prullenmand alsof het toevallig in mijn handen was beland.

"En dan zou hij meteen de hele gang van zaken met je doornemen," zei Julia. "Op hoeveel personen je moet rekenen, en hoe laat, en of er nog iets extra's... gewoon, alles wat jij nodig hebt voor je planning." Ze keek me nu voor het eerst recht aan. "Heeft hij dan nóg niet met je gesproken?"

Heeft hij dan nog niet met je gespróken?

Heeft hij dan nóg niet met je gesproken?

"O jawel, vanochtend al, hoor," zei ik.

"Uiteraard," zei Julia. Ze produceerde een glimlach waarbij ze haar mond gesloten hield. "Dus je kent alle details al."

"Ze zijn me ontschoten, Julia," zei ik. "In de opwin- ding."

Met neergeslagen ogen wreef ze met haar wijsvinger over de spatiebalk van de schrijfmachine. "Heel begrijpelijk,

Belle. Het idee dat we Sister Nancy zelf in huis krijgen!"

Het succes van Kerrimagannagh is ook jouw werk, Julia. Ik hoorde het Stephen zeggen.

'ik pak de papieren er even bij," zei het pissebed kordaat. "Zodat jij weer weet waar je aan toe bent." Ze bladerde door de stapel paperassen vóór zich. "Waar heb ik ze nu gelaten? Ik zou toch zweren dat ze hier bovenop..." Ze stond op, ging naar Stephens bureau en ritselde daar een tijdje. "Hij heeft ze kennelijk bij zich gestoken. Wat vervelend nu voor je," zei ze. Toen plooiden haar lippen zich weer tot een glimlach. Ze boog zich naar me toe en zei op minzame toon: "Weet je wat? Ik zeg hem wel dat hij met je moet praten, hoor. Ik stuur hem straks meteen even bij je langs."

Dus slofte ik terug naar de keuken. Dat was wel zo gemakkelijk voor Stephen. Hoefde hij tenminste niet naar me te zoeken, als Julia hem zo meteen langsstuurde. "Ga jij eens even met je eigen vrouw praten, Stephen." Misschien was het handig als ze gewoon bij ons introk, samen met Walter Hyde. Kon zij voortaan aan Stephen vragen me het zout door te geven. Ik haalde een stuk lamsvlees uit de koeling en hakte het in stukken. Wie weet wat een verbetering het zou zijn, Julia over de vloer, wat een oppepper voor de communicatie. Daarvoor sliep ik graag op een kampeer- bedje in de gang, terwijl Julia koffie dronk Uit mijn kopjes en haar haren karnde voor mijn spiegel. Ze zou zonder veel moeite mijn plaats kunnen innemen. Ik graaide de stukken vlees bij elkaar en propte die in de gehaktmolen. Jammer dat ze mijn maat niet had: mijn kleren waren onbruikbaar voor haar. Die moest ze maar aan de zigeuners meegeven. Ik vermaalde het vlees tot flinters en de flinters tot moes. Toen voelde ik me iels beter.

Een blik op de klok leerde me dat het al bijna half zes was. Vlug zette ik een grote pan water op voor de pasta. Liet Helen Ryan haar gezicht nog maar eens zien. Sedert zij zat te mokken, liep ik elke dag achter op mijn schema. In hoog tempo ontvelde ik de tomaten, sneed de uien, raspte de kaas. Als je maar hard doorwerkte, vergat je gewoon dat je op je man zat te wachten.

Ineens miste mijn hart een slag. Over wachten gesproken: Beryl\ Ik had allang bij hem moeten gaan kijken.

Ik droogde mijn handen af, draaide het gas laag, smeet deksels op pannen, deed mijn schort af al die handelingen, al die banaliteiten, ze stelden je met hun eindeloze herhaling buiten gevecht, ze maakten je zó murw dal je datgene wat echt van belang was, zowat over het hoofd zag.

In draf stak ik de binnenplaats over. En toen stond ik stokstijf stil, niet bij machte mijn eigen ogen te geloven.

Achter het verlichte raam van ons appartement waren Stephen en Beryl duidelijk zichtbaar. Mijn man zat op de punt van de keukentafel, enigszins voorover gebogen, en hij praatte op Beryl in, bij wie de tranen over de wangen stroomden.

Ik zag mijn zoon panisch zijn hoofd schudden: ik vertel het je toch niet, met al je Gestapo-methodes krijg je het lekker toch niet uil me, ik vertel hel alleen aan mama. Zijn hele lichaam schokte van het huilen. Stephen hief zijn hand, en het zweet brak me uit. Vluchtig, onhandig, streelde hij Beryl over zijn hoofd. Ik voelde zijn vingers op mijn eigen huid, die gloeide alsof ik een oorvijg had gekregen.

Bijna draaide ik me om, bijna holde ik weg, weg van Kerrimagannagh, waar ik geen enkele zeggenschap meer had. Ik was slechts de huishoudster. Voor mij zó een ander. Maar niets was bij Stephen immers ooit wat het leek? Niels. Ik zou dus gewoon naar binnen gaan.

In de gang veegde ik omstandig mijn voeten, alsof ik bij mezelf op bezoek kwam. Ik haalde een paar maal diep adem, rechtte mijn rug en ging de keuken in.

Mijn kind zat bij Stephen op schoot.

Mijn hersens kraakten bij die aanblik. Snel schoof ik er vertrouwdere beelden vóór. Beryl met een tekening in zijn uitgestrekte hand, of een zelf gemaakt bootje, sidderend van hoopvolle verwachting. Wil je mijn wentelteefjes? Wil je mijn dinosaurus? Beryl de stoutmoedige: kun je me leren vliegeren, papa? Beryl, hartverscheurend inschikkelijk: goed, een andere keer dan. Beryl die op een groot vel papier in alle kleuren van de regenboog zijn naam schreef: Beryl O'Shaugenessy, Beryl O'Shaugenessy, Beryl O'Shaugenessy, kijk dan papa, ik ben Beryl O'Shaugenessy. Rn de stille razernij die toen even op Stephens gezicht verscheen, de verschrikkelijke woede die hij doorgaans verborg achter het uitdrukkingsloze masker dat hij voor Beryl reserveerde. Zijn toonloze stem. Nooit openlijk. Niemand zou Stephen op incorrect gedrag betrappen.

Bewegingloos stond ik nog altijd bij de deur. Ze hadden mijn aanwezigheid geen van tweeën in de gaten. Na wat wel minuten leken, zei ik: "Zo. Daar ben ik dan."

Beryl richtte zich niet op. Tegen Stephen aangedrukt lispelde hij klaaglijk: "O mama. O mama."

Ik wilde bij hem neerhurken, maar het was net alsof een sterke, onzichtbare hand me tegenhield. Overeen afstand van vele nieters vroeg ik: "Wat is er, schat?"

Hij begon opnieuw te huilen.

Stephen schraapte zijn keel. Hij keek me aan als iemand die uil een droom ontwaakt. Hij zei: "Ik kwam..."

"Ik wil hel van Beryl zelf horen."

Beryl snikte. Hij klampte zich aan Stephen vast.

Machteloos stond ik midden in mijn eigen keuken, waarin niets me meer bekend voorkwam: de kapotte eierwekker die al een jaar op de vensterbank lag niet, de planken met blikken rijst en bonen niet, de grote servieskast met hel houtsnijwerk niet, de tafel met het geblokte zeil niet. Er lag een tekening op tafel. Een tekening? Dat had een brief in Beryls regenhoogletters behoren le zijn. Niet een getekend mannetje, wanstaltig dik, met zwart piekhaar. "Vooruit, Beryl," zei ik. "Wat hebben die tranen te betekenen?"

"Papa zegt," bracht Beryl uit, "papa zegt net dat er mensen zijn die willen dat Barbara weggaat."

Ik staarde naar de armen die mijn zoon vasthielden. Ze staken uit half opgerolde mouwen waarin de zorgvuldig ingestreken vouw nog goed zichtbaar was. Toen keek ik gedurende een eindeloze seconde naar het gezicht erboven.

"Ik wil het niet!" snikte Beryl. 'ik wil dat ze blijft!"

"Smerige klootzak," zei ik tegen Stephen. "Jij vuile hypocriete leugenaar! Mensen! En wie zijn die mensen dan wel? Zou je je zoon niet eens even uitleggen dat jij..."

"Genoeg, Belle," zei mijn man zonder enige stemverheffing. I lij tilde Beryl van zijn schoot, zette hem op zijn voeten, stond zelf ook op en nam mijn arm in een ijzeren greep. Het volgende ogenblik stonden we samen op de gang. "Nu moet jij eens goed naar me luisteren," beet hij me toe.

"En dan zit je dat kind nog schijnheilig te troosten ook," schreeuwde ik. "Terwijl je nota bene zelf..." Zijn hand klampte over mijn mond, met de andere pakte hij me bij mijn haren. Mijn hart bonsde zo dal ik dacht dat het zou springen.

"In de eerste plaats," zei hij met opeengeklemde tanden, "was jij het die vanochtend op het geniale idee kwam Vrijman weg te sturen." Zijn slechte oog puilde uit alsof hel uit de kas zou ploppen. Hij trok aan mijn haar. "En kan ik je dan nu loslaten zonder dat je als een furie tekeergaat?"

Mijn hoofdhuid tintelde. "Alsof jij niet al weken naar een excuus zoekt om je van dat mens te ontdoen," siste ik. "Ik laat me dit niet zomaar in de schoenen schuiven, denk erom.""Maak je geen zorgen. Niet nader gedefinieerde mensen willen Barbara weg hebben. Dat is wat ik Beryl heb verteld. Het leek me niet prettig voor jou als hij wist hoe de vork werkelijk in de steel stak."

"Welke steel?"

Hij legde een hand vlak naast mijn hoofd op het behang. "Weet je dat mevrouw Vrijman, toen ik haar vanmiddag ging zeggen dat ze haar koffers kon pakken, me vroeg of jij daar soms achter zat?"

Ik sloot mijn ogen. Toen ik ze weer opende, was alles nog precies hetzelfde. "Felix," mompelde ik.

"Felix? Wat bazel je nou?"

"Hij heeft ons vanochtend over Barbara horen praten."

"Mens, hij had een walkman op zijn hoofd!"

Ik probeerde me Felix weer voor de geest te halen.

"Belle," zei Stephen afgemeten, "je ziet spoken."

"Je bent hysterisch, Belle," zei ik. "Maar als het Felix niet was, waarom denkt Barbara dan dat ik..."

"Volgens haar heb jij enorm de pest aan haar. Ze heeft de indruk dat jij het nooit hebt kunnen zetten dat. Beryl zo graag bij haar is."

"Nonsens!" riep ik uit. Had ik dat mens hiervoor alle kans gegeven mijn zoon in te palmen? Om mij nu te beschuldigen?

Stephen deed een stap achteruit en leunde tegen de andere muur. "Nonsens? Werkelijk? Toen ze dal zei, begreep ik ineens waarom jij vanochtend zo attent was me ongevraagd van advies te dienen. Dat doe je anders ook nooit. Geef het maar toe. Je wilde haar kwijl."

Ik mobiliseerde al mijn strijdlust. "En jij zeker niet, met Sister Nancy op komst?"I lij stootte een korte lach uit. "Ik handel altijd uitsluitend in het belang van Kerrimagannagh. Ik heb geen persoonlijke motieven. Terwijl jij, Belle, niet eens aan het belang van Beryl hebt gedacht. Je dacht alleen maar aan jezelf." "Beryls belang!" Even zag ik dubbel van drift. "Durf jij iets te zeggen over Beryls belang?"

"Hij is er kapot van dat Vrijman de laan uit gaat. Ik heb hem nog nooit zo zien huilen."

"Moet je vaker kijken."

"Hij is werkelijk dol op haar."

"Dat is mij bekend," zei ik. "Maar ik zou..."

"Precies, Belle, dat was jou bekend."

Ik wreef over mijn voorhoofd. "Ik snap echt niet waarom jullie er met z'n tweeën zo'n drama van maken. Het is hier voortdurend een komen en gaan van mensen. Over een week is hij haar vergeten."

"Gek is dat, Belle," zei Stephen terwijl hij de plinten monsterde. "Om de een of andere reden heb ik nooit getwijfeld aan je integriteit als moeder. Maar ik heb me al die tijd blijkbaar vergist."

Mijn tong plakte tegen mijn verhemelte. Met moeite zei ik: "Alsof Beryl je iets kan schelen!"

"Ik dacht," zei Stephen ijzig, "dat hij in veilige handen was."

En open vloog de deur, zonder kloppen. Helen, 'lom, Harriet en Katie, ze droegen Walter Hyde naar binnen. Op een deur, of een tafelblad ik dacht dat ik waanzinnig werd.

"Stephen!" riep Walter Hyde met overslaande stem. "Julia kwam ineens zeggen dat ik uit de salon weg moest!"

"Ja Walter," zei mijn man op prettige toon, meteen de touwtjes in handen nemend. "Het wordt mijn vrouw te veel, al dat heen en weer gedraaf. Ik hoop dat je daar begrip voor hebt."

Alle blikken vestigden zich op mij.

"Nou ja. Belle," zei Helen verwijtend, "dat had je toch kunnen zeggen? Wij zijn er toch ook nog? Het lijkt me niet erg gezellig voor Walter hier de hele dag in z'n eentje te liggen."

Ik probeerde een tegenwerping te maken, maar mijn stem weigerde dienst. Sprakeloos moest ik toezien hoe Walter Hyde de woonkamer werd binnengeloodst en op mijn bank werd geïnstalleerd, terwijl hij onsamenhangende geluiden van protest liet horen.

"'t Is beroerd voor je, Walter," zei Harriet.

"Belle's wil is wet," zei Katie.

'"Zo is dat," zei Stephen met een glimlach.

Walter Hyde klaagde: "Ik wil niemand tot last zijn, maar ik..."

"Ik kom na het eten straks nog wel een spelletje kaarten," stelde Tom voor.

"Wat eten we eigenlijk?" vroeg Helen. "Wordt er wel gekookt, vandaag? Ik zag nog niets in de keuken."

"Maar nou moet Belle toch weer heen en weer," merkte Katie vijandig op, "met Walters diner. Ik snap het punt van die hele verhuizing niet, maar dat zal wel aan mij liggen."

"Neem dat laatste maar aan, Katie," zei Stephen. "Maar gelukkig hoeft een mens niet alles te begrijpen, wat jij? Laten we er een borrel op nemen. Walter, wat zijn jouw wensen?"

"Wordt er echt niet gekookt vandaag?" vroeg de patiënt met het begin van paniek in zijn ogen.

"Jawel, maar Belle loopt een beetje achter. We eten wat later. Haal jij eens een paar glazen, Tom. In de gangkast staat volgens mij nog een lies whiskey." Hij wendde zich vluchtig tot mij. "Laat het verder maar aan mij over. Jij moet natuurlijk dringend aan het werk."

Het was alsof mijn borstkas met stalen banden was omwikkeld. Ik kreeg amper lucht. Ik wilde nooit meer een mens zien of onder ogen komen. Maar in de keuken stond mijn tante Mary-Jane over het fornuis gebogen. In diepe concentratie staarde ze in de bijna droog gekookte pannen naar het restant borrelende water.

"O, vul ze dan tenminste bij!" viel ik uit, naderbij hollend. "Voordat de hele boel uit elkaar klapt."

Ze richtte haar wazige blik op me. "Ja kind," zei ze, terwijl ze haar handen boven de stoom spreidde, "dat is precies wat er gaat gebeuren. Het einde is nabij."

Ik verbeet een zucht terwijl ik de pannen van het fornuis nam en ze onder de kraan hield. "Lieverd. Denk je wel aan je pillen, elke dag?"

"De roze 's ochtends," antwoordde ze toegeeflijk. "En de twee kleine witte 's avonds."

"Anders ga je maar piekeren," zei ik. "Nou, kwam je me gezellig even helpen?"

Ze keek verbaasd. "Ik kwam je waarschuwen," corrigeerde ze. "Er hangt ons iets boven het hoofd."

"Ik weet het," zei ik. "Maar ik heb alles onder controle." Ik zou gewoon op goed geluk gissen uit hoeveel mensen zo'n televisieploeg bestond, en de maaltijd niet te krap plannen. Geroutineerd gooide ik de pasta in het water en de gesneden groenten in een braadpan. Ik ging me vandaag niet uitsloven. Als ik nu een uitgelezen diner op tafel zette, zou iedereen denken dat ik iets goed te maken had. Zo waren ze wel. Altijd overal iets achter zoeken. Behalve natuurlijk wanneer er echt wat te vinden viel.

"Het hele huis beeft," zei mijn tante. "Alsof het uit zijn voegen gaat barsten. Er staat ons iets verschrikkelijks te wachten. Let op mijn woorden."

"Hier, roer jij even in deze pan."

Ze nam de pollepel van me aan en legde hem op de rand van het fornuis. "Ik vergis me nooit in die dingen, Belle. Ik ben nu eenmaal extra sensorisch uitgerust. Tot in mijn knieholtes heb ik receptoren. Kijk maar." Ze draaide me haar rug toe en tilde de achterkant van haar rok op.

"Ja. Nou en of, zeg." Ik sloeg een arm om haar magere schouders en drukte haar de lepel opnieuw in de hand. "Even zorgen dat de uien niet aanbranden. Dat doe je wel voor mij, hè?"Op waardige toon zei ze: "Ik zou niet weten waarom. Zeg nou zelf. Waar is personeel anders voor?" Ze gaf me de pollepel terug en wandelde de keuken uit.

Ik hield mijn bonkende hoofd vast. Gek dat men nooit sprak over de voordelen van krankzinnig zijn. Niemand die je ter verantwoording riep. Dag en nacht volledige verzorging. Niet meer voor iedere futiliteit van hot naar haar hoeven rennen. Ik zag stille, witte zalen voor me, waar je zou kunnen uitrusten, eindeloos uitrusten. En 's ochtends in een metalen bekertje drie roze pillen, en 's avonds twee witte, om je gedachten in toorn te houden. Waarom waren mensen eigenlijk bang hun verstand te verliezen?

Sarah stak haar hoofd om de hoek van de keukendeur. "Zal ik op de gong slaan?" vroeg ze. "Belle? Zal ik op de gong slaan? Of ben je nou nog steeds niet zo ver?"

Stephen at met de gasten mee, die avond. Ook Julia was van de partij. Zij zat aan het hoofd, hij tussen de gasten in. Terwijl ik de schalen naar binnen bracht, probeerde ik het systeem achter die tafelschikking te doorgronden. Ik was er nog niet uit toen Stephen halverwege de maaltijd als terloops de komst van Sister Nancy aankondigde. Er viel een verblufte stilte, gevolgd door een hoop gekakel en gekraai. Vragen, uitroepen, iedereen tetterde door elkaar heen, Marcus, Helen, Felix, en het hardst van allemaal natuurlijk Charlie Moreno.

"Ik wist het al, hoor," riep Sarah, "ik wist het vanochtend al."

"Doet ze alleen beeldende kunst, of ook literatuur?" vroeg Tom.

"Alles," zei Julia.

Marcus legde een hand achter zijn oor. "Dus ook theater?"

"Ze is geïnteresseerd in iedereen op Kerrimagannagh," zei Julia.

Harriet prevelde: "Als ik er even goed aan ga staan, krijg ik dat zesde paneel nog net op tijd klaar."

"Als Daddy dit hoort!" straalde Charlie.

Helen werd stil. Die dacht natuurlijk aan Jane, bij K- Shoes.

Katie zuchtte vergenoegd: "Bof ik even dat het net zo'n klerezooi op mijn atelier is."

"Niks opruimen, hoor," zei Julia. "Het gaat nu juist om... Stephen, hoe noemde ze dat?"

"Het naturel."

"Maar zover zal het niet komen," zei mijn tante toonloos.

"Zeker wel, Olympia," suste Julia. "Jullie worden allemaal beroemd."

"Ja," zei mijn tante, "onze namen komen in de krant, dat klopt."

"De televisie, mens. We hebben hel over de televisie!" schalde Sarah in haar oor.

Aan het aanrecht sneed ik diepvriesijs in blokken. Aardbeien uit. blik er overheen, toefje slagroom, heel juist, dit moest ik vaker doen, dat scheelde me zeker een uur per dag. Het was immers toch maar een illusie dat je met een maaltijd enige eer kon inleggen. Die in zichzelf geabsorbeerde varkens zouden het niet eens merken als ik ze gegarneerde turf gaf.

Toen ik de ijscoupes naar de tafel bracht, merkte Marcus met begane stem op: "Wat sneu voor Walter. Die loopt nu de kans mis Sister Nancy zijn legers te laten zien. Ongelooflijk vakmanschap. En historisch volkomen correct."

Ik wierp hem een vlugge blik toe. Sluwe Marcus, berekenend als altijd onder zijn zachtmoedige masker van bejaarde onschuld. We zaten niet voor niets jaar in, jaar uit met hem opgescheept. Een arrangement onder heren, noemde Stephen het soms achteloos: Marcus' zwijgen in ruil voor een gratis overwintering op Kerrimagannagh. Een hint hier, een hint daar, en hij was weer verzekerd van een nieuwe uitnodiging.Stephen klopte hem op zijn arm. "Dal lossen we wel op," zei hij aimabel.

'toen liet Tom, aan Stephens andere kant, zijn bom vallen. "Jammer ook voor Barbara," zei hij.

"Hoezo?" vroeg Harriet. "Wat is er jammer voor Barbara?"

Helen speurde om zich heen. "Zeg, waar is ze eigenlijk?"

"Op haar kamer," zei Tom.

"Wil ze niet eten? Is ze soms niet lekker?"

"Dat is nog zacht uitgedrukt," antwoordde Tom. Ik zette net een ijscoupe op zijn bord. "Denk je ook niet, Belle?" Zijn magere hand schoot uit en omvatte mijn pols. "Misschien kun jij dat eens even ophelderen."

"Laat dat, Tom," zei Stephen rustig.

"Wat is er aan de hand?" vroeg Sarah, zich voorover buigend om niets te missen. "Heeft Belle bonje met Barbara?"

Katie zei op verklarende toon legen haar: "Dat jochie maakt weieens een vaas voor Barbara, zie je."

Het leedvermaak in Sarahs ogen verdween. Het maakte plaats voor een uitdrukking waarop ik haar nog nooit had betrapt. Vol oprecht mededogen bezag ze me. "Belle," zei ze hoofdschuddend. "Ach Belle toch."

Het was de laatste druppel. De ijscoupes dansten op het dienblad, zo beefde ik. In mijn buik klonterden woorden samen die zich als braaksel naar boven werkten. Als ik mijn mond opende, zou Sarahs gezicht eronder bedolven worden: "Laat haar dan zelf een kind nemen!"

Stephen zag de bui hangen en stond razendsnel op. Hij nam het blad van me over. "Je moet ook niet zoveel tegelijk willen dragen," zei hij.

Maar Tom Brooks liet zich niet afleiden. Met een koppig gezicht vervolgde hij: "Belle's persoonlijke voorkeuren mogen toch geen reden zijn om iemand van Kerrimagannagh..." "Dal. zijn ze ook niet," onderbrak Stephen hem.

"Geen reden waarvoor?" vroeg Harriet achterdochtig.

"Om iemand van Kerrimagannagh weg te sturen," zei Tom met doodsverachting.

Opnieuw staarde iedereen ine aan.

"Zijn jullie doof?" vroeg Stephen abrupt maar zeer zacht. "Zit ik hier in het luchtledige tegen een stel idioten te praten? Ik zeg net dat het hier niet zo toegaat." Hij had de lading ijs op tafel gezet en sloeg een arm om mijn middel. "Zelfs Bélle," zei hij, me tegen zich aantrekkend, "zélfs Belle, in wier handen ik verder in alle opzichten als was ben, heeft geen enkele stem in het artistieke beleid van Kerrimagannagh. Laat daarover geen twijfel bestaan."

Na een moment zei mijn tante Mary-Jane op laatdunkende toon: "Nee, zeg. Stel je voor. Er is er maar één die hier de dienst uitmaakt."

Het orakel had gesproken. Er ontstond een vaag geroezemoes.

Stephen ging weer zitten, sloeg zijn servet uit, legde het op zijn schoot en pakte een schaaltje ijs. Koel zei hij tegen Tom: "Er zijn mensen die hun huis zouden verkopen om een paar weken op Kerrimagannagh te mogen werken. En dan bedoel ik wérken, in plaats van geruchten te verspreiden en misverstanden te creëren."

"Maar je hebt vanmiddag zelf tegen Barbara gezegd," begon Tom kuchend.

Stephen hief een hand. "We hebben een gesprek gehad over haar vorderingen. Ons bestuur verwacht van mij een uitvoerige rapportage over elke gast. Vind je het goed Tom, dal ik gewoon mijn werk doe? Kun je daarmee leven? Anders zeg je het maar. Dan regelen we meteen iets voor je. Vanavond nog."

Tom zweeg met een ontstelde uitdrukking op zijn jonge, gladde gezicht.

Stephen keek om zich heen. "En nu we hel er toch over hebben: ik heb nog nooit zo'n ongedisciplineerd zooitje gezien als jullie, en allemaal even overgevoelig. Ik kan verdomme geen woord met iemand wisselen, of er wordteen heel drama van gemaakt. Ego, ego, ego! Dal dit uitgerekend de groep moet zijn die Sister Nancy onder ogen krijgt."

"We kunnen haar moeilijk nu nog afzeggen," zei Julia zakelijk.

Alle gezichten draaiden haar kant op. Ze nam op haar gemak een hap ijs en schoof het toetje daarna teleurgesteld van zich af. "Denk je niet? Dat maakt een rare indruk. Maar aan de andere kant..."

Stephen streek bedachtzaam over zijn kin. "Ja," zei hij. "Daar zeg je wal. Kerrimagannagh krijgt niet elke dag zo'n buitenkans."

Charlie Moreno stootte een jammerklacht uit. "Maar wat hebben we dan misdaan, Stephen?"

"Elke regel van dit huis, elke regel," zei Stephen, met zijn vlakke hand op de tafel slaand, "wordt door jullie met voeten getreden."

Katie zei onthutst: "Ik werk me anders te pletter."

Stephen vestigde zijn grimmige blik op haar. "Ik zal hier niet hardop herhalen wal ik onlangs onder vier ogen tegen jou heb gezegd, Kerrigan. Ik hoop alleen dat je mijn woorden wel ter harte hebt genomen." Hij stond op.

"Je wilt toch nog wel koffie?" smeekte Sarah, eveneens opspringend.

"Nee, ik moet even snel een paar dingen goed tegen elkaar afwegen. Julia? Ga je mee?"

Een regen van speculaties barstte los nadat zij zich in het kantoor hadden teruggetrokken. De beklagenswaardige Walter Hyde, de arme Barbara Vrijman, ze waren op slag vergeten nu er een groter belang op hel spel stond: eigenbelang.Ik had de afwasmachine al aangezet en stond net de tafel te boenen toen ik voelde dat ik niet langer alleen in de keuken was. Argwanend draaide ik me om.

Bij bet aanrecht stond Beryl. Hij hield zijn ene hand diep in zijn broekzak en trok met de andere aan de boord van zijn trui. Hij had een zonderlinge, benauwde uitdrukking op zijn gezicht, alsof ik hem op iets betrapte.

"Wat is er?"

Kleumerig trok hij zijn schouders op. "Wat doet Walter in ons huis? Ik wil dat je hem wegstuurt. Hij hoort niet bij ons."

"O, is dat het." Ga je vader maar om opheldering vragen, Beryl. Na een moment zei ik met een zucht: "Het is maar voor een paar dagen, jochie. Dat overleven we wel, hoor. En als hij begint te prediken of rare praatjes gaat afsteken, geven we hem gewoon goed van katoen. Vind je ook niet? Desnoods timmeren we hem op zijn gezicht."

Beryl dacht even na. "Gaan je botten eigenlijk ook naar de hel?"

"Nee joh, ben je mal."

"Oh," zei hij met zichtbare opluchting.

Ik begon een antwoord te preparen op de vraag die nu zou volgen. Nee, botten niet, spieren niet, neuzen ook niet, alleen zondige zielen. Zondig betekent slecht. En zielen, ja kijk, Beryl, dat zijn... maar om de een of andere reden was ik alles vergeten wal de nonnen me daarover op school hadden bijgebracht. Ik herinnerde me de broedtijd van de ekster, de Battle of the Boyne, de zinloze rijtjes Gaelic: ogham, taoseach, uisce, en dat men op traditionele feestavonden op de bodhran sloeg, alleen over de onsterfelijke ziel kon ik niets in mijn geheugen vinden.

Maar voor Beryl had de zaak al afgedaan. "lk heb nog niks gegeten," zei hij verwijtend.I Iet was me te moede alsof ik naast hem zijn engelbewaarder kon zien staan, die me met Sarahs neerbuigende medelijden opnamen. Geef toe, Belle: zelfs voor zijn lichaam weet je niet te zorgen. "Speciaal voor jou heb ik een heerlijke portie spaghetti bewaard," zei ik vlug.

"Barbara zegt dat je van spaghetti een trui kunt breien," verklaarde mijn zoon opgetogen. "En als je het daarin te warm krijgt, eet je hem gewoon op. Ze zegt..." Zijn gezicht betrok. "Ze gaat niet echt weg, hè mama?"

Tja, dacht ik. Vraag het je vader maar, Beryl.

"Papa moet die mensen die een hekel aan haar hebben gewoon wegsturen! Weet jij wie dat zijn?"

"Ach schat, er zijn zoveel mensen hier. Het kan iedereen zijn."

"Maar ik krijg ze wel, hoor," zei Beryl vastberaden. "Ik heb immers gezworen dat ik Barbara zou beschermen? Nou, daar heb ik toevallig een goeie methode voor. Hartstikke goed. Die werkt echt!"

"Fijn," zei ik.

"Jij wilt ook dat ze blijft, hè?" Zijn heldere ogen. Wal je in kinderogen allemaal kunt zien. Ik trok hem tegen me aan en drukte mijn gezicht in zijn hals.

"Mama!"

"Ik hoor je wel."

"Zeg dan wat."

"Nou, als jij haar beschermt, dan zit het wel snor, zou ik denken." Ik hield mijn ene arm om zijn schouders, de andere om zijn smalle heupen. Ik voelde de bult van een tennisbal in zijn broekzak. Barbara verdomde Vrijman hoefde nooit te smeken: laat mijn kind nog lang met zijn bal spelen, God. Maar waarom zou God naar me luisteren als ik me hel meest essentiële onderdeel van Zijn leer niet eens meer herinnerde? Gesmoord zei ik: "Maar eerst even een hapje eten." Ik gaf Beryl een kus op zijn kruin.

Uit de koelkast haalde ik het restant van de pasta, schepte een paar lepels in een schaaltje, wat groente, saus, extra kaas natuurlijk, daar was hij dol op. Had ik nu maar de moeite genomen iets gezelligers te koken, maar dit ging in elk geval snel, en het was al bijna zijn bedtijd. Ik stelde de microwave in. Wacht, ik deed er nog een eitje bij, in het midden: van spaghetti kun je vogelnestjes maken, wist je dat, jongetje van me? Dooier heelhouden, Belle, even oppassen, en wat dacht je van een snufje dille? Uitstekend.

"Waar zit iedereen?" vroeg Stephen achter me.

"In de salon," zei ik over mijn schouder. "Beryl, kom je? Je bordje is klaar."

"Hij is hier niet, hoor," zei Stephen.

"O verhip. Knijpt-ie er tussenuit als hij moet eten." Teleurgesteld keek ik naar mijn vogelnestje. Nu ja, dat liep niet weg. Zogauw ik die boef te pakken had, kon ik het opnieuw opwarmen. "In de salon, zeg ik je net. Ga ze maar gauw vertellen dat je Sister Nancy toch gewoon laat komen." Ik begon de spoelbakken te schuren.

Na een tijdje vroeg mijn man: "Denk je dat Olympia het aankan?"

"O ja. Haar knieholtes op de televisie, dat is al heel lang haar droom."

"Ik ben serieus."

"Alsof het jou een barst kan schelen of zij het aankan. Je bent alleen maar bang dat ze zichzelf zal zijn. Een evidente krankzinnige."

"Ze is jouw familie," zei Stephen. "Ik vind dat jij je ervoor verantwoordelijk moet voelen als ze een slecht figuur..."

De spons glipte uit mijn handen. "De gasten van Kerrimagannagh vallen onder jouw verantwoordelijkheid. Niet onder de mijne. Wat denk je nou helemaal? Dat ik voor jouw gerief een extra dosis pillen in haar thee zal gooien?"

"Dit huis," zei Stephen, "heeft een heel bijzondere reputatie. Dat legt ons zekere verplichtingen op. Het gaat niet om jou of mij, het gaal om het huis.""Correctie. Het gaat niet om mij. Heb jij al besloten wat je aantrekt? Sarah wil trouwens graag ook nog advies op dat vlak."

"O, dus dat zit je dwars. Belle, er valt toch helemaal geen film over Kerrimagannagh te maken zonder dat jij daar een rol in speelt."

Ik spoelde de gootstenen na. Katie en Helen trapten misschien in die fluwelen stem, maar ik niet.

"Belle," zei mijn man. "Kom eens bij me."

Buiten mijn wil om draaiden mijn voeten zich om. Ik hoorde mijn zolen op de betegelde vloer, boven het zoemen van de afwasmachine uit. Hij stond ongeveer een meter van de deur vandaan, de armen over elkaar geslagen. Kom eens bij me. Kom. Maar strekte men de handen dan niet uit? Kwam men zelf niet naderbij?

Voor de tweede keer die dag zag ik de vouwen in de mouwen van zijn overhemd. Ik herinnerde me met merkwaardige helderheid dat ik een valse plooi in de rug van dat hemd had gestreken. Ik rook de geur van warm textiel. Naast me Maureen, aan de linnenpers, opgewekt in de weer met de lakens. Ze had me gevraagd of ik... ze had me iets gevraagd. Of ik een oorbel kwijl was, geloof ik. Werktuiglijk tastte ik naar mijn oren.

"Ik wilde je iets vragen," zei Stephen.

Gorgelend ging de afwasmachine over op spoelen. Een dezer dagen moest ik het zeep-reservoirtje eens schoonmaken. Geen tijd. Nooit tijd.

"Belle?" herhaalde Stephen. "Ik wil je graag iets vragen."

'ik jou ook. Wal ga je legen Sister Nancy zeggen?"

Hij was van zijn stuk gebracht. Heel goed.

"Over je werkwijze op Kerrimagannagh, bedoel ik. Laat me eens raden. Het zal je favoriete boeddhistische wijsheid wel worden. Kolen branden dicht op elkaar, als ze zich afscheiden doven ze."

Stephen schoot, tot mijn verbazing, in de lach.

Dat was de laatste keer dat ik mijn man zag lachen. Maar ik ben gelukkig niet sentimenteel. Nooit geweest.

Wat zegt u?

Oh, ik kreeg het hele verhaal weer. Stephens evangelie. Dat de gasten aan hun ego moesten ontstijgen. Anders kreeg je geen kunst, maar megalomane bagger. Zei mijn man. En dat je voor het vermorzelen van al die ik ken natuurlijk diverse methodes kon bedenken, maar dat de simpelste de beste was: smeed er een wij van: plaats één welgekozen dissonant in het geheel en de rijen sloten zich vanzelf. Een groep werd een groep door zich van de uitzonderingen te ontdoen. Een overlevingsinstinct, zei Stephen. Al in het Stenen Tijdperk had dat zo gewerkt. De evolutie tolereerde geen afwijkingen. Daarom had men zieken en zwakken altijd uitgestoten. En dat mechanisme, die dynamiek, kon je nog steeds elke dag waarnemen in de natuur, die onze leermeester is. De oude leeuw, het kuiken met drie poten, het kreupele paard, ze hadden onder hun soortgenoten geen enkele kans.

Ik luisterde al niet meer. Stephen en zijn theorieën. Als de camera hem overmorgen van links zou opnemen, zou iedereen er nog in trappen ook. Van de andere kant gefilmd zou hij meteen door de mand vallen als een ordinaire tiran wiens hele geestelijke bagage bestond uit een enkel beduimeld opschrijfboekje. Stephen met zijn Januskop.

'ik geloof dat je het nooit hebt willen begrijpen. Belle."

Vijf tegels scheidden ons nog steeds. "Nee," zei ik, "ik zit ethisch anders in elkaar dan jij. Ik vind het niet te rechtvaardigen wal jij mei je gasten doet."

Getergd antwoordde hij: "Maar snap je clan niet dat voor kunst zelfs moord gerechtvaardigd zou zijn? Kunst ontstijgt aan elke wereldlijke wet!""Leert Lao Tse dal soms? Mooie vrijbrief voor je praktijken hier." "Wat hier gebeurt," zei Stephen, "is uiteindelijk alleen maar verrijkend voor de wereld."

"Je bedoelt gewoon dat alles is toegestaan zolang het jou maar omhoog stuwt." In een Hits zag ik hem als jongen voor me, in de lift kooi van de mijn, omringd door zwarte, anonieme gezichten, en ik wist dat mijn woorden waar waren, op een ontzagwekkend letterlijke manier.

"Sluit het een het ander dan uit?" vroeg Stephen. "Is het verboden zelf ook beter te worden van je werk?"

"Nee," zei ik, "maar je zou me in elk geval je vrome praatjes over de kunst kunnen besparen. Met is immers niets dan stom toeval dat we op Kerrimagannagh zijn terechtgekomen. Voor hetzelfde geld was je nooit in de kunst beland en was je nu..."

"Het was geen toeval," zei Stephen. "Het was de Voorzienigheid."

Het bloed bevroor in mijn aderen.

"Ik ben hiervoor uitgekozen," zei hij. "Vergeel dat nooit, Belle. Vergeet het geen seconde, ik doe wat ik doe omdat iemand het moest doen, en die iemand ben ik."

Ik probeerde luchtig te klinken. "En waarom jij?"

"Omdat er niemand anders beschikbaar was, uiteraard," antwoordde Stephen enigszins verbaasd.

Ik had moeten vragen: waar heb je het in 's hemelsnaam over? Of: sinds wanneer denk je dit? Voor mijn part had ik eenvoudig gezegd: je succes is je naar het hoofd gestegen. Maar ik zweeg. Want wat dacht hij nog meer? Welke denkbeelden hield hij verder nog voor me verborgen, verstopt in de uithoeken van zijn geest? In dat landschap, dat ik meende te kennen als mijn broekzak, bleken rivieren te zijn omgelegd, bomen gerooid, akkers overwoekerd door nachtschade en stinkende gouwe. Ik was de weg kwijt. Paniek steeg me naar het hoofd. Het ongewisse dat is het enige dat ik vrees, weel u.

"En Vrijman blijft uiteraard," zei Stephen zonder verdere uitleg.

"Vanzelf," snierde ik, voorbijzwevend aan mijn angst: dit was weer de man die ik kende. Louter berekening. Nooit enige emotie. Hij dacht heus niet dat hij een geroepene was, hij had me alleen maar op stang willen jagen. "Natuurlijk blijft Barbara, nu Tom je in het openbaar heeft uitgemaakt voor iemand die bij zijn vrouw onder de plak zit."

Hij schudde zijn hoofd. "Nee, vanwege Beryl. Ik ga vanavond nog met haar praten. Ik bedenk wel iets. Maar over Beryl gesproken..."

"Dat verdriet slijt wel, dat heb ik je al gezegd."

"Belle," zei Stephen. Hij bestudeerde het plafond, als iemand die tot tien telt om zijn drift meester te worden. "Belle, wat ik je vragen wou."

"O ja. Je kwam wat vragen. Welke gunst moet jou nu weer verleend worden?" Ik maakte een kniebuiging. "Zeg het maar!"

"Geef me nog een kans met Beryl."

Ik kalmeerde pas weer toen ik het deeg voor het brood voor de volgende dag kneedde. Er zijn maar weinig handelingen die zo aards en geruststellend zijn: het is onmogelijk van streek te blijven met je handen in het deeg. Terwijl het in de vorm stond te rijzen, schrobde ik de keukenvloer.

Het was al over negenen toen ik Beryl eindelijk bij zijn lurven had. Hij was bezweet, koortsig, leek het wel, en ik gaf hem een standje terwijl ik zijn eten opnieuw opwarmde. Hij at niet veel, was over zijn honger heen, hyperactief. Het was een hele opgave hem in bed te krijgen en zelfs na drie Peter Rabbit-verhaaltjes schoot hij nog steeds overeind.

"Wat heb je uitgevoerd dat je zo dol gedraaid bent?" vroeg ik uitgeput.

Hij giechelde, sloeg een hand voor zijn mond, werd ernstig, zei: "Ik heb papa geholpen.""Waarmee?" "Dat is een verrassing. Hij weet het zelf nog niet." Hij glom van genoegen. Een diepe zucht van tevredenheid. Zijn ademhaling werd rustiger.

"Wat leuk," zei ik neutraal.

"Hij vindt het ook heel erg dat ze Barbara weg willen hebben, hè?" Zijn stem zakte weg en zonder overgang viel hij, zoals alleen kinderen dat kunnen, in slaap.

Over mijn hele lichaam brak als razernij een wilde jeuk uit. "Je vader is een smerige huichelaar," fluisterde ik in zijn oor. Toen kwam ik mechanisch overeind: het brood moest nog in de oven. En bovendien riep Walter Hyde vanuit de woonkamer dat Tom niet was komen kaarten, dus of ik hem maar wilde halen.

Ik ging naar de salon, nee, eerst het brood, hou je hoofd erbij. Belle, naar de keuken, oven aan, bakblikken erin, niet lang genoeg laten rijzen, jammer dan, nu Tom nog. Uit de salon klonk het geluid van stemmen, pratend, lachend. Ik moest iets overwinnen voordat ik naar binnen kon stappen.

"Blauw is je kleur niet, Sarah," betoogde Charlie. "Ik zou het nooit doen. Maar die ene blouse van je, die gele met die grote kraag..."

"Alleen heb ik daar niets passends bij."

"En die beige rok dan?"

Katie zei: "Ik ga niks zeggen, hoor. We hoeven toch niet iets te zeggen?"

"Je mag vast je werk voor zich laten spreken," troostte Helen.

"Alleen zit die rok zo strak. Ik voel me er zo dik in."

"Torn," riep ik, "kaarten!"

"Hoe je nou een roman in wording voor het voetlicht brengt," zei Tom, "daar moet ik nog eens een nachtje over slapen."

"Belle vroeg je iets," onderbrak Stephen hem. Hij zat terzijde van de groep, in elkaar gedoken in Monica's fauteuil met de geelgestreepte bekleding van chintz. Het licht van de staande schemerlamp accentueerde het grijs bij zijn slapen en maakte dat zijn wangen ingevallen leken, hol zelfs. Mij te vragen om een kans met zijn eigen kind! Alsof ik de poortwachter was die vrekkig waakte over de sleutel tot Beryl. Voor mijn eigen plezier, zeker ook nog. Hebt u er enig idee van, inspecteur, wat het betekent om dag in, dag uit, getuige te zijn van het lijden van je eigen vlees en bloed? Hoe vaak had ik zelf niet willen vluchten, net als Stephen? Weg van dat haperende lichaam, in plaats van een machteloze, hulpeloze toeschouwer te moeten zijn. Het is je liefde die het toezien ondraaglijk maakt, het is je liefde die je niettemin op je plaats genageld houdt. Oh, het zou oneindig veel gemakkelijker zijn niets te voelen. Dan kon je gewoon je instincten volgen, en alles wat zwak en onvolmaakt was, zoals het de mens past, de rug toekeren, aan zijn lot overlaten, uitstoten.

Snapt u het nu, inspecteur?

Het succes van Kerrimagannagh was in de eerste plaats Beryls werk.

Dat was de laatste keer dat ik mijn man zag. Nee, ook later op de avond niet meer. Weet u wel wat er allemaal omgaat in zo'n groot huishouden? Ik bracht nog heel wat lijd in de keuken door. De afwasmachine moest worden leeggehaald, het brood gecontroleerd, de voorraden nagelopen. Ik zette een kop sterke koffie en maakte een boodschappenlijstje. Goudreinetten, boter, azijn, cornflakes. Meel. Mijn pen aarzelde boven hel papier. Om de uitdrukking op Stephens gezicht niet opnieuw voor me te hoeven zien schreef ik snel: rijst, lucifers, afwasmiddel. Gelatine, natuurlijk.

De woorden waren vanzelf in me opgeweld en hadden de afstand van vijf tegels al afgelegd voordat mijn hersens daar bewust opdracht toe hadden gegeven. Het kwam door de manier waarop hij daar stond, de armen over zijn borst gevouwen, bij voorbaat zeker van zijn zaak. Had hij er niet zo hanig bij gestaan, dan had ik zeker andere woorden gekozen. Nu beantwoordde ik zijn waag met een wedervraag. "Beryl?" zei ik. "Bedoel je soms je kuiken met drie poten?" en ik zag hoe zijn ogen langzaam iets stils en in zichzelf gekeerds kregen. En die ogen, Belle, die waren de dofste die ik ooit had gezien.

Zo vreselijk moe als ik was. Maar ik had nog van alles te doen. Ik haalde het vlees voor de rollade uit de koelkast. Nu voorbereiden, morgen braden, een dag laten staan en dan koud opdienen met een mooie chutney. Ik sneed het vlees tot dunne plakken en bestrooide die mei grof zout en zwarte peper. Toen tastte ik tevergeefs naar het touw in de la. Het moest naar achteren zijn gerold toen ik het er vanmiddag in terug had gesmeten. Ik spoelde mijn plakkerige handen af, trok de hele la eruit en inspecteerde de inhoud. Een klos touw zo groot als een tennisbal, die kon toch niet zomaar verdwenen zijn. En meteen wistik het. Beryls uitpuilende broekzak. Mijn zoon had het touw natuurlijk even geleend, voor een van zijn onuitputtelijke projecten. Misschien wel voor de geweldige verrassing die hij Stephen vanavond in het geheim had bereid. Val dood, Stephen, dacht ik nijdig. Waarom hij wel een verrassing en ik niet? Voor iedereen behalve voor mij zette mijn kind enorme projecten op. Aan Barbara's redding was natuurlijk ook de halve avond besteed. "Daar heb ik een goede methode voor, mama, hartstikke goed, die werkt echt!"

Ineens was ik het allemaal zó zat dat ik de rollade onop- gebonden wegzette, morgen kwam er weer een dag, ik was te afgemat om me nog ergens druk over te maken.

Gelukkig was hel brood net klaar. Nadat ik de zware blikken op het aanrecht had gezet, deed ik het licht uit en ging naar huis. Naar wal althans mijn huis was geweest. Al in de gang hoorde ik het getinkel van glazen in mijn woon- kamer, gevolgd door de triomfantelijke lach van Walter Hyde. "Schoppen zeven!" riep hij. "Lik m'n reet maar, Brooks!"

Was dit werkelijk dezelfde kwezel van wie je vroeger nooit iets anders vernam dan: "Hij kliefde de zee en deed hen er doorgaan, en de wateren deed Hij staan als een muur"? Maar nu ik er even over nadacht ik had hem al in geen dagen meer in de tale Kanaans horen spreken. Hij had God kennelijk niet meer nodig, nu hij mensen tot zijn beschikking had. Doorboor hem, dacht ik, met je wrekende bliksem, jij die de God van de sukkels, de eenzamen en de wanhopigen bent. Luister dan tenminste naar mij. Hij heeft, van mijn huis een speelhol gemaakt. En vergeef me voor wat ik tegen Stephen heb gezegd ik bedoelde het niet zo.

Ik had bijna geen energie meer om mijn kleren uit te trekken. Zonder mijn tanden te poetsen gleed ik naast Beryl in bed. Ik geloof dat ik sliep op het moment dat mijn hoofd het kussen raakte.

Ik ben een lichte slaper. Van het minste gerucht schiet ik wakker. Als mijn kind zucht of woelt, zit ik al recht overeind. Automatisch werp ik dan eerst een blik op hem, in het roze schijnsel van het Micky Mouse-nachtlampje, en daarna, als hij nog rustig ademt, kijk ik hoopvol op de wekker om te zien hoe ver de nacht al is gevorderd, ik duw de wijzers in mijn geest vooruit: de dood houdt immers niet van het naderende daglicht.

Ik kan u dus met zekerheid zeggen dat het pas vijf voor elf was toen ik die avond ontwaakte. Ik had hooguit twintig minuten geslapen. De nacht moest nog beginnen.

Ik boog me over Beryl. Hij lag op zijn zij, een losse vuist naast zich op het kussen. Zelfs in zijn slaap had zijn gezicht iets triomfantelijks. De liefde kent een eigen vorm van helderziendheid, wist u dat? Ze schenkt het vermogen tot we- zenlijke verplaatsing in een ander. Ik wist op dat moment dan ook met absolute zekerheid wat mijn zoon droomde: het was hem gelukt. Het was hem eindelijk gelukt. Hij had de ultieme verrassing voor zijn vader in petto. Hier zou Stephen niet omheen kunnen. Heb jij dat voor mij bedacht? Ja pap, speciaal voor jou. En Stephen zou zijn armen spreiden.

Wist Beryls onderbewuste dan niet hoe onwaarschijnlijk die illusie was, louter een projectie van zijn eigen verlangens? Gaf het geen waarschuwingssignalen: sos, sos, sos, wees toch op je hoede? Ik ging weer liggen en keek naar het ontspannen, tevreden gezicht op hel kussen naast me. Hier lag een jongetje dat vandaag nog bij zijn vader op schoot had gezeten. Geen plaats voor twijfel. Alles stond vast. Een happy end voor Beryl.

Konden dromen en verlangens dan sterk genoeg zijn om je blind te maken voor de werkelijkheid? of waren ze misschien inderdaad wat een onthutsende gedachte sterker dan de realiteit? Kon je iemand naar je toe wensen, geduldig, toegewijd, vol inzet?

Alsof ik door een mokerslag werd getroffen: dan was mijn eigen inzet voor Stephen blijkbaar nooit groot genoeg geweest.Hoho. Hij was gewoon niet ontvankelijk voor mijn wensen! Ze kwamen domweg niet door zijn pantser. Elke willekeurige gast van Kerrimagannagh kreeg precies de verlangde en gedroomde Stephen, allicht, de Stephen die vleugels verleende aan pennen en penselen. De man die creatieve metamorfoses mogelijk maakte, die mensen boven zichzelf wist uit te tillen. Niet zo gek dat hij graag hel projectiescherm voor zulke verlangens wilde zijn. En ze verhulden ook zo prettig de werkelijkheid; alle machinaties, het loze machtsvertoon. Maar, en dat moest ik toegeven, even reëel was de bonte parade van kunstwerken die aan mijn geestesoog voorbijtrok. De adembenemende schoonheid van wal er vaak in dit huis werd gemaakt, viel eenvoudig niet te loochenen.

Parallelle werelden, beide even echt.

"Maar het een sluit het ander toch ook niet uit?" zou Stephen hebben gezegd, één wenkbrauw wagend opgetrokken.

Had ik hem vaker het voordeel van de twijfel moeten gunnen?

Ik duwde mijn hoofd dieper in hel kussen en sloot mijn ogen. Ik zei tegen mezelf: de dingen die je 's nachts in bed bedenkt, zijn per definitie onjuist. Ka je eerste kopje koffie 's ochtends ziet alles er meteen totaal anders uit. Ik ging me niet door gedachten aan mijn man uit mijn slaap laten houden. Die fase had ik achter de rug. God wist dat dat me genoeg moeite had gekost. Lag hij soms ooit wakker van mij? Daar had hij niet eens de tijd voor! Vermoedelijk was hij op dit moment op weg naar Barbara Vrijman om haar een ingenieus verzinsel op de mouw te spelden, waarna hij nog iets zou gaan drinken met Marcus of Felix, of een van de anderen die zulk aangenaam gezelschap waren omdat ze hem bovenmenselijke kwaliteiten toedichtten.

Had ik hem soms ook moeten verafgoden? Of had ik juist voor een tegenwicht moeten zorgen dat hem met zijn voeten op de grond hield? Maar zijn wij daartoe dan op aarde: om van onze mannen mensen te maken, dwars tegen de algemene opinie in dat zij eigenlijk goden en helden zijn?

En wie lag hier intussen in het roze schijnsel van het nachtlampje naast Beryl? Wie schoot overeind van het minste geluid om zich over haar zoon te buigen? Werd je daar soms een godin van? Stond daar een Nobelprijs op, of een vermelding in de geschiedenisboeken? Verdiende je onsterfelijkheid door een goede moeder te zijn?

Ik ging op mijn zij liggen, klaarwakker. Zoveel was duidelijk: ik viel buiten de prijzen. Die gingen allemaal naar Stephen. Ergens in een van de vele kamers van Kerrimagannagh bewoog hij zich nu heen en weer, hij praatte en luisterde, hij spreidde verontschuldigend zijn handen: "Ik ben de conciërge maar." Met die handen had hij zijn eigen wereld gebouwd. Mooie, sterke handen. Ik herinnerde ze me nog levendig op mijn huid.

Zou het, zuiver theoretisch gesproken natuurlijk, inderdaad mogelijk zijn hem naar me toe te wensen, net zoals de gasten dat deden? Welke verlangens van mij zou hij graag vervullen? Kon ik hem tot liefde bewegen, eenvoudig door meer liefde op hem los te laten? Maar wat is liefde in 's hemelsnaam? Liefde is net zo vluchtig als gas, of als een woord dat eigenlijk een ander woord wil zijn, liefde kun je niet beetpakken en in een jampot doen, met een dik touw om het deksel om te voorkomen dat ze ontsnapt - liefde is alleen maar een afspraak: jij en ik. Waarom huilde ik? Voor mij was de liefde toch een afgesloten hoofdstuk?

Opnieuw draaide ik me om. Naast me klopte Beryls hart luid en onverzettelijk, met nieuwe moed en levenslust. Beryl de optimist. Vol hoop en vertrouwen zijn beurt afwachtend. Vergevingsgezind. Grootmoedig. Kijk dan papa, speciaal voor jou. De verrassing van je leven.

Stephen en Beryl.

Stephen en ik.

Na Beryl zouden wij tweeën er nog steeds zijn.

Nou vooruit dan, dacht ik. En de wereld stond niet eens stil, de wekker tikte rustig door, belovend dat er na deze nacht een nieuwe dag zou komen, een dag die voor Beryl zoals altijd een onbegrensde eeuwigheid vol mogelijkheden zou zijn, een dag zo vers als een pasgelegd ei. Vooruit dan maar. Stephen, dacht ik. Je krijgt je kans - en toen besefte ik dat er aan de voordeur werd geklopt.Charlie en Felix. De rest van het verhaal kent u.

Ja, ik zal dit ondertekenen zodra u het hebt laten uittikken.

Nee, ik heb er verder niet veel aan toe te voegen.

Er zijn, twee, drie mogelijkheden, volgens mij. Misschien had Stephen met de andere gasten in de salon te veel gedronken. Maar dat is niet aannemelijk. Hij hield er niet van in het openbaar de controle over zichzelf te verliezen. De tweede hypothese: Kerrimagannagh is dus toch een huis meteen eigen wil. Het is immers nogal sterk dat zowel Stephen als Walter Hyde... maar nu klink ik netzo als mijn tante.

Ik houd het op de derde mogelijkheid. Mijn theorie over de bewondering die Stephen noodlottig werd, weet u wel? Toen hij later op die avond, zoals hij zich had voorgenomen, naar Barbara Vrijman ging om haar mede te delen dat ze toch mocht blijven, toen moet iemand hem boven aan de trap hebben opgewacht. Barbara zegt, dat zult u wel merken, dat hij nooit bij haar is geweest. Ze beweert dat ze een dreun hoorde terwijl ze op haar kamer haar koffers aan het pakken was.

Aan zijn verwondingen te zien is Stephen op het voorhoofd geslagen. Theoretisch kan hij ook over iets zijn gestruikeld en toen tegen de trapleuning zijn gesmakt, het bewustzijn hebben verloren en achterover van de trap zijn gevallen. Maar ik houd het erop dat iemand die avond op de loer lag. Iemand voor wie de droom als het ware uil was. De flits van het inzicht: Walter Hyde, Sister Nancy, de combinatie van dingen. De vreselijke woede en teleurstelling.

U weet hoezeer ze Stephen allemaal naar de ogen zagen. Hij werd op handen gedragen. Het moet voor de dader dan ook haast vadermoord zijn geweest. Ik geloof nooit dat het menselijkerwijze mogelijk is zoiets voor je te houden.

Dat moet vroeger of later van je geweten af. Nu zwijgt de schuldige nog. Maar dat zal hij of zij niet lang volhouden. En dan zou ik nu graag naar mijn zoontje gaan. Ik moet elke dag uitbuiten die ik nog met hem heb.