Belle kende hem uiteraard zoals niemand van ons hem ooit zou kennen. Zij zag hem zijn nagels knippen, zich scheren, uil het bad stappen. Ze lag 's nachts naast hem terwijl hij zijn dromen droomde, ze... ze waste de kleren die hij had gedragen, overhemden met zijn geur erin en de manchester broeken waarin hij in de tuin werkte. Kr blijft in kleren altijd iets van de drager hangen, denkt li ook niet?Maar Belle was niet een bron van veel informatie. Als een figuur uit een boos sprookje verrichtte zij elke dag in een staat van halve verdoving haar taken. Haar gezicht was getralied van verdriet en in haar ogen was niets te lezen dan wanhoop om haar zoontje. We probeerden vaak ons voor te stellen hoe het moest zijn te weten dat je je enige kind zult verliezen. We waren erg met haar begaan, en daarom is dit ook niet als kritiek bedoeld, maar ons leek het eigenlijk geen goed idee dat ze Beryl thuishield. Ze had hem naar school moeten laten gaan, zolang dat nog kon. Wat moest hij de hele dag tussen volwassenen?

Maar ze was zó in de ban van de gedachte dat ze hem nog maar korte tijd bij zich zou hebben, dat ze het niet kon verdragen hem een paar uur per dag te moeten missen. Eerlijk gezegd hebben we weieens tegen elkaar gezegd: "Ze zuigt hem leeg. Als een vampier." Maar wij hebben zelf geen kinderen, wij kenden de diepte van Belles wanhoop niet.

Intussen telden we de dagen totdat Stephen terug zou komen. We misten hem, al zou ik met geen macht ter wereld kunnen zeggen waarom. Soms zeiden we tegen elkaar: "Nu ja, zo bijzonder is hij nu ook weer niet." Dat u niet de indruk krijgt dat we hem verafgoodden, of zo. Maar we maakten ons wel zorgen over die "natuurlijke processen van Kerrimagannagh", nu hij er niet was om die te kanaliseren. En die vreemde stemming onder de gasten, een sfeer die zowel hangerig als broeierig was, begon ons ook knap de keel uit te hangen.Misschien waren we gewoon met te weinig mensen in dat immense huis, zonder vorm van afleiding of vertier: geen radio of televisie, geen kranten. We waren eikaars enige bron van vermaak, en dat legde een zware hypotheek op de onderlinge betrekkingen. Iedereen was beschaafd genoeg om zich niet helemaal te laten gaan, maar je had Harriet versus Felix, Felix versus Sarah, Sarah versus Katie, hou op, er kwam geen einde aan, plus alle kampen pro en contra bepaalde onderwerpen. Alleen Marcus en Felix waren samen sterk. En wij beiden natuurlijk. Toen nog wel, tenminste.

Totdat die splijtzwam arriveerde. Dat Argentijnse meisje, Charlotte Moreno. Zo'n wicht met maar één ding aan haar hoofd, als u begrijpt wat ik bedoel. Een wezen als een bliksemflits. Alles aan haar vlamde, vonkte en bewoog. Charlie, zo wilde ze genoemd worden.

Ze was zo'n typisch Zuidamerikaanse schoonheid met enorme ogen en pikzwart haar tot op haar billen. Dat haar, het was werkelijk op het maniakale af, dat liet ze geen tel met rust. Ze wierp het onder het spreken naar links, ze wierp het naar rechts, ze harkte het met gespreide vingers uit haar gezicht, ze draaide het lot knopen en knotten en strengen die ze op haar hoofd stapelde, ze vlocht het, ze draaide het om haar vingers het was verontrustend, alsof ze zichzelf onafgebroken liefkoosde. "Je moet hel bij volle maan bijpunten, dan groeit het sneller," adviseerde ze het gezelschap eens aan tafel.

"En als je het bij nieuwe maan knipt, krimpt het dan?" vroeg Olympia koud. Dat waren de enige woorden die ze ooit publiekelijk tegen Charlie sprak. Daarna wendde ze zich tot niemand in het bijzonder en zei: "liet land in dit graafschap geeft me hel gevoel dat het al eeuwen weent. Al eeuwen weent,"

Olympia was niet iemand om onder de indruk te raken van Charlie Moreno, al had die honderd keer film gestudeerd in New York. Charlie sprak daardoor Engels als een yank, maar met Latijnse vaart en passie. Maar mond stond letterlijk geen ogenblik stil, en alles wat ze vertelde, voorzag ze van geluidseffecten: ze knipte met haar vingers, roffelde op tafel, floot tussen haar landen en stootte levensechte imitaties uit van draaiende filmcamera's, joelende menigten en treinen die door de prairie raasden, of door de pampa's de exacte locatie van haar verhalen was niet altijd duidelijk, of misschien wisselde het decor gewoon te vaak en te snel, want Charlie was een ware wereldburgeres. Ze had de halve aardbol bereisd, vroemvroem, met een camera op haar schouder, takketakketak, en ze was bovendien, zo informeerde ze ons, bedreven in diepzeeduiken, parachutespringen, bobsleeën en de tango.

Er was een invloedrijke vader op de achtergrond, begrepen wij, in de diplomatieke dienst. "Ik zou Daddy maar hoeven bellen," zei Charlie en hief een imaginaire telefoonhoorn naar haar oor terwijl ze in de lucht een nummer draaide, "en hij zou me een cheque sturen om naar huis te komen,"

Maar het punt was, zo vernamen we ongevraagd, dat Charlie niet naar huis wilde, niet als een achtentwintigjarige oude vrijster in een maatschappij waarin elk ander op haar leeftijd al moeder van drie kinderen was. Argentinië was dus uitgesloten. Naar de Verenigde Staten kon ze ook niet terug —er was een schandaal geweest met een filmproducent op een loft , en bovendien had ze te veel talent, waardoor niemand daar met haar in zee durfde. Vandaar dat ze nu Europa maar eens probeerde. Daddy had Stephen gevraagd of ze op Kerrimagannagh aan haar filmscript kon komen werken. En daar zat ze dan.

"Stephen zou zoiets nooit doen," zei ik later tegen Jane.

"Voor Daddy blijkbaar wel," antwoordde ze.

Hel begon al meteen bij haar entree. Op de dag dat ze op Kerrimagannagh arriveerde, verscheen Marcus, die oude mastodont, 's avonds aan het diner in een wolk van aftershave, met een joyeus sjaaltje om. "We hebben een nieuwe gast," kondigde hij aan.

"Die Argentijnse?" vroeg Felix, terwijl hij hem speels in zijn maag stompte. "Felix, m'n jongen," zei Marcus, "ik heb het voorrecht gehad haar hier vanmiddag rond te leiden. Ze is... Wacht! Daar komt ze."

Daar kwam ze, inderdaad. Zwaaiend met haar haren rende ze de keuken binnen alsof ze rolschaatste, zo watervlug en zwierig. Ze sloeg haar handen van gespeelde verbazing in elkaar. "O jee, wat een hoop mensen. Ik word er gewoon verlegen van. Help me eens. Marcus."

Marcus glom van trots. Hij bood haar zijn arm aan en voerde haar met zoveel egards langs de tafel dat iedereen zich genoodzaakt voelde even op te staan wanneer hij Charlotte Moreno voorstelde.

"Charlie," verbeterde ze telkens met een reusachtige glimlach.

Toen iedereen allang weer was gaan zitten, stond Felix nog, als in trance.

Na deze ceremonie parkeerde Marcus Charlie aan zijn rechterzijde. De maaltijd kon beginnen. Belle had voor een volmaakte soufflé gezorgd. Even zweeg iedereen en klonk er slechts het gerinkel van bestek. Aan de overzijde van de tafel zagen wij Marcus er zo alert als een hazewindhond bij zitten. Voordat Charlie Moreno aan het zout had kunnen denken, zette hij het al bij haar bord. Hij vulde haar glas bij en reikte schalen aan. Sarah, aan zijn andere kant, kreeg dunnere lippen en hardere ogen naarmate hij meer opging in zijn rol van jeune premier.

Katie Kerrigan, die alweer behoorlijk tipsy was, vroeg telkens met de onverzettelijkheid van de beschonkene: "Marcus, waarom ruik je vandaag toch zo lekker?"

Maar Charlie had een tweede verovering gemaakt.

"Eindelijk!" riep Felix uit, zodat we allemaal opschrokken. Hij grijnsde als een sater boven zijn nog onaangeroerde bord. "Eindelijk wordt het leven hier de moeite waard!"

"Dank voor je vriendelijke woorden," zei Harriet bits.

'ik neem aan dat wij nu voortaan van je slaapverwekkende toespelingen verlost zullen zijn."

"Wees daarvan overtuigd, mop," zei Felix. "Er hoeft niet meer te worden gevochten om de eer ine op schoot te mogen nemen."

"En wie," vroeg Charlie hem met een kinderstemmetje, "mag jij wel wezen? Sorry hoor, maar ik hen je naam alweer vergeten."

Op dal moment boog die Nederlandse zich voorover, Barbara. Ze zei nooit veel in gezelschap, alsof ze ervoor beducht was de aandacht op zich te vestigen. Maar nu zei ze luid: "I let lijkt me voldoende te weten dat hij je volgende minnaar is."

ledereen keek ietwat beduusd op.

"Dat maak ik zelf wel uit," zei Charlie meteen tinkelend lachje. Marcus had haar gelispel vast niet opgevangen, maar hij leek te ruiken dat er een rivaal in de buurt was. Confuus keek hij om zich heen, zijn blik gleed langs zijn Amerikaanse vriend en keerde toen, vol ongeloof, naar hem terug. Hij legde een met ouderdomsvlekken bespikkelde hand tegen zijn borst, terwijl er langzaam een blos uit zijn hals omhoog kroop. Het was pijnlijk duidelijk dat hij met zijn voeten op aarde belandde. Haast deemoedig vroeg hij: "Wil jij hier soms zitten, Felix?" Zonder het antwoord af te wachten schoof hij met neergeslagen ogen zijn stoel naar achteren, pakte zijn bord en zijn servet, en stond op.

"Wat gebeurt er?" riep Katie gealarmeerd uil. "Gaan we stuivertje verwisselen, midden onder het eten?" Ze greep haar wijnglas met beide handen vast en kwam overeind. Met moeite omcirkelde ze de lange tafel en viel op een lege stoel neer.

Felix had zich niet verroerd. "Hé Marcus," mompelde hij, "blijf toch zitten, man.""Maar hij staat al," zei Sarah, bedrijvig opspringend. Ze griste Felix' bord van tafel en droeg het triomfantelijk, als een trofee, naar Marcus' lege plaats. "Vooruit," zei ze tegen de oude man die weifelend achter zijn stoel stond, "ik zou maar verkassen, voordat je jezelf compleet belachelijk maakt. Je mag Felix wel dankbaar zijn."

Charlie Moreno sloeg hel hele tafereel mei kolossale onverschilligheid gade. Zo gaat het nou altijd, drukte haar gezicht uit, en ze gaapte even. Toen begon ze energiek te eten.

Vanuit de bijkeuken riep Belle: "Zijn jullie al aan het dessert toe?"

"Het is vandaag apple-crumble," zei Katie met dubbele tong. "Heb ik zelfgezien."

Felix had zich niet bewogen.

"Hier staat je bord, Felix," wees Sarah. "Doe nou niet zo dwars, anders komen we nooit aan het toetje toe."

Felix wierp Marcus een schaapachtige blik toe terwijl hij langzaam overeind kwam. Het was een van de weinige keren dat we hem verlegen zagen met zijn figuur. De twee mannen liepen behoedzaam langs elkaar heen en Felix zette zich naast Charlie. Die wendde zich op hetzelfde moment tot de jonge Tom Brooks. "Ben jij hier al lang?" vroeg ze.

Tom verslikte zich haast toen ze haar kolossale donkere ogen op hem vestigde. Hij was zo mager dat Belle hem vaak de slagroomkloppers liet aflikken. "Een paar weken pas," bracht hij uit.

"Jeetje," zei Charlie zo geboeid alsof haar de werking van de atoombom was uitgelegd.

"Iemand straks koffie?" vroeg Sarah hard. "Zal ik vandaag de koffie maar weer eens op me nemen?"

"Ik graag thee," bestelde Charlie.

Sarahs ogen puilden uit. "Marcus," zei ze ijzig, "misschien kun je de jongedame even uitleggen dat ik haar meid niet ben."

In de stilte die op haar woorden volgde, zei Olympia met gepassioneerde stem: "Vandaag had ik de ervaring dat ik onder het werken mijn lichaam verliet. Ik zag mezelf zitten schrijven. Het was net alsof ik aan het plafond hing. Het was heel intens. Bijzonder intens."

Midden in de nacht schrokken we allemaal wakker van Sarahs hysterisch gebrul. Ze had wel vaker van die aanvallen, die hoorden bij hel rouwproces om haar man, zei ze altijd. maar ditmaal ging ze tekeer alsof ze ten tweede male weduwe was geworden. Olympia, die al haar krachten nodig had voor haar dansen in het ochtendgloren, werd zó duivels kwaad op haar, dat ze zich op Sarahs weke massa stortte en haar met het hoofd tegen de muur sloeg.

Na Olympia's aanslag liep Sarah dagenlang rond met een lap om haar hoofd en liet geen kans voorbijgaan om duistere toespelingen te maken op wat zij "de achtergronden" van haar verwonding noemde. Charlie leek zich niet in het minst aangesproken te voelen, maar dat kon ook liggen aan hel feit dat het haar evidente leefregel was nooit acht op vrouwen te slaan zolang er mannen in de buurt waren. Ze babbelde urenlang tegen de verbijsterde Torn aan, uit haar ooghoek Felix in de gaten houdend. Feelieks, noemde ze hem. Feelieks en Tommy.

We merkten eigenlijk nu pas dat Tommy een aardig, open gezicht had, en haren die honingkleurig leken als hij zich onder de lamp naar Charlie boog. We zagen hem soms zowaar lachen, jongensachtig en met een wilde hinnik. Prachtig gebit. Wanneer hij de kans kreeg een woord tussen Charlies verhalen in te wringen, begrepen we dat zijn werk nog steeds niet wilde vlotten, en nu kwam zijn schema in het gedrang. Hij had het uitgerekend: drieduizend woorden per dag. en dat maal acht weken, dat was een roman.

"Alleen gaat dat niet zo," kwam Sarah tussenbeide, vol ijver om de jongen met haar grote, zelfvoldane handen wat bij te kneden. "Schrijven, Tom, is schrappen."

Tom kuchte zijn zenuwenkuchje. Ernstig vroeg hij Sarah: "Hoe ver moet je daarin gaan?"

"In schrappen?" zei Sarah. "Daarin moet je meedogenloos zijn. Net zo meedogenloos als sommigen omspringen met andermans gevoelens. Hoezo?"

"Nou, ik denk soms dat ik mijn boek misschien verkeerd heb opgezet. Voor de plot heb ik een moord nodig, maar de hoofdpersoon is een vrouw."

"Nou en?" zei Sarah, scheef naar hem loerend vanonder haar verband. "Vrouwen kunnen ook moorden, hoor."

"Dank je," zei Torn Brooks, en toen zagen we hem dagen achtereen niet meer. Harriet, die de kamer pal onder de zijne had, meldde dat hij 's ochtends om zes uur al zat te tikken.

Arme Charlie! Ingeruild voor de kunst! Maar ze was niet al te lang beteuterd. "Ik denk dat ik zijn muze ben," zei ze op een ochtend aan het ontbijt opgewekt. "Hij zal dat boek wel aan mij opdragen."

Felix zag zijn kans schoon. Hij spreidde zijn armen, 'inspireer mij ook eens," zei hij.

"Oh, daar heb je mijn minnaar weer," zei Charlie, haar haren over haar schouder werpend en ze weer naar zich toe halend om ze op gespleten uiteindes te controleren. "Hou eens op, Felix. Je bent zo voorspelbaar."

"Maar uitermate bekwaam," zei Felix met een grijns.

Charlie zuchtte. Verveeld keek ze om zich heen. Maar er was verder geen man te bekennen. Want Marcus hield zich al dagenlang schuil en liet zijn maaltijden naar zijn kamer brengen.

Jane en ik kregen er nog bijna onenigheid over. Ik vond persoonlijk dat Marcus zich behoorlijk had aangesteld met die Argentijnse bliksem, en dat hij zich terecht niet meer durfde ie vertonen. "Ach," zei Jane. "Laten we hem een beetje gaan opbeuren. En kijk nou niet zo streng. Ik mis Marcus. Als hij er niet is, zijn wij de oudsten hier."

"Nou en?" zei ik.

"Ik voel me zo saai, zo onavontuurlijk. Niemand slaat onze kop in, niemand zit legen ons te giebelen."

"Ik moet zeggen dat ik daar minder onder gebukt ga dan jij," zei ik.

Wonderlijk dat ik toen nog geen enkel vermoeden had van wat er te gebeuren stond. Pas achteraf bedacht ik dat ze op dat moment waarschijnlijk al bezig was een besluit te nemen.

"Laten we die ouwe reus nou maar gaan opmonteren," zei ze overredend.

En dus begaven we ons naar Marcus' kwartier. Vanwege zijn reuma was hij op de begane grond gehuisvest, in Patrick Donovans bibliotheek. Hij maakte vaak weemoedig gewag van de velletjes papier met aantekeningen die uit een boek vielen wanneer hij het opende, of een gedroogd viooltje tussen twee pagina's dat hele verhalen vertelde, alleen welke verhalen, zei Marcus, dat was voor altijd een geheim.

Misschien zien alleen oude mensen de waarde in van zulke dingen. Maar lieve help, zelf waren wij immers niet oud! Jane had gelijk. We waren nog geen zestig. Onze harten klopten, onze longen pompten. Eigenlijk begon ons leven nu pas, met moeder net dood en begraven en wij vrij, voor het eerst van ons leven vrij.Het was een donkere namiddag toen we naar Marcus uitrukten om hem een hart onder de riem te steken oh, die winters hier, je zou naar Monte Carlo verhuizen als je je dat kon veroorloven. Ik weet nog dat ik, terwijl we onze weg zochten door de duistere gangen, een visioen had van een zonnig terras, een visioen van Jane onder een parasol, met een strohoedje op, haar lieve, vertrouwde gezicht in ernstige rimpels terwijl ze de kaart bestudeerde met cocktails waarvan alle namen ons onbekend waren. Jane zou niettemin onbevreesd zeggen: "Doet u mij maar een Screw Driver." Zo is Jane wel. Ik zou om een jus d'orange hebben gevraagd.

Op dat moment riep Katie verderop in de gang: "Jane? Helen? Zijn jullie dat?"

We knipten het licht aan. Met een grijns op haar gezicht zwalkte ze naderbij, zich er kennelijk niet van bewust dat haar blouse openhing. We hielden haar staande, we sloten de knoopjes, we vroegen ongerust wat er gebeurd was.

"Niks," zei ze met wegdraaiende blik, "niks. Gewoon bij Marcus." Ze trok het elastiekje vaster om haar kinderlijke paardestaartje, hikte even en bracht toen verbluffend samenhangend uit: "lk dacht, ik laat die ouwe man even lekker aan me voelen. Meer kan-ie toch niet. Heeft-ie ook eens wat."

"O Katie," zeiden wij onthutst. We hielpen haar de trap op, kleedden haar uit en stopten haar in bed. Ze had het lichaampje van een waternimf, ze bezat nauwelijks borsten en een zo sterk ingevallen buik dat het onvoorstelbaar was dat ze ooit een kind had gebaard, zoals ze ons eens had toevertrouwd.Bij de aanblik van haar schriele gestalte zag ik in gedachten Marcus onderuitgezakt in zijn versleten fauteuil hangen, luisterend naar een cassettebandje met muziek van zijn geliefde Mahler, de maat slaand met de hand waarin hij zijn sigaret hield, zodat hij overal as morste. Het was natuurlijk ondraaglijk warm in zijn kamer geweest, want Marcus stookte de haard altijd roodgloeiend vanwege zijn gewrichten en hield de ramen dag en nacht gesloten. De hitte zou de oude-mannenlucht in het vertrek hebben versterkt, een bedompte geur, vermengd met het verschraalde aroma van aftershave waarmee te royaal was omgesprongen. Misschien lag de lies wel ergens kapotgetrapt in een hoek, nog niet opgemerkt door Maureen of Doreen, de scherven stille getuigen van een niet af te schudden gevoel van schaamte, de schaamte die hoort bij het gevoel publiekelijk een aperte dwaasheid te hebben begaan.

Tja, Marcus, dacht ik. Had je maar niet! Op jouw leeftijd! Jane kon praten wat ze wilde, maar nu ging ik die kamer helemaal niet meer in, niet na wat er zich net had afgespeeld. Bij zulke scènes op de televisie wend ik mijn blik ook altijd af. Dal weten we nu wel, denk ik dan, herinner me er niet aan. Katie die haar overhemd van haar magere schouders liet glijden. Eronder niks. Marcus' kromgetrokken handen.

Een wandeling zou me goed doen. Er is hier op Kerrimagannagh altijd wel iets moois te zien, weet u, zelfs midden in de winter. Het bos zit vol reeën, o, tientallen. En het meer! Door het steeds wisselende licht oogt het op elk uur van de dag anders, je raakt er nooit op uitgekeken. De eerste sneeuwklokjes, een zonsondergang, ach, er is zoveel schoonheid, dus waarom zou je daar niet van genieten?

Soms keken we tegen het vallen van de avond naar buiten, maar natuurlijk zagen we hen nooit meer samen door de tuin lopen, Marcus sprekend en gesticulerend, en Felix die zich op zijn horst sloeg van plezier. Felix, de trouweloze, joeg nu op zijn korte benen achter Charlie Moreno aan.

Maar Charlie zou Charlie niet zijn geweest als ze zich zomaar had laten vangen. "Vooruit Jane," zei ze pruilend, "of ben jij hel, Helen - god, ik word krankzinnig van jullie - maar zeg nou zelf: jullie zijn vroeger vast ook voortdurend belaagd. Ik begrijp niet waarom iedereen net doet alsof het mijn schuld is dat die zot achter me aanzit. Kan ik het helpen dat hij op me valt?" Ze zwaaide met haar haren. Toen zei ze toegeeflijk: "Hij zelf natuurlijk ook niet."

Ineens stond ze op en draafde naar het raam. "Kijk, het sneeuwt niet meer! Ik ga een engel maken."Even later zagen we haar naar buiten komen, in baar strakke spijkerbroek en haar wijde trui. Ruggelings liet ze zich op het besneeuwde gazon vallen en bewoog haar armen een paar keer heen en weer. Toen kwam ze behoedzaam uit de sneeuw overeind en bestudeerde haar afdruk met een geconcentreerd gezicht. Vijf minuten daarna was ze weer terug, met een fototoestel. Op het moment dat ze zich voorover boog om af te drukken, Daddy's eigen engel, brak de zon waterig door. Overal sprongen in de sneeuwvlakte schaduwen te voorschijn. Charlie draaide om haar as, bepaalde haar positie en begon, keer op keer de camera zorgvuldig richtend, haar schaduw te fotograferen.

Zo in jezelf geïnteresseerd te zijn als Charlotte Moreno. Misschien was dat wel verrukkelijk. Alleen zou Stephen het vast niet goedkeuren.

Maar ik vergeet Barbara helemaal. Gek hoe gemakkelijk je haar over het hoofd zag. De anderen kwam je om de haverklap tegen, ze waren bij voorbeeld net in de keuken als je daar iets ging drinken of wat lekkers in de koelkast zocht. Maar Barbara hield zich uit het zicht. Alleen de aanblik van haar voorraad insuline tussen de boter en de kaas herinnerde je aan haar bestaan. Het was elke dag haast een verrassing haar 's avonds aan het diner te zien verschijnen, alsof we eigenlijk niet meer op haar hadden gerekend. Ze zat zwijgend aan tafel, tegenover Charlie die omstandig haar lepel aflikte en met vonkende ogen tegen Felix lispelde: "Ik zou er maar niet op rekenen dat deze lippen de jouwe ooit zullen raken."

"Als dat maar niet geldt voor die andere lippen van je," zei Felix prompt.

Barbara bloosde en liet haar hoofd hangen. We begonnen eensklaps te vermoeden dat zij zelf haar zinnen op Felix had gezet. Of nee, daarvoor was ze veel te bescheiden. Te beschaafd ook.

Ik weet nog dal ik tegen Jane zei: "Van wat aandacht zal Barbara vast opknappen. We moeten haar maar een bedje onder onze vleugels nemen." Ze zat ook klem met luim werk. dat had ze zich eens laten ontvallen. Wat was nou logischer dan haar voor een kopje thee op ons atelier te noden en haar met raad en daad terzijde te staan? Het gaf me letterlijk een steek door mijn hart dat iemand er zo eenzaam bij kon zitten. Ik kende alleen maar de rijkdom van het samenzijn. Maargoed, toen wistik nog niet onder hoeveel liefde Barbara Vrijman spoedig bedolven zou worden. Mensen krijgen vaak heus wel wat ze verlangen, alleen niet altijd van de personen op wie ze hun hoop hebben gevestigd.

Het begon de volgende dag al. We waren verf aan het mengen voor een blindedarm voor ons abattoir, zoals we onze serie spottend noemden, toen er op de deur werd geklopt. Door de kier verscheen een stofzuigerslang. Die bleek vastgebonden aan het gezicht je van Beryl O'Shaugenessy. "Mag ik binnenkomen?" fluisterde hij gedempt. De slang bemoeilijkte hem het spreken, en bovendien was hij zich er duidelijk van bewust op verboden terrein te verkeren: van Stephen mocht hij de gasten onder geen beding lastig vallen tijdens het werk. Heel strikt was Stephen in die dingen. We vonden hem soms weieens wat aan de strenge kant als vader. Beryl moest bepaald een dringende missie hebben, dat hij zich in ons atelier waagde.

"Jane?" fluisterde hij iets luider. Zij stond het dichtst bij de deur.

"Voor jou hebben we altijd tijd," zei Jane. "Kom maar."

Opgetogen stapte Beryl het atelier binnen. "O I leien, hoi."Jane en ik wisselden even een blik. We hielden van elkaar, laat daarover geen twijfel bestaan. Maar unieke personen, zoals iedere willekeurige ander, waren we nooit in iemands ogen. We waren eikaars voetafdruk, eikaars schaduw, eikaars spiegelbeeld. Beryls begroeting opende gedurende een kort moment een verschiet van twee separate individuen, een verwarrende sensatie die het hart deed bonzen van vreugde en vrees. We glimlachten elkaar berustend toe. "En wat ben jij vandaag?" vroegen we toen. Behalve de stofzuigerslang droeg Beryl ook nog een grijze kussensloop om zijn schouders. "Een olifant?"

"Nee," zei hij korzelig. "Een mammoet, natuurlijk."

Met een zucht ging hij zitten. Mammoets waren zo groot en zo sterk. Maar de slurf zat niet lekker: met een spijtig gezicht maakte de jongen hem los. Hij had het laatste restant van zijn haar verloren. Zijn schedel deed denken aan een eierschaal, fragiel en kwetsbaar. Het was bijna niet voorstelbaar dat daaronder nog steeds hersencentra werkzaam waren om lichaamsfuncties aan te sturen die Beryl op temperatuur hielden, hem lieten slapen en waken. We moesten een beschamende reflex van weerzin onderdrukken. Of misschien was het alleen maar een besef van machteloosheid, zó groot dat we er bijna kopje onder in gingen.

"Hier," zei hij onbevangen, een stapeltje beduimelde papieren op tafel leggend, "ik maak een krant."

Op de eerste pagina stond in vrolijk gekleurde letters: Strikt Persoonlijk: Alleen Voor B-Mensen.

"Maar jullie mogen wel kijken, hoor," zei hij, "want jullie moeten me helpen. Felix zou gedichten maken, maar die heeft hij me nog steeds niet gegeven, en zo komt de krant nooit vol. Dus nou dacht ik dat er misschien tekeningen in konden. Portretten, van de leden van mijn club." Hij schoof de titelpagina terzijde. Op het volgende vel stonden De Reglementen, in rode inkt. We namen er kennis van dat men lid kon worden van de Club van B-Mensen wanneer men een naam had die met een B begon. Ingeschreven leden bleken Belle en Beryl O'Shaugenessy en Barbara Vrijman.

"En Tom Brooks?" vroegen we.

Beryl dacht een moment na. Toen veranderde hij met een potlood het woord "naam" in De Reglementen in "voornaam".

"Vind je Tom niet aardig?" vroegen wij.

"Hij kijkt altijd zo raar naar me," zei Beryl. "Nou, maken jullie die tekeningen? Of lees eerst maar wat ik over iedereen heb opgeschreven, dat helpt misschien."

We namen de pagina belle ter hand. Die was kort en bondig. "Belle is een moeder," had Beryl geschreven. "Ze heeft rood haar." Nieuwe alinea, alsof er lang was nagedacht. "Ze verliest altijd met Memory en vaak ook met andere spelletjes. Maar ze kan heel goed autorijden. Als je twaalf bent, mag je voorin zitten."

De pagina Beryl besloeg meer tekst. "Beryl is een jongen van acht jaar en bijna negen maanden. Zijn naam betekent kostbare steen. Hij heeft veel bijzondere dingen: een opgezette uil, twee konijneschedels en een dinosaurusbouwdoos. Over een tijdje krijgt hij ook nog een morfinepomp. Dat is een apparaatje dat je aan je riem kunt hangen en dan gaat er een slangetje in je buik, net als bij ruimtevaarders. De dinosaurus is bijna klaar."

barbara was het laatste hoofdstuk. "Barbara komt uit Holland. Ze is met het vliegtuig naar ons toegekomen. De stewardess deelde eten uit in plastic bakjes. Het was erg vies. Barbara dacht de hele tijd: was ik maar vast op Kerrimagannagh. Ze gaat nooit naar haar studio, maar zit de hele dag op haar kamer poppetjes te tekenen. Ze is op zoek naar een goed idee en dat is erg moeilijk. Beryl helpt haar vaak (stiekem). Ze hebben ook samen de steiger gesloopt. Dat was een meesterlijk karwei."

We legden de papieren weer op een stapel. "Wat een knappe verhalen."Beryl keek bescheiden langs zijn neus naar beneden. "Ik heb nog een stukje over Barbara. Ik moet het alleen nog in het net overschrijven." Hij haalde een opgevouwen vel uit zijn broekzak en streek het glad. Plechtig las hij voor: "Laatste nieuws! Binnenkort is Barbara jarig. Er moet een feest voor haar komen, met cadeautjes en slingers." Hij bekeek het papier met innige blik. "Ik denk dat dit op de voorpagina moet."

"Dat is een goed idee," zei ik. "Weet je ook wanneer ze . -... jarig is.-*

"Zondag," zei Beryl. "Hebben jullie niet een trui voor haar, als cadeau? Ze heeft het altijd zo koud."

"We zullen zien," zei Jane. "Laten we eerst die tekeningen maar maken."

"Ja, kijk, op dit papier. Dan kan ik later alles aan elkaar nieten." Hij overhandigde ons een stapeltje van dat schrale schrijfmachinepapier.

We schoven naast elkaar aan tafel. Het papier was aan de kleine kant voor onze manier van werken. Onze handen botsten tegen elkaar. Maar binnen enkele momenten hadden we het ritme te pakken. Lijnen die door de een werden losgelaten, werden door de ander voltooid, lussen die onder de ene hand onafgemaakt bleven, kregen onder de andere hand hun juiste vorm en betekenis. Onze stukken houtskool bewogen steeds sneller heen en weer, details toevoegend, accenten leggend, elkaar aanvullend. En daar was Belle al, de haren als een vlammenzee rond haar hoofd. Het was grappig om weer eens iemands buitenkant op papier te zetten, in plaats van de binnenkant, met al zijn geheimen en defecten.

"O ja," zei Beryl gelukkig. "Dat is mama!"Het portret van Barbara was moeilijker we hadden haar de laatste tijd alleen als een wandelende pancreas beschouwd, en het viel niet mee daaraan menselijke trekken te geven. Onze handen aarzelden, zaten elkaar in de weg. Ik had bovendien het zeldzame gevoel dat Jane bij dit portret iets anders wilde dan ik. Ze leek geen oog te hebben voor de manier waarop Barbara's haar over haar voorhoofd viel, of voor het kuiltje in haar linkerwang als ze glimlachte.

"Nee," riep Beryl uit, zijn neus zowat op het papier gedrukt. "Zo kijkt ze niet. Zo kijkt ze nooit."

"Ga nou even opzij. Het is nog lang niet klaar."

Opeens zuchtte Beryl diep. 'ik vind haar zo leuk," zei hij bedeesd. Hij keek ons vertwijfeld aan. We lieten ons werk rusten. "Ik wil zo graag iets bedenken dat ze fijn zal vinden," zei hij hunkerend.

"Nou, je maakt die krant al, en je organiseert een verjaarsfeest voor haar..."

Hij schuifelde onrustig op zijn stoel heen en weer. Hij begon te blozen van ellende. "Ik ben nog zo klein," zei hij klaaglijk. "Ik ben nog niet eens negen. Zij wil vast liever met de groten." Altijd de groten, drukte zijn spitse gezichtje uit, nooit ik!

"Oh Beryl," zeiden we tegelijk, op slag net zo wanhopig als hij. We konden hem immers niet eens troosten met de mededeling: jij wordt vanzelf ook groot, hoor. I let was een moment van diepe verslagenheid. Had het leven wel zin? Waarom bleef de wereld onvermoeibaar draaien? Wat moesten we tegen dit kind zeggen?

"Misschien moet ik een beetje stoerder doen, of zo," mompelde Beryl neerslachtig. I lij slaakte een nieuwe zucht. "Maar maken jullie die tekening nou af? Dan kan ik hem aan Barbara gaan laten zien." Dat vooruitzicht deed zijn ogen alweer glanzen. Voor Beryl was de tijd niet diffuus meer, er stonden kruisjes in: dan en dan en dan zie ik haar.

We zetten ons wederom aan het werk. Maar geen van onze pogingen kon genade vinden in Beryls ogen. "Jullie zitten ook zo door elkaar te krassen," merkte hij kritisch op.

"Zo werken wij nu eenmaal," zeiden wij.

"Maar als jullie nou allebei apart een tekening maken, dan gaat het veel vlugger. Doe jij mij maar, Jane, dan kan Helen Barbara maken."

Verbluft keken we hem aan. "Maar dat gaat niet!"

Beryl schopte tegen de tafelpoot. "Jullie willen me gewoon niet helpen! Net als Felix!"

"Jawel, natuurlijk willen we je wel helpen."

"Maar we kunnen het alleen op onze eigen manier."

"Weet je wat, we pauzeren even. We nemen een kopje thee, en dan gaan we..."

"Ik wil geen thee," zei Beryl. Hij stond op. "Daar heb ik geen tijd voor. Ik heb veel te veel te doen."

"Nou, kom dan over een uurtje terug, dan zijn die tekeningen klaar. Erewoord."

"Oké," zei hij nors. Hij nam de stofzuigerslang onder zijn arm en vertrok met gebogen schouders, zonder ons nog een blik waardig te keuren.

We waren allebei even stil nadat hij de deur achter zich had dichtgetrokken. Verliefdheid moest, gezien Beryls toestand, een ware kwelling zijn. Gek dat er complete Trojaanse oorlogen om waren gevoerd. Zwijgend zetten we thee op ons komfoortje Stephen zou ons eruit gooien als hij wist dat we dat hadden binnengesmokkeld - en dronken die zwijgend op. "Hij manipuleert ons gewoon," riep Jane ineens uit. "Dat doen zieken altijd. Ik ga er niet op in. Wij gaan er niet op in."

"Waarop?" zei ik, ofschoon ik mijn zusters bedoeling meteen begreep. Wij waren niet voor niets één ondeelbaar organisme, onontwarbaar voor zowel de buitenwereld als voor onszelf. Alleen Beryl onderscheidde ons en achtte ons daarom ook in staat tot afzonderlijk handelen.

We spoelden onze theekopjes om. We stonden schouder aan schouder bij het fonteintje. We begonnen tegelijk, door elkaar heen, te praten.

"Of zullen we het gewoon voor de mop eens proberen?"

"Het is natuurlijk maar een experiment."

"Het stelt niks voor."

We gingen aan tafel zitten, elk met een vel papier voor ons. Het was zó ongewoon om tegenover elkaar te zitten, in plaats van naast elkaar, dal we allebei even als verlamd waren. Het houtskool zweefde gelijk een buizerd boven onze afzonderlijke vellen papier, wachtend, loerend, klaar om toe te slaan. Het vergde een haast bovenmenselijke inspanning om het met de punt op het witte papier te drukken: alle draken en monsters uit onze kindertijd trachtten dat met man en macht te verhinderen, en in ons hoofd fluisterden stemmen van verraad en gevaar. De eerste haal van het houtskool klonk als het scheuren van de tempel- voorhang.

We stopten gelijktijdig, verschrikt. We wachtten onwillekeurig op de andere hand die het nu zou overnemen, de hand die er altijd was geweest. We keken tersluiks naar de dunne, onzekere aanzet op het papier aan de overkant van de tafel. Maar gaandeweg werd onze lijnvoering stoutmoediger en raakten we verdiept in ons werk. Net als Barbara speelde Beryl een prominente rol in ons abattoir, maar nu ging het niet om zijn destructieve witte bloedlichaampjes en zijn lymfeklieren, noch om zijn beenmerg. Nu ging het om wat Beryl tot Beryl maakte, om hoe hij aanvoelde en rook, om jongensdingen, om broekzakken vol steentjes, om het met groezelige handen determineren van muizekeutels. Beryls lichaam was bijzaak geworden we waren nu uit op zijn ziel.

We stopten op hetzelfde moment.

"Kijken?"

"Nee, eerst de jouwe."

"Gelijk oversteken dan."We waren op precies hetzelfde idee gekomen. We hadden allebei, voluit, een jongen getekend die maar half jongen was en verder iets ondefinieerbaars, iets mythologisch haast. Lijnen die in het niets eindigden ontsproten aan hem, als de aanzetten van een paar vleugels. Rond zijn hoofd wolkte iels vaags. Ook de onderste helft van zijn benen was onduidelijk, alsof hij tot aan zijn knieën in de mist stond.

We gingen met de tekeningen bij het raam staan om ze te vergelijken.

"Het lijken meer voorstudies dan complete werkstukken."

"Ja. Maar meer kon ik er niet van maken."

"Ik ook niet."

"Zou jij Barbara trouwens niet doen, en ik Beryl?"

"Hemel, dat is waar ook. Glad vergeten."

"Wat is dit hier in die hoek?"

"Dat weet ik ook niet. Ik dacht, ik breng daar voor het evenwicht nog wat schaduw aan."

"Misschien moeten we ze maar verscheuren."

"Ja. Geef maar hier. Dan gaan ze samen aan snippers."

"Wacht! Kijk nu eens! Nee, op elkaar laten liggen. En houd ze nog eens tegen het licht."

En daar rees Beryl uit de twee vellen papier op, tot in elk detail de essentie van Beryl. Hij droeg een wijde tovenaarsmantel en had een puntmuts op zijn hoofd, waarom heen sterren cirkelden. Er was iets triomfantelijks in zijn ogen: tovenaars hadden immers het eeuwige, eeuwige leven. Het onderste deel van de tekening, die zo onduidelijk had geleken, was eenvoudig de hele wereld die aan Beryls voeten lag. Hij strekte er een begerige hand naar uit.

"Nou, daar is-ie dan," zei Jane.

"Hoe kun je dat zo nuchter zeggen? Het is toch het is toch fenomenaal, nee krankzinnig, dat we zelfs los van elkaar ieder een naadloos aansluitende helft..."

"Ik trek hem wel over. Dan zijn we klaar." Mijn zuster ging zitten en maakte met vlugge, zekere halen de bovenste van de twee schetsen compleet.

"En Barbara's portret?" vroeg ik. "Gaan we Barbara ook zo doen?" "Nee."

"Hoe dan?"

"Barbara doe ik alleen."

"Dat kun je niet."

"Dat zul jij zien."

"Dat kun je nooit."

"Wacht maar af."

"Trouwens, ik zou Barbara doen. Dat was de afspraak."

"Je hebt je daarnet anders ook niet aan de afspraak gehouden."

"Nee, en daardoor hebben we nu tenminste één tekening af," zei ik redelijk.

Jane keek me woedend aan en wierp haar stuk houtskool tegen de muur. Het liet een veeg als een vraagteken na.

"Toe, wees nou niet overstuur," zei ik geschrokken.

"Betuttel me niet!"

"Wat moet ik dan doen?"

"Me met rust laten!"

Ze ging staan. Ze keek uit het raam. Toen draaide ze zich naar me om. Ze had een uitdrukking op haar gezicht die ik nog nooit, eerder had gezien. Het duurde even voordat ze sprak. "En jij? Wil jij dan voor altijd aan mij vastzitten?"

"Maar daareven wilde je het niet eens proberen! En nu ben je... trouwens, hel blijkt niet eens anders te kunnen, ik bedoel, wat het werk betreft. Wees toch realistisch."

"We hebben het gewoon nog nooit eerder afzonderlijk gedaan. Vind je het gek dat het niet meteen helemaal lukt?"

Ik antwoordde niet. Mijn hoofd suisde.

Kalm zei ze voor zich uit: "Misschien ben ik wel liever een middelmatig individu dan de helft van een tweekoppig genie."

"Zeg dat niet. Zeg dat niet!""En het zou me trouwens niet verbazen als jij eigenlijk het meeste talent van ons tweeën hebt. Jij komt er ook wel zonder mij." "Maar ons abattoir dan? Ik kan toch niet alleen..."

"En waarom niet? We zijn bijna zestig! We hebben misschien nog maar tien jaar te leven, twintig als het meezit. De meeste mensen beginnen aan dit proces als ze twee of drie jaar oud zijn, hoor."

"Maar waarom? En waarom nu ineens? Ik begrijp er niks van."

Ze zweeg. Buiten ging de zon langzaam onder in het meer. Elk moment konden de reeën uit de boszoom te voorschijn komen, schuchter, feeëriek. En elk moment kon Beryl aankloppen terwijl we het portret van zijn liefje nog niet eens afhadden. En toen wist ik ineens wal mijn zuster bezielde. Ik wist het zo zeker alsof ze het hardop had gezegd. Beryl had haar op het idee gebracht, of anders Charlie Moreno wel, die erotiek uitwasemde zoals een ander zweette. Dat geklets over afzonderlijk werken was maar een voorwendsel. Mijn spiegelbeeld wilde alleen en zelfstandig op avontuur. Mijn zuster wilde vrij zijn om eindelijk de liefde te leren kennen.

"Wat staar je me aan?" vroeg ze. Ze stond tegenover me in haar met verf bespatte kiel, de handen in de zij. En plotseling besefte ik dat Stephen hier verantwoordelijk voor was. Jane was haar historie, onze historie, vergeten. De zolder van vroeger, de onderduikers, de blauwe plekken, alles was uit haar geheugen gewist. En nu wilde ze ons abattoir uit. Zij wenste iets waarnaar ze nooit had getaald toen ze haar herinneringen, onze herinneringen nog bezat: ze wilde een levend, warm lichaam tegen het hare.

Ze zei: "Het is niet mijn bedoeling je te kwetsen. Dat is echt het laatste dat ik wil. Maar we moeten uit elkaar."

"Dat kan niet. Je maakt me bang."

"Niet huilen."We keken elkaar bleek en verloren aan. De wereld kromp ineen, met alleen ons tweeën erop, om vervolgens onherbergzaam groot te worden. En op de een of andere manier wist ik toen met radeloze zekerheid dat argumenteren geen zin meer had. Ik zou achterblijven met van het bloed druipende organen en Jane ging zich aan het leven wijden. En we zouden allebei, zoveel stond vast, vrouwen blijven die gewend waren vier handen te hebben. Wat konden we winnen door eikaar los te laten?

"Wat kunnen we verliezen?" vroeg ze. "We hebben nog zeven weken op Kerrimagannagh. Al die lijd kunnen we uitproberen wat we zonder elkaar waard zijn. Ik vraag Julia om een eigen kamer en een ander atelier. En ik geef je mijn erewoord, dat beloof ik je, dat we daarna samen naar huis gaan en de situatie rustig bespreken."

"De situatie! Sinds wanneer zijn wij een situatie?"

"Stil nou maar," zei ze. Ze zei het haast verstrooid, als iemand die met haar gedachten allang elders is. "Misschien loopt het op niets uit, en misschien is het juist een bevrijding. Heb toch eens een beetje vertrouwen."

"Blijf alsjeblieft bij me. Ga niet weg!"

"Jawel. Ik ga het nu regelen." Ze trok haar kiel uit, wierp die in een hoek en streek haar blouse glad. Ze zei, en ik zal nooit vergeten hoe ze het zei, als de ene oppervlakkige kennis tegen de andere: "Ik zie je vanavond wel aan hel diner."

Er zijn van die gebeurtenissen die je in eerste instantie alleen overleeft door ze tot een boze droom te verklaren, tot iets dat niet werkelijk heeft plaatsgevonden. Maar na de ontkenning kwam de hartverscheurende fase van de hoop: ik verwachtte vierentwintig uur per dag Jane te zien binnenkomen, met een verontschuldiging op haar lippen en spijt in haar ogen. Als bevroren zat ik in het atelier, niet bij machte de simpelste handeling te verrichten, tot in elke vezel op haar wachtend: ze komt wel, ze komt niet, ze komt wel. Maar degene die uiteindelijk kwam, was, verrassend genoeg, Olympia.

Op een middag zat ze ineens tegenover me, met dat stenen gezicht van haar en die lange, dunne vingers die knisperden als papier wanneer ze ze tegen elkaar wreef. Ik kreeg het gevoel oog in oog met een mummie te zitten, hoewel ze er heel alledaags uitzag, in een grijs mohair vest met daaronder een witte blouse. "Jane?" zei ze, me kippig aanstarend.

"Ja," zei ik zonder nadenken.

Ze wierp een geagiteerde blik om zich heen. "Waar is je zuster?"

"Hoezo?"

"Die lijkt me altijd de verstandigste van jullie tweeën. Ik had haar eigenlijk willen spreken. Er zit me iets dwars."

"Vertel het eens," zei ik zonder veel belangstelling.

"Het punt is dat ik wat voortekenen heb geraadpleegd..."

"Voortekenen?"

"O mijn God," zei ze vol ongeduld, "gewoon, kippeningewanden en dergelijke. Ik ben de afgelopen dagen vrijwel onafgebroken bezig geweest een orakel tot stand te brengen, zoals een leek als jij dat misschien zou noemen." Ze leunde wat voorover en ik rook een zware, zoete geur. Zou ze marihuana hebben gebruikt? Was ze in een psychedelische stemming, of zoiets?

"Kort en goed," zei Olympia, haar vest om zich heen trekkend, "ik moet vrezen dat de hele zaak hier op desintegreren staat. Kerrimagannagh is geen huis dat met zich laat spotten en het wordt momenteel ernstig ontheiligd. Of ben jij soms blind voor het Sodom en Gomorra waarin we ons bevinden, Jane?"

Nu wist ik zeker dat ze onder de invloed van iets was. "Kom kom," zei ik voorzichtig, "zo erg is het nu ook weer niet."

"Nog niet," zei Olympia op sombere toon. "Misschien kunnen we het lot nog keren."

"Maar hoe dan?" "Heb je weieens van zoenoffers gehoord?"

Even was ik sprakeloos. Toen zei ik zo luchtig mogelijk: "Ik dacht dat die nogal uit de tijd waren."

"Maar de tijd is een continuüm, mens. Er is immers nooit iets nieuws onder de zon."

Ik vond de staat van opwinding waarin ze verkeerde hoogst onaangenaam. Ik vroeg me af of ik haar thee zou aanbieden. Maar dat leek me meteen zo misplaatst, zo burgerlijk, dat ik werkeloos bleef zitten.

Ze keek me misprijzend aan. "Ik geloof niet dat ik hier aan het juiste adres ben met mijn zorgen," zei ze stijf.

"Waarom praat je niet eens met Belle?" suggereerde ik in het wilde weg.

"Belle? Die houdt zich alleen maar met aardse zaken bezig. Die staat tot aan haar ellebogen in het deeg. Belle gaat over de inwendige mens, over het louter stoffelijke. Ik daarentegen heb het over de ziel, voor het geval je dat nog niet doorhad, Jane."

"Helen," zei ik. "Ik ben Helen. Als je dat verschil niet eens ziet, heb je weinig verstand van zielen, Olympia."

"Goed," zei ze, stram overeind komend. "Jij bent dus niet van zins mee te werken, dat is duidelijk. Maar dan hoef je later ook niet bij me te komen klagen."

"Nee," zei ik, "dat. zal ik niet doen."

Toen ze gebelgd was vertrokken, durfde ik pas mijn truttige kopje thee te zetten. Ik ben maar een gewone vrouw met geen enkel benul van voortekenen en zoenoffers. Moest ik iemand op de hoogte brengen van Olympia's overspannen toestand? Maar wie? En was ze trouwens niet altijd even excentriek? "Oh Jane," zei ik hardop, "wat moet ik hiermee aan, Jane? Help me alsjeblieft. Dit krijg ik alleen nooit opgelost."

Dat ik zevenenvijftig heb moeten worden om te ontdekken wat eenzaamheid is. Je geen onderdeel meer te weten van een groter verband, maar op jezelf aangewezen te zijn. Grote genade, je kijkt in een afgrond waarvan je het bestaan niet vermoedde. Angst. Angst. Vooral 's nachts, 's Nachts is alles tien keer zo erg. Ik lag in bed en voelde glashelder dat ik eenvoudig niet langer bestond. Je hebt het oog van een ander nodig om jezelf weerspiegeld te zien.

Zonder Jane was ik niet langer veilig ingebed in het bestaan. Ik was dat doelloze schepsel geworden waarnaar anderen met een mengeling van deernis en leedvermaak kijken: ik was een vrouw alleen.

Ik ging zo op in mijn misère dat ik Olympia compleet vergat. Ze schoot me pas weer te binnen toen Tom Brooks een paar dagen later 's ochtends naar beneden kwam om te vertellen dat hem die nacht iets vreemds was overkomen. Hij keek bepaald ontzet, wat hem op de een of andere wijze minder Engels maakte en meer een van ons. Midden in zijn slaap, zei hij, was hij wakkergeschrokken door een lichte druk op zijn borst, alsof daarop een hand rustte. Toen hij zijn ogen opende, had hij nog net gezien dat een gebogen gestalte zijn kamer verliet. "Jullie hebben toch geen grap met me uitgehaald, hè?" vroeg hij onzeker.

"O Tom," zei ik beklemd: spookte Olympia, op zoek naar materiaal voor haar zoenoffer, 's nachts soms door het huis, steels deuren openend en luisterend naar ieders ademhaling? Ik moest Belle spreken, of Julia. Maar toen zei Sarah stellig: "Het was Bunty natuurlijk."

Ik herademde. Allicht was het Bunty geweest. Ik smeerde marmelade op mijn toost en hield de deur in de gaten, gespitst op Janes mogelijke entree. Maar het was Barbara die binnenkwam.

Hoe speelde mijn zuster liet toch klaar me de hele dag te ontlopen? Waar hing ze uit? En waar wilde ze heen? Was Bunty er dan soms geen lichtend voorbeeld van dat mensen er het beste aan deden gewoon te blijven waar ze thuishoorden? Laat de verten maar lokken! Het avontuur, ha! Zeldzaam overschat, het avontuur. Je raakt er alleen maar ontheemd van. Lichamen kun je verplaatsen, maar zielen hangen aan hun geboortegrond en laten zich niet straffeloos ontwortelen. Als Bunty van tevoren had geweten dat ze na haar dood nooit rust zou vinden, dan was ze vast in Engeland gebleven.

Beneden in de hal hangt een vergeelde foto van haar, met een pothoedje op en een tailleur aan, de uitmonstering waarin ze met het huishouden naar Ierland meeverhuisde, Patricks voormalige min. Toen ze hier overleed, jaren en jaren later, hebben de Donovans haar laten cremeren en haar as uitgestrooid over de rozenborders waarvan ze zoveel hield.

Er zijn mensen die beweren dat Stephen het was die haar uit het graf heeft doen herrijzen door de rozen twintig meter naar het oosten te verplanten zodat ze niet langer werden overschaduwd door de cipressen. Ik wil niet de indruk wekken dat ik twijfel aan Stephens vermogen iemand uit de dood op te wekken, hedenlief, absoluut niet, maar ik denk dat Bunty's ziel, zo ver van haar geboorteland vandaan, per definitie tot dolen was gedoemd, Stephen of geen Stephen. Er bestaan beslissingen waarvan je tot in alle eeuwigheid de gevolgen moet dragen. En mijn zuster stond op het punt zo'n besluit te nemen.

"Betekent het nog wat speciaals," vroeg Tom, die aandachtig naar Sarah had geluisterd, "als ze aan je verschijnt?"

"Zeker wel," zei Sarah, "reken maar. Die goeie Bunty heeft er haar leven lang op toegezien dat iedereen veilig onder de wol lag." Haar groene katteogen vernauwden zich. "Ik zou me maar gewaarschuwd achten als ik jou was, Torn. Er hangt je iets boven hel hoofd. Anders was Bunty niet komen controleren of je wel lekker sliep."Tom keek vragend naar mij. "Ja, dat klopt," zei ik.

Opeens zei Barbara: "Misschien geldt het niet voor iedereen, Tom." Er speelde een geamuseerd lachje om haar lippen. Ierse folklore, zag je haar denken.

"Geloof jij soms niet in geesten?" vroeg Sarah beledigd.

"Niet geloven is te sterk uitgedrukt," antwoordde Barbara. "Ik ben gewoon een geboren twijfelaar."

"Twijfelen kan heel vruchtbaar zijn," zei ik.

Barbara keek bitter. "Niet in mijn geval." Ze stond op en pakte de theepot. "Jij ook nog, Helen?"

"Ja, graag," zei ik, hoewel ik al drie koppen op had. Zou ik het aandurven toenadering tot haar te zoeken, zoals ik me al eerder had voorgenomen? Alleen toen ik dat bedacht was ik nog ingesponnen in mijn cocon van zelfgenoegzaam geluk, overvloeiend van een teveel dat ik best met een ander wilde delen. Maar wat had ik nu te bieden? Niets anders dan de vrees dat ik het beminnen kennelijk niet waard was. Oh heremetijd, ik wil beslist niet pathetisch klinken. Maar ik heb er wel om gehuild. En er zat ook een praktische kant aan de zaak: hoe leg je het aan om met iemand bevriend te raken? Mijn leven lang had die noodzaak zich niet voorgedaan.

Ik dacht er de rest van de dag over na, en de volgende. Ten langen leste besloot ik tot een theepartijtje op ons atelier, ik bedoel op mijn atelier. Ik zou Beryl eveneens uitnodigen, dat was een goede daad, en daarnaast zou hij waar nodig het ijs breken, ledereen gelukkig. En veel sandwiches en andere aangeklede hapjes. Father Kerry Rory heette hij, zei hij eens, zo'n mannelijke voornaam gaven we dikwijls kaastaart waar hij altijd bijzonder complimenteus over was. Ik zag een tafel afgeladen met lekkernijen voor me. Bij de aanblik ervan zou Barbara me van verbazing bij mijn arm grijpen. Verschrikkelijk hoe je het mist om nooit meer aangeraakt te worden.En terwijl ik mijn plannen maakte, en terwijl ik tegen mezelf zei: dit is je leven nu, kind, je bent voortaan aangewezen op het gezelschap van vréémden, en terwijl ik bezig was me ervan te overtuigen dat mijn onvermijdelijke komkommersandwiches Barbara misschien juist zouden bekoren, terwijl ik dus eindeloos veel tijd verknoeide met aarzelen, kwam Harriet Reilly tussenbeide.

Harriet Reilly, nota bene! Wat u zegt! Met haar vrome, hooghartige gezicht en haar statige gang, alsof ze nog steeds door hoge kloostergangen schreed. Het is misschien bijgelovig van me, maar ik heb loensende mensen altijd al van kwaad verdacht. In elk geval vertoonde Harriets blik, zodra die op Barbara rustte, steeds vaker een schittering die zake?i in de geest riep waarbij iemand als ik liever niet stilsta. De atmosfeer om haar heen leek soms te beven en te trillen. Meermalen heb ik, hoe vreemd dat ook moge klinken, de achtergrond waartegen ze zich toevallig bevond, geheel wazig zien worden: ze was zó verschrikkelijk aanwezig, dat alle dingen om haar heen vanzelf vervaagden.

Het had geen zin meer naast Barbara aan tafel te gaan zitten, want aan haar andere kant of tegenover haar zat nu onveranderlijk Harriet, als een zuil van licht, al Barbara's aandacht opeisend. "Maar waarom denk je dat ik ooit ben ingetreden?" zei ze bij voorbeeld lachend. "De meeste kloosterordes zijn nu eenmaal gehuisvest in prachtige oude gebouwen. In zo'n omgeving te leven, dat zou anders nooit zijn weggelegd voor mij, de dochter van een visboer uit Killybegs."

Op precies diezelfde nonchalante toon hoor je mannen weieens over hun ex-echtgenote zeggen: "Maar waarom denk je dat ik ooit met haar ben getrouwd?" gevolgd door even mallotige excuses. Als men op die manier vroegere levenskeuzes verloochent, weet je precies hoe laat het is.Soms moest ik tijdens zo'n verhaal vechten tegen de aandrang om Harriet opzij te duwen. Stomme koe, dacht ik, zie je dan niet dat Barbara alleen maar naar je luistert omdat ze ongelukkig is? Ze zou nog dankbaar zijn voor de aandacht van een hond, niet dat Stephen huisdieren toestond. Met een wee gevoel keek ik toe hoe ze zich door die schele liet inpakken. Nooit meer zat ze er verloren bij, nu Harriet haar voortdurend gezelschap hield. Haar bewegingen werden losser, haar stem luider, haar blik zelfbewuster. Soms maakte ze zelfs grapjes.

Ik kreeg bijna een hekel aan deze Barbara. Zij was niet degene die mijn kaastaart op waarde zou weten te schatten. Ik begon te vrezen dat die charmante bedeesdheid van haar maar schijn was geweest en dat ze eindelijk haar ware gedaante toonde. Nu ze zich op haar gemak voelde ontpopte ze zich als een hele praatjesmaakster. Onwillekeurig vroeg ik me ook af of het waar was wat je soms hoort, namelijk dat alle Nederlanders, nou ja, u weet wel, biseksueel zijn. Ik moet zeggen dat dat allemaal nogal ver van me afstaat. Maar het is niet aan mij daar een moreel oordeel over te vellen.

Op Barbara's verjaardag kwam het evenwel lot een onverwachte ontknoping. Negenendertig werd ze, en die ochtend ontwaakte ik met het sombere verlangen haar te wurgen, ik weet niet waarom, of misschien was het wel omdat zij in elk geval haar halve leven nog voor zich had zonder andere problemen dan een beetje suikerziekte, waar ze tegenwoordig zó knap in zijn dat je er gemakkelijk vijfennegentig mee kunt worden terwijl iedereen je maar verwent en in de watten legt. Nee, aan aandacht voor Barbara geen gebrek. Om kwart over acht stond Beryl al op mijn deur te bonken omdat hij haar portret nog steeds niet had.

"Jane zou het maken," antwoordde ik botweg.

Hij keek me verbaasd aan, zijn bleke gezicht een en al onbegrip. "Maar Jane tekent niet meer. Nooit meer, zegt "Juist," zei ik traag. "Wat dom van mij. L)al had ik kunnen weten."

Het kind liep langzaam naar me toe met iets onzekers in zijn gang. Hij hield zijn tenen naar binnen gedraaid, als een kuiken dat moeite heeft zijn evenwicht te bewaren. "Helen," zei hij bedeesd terwijl hij een hand naar me uil- strekte, "hebben jullie soms ruzie?"

"Ja," zei ik, met een dikke keel. Niemand had er nota van genomen hoe het met Jane en mij zat. Iedereen was alleen maar met zichzelf bezig. Oh, was Stephen er maar! Wat zou hij afrekenen met al die op zichzelf gefixeerde ego's.

Beryl plukte aan de zoom van zijn trui. Hij zei: "Papa en mama hebben ook altijd ruzie." Die woorden zou ik me later pas weer herinneren. Op het moment zelf moest ik alle zeilen bijzetten om niet in tranen uit te barsten om wat hij daarvóór had gezegd: Jane die nooit meer wilde tekenen. Wat deed ze dan in godsnaam de hele dag in dat nieuwe atelier van haar? Mij uit de weg blijven, dat was wat ze deed.

Beryl staarde naar zijn voeten. Bijna onhoorbaar vroeg hij: "Zal ik mijn uil voor je halen? Je mag hem wel lenen, hoor. Er is een beetje zaagsel uitzijn achterkant, maar hij heeft zo'n leuk koppie. Net een vuurtoren. En als je 's nachts naar hem kijkt, dan kijkt hij terug."

"Dank je," zei ik. "Dat vind ik nog eens een lief aanbod."

"Dan kijk ik wel naar de plaat met de poezen," zei hij verslagen en ik wist onmiddellijk dat ik me had vergist.

"Ik haal hem meteen voor je," mompelde hij. "Begin jij dan vast aan Barbara?"

Met kloppende slapen greep ik een vel papier. Barbara en haar kleine ridder! Voor haar was geen offer te groot! Ik schetste haar zo hard en zo lelijk als ik kon, ik pleegde als het ware voodoo op papier, want toen de tekening klaar was, bleek haar tengere gestalte aan alle kanten met naalden doorboord te zijn.Toen kwam Beryl binnen gestormd met zijn mottige opgezette uil. Zijn aanwezigheid bracht me tot mezelf. Hij was puur natuur, niet verkleed, Beryl op zijn naaktst, op zijn meest urgent. Ik kon niet anders dan het hoofd buigen voor deze Beryl, voor deze krachten. Nederig zei ik: "Sorry, ik ben er nog niet helemaal uit."

Met de vogel onder de arm geklemd kwam hij bij mijn tafel staan. Hij slaakte een kreet en griste de verdoemde tekening onder mijn handen vandaan. "Oh Helen, wat zal ze dit mooi vinden!" Hij duwde zijn brilletje vaster op zijn neus en straalde. "Want ze moet de hele tijd in zichzelf prikken," zei hij op een toon vol ontzag. "Daar droomt ze soms van, weet je dat? Dat ze altijd maar weer moet prikken. Anders gaan haar ogen zeer doen. Net alsof iemand ze meteen fietspomp oppompt. Dat doet pijn, joh, dat doet pijn! Zet je je naam eronder? Dat hoort toch?"

En ik tekende dociel en als verdoofd. Ik ondertekende voor het eerst van mijn leven als Helen Ryan, en het verbaasde me, het schokte me dal er geen beving van afgrijzen door het universum ging, maar dat de winterse zon over mijn handen viel toen ik een streep als een kerf onder mijn naam zette.

En wat een verjaardagsfeest werd het. Charlie Moreno, dat vat vol verrassingen, stond vanaf drie uur 's middags met een groot schort om achter Belle's fornuis omdat het een Argentijnse traditie zou zijn dat je vrienden een verjaardagsmaal voor je kookten. Er was, dunkt me, weinig reden om Barbara en Charlie als hartsvriendinnen te beschouwen, dus zou deze actie wel vooral betekenen dat er in Charlies fladderende geest een besef leefde dat ze iets goed te maken had. Ze had voor het koken haar haren opgestoken, zodat de aanblik van het voortdurend behandelen van al die lokken ons in elk geval bespaard bleef.

We aten die avond gerechten met onuitspreekbare namen, erg gepeperd en niet aan iedereen besteed. De jarige zelf bediende zich ook geen tweede keer, en ik bedacht hatelijk dat ze nu aan mijn heerlijke quiches had kunnen zitten, als ze zich tenminste had gedragen, en toen schaamde ik me.

Na het eten stelde Torn overmoedig hinnikend voor, de haard in de salon aan te steken, een vertrek dat zo weelderig was ingericht dat niemand het ooit durfde te gebruiken. We namen onwennig plaats op de enorme canapés onder de voorvaderlijke portretten van de Donovans. Sarah, zwelgend in haar rol van heilige dienstmaagd, sleepte flessen en glazen aan en kon beslist niet worden overgehaald even te gaan zitten.

Barbara was al een beetje dronken, waarschijnlijk niet zozeer van de wijn als wel van het feit dat die avond het hele huishouden om haar draaide. Beryl zat kaarsrecht naast haar, met een cowboyhoed op en een holster vol grote pistolen om zijn iele middel gesnoerd. Zijn wangen gloeiden van opwinding.

In elkaar gedoken op een krukje bij de haard sloeg Belle O'Shaugenessy haar zoon gespannen gade, klaar om bij het minste onraad op te springen. Ze had een glimlach om haar mond geplooid, maar haar ogen stonden duister, bijna haatdragend. Ze herinnerde me aan mijn eigen jaloezie, mijn eigen bezitterigheid, en ik moest mijn blik van haar afwenden.

Gelukkig kwam, ijl en onwezenlijk als altijd, Katie de salon binnen gestruikeld, voor de feestelijke gelegenheid in een van haar minst vale sweaters gehuld. Ze had zelfs een vuurrode strik om haar eeuwige paardestaartje gebonden. Hoe oud zou ze toch zijn? En onder welke steen kwam ze vandaan gekropen?

Ze plofte neer aan Barabara's vrije kant. "Het was een beetje ingewikkeld om hier aan een cadeautje te komen," verklaarde ze, "dus heb ik dit maar voor je gemaakt." Ze overhandigde de jarige een sinaasappel waarin kruidnagels waren gestoken.

"0, een pomander," zei Barbara, het ding dwaas tegen haar neus drukkend, "wat leuk, wat leuk. Kijk eens Beryl, voor in de klerenkast. Dat alles lekker gaat ruiken."

"Ik had je wel een van mijn potten willen geven, maar die krijg je toch nooit heelhuids thuis," zei Katie.

"O, je potten," zei Barbara. "Die zou ik weieens willen zien."

Katie keek verschrikt. Ik geloof niet dat iemand ooit een voet in haar atelier had gezet.

Barbara zei: "En moet je kijken wat ik van Beryl heb gekregen."

Katie bestudeerde Beryls geschenk. "Jeetje, een Clubkrant," stelde ze na enige tijd vast.

"Alleen voor B-mensen," vermeldde Beryl trots.

"Schuif eens op Katie," zei Harriet, die opdook in een wolk van elektriciteit, "zodat ik mijn cadeau kan aanbieden."

Inschikkelijk maakte Katie plaats. "Als ik mijn naam verander," vroeg ze aan Beryl, "mag ik er dan ook bij?"

"De AA is meer jouw club," zei Harriet. "Hier Barbara, ik heb er de hele week aan gewerkt."

"Wat leuk," zei Barbara, "wat leuk."

"Een aquarel," constateerde Katie, geconcentreerd fronsend. Toen wendde ze zich weer tot Beryl. "Ik heb altijd al Bridget willen heten. Naar Bridget van Kildare, weet je wel."

"Die is hier nog nooit geweest," zei Beryl onzeker.

"Nee, maar dat komt, die is dood," antwoordde Katie, "al eeuwen en eeuwen."

Belle kwam tussenbeide met haar gekunstelde vrolijkheid. "Beryl toch! Bridget van Kildare! De schutspatrones van Ierland."

"O, die ouwe heilige," zei Beryl zonder belangstelling.

"En mijn dochtertje dan! Brenda!" zei Katie. "Kun je haar niet inschrijven?"

"Is Brenda nou helemaal alleen thuis?" vroeg Beryl.

"Brenda? Nee, die is ook dood."

Belle kwam overeind. "Het is bedtijd, Beryl," waarschuwde ze.

"O, even nog," smeekte Barbara, opkijkend van Harriets aquarel. "Toe nou Belle, zonder Beryl hadden we dit hele feest niet gehad."

"Nog tien minuten dan," zei Belle, zichtbaar in het nauw gedreven, maar op een toon die neutraal moest klinken.

"Zie je dat blauw?" wees Harriet, met haar elleboog op Barbara's schouder steunend. "Ik heb wel twaalf tinten moeten mengen om de kleur van je ogen te krijgen."

"Dat is Barbara niet," merkte Beryl venijnig op vanonder zijn hoed. "Dat zijn allemaal vierkantjes. Helen heeft tenminste een echt portret van haar gemaakt, voor in mijn krant."

"Het is een impressie," antwoordde Harriet koel.

"Wat leuk," zei Barbara. "Zo'n abstract beeld van mezelf."

"Maar je bent niet vierkant," hield Beryl vol. "Ik vind die van Helen veel beter."

Harriet liet haar loensende oog over me dwalen en schreef me met een schouderbeweging af. "Kun je niet wat meer ruimte maken?" vroeg ze geïrriteerd aan Katie.

Met dichtgeknepen keel dronk ik mijn witte wijn. Jane zou toch wel komen? Aan het diner was ze ook al niet verschenen. Op hetzelfde ogenblik hoorde ik voetstappen in de gang, en mijn hartslag versnelde.

"Dames," zei Felix in de deuropening, "en Tom, sorry, ouwe jongen. Wordt er hier nog gedronken of hoe zit dat?" In het passeren legde hij een van zijn dichtbundels bij Barbara op schoot. Ze bloosde toen ze het boek opende en kennelijk een opdracht las. "Wat leuk," bracht ze uit. En toen, stoutmoedig: "Kom hier, daar krijg je een kus voor.""Je bent een kaffer," riep Beryl uit. "Je zou gedichten voor me maken."

"Dit zijn anders wel honderd gedichten voor Barbara, Lucky Luke," zei Felix met iets schuldbewusts in zijn blik. Plompverloren nestelde hij zich tussen Harriet en de jarige op de bank, zodat Katie, aan het einde ervan, opzij werd geperst en op de grond viel. Hij legde een hand op Barbara's knie, boog zich naar haar toe en kuste haar op beide wangen. "Wat leuk," zei Barbara, "maar eerlijk gezegd, ik zou kussen."

"Doen we het nog een keer," zei Felix.

"Kun je even helpen, Felix?" riep Charlie Moreno, met bliksemende ogen uit het niets verschijnend. "Ik geloof dat Katie is gevallen."

"Hel stelt niks voor," mompelde Katie vanaf de vloer. "Mijn been slaapt. Ik sta zo weer op."

En opnieuw ging de deur open. Alle hoofden keerden zich om de nieuwkomer te begroeten. Toen viel er een diepe stilte. Sarah, met kromme rug bezig elk bijzettafeltje te voorzien van noten en olijven, greep naar haar borst.

"Goeie God," verbrak Felix het zwijgen. "Hebben ze je nooit verteld, mens, dat het een doodzonde is zulk haar af te knippen?"

"Dat merk ik dan wel in de hel," antwoordde Jane, onbezorgd haar nieuwe kapsel schuddend. Maar ik trapte er niet in. Elke molecule in haar lichaam leek te vragen: "Hoe staat het me?"

"Wat leuk," zei Barbara. "Nu kunnen we jullie eindelijk uit elkaar houden."

Zorgvuldig mijn blik mijdend kwam mijn zuster de salon binnen. Het kortgeknipte haar stond als een aureool om haar hoofd, de kroezende uiteinden vonkend in het licht. "Ik mocht Marcus' auto lenen om een cadeautje voor Barbara te gaan kopen, en toen ik in Monaghan was, bleek liet daar te wemelen van de kapsalons." "Heb je bet bewaard? Al dat kostelijke haar?" vroeg Felix gepijnigd.

"Felix," riep Charlie met een zoet stemmetje. "Haal jij de tapa's even uit de keuken? Ik kan die zware schalen niet dragen." Ze had vliegensvlug haar haren losgeknoopt en speelde met een gitzwarte lok.

"Oh, laat mij maar, ik ga al," zei Sarah vlijtig. Slaan, slaan moest je haar. Maar daar heb ik nooit een geheim van gemaakt. Dat die nog leeft, is een wonder.

"Wat leuk," zei Barbara, terwijl ze Janes cadeautje, een kleurige sjaal, om haar hals drapeerde.

"Nee, zo," zei Jane en boog zich naar haar over. even iets verschikkend. Ik voelde kippevel tot onder aan mijn ruggegraat: Jane, die de kraag van mijn blouse uit mijn trui trok, die de slip van een hemd tussen mijn rok duwde, die 's winters mijn sjaal vaster om mijn nek wond. Even was ik blind van verlangen en van woede.

"Tast eens toe," drong Sarah aan terwijl ze een schaal hapjes presenteerde. Ze zweette. Ik kon haar ruiken, wrang, bitter. "Jee, Marcus," riep ze, zich schielijk omkerend, "moet je nou altijd de laatste zijn? En waar heb je de laatste dagen toch uitgehangen? Heb je soms gewerkt?"

Marcus verzamelde al zijn waardigheid om zich heen terwijl hij de salon in sjokte. "Er was een prachtige oude opname van Orpheus en Eurydice op mijn radio, gezongen door Kathleen Ferrier. Ik heb het helemaal voor je opgenomen, Barbara."

"Nee maar," zei Barbara, "wat leuk, Marcus." Ze stond halfop, als wilde ze ook hem een kus geven. Maar Marcus keek haar niet aan, onrustig schoten zijn ogen door de salon, op zoek naar een veilige plaats. Ten slotte ging hij naast Tom bij het vuur zitten.

"Wat oergezellig," zei Harriet op een toon die van alles kon betekenen. "Het is dat we Olympia nog missen."

Nu iedereen zat, kon ik moeilijk pontificaal opstaan om me bij Jane te voegen, die zo ver mogelijk van mij vandaan had plaatsgenomen. Ik durfde amper naar haar te kijken, naar die nieuwe Jane, die niet langer mijn spiegelbeeld was. Ik schonk mijn glas nog eens vol en dronk het vlug leeg. Dat moet ik een paar keer achter elkaar hebben gedaan, want algauw kon ik de gesprekken niet meer volgen. Voor mijn ogen tolde de hele salon als een kermiscaroussel in het rond en ik sloot mijn ogen een ogenblikje.

Toen ik ze weer opende, was het feest zo goed als voorbij. Belle en Beryl waren verdwenen, Katie lag niet langer op de grond, Felix en Charlie waren er tussenuit geknepen, Sarah stond vermoedelijk dapper in haar eentje in de koude keuken de afwasmachine in te ruimen en Jane, ook Jane was in geen velden of wegen meer te bekennen. Ik veerde op. Ik wilde haar achterna, maar mijn benen weigerden dienst en ik besefte dat ik veel te veel had gedronken om nog een gesprek te kunnen voeren. Door mijn tranen van spijt zag ik Barbara op haar hurken bij het vuur zitten, verwikkeld in een discussie met Tom en Marcus. Om haar evenwicht te bewaren hield ze hen beiden bij een knie vast. "De kern te raken," zei ze met dubbele tong, "dat is het probleem."

"Dat kwaliteit niet gemeten kan worden, dat is het probleem van de kunst," zei Marcus met zijn stentorstem. "Ik zeg altijd maar: meten is weten."

Harriet, die ook nog zeer aanwezig was, zei vanaf de canapé op koele, nuchtere toon: "Een echt mannenstandpunt." Ze stond op en schreed naar het drietal bij het vuur. Ze legde haar hand in Barbara's nek. "Zal ik jou niet eens naar bed brengen? Je hebt genoeg gedronken.""Hè nee," zei Barbara, maar ze kwam wankelend overeind. Op de bank naast mijn stoel liet ze zich weer neervallen. "Nog één afzakkertje," zei ze. Harriet ging naast haar zitten. Ze siste: "Ik begrijp niet waarom je je zo uitslooft voor die mannen." "Welke mannen?" vroeg Barbara, lodderig om zich heen ziend.

"Neem mij liever," zei Harriet zonder verdere omhaal. Ze sloeg een arm om Barbara's schouders. Kennelijk bestond ik niet voor haar.

"Welke mannen dan?" herhaalde Barbara.

"Die dwerg. Die bejaarde. Die melkmuil."

"Oh, die." Ze giechelde even. "Ik dacht al: we hebben hier toch helemaal geen mannen. Gek, trouwens."Harriet snorkte. "Gek? Met dat ego van ze? Hoe zou Ste- phen hier ooit iets kunnen bereiken als hij al die mannen- ego's binnenliet?"

"Nee, dan zijn wij inderdaad een stuk makkelijker," gaf Barbara toe. "Heb ik je weieens verteld over die minnaar van me..."

"Bespaar me de details," zei Harriet. "Ga mee naar bed." Haar hand zakte langs Barbara's schouder omlaag en omvatte een borst.

Barbara keek er enige tijd met volstrekt gedesoriënteerde blik naar. Toen brak erop haar van dronkenschap verslapte gezicht een inzicht door. Met verrassende snelheid kwam ze overeind. "Sony," zei ze. "Ik moet nog even met Helen - met Helen heb ik de hele avond nog niet gesproken."

Maar tegen de tijd dal we in de keuken water aan de kook hadden gebracht en dat in een theepot hadden gestort, was mijn onderonsje met Barbara alweer voorbij: Tom Brooks kwam onuitgenodigd binnen slenteren, de handen in zijn broekzakken. Hij had het fatsoen te vragen of hij stoorde. Dat moet je de Britten nageven.

"Welnee," zei Barbara beschonken.

"Alle actie daarginds is afgelopen," meldde Tom. 'iedereen is naar bed. En zal ik jullie eens wat vertellen? Volgens mij heeft Felix die Charlie eindelijk te pakken."

"Zo," zei Barbara. "Daar heeft hij dan ook hard genoeg zijn best voor gedaan, hard genoeg, en niet zo'n beetje." Toen verviel ze in stilzwijgen.

We dronken onze thee.

In het lamplicht dat zijn haren altijd zo mooi kleurde, goud, zonnig, honingachtig, het was werkelijk een jongen met een mooi hoofd met haar, welnu, in dat licht was te zien dat Tom nog maar amper baardgroei had. De boord van zijn overhemd was hem te wijd en onder zijn opgerolde mouwen vertoonde zijn ene magere arm een kinderlijke schram, alsof bij die middag nog in een boom was geklommen. Ik stelde me korstjes op zijn knieën voor. Jonge mensen hebben zoiets ontwapenends. Geen onwrikbare opinies, geen vooroordelen. Je kunt ze nog echt wat bijbrengen. Ze hebben de gave verbaasd te zijn. Te luisteren. En een feilloos instinct voor het juiste, het zuivere. Eigenlijk was het een mooie afsluiting van de avond dat Tom hier bij ons zat. Ik zou mijn hand door dat haar van hem hebben gehaald als ik durfde. Haren als water, zacht, prettig om aan te raken, schoon. Water heeft zoiets troostends, vindt u ook niet?

Ik wilde net iets aardigs tegen hem zeggen toen Barbara hem onverhoeds beval: "Hou mijn hand eens vast."

Tom leek een moment van zijn stuk gebracht, maar sloot toch aarzelend zijn knokige jongensvingers om de hare.

Met een zucht zei Barbara: "Dat lijkt er meer op." Ze wreef met baar duim langs de binnenkant van zijn pols. Hij staarde ernaar zoals zij zelf kort tevoren naar Harriets hand.

"Hoe oud zei je dat je vandaag was geworden, Barbara?" vroeg ik luid.

"Achttien," zei Barbara. "Ik ben al jaren achttien."

Ik besloot er maar om te lachen en veranderde van onderwerp. 'iemand nog thee?"

"Jij?" vroeg Tom aan Barbara. De uitdrukking op zijn gezicht was van verbijstering omgeslagen in een nauwelijks ingehouden enthousiasme.

"Mmm?" deed Barbara. Haar andere hand bevond zich onder het tafelblad.

"Thee," zei Tom, terwijl hij op zijn stoel verschoof.

"Ach nee," zei Barbara geconcentreerd.

"Echt niet?" vroeg hij. Zijn ogen kregen iets in zichzelf gekeerds.

"Nee, dank je," fluisterde zij, en het geluid van een rits die opengetrokken werd, was duidelijk hoorbaar, "doe voor mij geen moeite, Torn."

"Kleine moeite," zei Tom. Zijn vingers gleden langs Barbara's arm omhoog en verdwenen in de wijde mouw van haar blouse.

"Het wordt mijn tijd, geloof ik." Ik was zo geschokt dat ik niets anders kon uitbrengen.

"Ja, het is al verdomd laat," hijgde Tom, opkijkend alsof hij mijn bestaan glad was vergeten.

"Wij moesten ook maar eens," zei Barbara. Er waren rode vlekken in haar hals verschenen, maar dat was nog niets vergeleken bij de staat waarin Tom verkeerde. Straks bezorgde ze dat kind nog een hartstilstand. Bunty zou zijn bed vannacht in elk geval tevergeefs controleren.

Ik drukte mijn nagels in mijn handpalmen. Oude vrijster, dacht ik bitter en daarna, wat nog veel en veel erger was: vijfde wiel aan de wagen. Ik zat die twee in de weg. Ze wachtten met smart totdat ik zou ophoepelen. Ik was een hinderlijk obstakel. Ik werd vurig naar de maan gewenst.

Ik beefde toen ik opstond en me van het toneel verwijderde. Te veel. Ik was te veel.

Ik wist toen nog niet dat Stephen de volgende dag zou terugkeren. ?