Charlie Moreno zei enthousiast: "Ik heb eens een documentaire gezien. Ze doen het met een soort stofzuiger." Ze imiteerde het geluid. "Ze zuigen het zó uit je. En niemand die ergens over zeurt. Daar moet je in Argentinië om komen."

"Of hier," zei Harriet. "Hier krijg je een enkele reis naar de hel voor zoiets."

"Hoe komen we in vredesnaam op dit onsmakelijke onderwerp?" vroeg Felix verveeld. "Hebben we niks interessanters?"

Sarah vroeg nuffig: "Miskramen? Vind je die leuker?"

"Denk eraan, Felix," zei Harriet, "dat je miskramen niet moet vergeten te dopen. In noodgevallen verplicht de kerk leken die handeling ter plaatse te verrichten. Dus als Charlie je roept vanaf de wc, dan is het jouw taak in allerijl het slijm uit de prut te isoleren en met wat water te besprenkelen. Dan gaat het ongeboren zieltje tenminste linea recta naar de hemel. Knoop het in je oren, mi je met een goed rooms Argentijntje vrijt."

"Ren ongeboren zieltje," zei Charlie dromerig.

"Hoe gaat dat eigenlijk met invitrofertilisatie?" vroeg ik, waarop iedereen me verbaasd aankeek. "Zit er dan behalve die klont cellen ook een ziel in zo'n reageerbuis? En als ze nou gaan klonen, ja, hoe heet het, die technologie is er toch,.dan komen er misschien wel kinderen zonder ziel ter wereld."

Met een verbouwereerd gezicht zei Marcus: "Klonen, Katie?"

"Hoe komt ze erbij!" giechelde Sarah.

Ik kon mezelf wel voor mijn kop slaan. Zó zit je er nog onopgemerkt bij, en het volgende moment laat je je meeslepen door de gezelligheid, en begin je te kletsen als een kip zonder kop.

"Mooi onderwerp voor een boek, Katie. Mensen zonder ziel," zei die ene schrijver geïnteresseerd.

Ik roerde vlug in mijn koffie.

Barbara zei: "Kunnen we het niet over iels anders hebben? Van lichamen zonder ziel komen we straks op zielen zonder lichaam, en dan hebben we voordat we het weten Bunty in ons midden."

"O, geloof je opeens toch in haar?" vroeg Sarah vinnig.

"Misschien," zei Barbara. Ze tuurde tussen haar wimpers door in hel rond. Toen riep ze met gedragen stem: "Bunty, hoor je mij? Bewijs je bestaan door Walter Hyde vannacht eens flink de stuipen op het lijf te jagen. Bezorg hem de schrik van zijn leven. Ik sla achter je, Bunty!"

Ik vond het geen gek idee. Een wereldidee, eigenlijk. We zouden misschien een seance moeten houden. Doe ik ook weleens met Brenda. Dan stel ik vragen aan een glas, dat schijnt de beste methode te zijn. Dat klopt absoluut, want hel gaat heel goed met haar, zegt ze, al mist ze me natuurlijk. Maar er is veel frisse lucht in de hemel en je kunt de

regenbogen gewoon beetpakken. Net tranen van vreugde, zo voelen die aan. Zo heerlijk. Soms mag ze het kindeke Jezus vasthouden en pap voeren. Dat vindt ze het leukst. En voor rekenen haalt ze altijd een tien.

"Enig," zei Charlie geestdriftig. "Laten we een seance houden."

Maar bij die woorden liep Marrus een zichtbare huivering langs de rug. Hij mompelde dat we dan misschien ongevraagd allerlei andere zielen over de vloer kregen. Die ene schrijver zei nog dat men van de levenden doorgaans meer te vrezen heeft dan van de doden, en Felix vulde meteen aan: "Ja, en die religieuze types zijn hel meest nietsontziend van allemaal", maar we wisten dat Marcus aan zijn kleindochtertje dacht, en we werden stil.

Sarah begon aan haar sjaal te frunniken. Ik verwachtte dat ze de gelegenheid te baat zou nemen om weer eens over haar man te jeremiëren, maar ze zei niets. Ze sloot haar ogen en ademde een paar keer heel diep - hel was aangrijpend om te zien, net alsof haar verdriet eindelijk echt was.

We zuchtten allemaal gelijktijdig. "O mensen," zei Charlie benepen, "o mensen, wal een hoop doden zijn er toch."

"Ja," zei Barbara. Ze glimlachte mat.

"Toch is de dood soms ook een verlossing," zei Helen met haar kalme stem.

"Het blijft alleen zo onwerkelijk," zei Sarah stilletjes.

"Ja, dat duurt een hele tijd," beaamde ik. Alle hoofden draaiden mijn kant op. Ik ging vlug op mijn handen zitten en keek naar mijn knieën. Ik had willen -zeggen dat de doden uiteindelijk altijd beter af zijn dan de levenden, maar ik kon ineens niet meer praten. Straks zei ik opnieuw iets stoms.

"Katie? Vertel jij je verhaal nou eens," zei Barbara. "Of wil je dat niet?"

Onwillekeurig dacht ik aan toen in die kerk, tijdens de wake, toen iedereen zo'n ander verdriet had gehad dan ik, en ik kreeg het gevoel van die vogel in mijn borst weer omdat het nu om de een of andere reden heel anders leek.

"Het was toch een dochtertje?" vroeg Barbara na enige momenten van stilte voorzichtig.

Die ene schrijver schraapte zijn keel. Hij stond op. Onhandig zei hij: "Ik ga maar eens."

"Torn," riep ik gauw, "het waren de Engelsen niet. Het waren de protestanten." Ik was zo verbaasd over mezelf dat ik haast omviel. Zat ik gewoon met zo'n Brit te converseren. Als mijn pa dal zag.

"Oh," zei hij. "Ik dacht..."

"Nee, niks persoonlijks, jongen," zei ik. "Het waren die Onsterfelijken van de Ulster Freedom Fighters."

"Wat?" ademde Barbara. "Van dal geteisem dat we hier in de keuken hebben zitten?"

"Caramba," zei Charlie.

"Weet Stephen dat?" vroeg Harriet.

Marcus begon: "Stephen weet precies wat hij doet." Maar zijn eigen woorden leken hem te verwonderen, en hij zweeg abrupt.

"Hij heeft de kamer naast de mijne," riep Charlie uit. "Hij slaapt naast mij!"

"Niet dat jij veel in je eigen bed ligt," zei Harriet, "maar goed."

"Joh, Charlie, je zult zien dat hij het op mij heeft voorzien, vanwege die abortusklinieken," verzuchtte Barbara.

Sarah zei: "Iemand moet met Stephen gaan praten. Felix, als jij dat nou eens op je nam."

Felix schraapte omstandig zijn keel. "Ik heb momenteel niet zo'n goeie pers bij Stephen."

"O vooruit," zei Sarah. "dal hebben we geen van allen. Maar jij bent tenminste een Amerikaan."

"Alleen wel een hele kleine," zei Felix. "Ik begin er niet aan."

"Ik ga wel met Stephen praten," zei ik flink.

"Dat is een goeie, Katie," smaalde Harriet. "Werkelijk, ik heb in geen jaren zo gelachen."

Ernstig zei Barbara: "Jij bent een direct betrokkene. Hij zal denken dat je op wraak uit bent, of aan paranoia lijdt."

"Inderdaad, bemoei jij je er alsjeblieft niet mee," zei Sarah, "want dan verknal je het voor ons allemaal en dan zit die heilige hier met sint-juttemis nog."

"Zeg," zei Tom. "Wat dóét hij eigenlijk, die Hyde?"

"Hij eet," antwoordde Helen. Ze schoot in de lach.

"Hij maakt soldaatjes," zei Felix onverwachts. "Tinnen soldaatjes. Ja, jullie hoeven me niet zo raar aan te kijken. Hij zeulde laatst rond met een schoenendoos onder zijn arm, en toen vroeg ik hem of zijn lievelingsrat daarin zat."

"Soldaatjes?" vroeg Marcus vol belangstelling.

Felix krabde in dat rare haar van hem. "En nog niet eens zo gek, hoor. Hij giet ze zelf, en dan beschildert hij ze, een monnikenwerk, historisch helemaal correct, alle grote legers uit de geschiedenis, en..."

"Maar is dat kunst?" bitste Sarah.

"Is dat boek van jou kunst?" antwoordde Felix. "Hij is nu met de een of andere Napoleontische veldslag bezig."

"Het is natuurlijk een vorm van ambachtelijk werk," zei Marcus bedachtzaam tegen Sarah. "En de ambachten grenzen aan de kunsten."

"Kogels gieten was ook ooit een ambacht," deelde Harriet mee, "en als ik het wel heb, zijn folteraars en beulen over de hele wereld tot op de dag van vandaag trots op hun vakmanschap. Vakmanschap. Het woord zegt het al."

"Pacifiste?" vroeg Felix.

"Feministe," antwoordde Harriet. "Maar de betekenis van dat woord zal jou wel onbekend zijn.""We dwalen af," zei Tom Brooks. Hij had eigenlijk best leuke ogen. Voor een Brit dan. Ik keek gauw weer naar mijn knieën. Waarom had ik nooit een schone spijker- broek? Mijn ma zou een hartverzakking krijgen als ze me zo zag. Hel is gek, ik ben altijd van mijn ma blijven houden, al vermoed ik dat ze soms opzettelijk een oogje dichtkneep, wat mijn pa betrof. Maar kinderen houden nu eenmaal van hun moeder. Dat is een natuurwet.

"Ze huilt," zei Tom, "Katie huilt, en jullie zagen maar door over allerlei onzin."

"Ik huil nooit," zei ik, kwaad en gevleid tegelijk, en ik veegde mijn neus af aan mijn mouw.

"Hemeltje," zei Helen op haar ouderwetse manier, terwijl ze opsprong, "ik heb een lekker cognacje voor je, meisje. Jane had altijd een flesje achter de hand voor het geval..." En toen knakten haar schouders en schrompelde ze helemaal in elkaar.

"O mensen," zei Charlie terwijl ze radeloos aan haar haren trok, "o mensen, wat een hoop verdriet is er toch."

"Laten we even eikaars handen vasthouden," zei Marcus, zo luid als alleen hij kon. En toen pakte hij om te beginnen mijn hand vast, o man, en ik dacht nog wel dat hij me niet moest, en we zaten nog geen tel zo of iedereen greep elkaar beet, en toen kregen we binnen vier seconden allemaal de slappe lach van de meligheid van de situatie.

De volgende dag maakte ik zonder kater achter elkaar twee potten, ik trok ze uit de klei alsof ik God was die Adam en Eva schiep: ogenschijnlijk tegen alles bestand, maar toch zo fragiel.

Ik zat net een sigaretje te roken en een koud biertje te drinken om van de verbazing te bekomen toen er op de deur van het atelier werd geklopt. Mijn hart schoot zowat door mijn keel naar buiten. Tom, dacht ik. Ik bedoel, ik dacht eigenlijk: Stephen, maar ze vielen op de een of andere manier samen.

"Binnen," riep ik, wal ik tamelijk sjiek vond, en ook wel koeltjes. Komt die kleine jongen van Stephen binnen. Helemaal betraand, en met een soort beestenvel om. Misschien dacht hij dat hij een tijger was, of zo. Ik wist niet zeker of ik wel een kind over de vloer wilde hebben, maar ineens zag ik dat hij een verschrikkelijke bloeduitstorting had: van boven op zijn schedel liep er langs zijn slaap een paars spoor naar zijn wang. "Ben je gevallen? Heb je je bezeerd?" vroeg ik kwaad.

Hij keek me niet begrijpend aan. Ik wees naar zijn gezicht.

"O, dal," zei hij. "Die krijg ik soms gewoon vanzelf."

Ik moest mijn blik afwenden. Ga alsjeblieft weg, dacht ik, verdwijn. Maar hij ging op een van mijn krukjes zitten, sloeg zijn armen om zijn bovenlichaam en wiebelde miserabel heen en weer. "Wat is er dan?" vroeg ik met een zucht.

"Ik mag niet bij Barbara," barstte hij uit. "Ze heeft geen tijd, ze moet werken, want ze heeft eindelijk haar idee."

Zo'n kleine egoïst. Maar dat hou je toch, met kinderen. Alles draait om wat zij willen. Geloof mij maar, het zijn ware tirannen. Nou, dan wil je hand heus weieens uitschieten. "Maar ze hoort ook te werken," zei ik bars. "Ze is jouw oppas niet."

Keek dat jong me toch vuil aan. Maar ik staarde knalhard terug. Toen haalde hij luidruchtig zijn neus op en zei, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was: "Ik kom bij je kleien."

"Hoezo? Vergeet het maar."

"Anders zit jij hier ook maar alleen."

Nu stond ik toch werkelijk paf. "Nou en?" riep ik uit.

"Jij bent altijd alleen. Dat is niet goed, zegt mama. Mama zei zelf: ga Katie maar een beetje gezelschap houden."

"Dat verzin je, liegbeest."

Hij keek om zich heen met een soort kwiekheid waar ik niet goed van werd. "Ik wil wel zo'n vaas voor Barbara maken," deelde hij mee.

"Dal zijn potten, uilskuiken."

"Is dat moeilijk?"

"Ja. Ik ben de enige die dat kan. Op de hele wereld. Alleen ik..." en toen raakte ik de draad kwijt, want alleen is nog iets anders dan eenzaam, dat vergeten de mensen, bij de gedachte dat iemand alleen zit, worden ze al zenuwachtig en dan sturen ze Jan Rap en z'n maat op je af'om je gezélschap te houden, nou, als ik gezelschap wil, kan ik daar zelf wel voor zorgen, hartelijk dank, ik ben toch geen kneus die ze met de kerst moeten uitnodigen of zo niemand die dat ooit doet, dus met mij is niks loos. "Ik vertel het aan je vader, hoor, dal je me van m'n werk afhoudt," dreigde ik.

Beryl schoot recht overeind. Hij werd spierwit. Hij begon te beven. "Niet doen, Katie," zei hij kleintjes. "Alsjeblieft niet, Katie."

Ik ben heus geen monster. "Oké," zei ik. "Als je nou tenminste meteen oplazert."

"Maar dan heb ik geen vaas voor Barbara."

"Een pot!"

"Ik denk dat ze een vaas leuker vindt." Hij keek me aan met dat rotsvaste vertrouwen dat alleen kinderen in hun blik kunnen leggen. En daar had-ie me mee. Ik was in één klap om. Want elke keer dat een kind zo naar je kijkt, krijg je volgens mij de kans iets uit het verleden goed te maken. Het zou best kunnen dat kinderen daarvoor bedoeld zijn.Dus dat werd kleien met tante Katie. En het gekke was, ik kreeg er nog lol in ook. Dat binkie was best handig. Een vaas, getverjetje - ik zou persoonlijk niet weten hoe je een vaas maakt, maar toen ik tegen hem had gezegd dat hij om Ie beginnen maar eens wat klei moest uitrollen, frunnikte hij die plak zelf tot een soort toeter waaraan hij met zijn garnalenduimpjes een mooi randje ging stulpen. We waren al glazuur aan hel maken toen hij ineens zei: "Ik geloof dat ik inspiratie heb, Katie," zot kind, en uit de restjes van de klei draaide hij sliertjes waarvan hij piepkleine ornamentjes frutselde, bloempjes, denk ik.

Ik liet hem even prutsen, je moet het niet allemaal voorkauwen, en het was tenslotte zijn inspiratie, maar toen zijn friemels van de vaas bleven vallen zei ik: "Even opruwen," en hij pakte meteen een spateltje en kraste daarmee, let wel, zowel in de vaas als in die frutsels, en vervolgens maakte hij een gebaar dat ik nog nooit door andere handen heb zien uitvoeren dan door de mijne, ik noem het altijd schroeven, je schroeft de klei op de klei, niet dat ik veel met ornamenten werk, maar soms geef ik een pot een handvat, en dat doe je precies zo.

Ik was doodsbenauwd toen ik zijn kunstwerk in het oventje legde. Ik bak mijn eigen potten altijd maar half af, omdat hel glazuur minder opgelegd is als het op nog tamelijk rauwe klei gaat, dus ik weet geen bal van temperaturen die waterdichtheid garanderen. Ik stond nog te twijfelen bij de knoppen, want stel je voor dat Beryls vaas zou knappen, toen hij met een tevreden zucht zei: "Nou wil ik wel thee."

"Engerd! Je lijkt die Onsterfelijke wel."

Hij keek me vragend aan. "Waker Hyde," zei ik.

"O, die." Hij sjorde het tijgervel om zich heen en ging zitten schommelen op zijn krukje.

"Wat is er nou ineens?"

"Niks."

"Nou, mij best." Ik gooide er nog twintig graden op. Tien minuten? Vijftien? Ik ergerde me dood aan mijn eigen ge- weifel. Ik snauwde: "Is dat glazuur nou klaar?" Toen ik geen antwoord kreeg, draaide ik me om.

Beryl had zijn handen tussen zijn knieën gewrongen. Zijn beurse koppie hing naar beneden. Hij mompelde: "Walter zegt dat ik naar de hel ga."

Jezusmina, alles komt altijd tegelijk. Ik draaide de oven uit. Ik deed hem weer aan. Ik roerde in het glas met glazuur: nu was het groen, maar straks zou het paars zijn, en zo is het hele leven volgens mij. De dingen zijn nooit wat ze lijken. "En waarom denkt-ie dat?"

"Iedereen die zich niet laat wederdopen gaat naar de hel."

Ik zag levendig voor me hoe die vieze papzak zich over dat kind heen boog om hem een godstabernakelse schrik aan te jagen. Zo'n grote kwast tegenover een klein, breekbaar kind als Beryl. Hola, opgepast: in zulke termen mocht ik niet aan Beryl denken. Aan vertedering kun je niet beginnen. Daar word je zwak van.

"Ik moet opschieten, zegt Walter," fluisterde Beryl. "Nu het nog kan."

"Nu wat nog kan, stommeling?" schreeuwde ik, want van mijn eigen hulpeloosheid word ik altijd woedend.

Het kind keek me geschrokken aan. "Wederdopen. Hij zegt dat dat moet voordat ik mijn morfinepomp krijg. Want dan ben ik be... dan ben ik benéveld, en dan geldt het niet meer."

"Zegt wie?"

"Walter!"

"En wie is Walter helemaal?" brulde ik.

Schuw zei Beryl: "Walter Hyde."

Ik rukte de oven open. Een helse hitte sprong me tegemoet. Daar dat vette lichaam in te duwen wal zou het sissen en spetteren. O ja, als ze maar een zieltje konden bemachtigen! Met Brenda was het net zo gegaan. Pas toen ze geen problemen meer veroorzaakte en in haar kistje lag, wilden de papen haar wel weer hebben. "Ik geloof niet in de hel," schreeuwde ik. "Ik geloof alleen maar in de hemel! Alle kinderen gaan rechtstreeks naar de hemel. Rechtstreeks! Allemaal!" Ik draaide de oven uil. De vorm van de vaas was veranderd. Net een opgerolde oude krant. "En meteen glazuren," snauwde ik.

Maar Beryl begon te huilen. "Nu ben jij ook al kwaad op mij," snikte hij. "Net als papa. Toen ik het aan papa vertelde..."

Crimineel, op slag zag ik het licht: Stephen zou die slijmerd natuurlijk meteen van het toneel verwijderen als die zijn kind liep op te fokken. "Allicht dat papa boos was! ledereen zou boos zijn."

"Papa zei dat ik mijn brutale mond moest houden omdat Walter een zegen voor ons allemaal is."

"Het zou inderdaad een zegen voor ons zijn als die wandelende frikadel verdween."

"Maar hij moet juist blijven, Katie!"

"Dat heb je dan verkeerd begrepen."

"Oh," zei Beryl. Hij hikte even. Toen pakte hij met een opgelucht gezicht het glas met glazuur en begon zijn opgerolde krant af te werken.

Ik nam gauw nog een biertje. Ik begreep niet waarom ik ineens zo gespannen was. Net alsof er iets niet klopte. Maar ik had van Stephen geleerd dat ik op zulke momenten gewoon moest gaan drinken, en dan viel alles weer van me af.

"Kan ik hem straks meteen aan Barbara geven?" vroeg Beryl.

"Als hij droog is," zei ik. Ik maakte nog een flesje open. Het was tenslotte al half drie.

"Duurt dat lang?"

"Een nachtje." Ik nam een paar grote slokken.

"Dus morgenochtend pas?"

"Zeg," zei ik, want drank heeft één nadeel en dat is dat je er een beetje traag door wordt en de dingen soms pas aan de late kant doorkrijgt, "ben jij soms verliefd, of zo?"

"Ja," zei Beryl. Hij bewerkte een van zijn frutsels met glazuur. Toen vervolgde hij: "Weet je, ik heb een eed gezworen. Als iemand Barbara kwaad doet, dan vermoord ik hem.""Heel verstandig," zei ik. "Maar wie zou Barbara wat willen doen? En trouwens, Tom beschermt haar wel." En meteen kreeg ik het gevoel dat ik in een lift zat die keihard naar beneden suisde, en er kwam een enorme droefenis over me, wat een groot woord is, maar het was niet anders: ik dacht nog maar één ding: ik dacht: nondeju, ik ben een vrouw alleen.

Gek, dal had me nooit eerder een klap kunnen schelen. Of misschien had ik er gewoon niet eerder bij stilgestaan dat hel ook anders kon.

Ik liep er dagen mee rond, met dat. gevoel. Het ging niet weg. Elke ochtend keek ik al vóór het ontbijt of de deur van Stephens kantoor open stond, ten teken dat hij gestoord mocht worden. Maar als ik het kantoor open trof, was het leeg, op Julia na. Andere keren zag ik hem achter de gesloten glazen deur zitten. Afhankelijk van hoe hij aan zijn bureau zat, was de mooie of de lelijke kant van zijn gezicht te zien. Ik vroeg me af welke helft me het liefst was, maar ik kon niet besluiten. Soms leunde ik uren tegen de muur in de hoop dat hij even mijn kant zou uitkijken en al die tijd deed ik mijn uiterste best er bij te staan alsof ik daar toevallig net stond, een paar seconden nog maar.

Ik kon er 's nachts gewoon niet van slapen en daardoor weet ik zeker dat ik klaarwakker was toen ik op een keer in het donker een soort suizelen hoorde. Ik spitste mijn oren. I Iet moesten die verdomde waterleidingbuizen zijn. Ik wilde me alweer omdraaien, maar het geluid kwam ruisend naderbij, als kleren die zacht tegen elkaar bewogen, tot vlak aan de rand van mijn bed, en plotseling rook ik heel zwak de geur van lelietjes-van-dalen.

Voordat ik me lam kon schrikken, werd ik vreemd genoeg heel kalm. Het was eigenlijk nogal prettig, dat zoete luchtje, dat vredige geruis. Alsof iemand naast mijn bed kwam zitten om zorgzaam te wachten totdat ik veilig zou inslapen. Nou, dat is niet iets waarmee ik in mijn leven ben verwend. Dat ze tyfushoer tegen je roepen als je even wegdommelt, dat is meer hoe ik het ken. "Bunty?" fluisterde ik. "Ben jij dat?"

Met al mijn zintuigen probeerde ik de duisternis te doorboren, net zoals ik vroeger thuis ook vaak met ingehouden adem in bed had gelegen, bedacht op elk kraken dat mijn kant op kwam —hij dacht dat hij het doodstil deed, maar ik hoorde hem altijd van mijlenver aankomen, vroeg genoeg om mijn ogen dicht te knijpen en te doen alsof ik sliep, al maakte hem dat niets uit. Maar nu hield ik mijn ogen wijdopen, nu had ik niets te vrezen, en terwijl ik voor me uit staarde, werd het volstrekte duister van de nacht als het ware een lei die een rustige hand voor me schoonwiste. Je hoeft niet altijd te blijven wie je was, weet je. Ik zal niet beweren dat het simpel is, maar je kunt het verleden begraven. Net wat Stephen altijd zei. Met was net alsof iemand die woorden in het stikkedonker hardop uitsprak. "Bunty," mompelde ik, "blijf bij me."

Maar ik voelde dat ze al week, en toen begreep ik ook iets anders: dat alleen zijn onvermijdelijk is, jongen. Uiteindelijk kan geen hond je problemen oplossen. Uiteindelijk staat iedereen er alleen voor, zelfs degenen die wel vijfhonderd mensen om zich heen hebben. Dat maakt niet uit. Dat maakt niets uit. En ik schaamde me omdat ik bereid was geweest urenlang op een koude gang te posten om mijn eenzaamheid op te heffen. In plaats van te beseffen dat dat het enige, waarschijnlijk het enige is dat alle mensen met elkaar verbindt.

Oh, en zo gelukkig als ik wakker werd! Net als op nieuwjaarsdag, wanneer je barst van de goede voornemens die je nog niet in de praktijk hebt hoeven brengen. Ik voelde me ontzettend zuiver.Ik maakte roerei voor mezelf, de duivel mag weten waar ik dal vandaan haalde want ik ben meer iemand van een stuk brood of fish-and-chips, ik heb zelfs nog nooit een koekepan bezeten. Afwassen. Mij niet gezien.

"Jij ziet eruit alsof je lekker hebt geslapen," zei Tom Brooks, en ik antwoordde heel gewoon: "Ja."

Barbara zei: "Hu, en ik had nog wel het gevoel dat het vannacht spookte in huis."

"Ja, dat klopt," zei ik, "maar Bunty was bij mij, hoor."

Zelfs Sarah en Harriet hingen meteen aan mijn lippen. Olympia sloeg geen ooglid op terwijl ik mijn verhaal vertelde, maar haar oude hoofd knikte toen ik het over de geur van lelietjes-van-dalen had: ja kind, zo is dat, kind.

Ik was pas halverwege mijn verslag toen de Onsterfelijke me snorkend onderbrak. "Onzin," bracht hij mei volle mond uit. I lij had bacon gebakken zonder de afzuigkap aan te zetten, en hoe hij nu zijn ontbijt naar binnen werkte, was geen fris gezicht, ledereen keek hem furieus aan. "Hoe bedoel je, onzin?" vroeg Marcus luid.

Walter nam niet eens de moeite om zijn mond af te vegen. Hij lachte galmend. "Bijgeloof!" zei hij. "Puur heidendom." I let was niet om aan te zien, met die draden in zijn mondhoeken en dat vet op zijn kin. Maar het ergste was die protestante blik in zijn ogen: Walter Hyde was de enige die wist hoe alles werkelijk zat. Hij was immers uitverkoren, dat hield hij ons wel tien maal per dag voor, en als het uur van armageddon aanbrak, dan zou hij zó, floep, naar een hemels baldakijn worden getransporteerd vanwaar hij zou toezien hoe wij allemaal omkwamen in regens van vuur en kokende lava. Openbaringen, vers 20. De onwaardigen zouden het eerst gaan, te weten vrouwen en joden. Plus de zigeuners, de gehandicapten en iedereen die niet loepzuiver heteroseksueel was, geloof ik. Het was nogal een lijst.

"Als ik word opgenomen," sprak de Onsterfelijke minzaam, "clan hebben jullie afgodsdienaars het nakijken."

"Afgodsdienaars?" riep Sarah uit. "We hebben het gewoon over onze Bunty."

"Bijgeloof is de religie van de goddelozen," kwaakte Walter Hyde. Nooit kwam er iets anders dan zo'n voorgebakken zin uil zijn mond. Het leek hem niette deren dal de overtuigingskracht daarvan gering was. Hij was minder iemand van het bekeren dan van het gelijk, want, zo zei hij een keer, Jezus zond zijn discipelen weliswaar uit om vissers van mensen te worden, maar niet om de gehele vissenkom te reinigen: er moesten wel wat heidenen overblijven voor de vuurzeeën.

"Staat er niet ook in de bijbel: onderzoek alles en behoud het goede?" vroeg Barbara, redelijk als altijd.

De Onsterfelijke snoof minachtend.

"Jongeman," zei Marcus, "ik kom al tien jaar op Kerrimagannagh, en ik kan je met zekerheid vertellen dat het nog nooit goed is afgelopen met lieden die met Bunty spotten."

De Onsterfelijke sopte met een stuk brood zijn bord schoon. Hij zei: "Jullie zijn bereid in alles te geloven behalve in het Woord."

"Het Woord," zei Harriet met al haar gezag als ex-non, "maakt zich helaas nooit kenbaar, dat is een groot probleem van het Woord. Bunty manifesteert zich tenminste aan ons."

"Gods wegen zijn zeker zo manifest," zei Walter Hyde. Hij liet een boer. "Althans, voor hen die willen zien."

"Kom," zei Helen nadrukkelijk, "ik ga maar weer eens aan de slag."Dat leek ons plotseling allemaal het beste. Dus zaten we even later met z'n allen op haar atelier. Zelfs Olympia was van de partij. Ze bestudeerde enige tijd met kippige blik Helens gruwelijke tekeningen van doorgezaagde borstkassen en openliggende spierbundels. Na haar inzinking was Helen weer op volle stoom. Je stond er versteld van wat die op een dag kon produceren. Maar niemand was meer dan vluchtig in haar nieuwe aanwinsten geïnteresseerd. Er was tegenwoordig immers maar één gespreksonderwerp.

"Die man," barstte Olympia uit, "die man ontheiligt Kerrimagannagh met zijn gebazel over Bunty."

"Ach Olympia," zei Helen, "dat woord heb ik je al eerder horen gebruiken, maar toen ging het over heel andere zaken. Je overdrijft. We moeten hem gewoon negeren."

"Overdrijven? Negeren?" riep Olympia. "Maar Bunty is de ziel van Kerrimagannagh."

"Heel juist," zei Felix, die we nooit eerder op enig geloof in Bunty hadden kunnen betrappen. Maar nu Walter Hyde haar bestaan zo botweg had weggewimpeld, nu was er geen plaats meer voor twijfel. Handen af van Bunty.

"Ik voorzie een drama als we die windbuil niet intomen," sprak Olympia. "Denk maar niet dal Bunty ongevoelig is voor zijn vibraties."

"Kan er niet iemand met St^phen gaan praten?" herhaalde Sarah klaaglijk haar refrein. We keken elkaar wat ongemakkelijk aan. Niemand zei het hardop, maar we dachten het allemaal: waarom greep Stephen niet in? Je zou verwachten dat hij zo'11 gore kwezel het huis uil zou slaan, gelijk Jezus de tollenaars en farizeeërs uit de tempel had verdreven.

"Maar eigenlijk hebben we nauwelijks iets tegen Hyde in te brengen," zei Marcus zachtzinnig. "Behalve dat we ons dood aan hem ergeren."

"Klopt," zei Barbara. Ze stond op en rekte zich uit. "Sorry jongens, maar ik moet naar mijn studio." Zoals die tegenwoordig aan het werk was, dat had iets mirakels. En hel was ontzettend stom van Walter Hyde dal hij uitgerekend haar tot slachtoffer koos.

Het gebeurde een paar dagen later, op een barre avond met hagelbuien en rukwinden die de ramen deden klepperen. Echt een avond voor een paar goede spookverhalen. Er zijn dingen waarvoor je nooit te oud bent.

Gezien Walter Hydes geringe belangstelling voor het bovennatuurlijke zorgden we ervoor dat zijn stoel buiten de kring viel toen we na het eten rond het haardvuur schoven voor onze verhalen. Sarah begon. Ze was werkelijk heel goed, met die hese stem van haar, en die kromme schouders. L)e rillingen liepen me meteen heerlijk over de rug. Ik zag dat Barbara Toms arm vastgreep, maar dat gaf' niet nu ik er verder zo gezellig bij zat. Ik voelde me echt het gebraden haasje, en toen het mijn beurt was, vertelde ik het verhaal van mijn ma, over de losse hand die ze een keer op slag van middernacht onder de hare had gevoeld toen ze de trapleuning beetpakte.

Ik was nog niet klaar of schuin achter me merkte Walter Hyde met zijn femelgeluid op: "Er is altijd een redelijke verklaring voor zulke dingen."

Had dat stuk spekvet nou nooit een andere missie dan het bederven van de stemming? We wierpen hem woedende blikken toe.

"Het is de Boze die al dal bijgeloof in jullie zielen plant," vervolgde de Onsterfelijke. "Zoals bij de profeet geschreven staat, men dient..."

"Kennen jullie het verhaal van de ingekerkerde non van Bealaclugga?" vroeg Harriet luid.

We herademden. We keerden Walter Hyde de rug toe.

"Vertel," zei Marcus mei zijn hand achter zijn dove oor.

Harriets geschiedenis was een lange vertelling vol wendingen die je de haren te berge deden rijzen. We hóórden de ingemetselde non gewoon jammeren, maar, besloot Harriet met een grafstem, ze jammerde tevergeefs. We keken elkaar benard aan in het flakkerende schijnsel van het vuur. Om ons heen kreunde hel huis in de storm. We schrokken ons een ongeluk toen Walter Hyde op de achtergrond ineens op lugubere toon vroeg: "Heeft een van jullie weieens opgesloten gezeten in een kast?"

Het was zo ongewoon hem niet in psalmen te horen spreken dat we even van ons stuk waren.

De Onsterfelijke herhaalde zijn vraag.

Felix pookte in het vuur. Charlie bestudeerde haar nagels en geeuwde. Harriet krabde aan haar arm.

"Of in een andere kleine, donkere ruimte?" vroeg Walter Hyde met iets desperaats in zijn stem. "Ik anders wel."

We wisselden onderling tersluikse blikken. We waren al gewend dwars door hem heen te kijken als hij tegenover ons aan tafel zat —we konden hem voortaan net zo goed integraal negeren.

"Ik wel," zei de Onsterfelijke opnieuw. "Zeg, zijn jullie doof, of zo?" Hij lachte onzeker terwijl hij zijn stoel dichterbij schoof, alsof hij zich in de kring wilde wringen. "Ik zei wal."

"Charlie, jij bent," zei Harriet.

Walter Hyde stond op. Even dacht ik dat hij zich lijfelijk in ons midden zou storten. Maar hij bleef staan waar hij stond, met slap afhangende armen en zijn dikke kop wat vooruitgestoken. "Dat verhaal van die non is niks vergeleken bij wat ik heb meegemaakt. Als jullie maar weten dat de werkelijkheid heel wat gruwelijker kan zijn dan al die verzinsels van jullie bij elkaar. Ik was pas een jaar of vier toen ik..."

"Dan zul je wel een lastig kind zijn geweest," zei Sarah zonder hem aan te kijken, "als je ouders je moesten opsluiten."

"Nee," zei Walter Hyde, "het was in het weeshuis."

"Nou Charlie, komt er nog wat van?" vroeg Harriet dwingend.

"Wat ik jullie nu ga vertellen," zei Charlie na een kort zwijgen, "is waar gebeurd. Zo waar als ik hier zit. Er is geen woord gelogen bij. De werkelijkheid is vaak immers stukken gruwelijker dan alle verzinsels bij elkaar. Nietwaar, Walter?"

We gnuifden onderdrukt Charlie vervolgde: "Mijn overgrootmoeder ontdekte op een dag dat er bloed op een stapel lakens in de linnenkast zat. Nou was ze bepaald niet bang uitgevallen, maar bij deze aanblik..."

Met monotone stem hernam Walter Hyde achter ons: "Om niks sloten ze je op. Om niks. Urenlang." De spuug belletjes in zijn mondhoeken waren haast hoorbaar. "Ik kan de sleutel nog horen knarsen in het slot."

"Bij deze aanblik," improviseerde Charlie met glinsterende ogen, "wierp mijn overgrootmoeder de deur dicht en draaide de sleutel knarsend op slot. Toen repte zij zich door de donkere gang..."

"In het donker," beaamde Walter Hyde als in trance. "Hele dagen heten ze je in hel stikdonker aan je lot over. Als ik eraan denk, breekt het zweet me nog uit. Ik..."

Felix onderbrak hem: "Maar gelukkig heb je veel steun aan je geloof. Vooruit Moreno. Wat deed dal ouwe mens met die lakens?"

"Hé," zei Walter Hyde smekend. "Toe, jongens. Het komt door die ingekerkerde non. Ik kan niet tegen zulke woorden. Dat haalt alles weer bij me boven."

We keken allemaal gegeneerd de andere kant uit.

"Waarom moet een klein kind zo behandeld worden?" vroeg Walter Hyde schril.

"Wel, Walter," zei Harriet met haar blik op het vuur gericht, "zoals je daareven zelf zei: voor alles is altijd een verklaring. Altijd."

"Zoals ook mijn overgrootmoeder moest constateren toen zij in de gang een bloedspoor gewaar werd," vervolgde Charlie snel.Maar mijn aandacht dwaalde af. Ik kon het niet helpen: ik stelde me Walter H yde voor als een bang kind, overgeleverd aan de genade van brute volwassenen. Als ze je als een beest behandelen, word je er uiteindelijk ook een. Vertel mij wal. Of had hij ons maar wat op de mouw gespeld, om onze sympathie op te wekken? Ik wierp een vlugge blik opzij. "I lij is weg," siste ik.

Meteen vroeg Barbara: "Gaan we niet te ver? Het geeft ine een akelig gevoel hem zo als lucht te behandelen."

"Wees geen doetje," viel Harriet uit. "Die man heeft een olifantshuid en een bord voor zijn kop."

"Ik ben het anders wel met Barbara eens," zei Marcus.

"Hè ja, Marcus," snauwde Sarah. "Luister, als wij hem vertellen dat hij voortaan zijn eigen stront mag vreten, dan vreet hij voortaan zijn eigen stront. Begrepen?"

Op dat moment weerklonk het geluid van slepende voetstappen in de lange, hoge gang. Sodemieters, dat hakte erin, na al die jammerende geesten en voorvaderlijke zielen, al waren we dan honderd keer verstandige volwassenen. Olympia begon zwaar te zuchten, Helen sloeg haar handen voor haar ogen, Tom greep de pook en Charlie dook onder Felix' arm. Toen ging de deur open en de Onsterfelijke kwam weer binnen met het uitgestreken gezicht van een vent die alleen maar even is wezen pissen.

"Is er nog whiskey?" vroeg Helen zwakjes.

"Hier, schoonheid," zei Felix terwijl hij haar inschonk. Die avond was het zijn lies. \'Ve namen tegenwoordig om de beurt iets te drinken mee. Die Hyde was de enige die nog nooit een druppel had ingebracht, dus het was niet meer dan redelijk dat we hem nu ook niets aanboden. Zeg nou zelf.

"Barbara," zei Sarah, "hebben ze in dat land van jou nog goeie griezelverhalen die wij hier niet kennen?"

"Nee," kwam Harriet tussenbeide, "daar hebben ze alleen maar abortusklinieken." Ze begon te giechelen.

We wachtten gespannen op het commentaar van de Onsterfelijke. Maar uitgerekend nu hield hij zijn kaken op elkaar.

"Daar doen wij hier niet aan, hoor, aan abortus," teemde Harriet. "Als iemand het verdient straks massaal, als groep, te worden opgenomen dan zijn wij het wel."

Charlie vroeg met een verwonderd stemmetje: "Hoe zou dat eigenlijk gaan bij opname van de gemeente? Weten jullie dat? Ontsporen er dan overal treinen doordat de machinist ineens is gaan hemelen? Storten vliegtuigen neer doordat de cockpit plotseling leeg is? Valt links en rechts de elektriciteit uit doordat in de centrales de sleutelposten onbezet raken?"

"Als we maar behoorlijk ondergoed aan hebben als het uur der wrake daar is," zei Sarah monter. "Dat we niet gekleed in veiligheidsspelden voor Gods troon moeten verschijnen."

"Of met de bebloede breinaald nog in de hand," zei Harriet.

Barbara zat verwoed met haar ogen te werken om haar te laten ophouden, maar Walter Hyde gaf geen sjoege. Zo was er weinig aan. Ik voelde mijn bloed koken. Een beetje zitten zwijgen! Wat was dat voor superieur gedoe? Waar bleef hij nou met z'n bijbelteksten? In de lange stilte die volgde na Harriets woorden was het loeien van de wind te horen.

Toen sprong Barbara op. "Heden, het is al veel te laat voor mij," zei ze. Je stond er eigenlijk nooit zo bij stil, maar ze was natuurlijk niet gezond.

"Als we maar kunnen slapen, na al die verhalen," zei ik. Ik had helemaal geen zin naar mijn kamer te gaan. Ik wilde die Hyde uit zijn hol roken.

"Hè nee, herinner me er niet aan," zei Helen. "Ik was ze net vergeten. Nou moet ik weer uren bijkomen."

"Uren?" bromde Olympia. "Welnee, hel is nog slechts een kwestie van minuten."

"O jee," zei Helen tegen ons, "ze krijgt het weer. Misschien had ze geen whiskey moeten drinken. Olympia? Zal ik je naar bed brengen?"

En al die tijd, maar dat besefte ik pas later, hoorden we Walter Hyde op de achtergrond ademhalen, heel oppervlakkig en jachtig.

"Nou lui, tot morgen," zei Barbara.

"Torn komt zo," zei Harriet zuur, en we lachten allemaal.

We wilden net aan een spelletje Trivial Pursuit beginnen, we hadden de doos al gepakt en de kaartjes geschud, Marcus zou beginnen, toen we Barbara boven hoorden gillen.

We vlogen met z'n allen omhoog over de trap die alleen Felix en zij gebruikten; wij waren namelijk vlugger bij onze kamers via de oude achtertrap, de bedienden trap. Ze zat, nee, ze lag, ze lag op de overloop. Ze bibberde als een piepkuiken. Harriet, gek is dat, Harriet was zo attent geweest een glas whiskey mee naar boven te nemen. Ze zette het aan Barbara's lippen, ze liet haar drinken.

Barbara hikte en slikte. Ze zei: "Ik schaam me dood maar toen ik mijn deur opendeed, werd ik ruggelings de kamer uitgesmeten. Ik dacht... ik dacht dat er iets vreselijks op mijn kamer was... ik schrok me wild."

Felix opende de deur van haar kamer op een kier. Een huilende wind stootte hem opzij en blies ons zowat uit het trapportaal weg. Hij sloot de deur snel en zei kalmpjes: "Licht in m'n ogen, je hebt gewoon je raam open laten staan."

"Ik?" zei Barbara. Barbara die het altijd koud had. Barbara die geen kachel op haar kamer had. Barbara die in de keuken bijna in de haard kroop. Barbara zou een raam openzetten? "Ik heb zelfs nooit geprobeerd of het open kon," stamelde ze.

"Laten we eerst maar eens kijken of het weer dicht kan," zei Tom. Samen met Felix worstelde hij zich naar binnen. We hoorden ze tegen elkaar schreeuwen. Gebonk, gedreun, en meer van die mannen dingen. Even later stapten ze weer naar buiten. "De kust is veilig," zei Tom.Over zijn schouder heen zagen we de ravage: kledingstukken, boeken, toiletartikelen, vellen papier, zelfs de lakens en dekens van Barbara's bed lagen in het rond.

Harriet vroeg: "Hoe kan dat raam zomaar losslaan? Bij mij zit er een pinnetje in het kozijn waarop je je nagels bijna breekt."

Tom wipte op zijn voeten heen en weer. "De pin was eruit. Dus een spook heb je in elk geval niet op je kamer gehad, Barbara."

Felix vroeg veelbetekenend: "Wie beweerde er ook alweer dat vreemde verschijnselen altijd een verklaarbare oorzaak hebben?"

"Grapje," zei Walter Hyde.

We zwegen.

"Het leek me wel toepasselijk, na al die spookverhalen."

We zwegen.

"Jullie halen ook de hele tijd streken met elkaar uit."

We zwegen.

"Hèhèhè," lachte Walter Hyde schor. "Ik vond hel zelf anders nogal een goeie."

We zwegen.

"Ik ben heus niet altijd zwaar op de hand," lichtte Walter Hyde toe. "Met mij kun je ook best lachen. Hèhèhè."

We zwegen.

"Ik ken een goeie bak. Over die boer die naar Limerick ging om zijn geit te verkopen. Kennen jullie die?" Zijn stem sloeg over.

Charlie hief langzaam haar hand. Fatima's hand, om het boze oog te weren. Andere handen schoten eveneens in de lucht.

"Ook hallo," zei Walter Hyde. "Hallo, jongens. Even goeie vrienden?" Een opgeluchte glimlach deed zijn dikke wangen trillen.

We hielden onze handen geheven.

"Dus alles is vergeten en vergeven?"

We lieten onze handen zakken.

"Gaat die boer naar Limerick..."

We stonden allemaal tegelijk op en verlieten de keuken.

"Mijn vaas is omgewaaid en stukgevallen," zei Beryl ontdaan. "Ik ga hem... ik ga hem een stomp in z'n buik geven en dan trek ik, dan trek ik z'n darmen eruit en leg er een dubbele knoop in." Hij friemelde met zijn dunne vingertjes alsof hij zijn veters strikte.

"We maken wel een nieuwe," zei ik, maar hij schudde moedeloos het hoofd en ik wist dat hij gelijk had, want kapot blijft kapot en geen twaalf nieuwe vazen zouden die eerste ooit kunnen vervangen: geen versierseltje zou hetzelfde uitvallen, alles zou een slap aftreksel zijn van het vorige exemplaar. Geen enkele vaas op de hele wereld was in feite meer onbezoedeld, de bestaande niet en de nog te maken vazen evenmin, nu door Walter Hydes toedoen die ene was gebroken - alsof hij hem persoonlijk uit z'n vette klauwen had laten glippen.

O, waarom is er nooit gerechtigheid? Waarom kunnen sommigen ongestraft vernietigen en verwoesten, en zitten anderen altijd met de brokken?

"En straks doet-ie het nog een keer! Ik moet Barbara beschermen, Katie! Dat heb ik gezworen!" riep Beryl in tranen uit. "O help me! Help me toch!"

Ik begon zelf zowat te janken. Dat zo'n kind aanneemt dat je als groot mens alles wel zult oplossen. Dat onvoorwaardelijke vertrouwen dat ze in je stellen, hoe vaak je het ook beschaamt. Maar ditmaal zou ik verantwoordelijk handelen. Ik liet me op mijn knieën zakken en greep hem bij zijn schouders. "Zolang je je eed maarniet breekt is er niets aan de hand, Beryl," troostte ik. "Echt niet, maak je maar geen zorgen.""Maar wat moet ik dan doen?" riep hij uit. Zijn gezicht vertrok zenuwachtig. I lij maakte zich los uit mijn greep en begon koortsachtig heen en weer te dribbelen, hier en daar mijn gereedschap aanrakend. "Ik weet niks," jammerde hij. "Ik kan helemaal niks verzinnen om Barbara te beschermen."

"Jawel," zei ik. "Denk na! Denk goed na!" Ik kon zelf ook niet langer blijven zitten, ik sprong overeind en ijsbeerde op en neer. Ik dacht: logisch blijven jongelui, dit is een hummel van acht jaar. Net zo oud als Brenda was toen ze erop uil werd gestuurd om in een andere klas wat krijt te lenen. Wal kon zo'n kleine kriel in z'n eentje? Die kon Barbara niet beschermen. Die kon zichzelf niet eens beschermen. Maar daar ging het ook niet om. Ik moest hem gewoon op een idee brengen, hoe mal ook. Als hij maar wist dat hij zijn eed getrouw was, zodat-ie fier op zichzelf kon zijn. "Een val," zei ik in het wilde weg. Klonk dat goed of niet? "We ontwerpen een speciale Walter Hyde val."

Beryl kermde. "Maar hoe dan? Hoe dan?"

Bij God, ik kreeg dat gevoel in mijn handen weer, ik moest ze achter mijn rug in elkaar slaan. Maar ik had mezelf onder controle. Dit keer zou ik het goed doen.

Op dat moment ademde Beryl opgelucht uit. Hij kreeg weer kleur op zijn wangen. "Ja," zei hij zacht. "Ik zet een val. Ik weet het al. Heb je een stuk touw voor me?"

Intussen had Sarah een petitie opgesteld. Nu de Onsterfelijke huisvredebreuk had gepleegd, zoals zij het noemde, viel er eindelijk een concrete klacht tegen hem in te dienen. Het kostte weinig moeite de handtekeningen te verzamelen, maar voor het overhandigen van het stuk meldden zich geen vrijwilligers. Er werd dus om geloot wie het naar Stephen zou brengen. Drie keer raden wie de gelukkige was. Ditmaal maakte niemand tegenwerpingen.

Maar toen ik al mijn moed bij elkaar had en met de petitie naar het kantoor ging, was de glazen deur gesloten. Zou ik voor de gelegenheid durven aankloppen? Ik kwam Stephen tenslotte niet echt storen, ik kwam alleen maar iets afgeven. Hij zat wat schuin in zijn stoel zodat ik de kant van zijn gezicht zag die het minst ontzag inboezemde. Boven het uitpuilende oog wist ik het sikkelvormige, bijna onzichtbare littekentje, en ik moest denken aan wat hij tegen me had gezegd toen hij net terug was uit Parijs. Ik kon heus wel een potje bij hem breken. Maar om de een of andere reden leken mijn voeten vastgeklonken aan de vloer. Man, er was veel te veel verlangen in me samengebald, en dat loopt nooit goed af.

Ik weet niet meer hoe lang ik er al als een uithangbord bij stond toen ik iemand hoorde schuifelen. En verdomd, vlak naast me bleek de Onsterfelijke zich pontificaal te hebben opgesteld. Hij had zo'n minne manier om je ongezien te besluipen en je een doodsschrik te bezorgen. Mooi dat ik me niet op dezelfde vierkante meter wilde bevinden als Walter Hyde, en al helemaal niet met dat stuk dat ik op zak had. Maar op het moment dat ik hem mijn zolen wilde laten zien, greep hij me bij mijn arm, het was niet te geloven, hij pakte me doodleuk beet, boorde zijn afwaswater-ogen in de mijne en vroeg klaaglijk: "Wal is er toch gaande, Katie? Waarom praat niemand met me?"

Frontaal! Om een spontane hersenbloeding van te krijgen. Ik probeerde dwars door hem heen te kijken, maar dat was moeilijker dan gewoonlijk, alleen met hem op die gang.

"Het was maar een geintje, met Barbara's raam. Ik wilde jullie alleen maar aan het lachen maken," zei Walter Hyde. Zijn stem klonk gejaagd, zijn ene oog knipperde als een bezetene en er stond zweet op zijn voorhoofd. "Maar vóór die tijd moesten jullie me ook al niet. Kun je me niet uitleggen wat ik verkeerd doe?"

Ik beet op mijn lip. Wel twintig keer per dag namen we door wat er allemaal niet aan die bacon vreter deugde, maar ineens kon ik niet op één van onze grieven komen. Lam zei ik: "Dat geouwehoer over het geloof ook altijd."

Walter Hyde boog zijn hoofd. Hij mompelde: "Bij de Onsterfelijke Gemeenschap heb ik een thuis gevonden." Met een weerloze uitdrukking op zijn gezicht keek hij me aan. "We leven daar volgens Lucas 9, vers 48, zie je: wie onder u allen de minste is, die is groot. Ik word er geaccepteerd, Katie. Alle tranen worden me van de ogen gewist. Het is mijn familie. Ze zijn heel belangrijk voor me."

O nee, dacht ik, niet op mijn gevoel werken, alsjeblieft niet.

"Ik weet wel dat ik niet zo handig ben met mensen," vervolgde hij nederig. "Maar dat komt door mijn... door mijn achtergrond."

Ik zweette nu net zo hard als hij.

"Help me, Katie. Jij bent de enige aan wie ik het durf te vragen."

Maai; daarin bad hij het mis: ik verkeerde mooi niet meer in zijn positie. Ik boorde er nu bij.

"Je kunt me toch wel een tip geven?" vroeg hij alsof hij op het punt stond in huilen uit te barsten.

"Moet je horen," zei ik gehaast, "we hebben allemaal een rot jeugd gehad. Maar als je één keer goed naar Stephen had geluisterd zou je dat nooit meer als excuus durven aanvoeren." Ik plofte bijna van de stress. Straks kwam Sarah ineens langs, of Harriet, en dan zagen ze me doodgemoedereerd in gesprek met die braaklap. Ze zouden me levend roosteren. Ik moest hier weg.

Maar juist op dat ogenblik kwam Stephen het kantoor uit.

"Ha Stephen," stotterde ik, en toen wist ik niet meer hoe ik verder moest gaan, want ik kon hem moeilijk recht onder de ogen van Walter Hyde onze petitie in zijn handen drukken.

"Zo, Katie," zei Stephen met een knikje. Toen wendde hij zich tot de Onsterfelijke. "Ik begrijp dat jij me wilde spreken, Walter?"

"Graag," zei Walter Hyde.

Ik stond als aan de grond genageld. Crimineel nog aan toe, die aterling had belet gevraagd om zijn hart eens goed uit te storten. Klikken bij de meester. Rn dan nog zielig tegen me staan doen ook!

Geen paniek, zei ik tegen mezelf. Stephen zou er gauw genoeg achter komen dat Walter Hyde niet de enige was met klachten. Ik hoefde hem alleen maar Sarahs petitie te geven. Hij zou zeggen: "Tja, in dat geval heeft hij er zelf om gevraagd." Maar gek genoeg leek dat minder vanzelfsprekend dan je zou denken. Er zat een knoop in mijn maag. Misschien waren we toch een beetje over de schreef gegaan. We waren wel met een hele hoop legen één. "Kinderachtig" was nog de minste van Stephens verwijten die in me opkwamen.

Twintig minuten lang stond ik te verhippen van de zenuwen terwijl ik Stephen in het kantoor scherp in de gaten hield. Zijn gezicht was uitdrukkingsloos. Het grootste deel van de tijd leek hij uitsluitend te luisteren, maar af en toe vroeg hij wat en maakte hij knikkend een aantekening. O goden, dacht ik, dat wordt evacueren - we vliegen er met z'n allen uil. Nu wist ik wat Jane gevoeld moest hebben. Alsof er een lawine op je af raast terwijl je met een been vast zit in een gletsjerspleet.

Toen de Onsterfelijke ten slotte naar buiten kwam, stond ik van top lot teen te trillen. Hij wierp me een schuwe blik toe en zei: "Toch fijn dat ik even met je heb gesproken."

Judas, dacht ik.

Lomp als hij was, had hij de deur achter zich open laten staan. Ik vermande me en klopte op het glas.

"Ja?" zei Stephen, opkijkend van zijn papieren.

De aanval leek me de beste verdediging.

"Wat had Walter op z'n lever?" vroeg ik.

"Sinds wanneer zijn dal jouw zaken, Katie?" vroeg Stephen, maar hij klonk eerder geamuseerd dan geërgerd. "Sinds wanneer ben jij in Waker geïnteresseerd?"

"Nou, al een tijdje, hoor," zei ik en bleef voor zijn bureau staan.

"Hij kwam vragen of ik wat materiaal voor hem wilde bestellen." Stephen tikte op een vel papier. "Een hele waslijst. Hij blijft hier drie maanden extra."

Ik hapte naar lucht.

"Ik ben erg met Walter ingenomen," zei Stephen. "Jullie ook, hoop ik."

Ik schraapte mijn keel. "Om je de waarheid te zeggen," begon ik. Maar ik kreeg het niet over mijn lippen, laat staan dat ik Sarahs vernietigende stuk uit mijn zak haalde. Die gluiperd had z'n kaken dus op elkaar gehouden in plaats van ons te verlinken. Dat hield je toch niet voor mogelijk? Tegen zulk christelijk gedrag begon je gewoon niks.

"Zoals er hier wordt gewerkt sedert zijn komst!" zei Stephen. "Echt, we mogen hem wel dankbaar zijn. Zelfs mevrouw Vrijman is produktief."

"Jemig Stephen," zei ik dun, "dat ligt toch niet aan die... die Hyde."

"Vermoei je er maar niet mee," zei Stephen. "Je hoeft deze dingen niet te begrijpen. Als ze hun doel maar dienen. Maar wat kwam je vragen? Kan ik iets voor je doen? Je weet dat mijn deur voor jou altijd open staat, Katie."

Jongen, nog geen uur tevoren zou ik uit mijn dak zijn gegaan bij die woorden. Maar nu bleven ze nietszeggend in de lucht hangen, als verflenste slingers die dagen na het feest nog steeds niet zijn opgeruimd. Ik had altijd gedacht dat Stephen onfeilbaar was. Maar nu beging hij een grote fout, tenzij ik me heel erg vergiste. En bovendien scheepte hij me zomaar af. Dat moeten ze met mij niet doen. Daar ben ik allergisch voor. "Wat doet die etter met z'n tinnen soldaatjes hier eigenlijk?" vroeg ik recht op de man af.

Hij keek me gelaten aan. "Katie, Katie. Heb je geen vertrouwen meer in me?"

"Nou, je stelt het wel op de proef," zei ik, alweer inbindend.

"Ik ben jou geen verantwoording schuldig, weet je," zei hij.

Ik voelde me ten onrechte op m'n nummer gezet. Ik dacht: maar jij bent het beste dat me ooit is overkomen, en ik wil geen twijfel toelaten waar altijd niets dan pure bewondering is geweest.

"Je weet wat mijn werk hier behelst. Ik schep voorwaarden waaronder jullie optimaal kunnen werken. Misschien zijn mijn methodes soms wal onorthodox, maar niettemin worden er op Kerrimagannagh meestal uitzonderlijke prestaties geleverd."

Ik kon me niet voorstellen hoe Walter Hyde een voorwaarde voor iemands werk zou kunnen vormen. Stephen las blijkbaar mijn gedachten, want hij zei: "Ik hoop niet dat je me kwam vragen hem weg le sturen."

Betrapt keek ik naar mijn voeten.

"Toen je me vroeg Jane te verwijderen heb ik je je zin gegeven, al viel het me zwaar," zei hij op die weekmakende manier van hem. "Maar we gaan hier geen gewoonte van maken, Katie. Jij maakt niet de dienst uit op Kerrimagannagh, al denk je misschien dat je mij om je vinger kunt winden."

"Maar ik heb je helemaal nooit gevraagd..." stamelde ik. Het was net alsof mijn hoofd volliep met stoom."Als jij verwacht dat iedereen hier naar jouw pijpen zal dansen, dan moetik je ernstig waarschuwen. Je weet dat ik niet van prima donna-manieren houd. Als jij niet gelukkig bent met de gang van zaken hier, trek je zelfde consequenties maar. Of moet ik dat voor je doen?" "Oh nee," zei ik, "oh nee, ik..."

"Goed," zei Stephen terwijl hij zijn stoel achteruitschoof en opstond. "Ik ben blij dat we dit even hebben opgehelderd. En wil je me nu dan verder excuseren?"

"Stephen," bracht ik uit, "ik heb nooit... het was nooit mijn bedoeling dat Jane..."

Hij deed een stap in mijn richting. "Dal had je beter op dat moment kunnen bedenken. Eerst stemming maken en dan niet de gevolgen voor je rekening nemen? Straks kom je over een week weer bij me huilebalken! Dan is het zeker ook nooit je bedoeling geweest dat Walter werd weggestuurd. Dat je zo laag was, Kerrigan, zo laf, dat had ik nooit achter je gezocht. Ga uit mijn ogen, voordal ik je vraag je atelier te ontruimen."

"Het is niet eerlijk," zei ik terwijl ik achteruit deinsde. "Niet eerlijk."

"En dat zeg jij? Zo'11 intrigante als jij? Dat durf jij legen mij te zeggen?"

"Waarom niet? Jij bent hier de conciërge maar," zei ik met trillende lippen.

Stephen werd doodstil. Hij veranderde in steen. Ik wist dat alles in één klap opgelost zou zijn als ik hem nu om vergiffenis zou vragen, en ik wilde ook werkelijk voor hem op mijn knieën vallen, maar het ging niet, het ging gewoon niet. Met een droge keel zei ik: "Ik ben geen intrigant. Ik ben hoer en pottenbakker. Ik heb niks om me voor te schamen." En toen draaide ik me om en marcheerde het kantoor uit.Ik dronk me in een coma. Maar niettemin voelde ik de volgende ochtend bij het wakker worden meteen dat er een leegte in me zat op de plek waar mijn geloof in Stephen had gezeten. Ik heb altijd gedacht dat het niet belangrijk is te worden bemind zolang je zelf maar van iemand houdt. En nu was het alsof er een appelboor in mijn hart was ge- stoken en het mooiste stuk eruit was geschept. Ik was niet meer de Katie van Kerrimagannagh, ik was weer de Katie van voorheen: een wandelend gat.

Ik ging in het eerste ochtendlicht bij het raam zitten en dronk een kwart lies whiskey leeg.

Bij het ontbijt sprong iedereen meteen op m'n nek. Waarom ik ine gisteren niet meer had laten zien en of ik die petitie wel secuur had afgeleverd. Ik zweettte peentjes. Maar gelukkig konden ze me het vuur niet al te na aan de schenen leggen, aangezien de Onsterfelijke al vroeg zijn opwachting maakte. Er was iets vreemds aan hem, die ochtend: hij grijnsde steeds en brabbelde in zichzelf, alsof hij geweldig opgewonden was. Een paar keer leek het erop dat hij hel woord wilde nemen, maar dan begon iedereen als de bliksem dwars door elkaar heen Ie pralen en zat hij er telkens bij alsof hij finaal zou flippen.

Na het eten durfde ik niet mee te gaan naar Helens atelier omdat iedereen vast over Sarahs petitie zou beginnen. L)us trok ik mijn jas maar aan en ging ik naar het bos. Het regende. Ik bleef rondlopen en stenen oprapen totdat ik tot op mijn ondergoed doorweekt was, maar er was geen steen bij die me iels zei en ik gooide ze allemaal weer weg.Op mijn koude atelier had ik niet de fut om de kachel aan te maken. In mijn natte kleren stond ik tussen mijn potten zonder iets voor ze te voelen. Zelfs mijn beste werk, de binnenstebuiten serie, deed me geen zier. Als dat binnenstebuiten moest voorstellen, nou jongen, dan kon ik dat nu een stuk beter. Ik vroeg me af of ik alles moest vernietigen en opnieuw beginnen. Maar voor het een noch het ander had ik de energie. Ik maakte een kruik en kroop voor de rest van de dag in bed. Dat was geen goed idee, want telkens opnieuw droomde ik over Jane. Pal voor mijn ogen zakte ze in een moeras weg, en ik stond erbij en stak geen vinger uit. Toen haar mooie rode krullen voor de derde of vierde keer onder de borrelende blubber waren verdwenen, sleurde ik mezelf uit bed en nam een koude douche. Ik wou wel een warme, maar de boiler deed het weer eens niet, en dat was mijn verdiende loon. Ik had Jane werkeloos tenonder laten gaan. Ik had voor haar moeten pleiten, ik had moeten protesteren, ik had voor haar moeten opkomen. En nu was hel hetzelfde liedje: als ik opnieuw mijn mond dicht hield, zou Walter Hyde in de bagger wegzinken. Ze zouden hem eenvoudig doodpesten. Het ging niet om die kwal, het ging om het principe: ik wilde niet weer een zwakkeling zijn. Eén woord van mij en iedereen zou hem voortaan ontzien. Ik hoefde alleen maar te zeggen: "Ik heb onze petitie niet ingediend omdat die braaklap Stephens oogappel blijkt te zijn." Ik moest goedmaken wat er met Jane was gebeurd. Ik moest Walter Hyde zien te redden van zijn medemens.

Maar de Onsterfelijke had zelf al een plan gemaakt, zo bleek die avond tijdens het diner. Hij hapte naar lucht terwijl hij probeerde zich tussen de gesprekken te wringen die over de tafel heen en weer vlogen. Bleek en bezweet begon hij ten slotte plompverloren dwars door alles en iedereen heen te toeteren. Na een paar minuten merkten we dat hij eenvoudig steeds dezelfde zin herhaalde en we zwegen een voor een.

"Er is mij een Weg geopenbaard," riep Walter Hyde, "er is mij een Weg geopenbaard hoe ik jullie je bijgelovige dwalingen kan doen inzien."

Niet een tekst waarmee hij de handen op elkaar kreeg. Men keek elkaar meesmuilend aan. Maar goed, die man was wegens zijn achtergrond nu eenmaal niet zo bedreven in de communicatie, dus om hem een zetje in de goede richting te geven vroeg ik: "Wat wauwel je nou weer, Walter?" in plaats van hem te negeren. Het regende afkeurende blikken op me.

"Ik zal de nacht op Bunty's kamer doorbrengen," zei de Onsterfelijke, vanachter zijn volgeladen bord. Hij had nog geen hap gegeten. "Ik zal daar vannacht gaan slapen en er zal me geen haar worden gekrenkt."

Onze monden vielen open. Sodeju. De Heer was Walters herder dus hij had niks te vrezen, alleen, een nacht op Bunty's kamer bivakkeren, de kamer die Stephen afgesloten hield omdat die zogenaamd gerenoveerd moest worden, maar waar natuurlijk nooit van z'n lang zal ze leven een gast te slapen zou worden gelegd dat was een kras voorstel.

Felix was de eerste die wat zei. "Als je je maar koest houdt, want ik pit pal daarnaast."

Tom Brooks vroeg: "Maar wat denk je nou te bewijzen, man?"

Marcus zei: "En moeten we trouwens in de eerste plaats Bunty's rust niet respecteren?"

"O, kom op," zei ik vlug, "jullie hebben gewoon de smoor in omdat hij iets durft dat jullie nooit zouden durven."

Harriet barstte in hatelijk lachen uit. "Nou macho's, onze Katie hier slaat de spijker op z'n kop, lijkt me."

Ik gloeide. Het ging goed.

Charlie nam Walter Hyde op met een gezicht dat zowel ontzag als ongeloof uitdrukte. "Meen je dat echt?" vroeg ze.

Hij knikte. Toen begon hij als uitgehongerd te eten.

"Wanneer?"

"Vanavond," zei de Onsterfelijke smakkend.

Helen zei: "Maar wacht nu eens even. Besef je wel waar je aan begint? Er zit daar verdorie een géést."

"En eentje die weet dat jij haar niet serieus neemt," vulde Sarah wellustig aan.Walter Hyde glorieerde. "Onzin," zei hij en stak tegelijkertijd een volle lepel in zijn mond. "Ik kom die kamer morgenochtend even gezond uit als ik erin ging. Dolende zielen bestaan niet. Dat zal ik jullie eens en voor altijd bewijzen, jongens."

"Maar het zal er ijskoud zijn," overwoog Barbara.

"Zo koud als in het graf," meende Harriet.

Helen zei: "Doe het niet, Walter."

"Ik kan toch dekens meenemen?" wierp de Onsterfelijke op. Zijn stem was hoog van overmoed. "En sterker nog! Als het me bevalt, vraag ik Julia of ik kan verhuizen."

"Maar er is helemaal niks in die kamer. Geen enkel stuk meubilair. Zelfs geen elektriciteit," zei Sarah.

"Geen licht?" vroeg Walter Hyde. Even leek hij van zijn stuk gebracht.

"Een zaklantaarn," zei ik snel. "Ik heb er een bij me. Die kan je zó van me lenen, Walter."

"Bovendien is het volle maan vannacht," zei Olympia op innige toon. Ze had zich nog niet eerder in het gesprek gemengd. Ietwat voorovergebogen staarde ze Walter Hyde aan. "Een uitgelezen moment."

"Elk moment is mij even goed, hoor," antwoordde hij. "Mijn God doet mijn duisternis opklaren. Zijn woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad."

"Het luistert anders nauw," vond Olympia gebelgd.

Charlie sprong van haar stoel. "Wat zitten we hier nou nog te treuzelen? Er is werk aan de winkel."

"Maar ik heb nog geen loetje gehad," zei Walter Hyde terwijl hij zijn vette bord van zich afduwde.

"Felix?" zei Charlie. "Jouw beurt." Ze knipte met haar vingers.

We schoten allemaal in de lach. En Walter Hyde lachte mee alsof hij de mop begreep. Ik zie hem nog zitten, iets gretigs in die onrustige ogen die zo vreemd heen en weer konden schieten. Wat zat die Walter daar gelukkig en ontspannen met ons mee te lachen.Belle bracht het dessert binnen, caramelpudding, en vroeg waarom we zo uitgelaten waren.

Gehaaid antwoordde Sarah dat we er maar het beste van maakten nu we Stephen vanavond moesten missen. Tja, zei Belle, die hoorzitting van de gemeenteraad. Ze bleef staan met het dienblad schuin tegen haar heup. Eindelijk, zei ze, begonnen de bestuurders van Monaghan in te zien dat Kerrimagannagh een grote bijdrage leverde aan de plaatselijke economie. Al was het maar vanwege het enorme aantal eieren dat wij dagelijks aten.

Alle mensen, dacht ik. Ik heb normaal gesproken nooit zo het idee dat ik deelneem aan het economisch verkeer. Ik begon in een ontzettend goed humeur te raken. Katie Kerrigan, economie en keramiek. Om nog maar te zwijgen over het feit dal Walter Hyde dankzij mij de kans kreeg de held uitte hangen. Had ik immers niet precies op hel juiste ogenblik gezegd: "Wat wauwel je nou?" Ik was gewoonweg in topvorm. Het was alleen te hopen dat de batterijen van mijn zaklantaarn niet halfdood waren.

Een uur later waren we zover. Charlie kwam, met een gezicht alsof ze Mata Hari zelf was, aanzetten met de sleutel die ze uil de bovenste lade van Stephens bureau had gejat. Er was een thermosfles koffie voor Walter Hyde gemaakt, en een pak boterhammen voor als hij om half twee trek kreeg in een hapje. Er lagen dekens klaar, mijn zaklantaarn er bovenop. Barbara zei dat het net een watersnoodramp leek.

We togen in processie omhoog, door het monumentale trappehuis dat je het gevoel gaf dat Kerrimagannagh je als een veilige schelp omsloot.

Olympia stak een onsamenhangende litanie af over zoenoffers en dat hel al wekenlang de hoogste tijd was.

"Ssst," zei I leien gegeneerd, "Dit is iets dat Walter zelf wil doen."

"Ja, je ziet ze niet vaak zo gewillig," zei Olympia.

"Meestal moet je ze aan hun haren..."

Helen slaagde erin haar te dimmen.

Ik liep voorop, ik weet niet waarom, niks voor mij, maar nu liep ik vooraan in de optocht. In mijn hoofd schreef ik een brief aan Brenda, een brief waaruit zou blijken dat ze heel wat redenen had om trots op me te zijn. Ik zou hem in een holle boom steken, de eekhoorns zouden er een nest van maken, en zo zouden Brenda en ik samen deel uitmaken van de natuurlijkste van alle processen: over duizend jaar zouden de betachterkleinjonkies van de eekhoorns van Kerrimagannagh nog altijd kolere, smakte ik op de bovenste tree zowat van de trap af. Tom ving me goddank op en ik leunde even tegen hem aan terwijl ik dingen dacht die ik verder niet zal uitspreken.

"O jee," riep Barbara uit, de anderen opzij duwend, "ik had jullie moeten waarschuwen. Oppassen hier, mensen. Hier zit... een touwtje."

"Wat zegt ze?" riep Marcus.

"Een spelletje van Beryl," riep Barbara terug. "Eh, Felix en ik moeten over dat touwtje springen om bij onze kamers te komen. Wij zijn eraan gewend. Het is geen probleem als je maar weet waar het zit."

"Barbara," zei Tom kuchend, "haal het nou maar weg, joh. Er is vanavond te veel volk op de been hier."

Mijn hart zwol terwijl Barbara aan de knopen prutste. Dus Beryl had mijn advies opgevolgd! Beryl had gedaan wat hij had gezworen: Beryl had maatregelen getroffen om zijn Barbara te beschermen. Jongen, ik kon wel zingen, zo blij was ik dat ik die knul had geholpen. Eén-nul voor Beryl. Dat je toch zo opgetogen kunt zijn voor iemand anders, hè? Net alsof je zelf mokkataart hebt gegeten.

"Heeft iemand een mes bij de hand?" riep Barbara. "Harriet, jij? Ik krijg de knoop niet los."

"Wat geeft het," zei Harriet ongeduldig, "zolang we maar weten waar we moeten uitkijken." "Bovenste tree," meldde Barbara.

"Hoor je dat, Walter?" vroeg Helen. Helen kon zo oprecht bezorgd zijn.

"Bovenste tree," antwoordde de Onsterfelijke braaf. "Maar maak je over mij geen zorgen hoor, ik heb lange benen." Jemig, het werd nog een echt mens, en dat met zijn achtergrond. Chapeau, bolle, dacht ik.

We dromden samen op de overloop, voor de middelste deur.

Charlie stak de sleutel in het slot en zei op plechtige toon iets dwaas. Simsalabim. Zoiets.

De deur zwaaide piepend open. We zagen niks. Nada.

Tom ging naar binnen met mijn zaklantaarn. De lichtbundel zwiepte heen en weer, een kamer te voorschijn toverend die al heel lang niet meer werd bewoond. Het behang krulde van de muren, het stucwerk vlokte van het plafond. Verder geen klachten. Het rook niet naar dood en bederf. Hoogstens bedompt. Maar zo klein als die ruimte was het leek wel een bezemkast. Je kreeg op slag een hekel aan de Donovans bij de gedachte dat ze hun trouwe gedienstige niet wat ruimer hadden gehuisvest. Ik zag Bunty eventjes haarscherp voor me, met haar berustende blik onder die maffe hoed: voor ons soort mensen is het minste al goed genoeg.

"De luiken zijn dichtgeverfd," rapporteerde Tom vanuit het duister. "Kan iemand me een handje helpen?"

Maar zelfs met vereende krachten waren de luiken niet los te krijgen. Brooddronken als hij was, zei Walter Hyde dat het niet gaf, hij had mijn zaklantaarn, en trouwens, hij ging lekker pitten. Niks aan de hand. De daad bij het woord voegend rolde hij zich onder onze ogen op de stoffige planken vloer in zijn dekens. Zijn ogen schitterden koortsachtig ze lichtten werkelijk op in het donker.

We hadden moeten applaudisseren. Maar om de een of andere reden werden we stil. De aanblik van de Onsterfe lijke in zijn geïmproviseerde slaapzak gaf je een soort lam gevoel. Iemand die ligt, heeft iets weerloos.

"Nou, welterusten dan maar," zei Sarah ten slotte nors. "Laten we hopen dal Bunty geen gehakt van je maakt."

Walter Hyde lachte schril. Hij zei iets onverstaanbaars. Het drong vast nog niet tot hem door dat zijn moment van glorie in feite alweer voorbij was en dat er nu een lange eenzame nacht voor hem lag.

"Hou je goed," zei ik kortaf. Ik kon het ineens niet meer aanzien. Maar hij wilde dit zelf, precies wat Helen net had gezegd, hij wilde het zelf.

We stommelden met z'n allen naar buiten. Felix was de laatste. Hij sloot de deur achter zich. Het kwam me voor dat we allemaal onze adem inhielden. Op elkaar gepakt stonden we op de overloop. Niemand zei iets. Toen draaide Felix knarsend de sleutel om. We wachtten.

"Hé," riep Walter Hyde met overslaande stem vanuit Bunty's hok. "Hé, dat was de afspraak niet."

Charlie sloeg haar ogen ten hemel. Daar heb je het al, zei haar blik.

Snel drong ik me naar voren. Ik bonsde op de deur. "Walter!" riep ik. "Wij gaan ook allemaal naar bed! Hoe weten we nou of jij hier echt de nacht doorbrengt als de deur open is! We komen je morgenochtend om acht uur halen! En als je het niet uithoudt timmer je maar op de muur. Links van je zit Felix, rechts Barbara. En wees zuinig op je batterijen. Hoor je me?"

Ik drukte mijn oor tegen de deur. Er klonken doffe geluiden alsof hij over de grond rondkroop en als een blind dier tegen de muren opbotste. We moesten hier weg, voordat hij alles weer bedierf. Ik stak mijn duim op naar de anderen: oké.

"Wij gaan nou ook slapen, Walter!" riep ik.

"Denk aan het touw," zei Barbara gedempt.

Iedereen had plotseling haast om naar beneden te gaan. De show was voorbij. Morgenochtend zouden we wel weer verder zien.

Maar de volgende dag bleek ik niet de enige te zijn geweest die geen oog had dichtgedaan. Harriet was na een half uur weer uit bed gekomen en was naar haar atelier gegaan. Ze had in een paneel staan hakken totdat er vrijwel niets meer van over was. Marcus had naar muziek geluisterd en door zijn onvoltooide memoires gebladerd. Sarah had bij het uitkleden een van haar kettingen stukgetrokken en moest op haar knieën over de vloer rondkruipen voordat ze alle kralen weer bij elkaar had, en vervolgens had ze die maar meteen geregen ook, met dubbele knoopjes ertussen, een eindeloos gepruts. Felix en Charlie hadden ruzie gekregen, eerst over de moderne film en daarna over hedendaagse poëzie. Ze waren nog niet aan bijleggen toegekomen. Olympia. sliep nooit bij volle maan, zei ze. Als je je toestond bij volle maan in te dommelen, bestond namelijk de kans dat je van gedaante veranderde en dat kon zij zich niet veroorloven zolang ze pas halverwege haar Metamorfosen was. Helen had aan knagende aanvallen van vraal- zucht geleden en was tot zes keer toe naar de keuken geslopen voor een snack.

Oh, als je denkt aan alle onrust die nacht!Tom was naar zijn eigen kamer gegaan om Barbara niet uit haar slaap te houden en had toen, zo wakker als hij in z'n leven nog nooit was geweest, maar het begin van zijn tweede hoofdstuk herschreven. Maar Barbara sliep al evenmin, hoe uitgeput ze 's avonds meestal ook was. Ze had uiteindelijk een boek gepakt en net gedaan alsof ze las. Maar in werkelijkheid, zei ze, had ze met gespitste oren liggen luisteren of er achter haar muur enig gerucht klonk. Eén keer was ze opgeschrokken van een gedempte gil, maar bijna direct besefte ze dat dat Charlie was, die twee kamers verderop '"klootzak" riep. Ze had nog be- dacht dat het misschien wel gezellig voor Walter Hyde was dal die twee in elk geval voor een beetje leven in de brouwerij zorgden.

Nu, op dit moment, vraag ik me eigenlijk pas af wat ons die nacht uit de slaap hield. Wat dachten we, wat hoopten we, wat vreesden we? Wat verwachtten we? En welke uitkomst zou ons bevredigen? Of waren er onbekende krachten aan het werk?

Zelf heb ik ook urenlang opgezeten. Ik wilde mijn brief aan Brenda immers schrijven. Ik sleep wel tien keer een punt aan mijn potlood. Maar hoe leg je aan je kind uit dat je een van haar moordenaars een handje hebt geholpen om populair te worden? Ik kwam er niet uit. En gaandeweg kreeg ik steeds meer twijfels over mijn eigen motieven. Misschien wilde ik alleen maar weer bij Stephen in een goed blaadje komen door zijn hartelapje bij te staan.

"Kerrigan," zou Stephen zeggen terwijl hij me een kokarde opspelde, "ik wist wel dat ik op je kon rekenen." O, ik zag het helemaal voor me. Er was een drumband die Auld lang syne speelde terwijl ik met de versierselen op mijn trui op het bordes stond. Een défilé van opgetogen mensen trok voorbij, bloemen in het haar en vlaggetjes in de hand. Aan de waterkant roosterden Maureen en Do- reen een speenvarkentje. De burgemeester van Monaghan kwam me een glas champagne brengen en meteen flitsten de camera's. De zon scheen. Mijn haar zat goed. Overal op hel gazon stonden vrolijk gekleurde tenten met verversingen. Mijn pa droeg een jacquet, zijn hoge hoed stond een tikkeltje scheef zodat die een schaduw over zijn ogen wierp, en aan zijn arm lachte mijn ma me toe. "Katie!" zei ze. "We zijn zo trots op je."

Mijn pa gaf me een kus op mijn voorhoofd. Hij zei zachtjes: "Het spijt me van toen, Katie.""Maakt niet uit," zei ik, maar Stephen herhaalde telkens weer: "Het spijt me, Katie, dat ik je laatst zo onheus heb bejegend."

Ik schudde mijn hoofd om droom en werkelijkheid te scheiden. De hoge zijden werd een zuidwester. Die had hij op gehad toen ik hier aankwam, weken geleden.

Ik was over de eindeloze oprijlaan komen aanstrompelen met mijn koffers. Rn een beestenweer, een beestenweer. Toch zat in de tuin iemand over een perk gebogen. "Stephen? Stephen O'Shaugenessy?" vroeg ik, terwijl ik mijn bagage neerzette in de stromende regen.

Het water gutste van zijn zuidwester. "Katie Kerrigan? Daar ben je dus. We hebben naar je komst uitgekeken. Welkom. Kerrimagannagh wordt geëerd door je aanwezigheid."

De lange reis had me een beetje daas gemaakt. Ik wist niet zo gauw wat ik moest antwoorden.

"Je weet niet half hoe blij ik ben dat je hier bent. Ik hoop dat je verblijf hier vruchtbaar zal zijn. Voor ons allemaal." Hij zette zijn zuidwester af en en ik zag zijn ogen, zijn glimlach, een asymmetrische glimlach die heel innemend was. "Ga maar gauw naar binnen. Julia heeft thee en cake voor je klaarstaan, je bent natuurlijk bekaf."

Ik wilde zeggen dat ik wel ergere reizen had gemaakt, maar dat was niet waar, ik was voor het eerst uit Belfast weg. Ik wou geen sukkel lijken. "Wat een prachtige tuin," zei ik alsof ik kennis van zaken had, en ik probeerde mijn lettergrepen een beetje te rekken, zoals nette mensen.

"Hou je van tuinieren?" vroeg Stephen. "Ik geloof zelf altijd dat de natuur onze belangrijkste leermeester is."

"O zeker," zei ik. De regen druppelde mijn kraag binnen.

Mij wees naar het perkje: "Semper virens. Oftewel eeuwig leven. Ideaal voor rotstuinen."

"Het lijkt wel een mozaïek."

"Ja, liet.gaat om de juiste compositie. Telkens denk ik dat ik klaar ben, maar dan ontbreekt er toch nog wat of moet er juist iels uit." "Nou en of," zei ik enthousiast. Zonder verder na te denken zonk ik naast hem op mijn knieën neer in de modder. Die daar, zei ik, die wat meer naar links, en die langs de rand.

Op een gegeven moment kwam de kleine Beryl naar builen. Hij vroeg of hij mocht helpen. "Het is al opgelost," zei Stephen zonder op te kijken, hoewel we nog lang niet klaar waren. Toen wist ik dat ik speciaal door hem was uitverkoren.

Ik was toen zo gelukkig. Net als die keer dal Bunty me had bezocht, zorgzamer dan mijn eigen ma. Man, van alle dode zielen was Bunty wel de minst verontrustende. Maar het was de vraag of hel daar in die lange, barre nacht om ging, met een wees als Walter Hyde, en met zijn ervaringen.

Kr was geen enkele voorbode geweest, zei Barbara later. Ze hoorde het ene moment nog niets, dal zwoer ze op het graf van haar dode vader, ze hoorde echt geen klap en ze had al eens met een soort onwillig ontzag gedacht: dat rund ligt daar dus gewoon Ie snurken, toen het volgende ogenblik de hel losbrak. Eerst vreesde ze dat Walter Hyde door de muur heen haar eigen slaapkamer binnen stormde, zo kraakte het. Het hele huis leek te schudden terwijl er een geloei klonk dat niets menselijks had.

Toen ze na een tijdje haar ogen weer durfde te openen en nergens puin zag liggen, kwam ze overeind. Ze dacht er zelfs nog aan haar slippers aan te schieten, want diabetici hebben iets met hun voetzolen, die zijn een bron van zorg voor ze. Met een trui over haar nachtpon geslagen rukte ze haar deur open.Op de overloop stonden Charlie en Felix. Ze hadden allebei alleen maar een T-shirt aan. Op dat van Charlie stond: "Save the whales." Op dat van Felix stond: "Save the rainforest." Op Charlies T-shirt was een walvis afge beeld met een waterfonteintje uit zijn rug. Op Felix' shirt een boomstronk.

Allebei keken ze naar beneden, de diepte van het trapgat in.

Vol onbegrip staarde Barbara secondenlang naar de totaal versplinterde deur van Bunty's kamertje. Walter Hyde was er met zijn kolossale lichaam dwars doorheen gegaan. ?