ZEVENENTWINTIG

Pike sliep die nacht maar een paar minuten. Tussen de overpeinzingen door deed hij een paar keer een lusteloos dutje, waaruit hij eerder gespannen dan uitgerust wakker werd. Er kwam vaart in de jacht en nu wilde Pike doordrukken. Naarmate hij de snelheid opvoerde, zou Meesh vlugger moeten reageren en zou hij steeds hogere eisen aan zijn mensen stellen. Zijn mensen zouden er de pest in krijgen en Meesh zou boos worden en dan zou Pike de snelheid nog verder opvoeren. Dit heette de vijand onder druk zetten en als Meesh maar genoeg druk voelde, zou hij zich realiseren dat hij niet langer de jager was. Hij zou accepteren dat hij de prooi was. Dat heette de vijand breken. Dan zou Meesh een fout maken.

Bij zonsopgang ging Pike naar de badkamer zodat hij het meisje niet zou storen. Hij belde Cole en vertelde hem over het motel. Pike hoorde aan zijn stem dat Cole geïrriteerd was.

‘Ben je gezien op de plaats van de schietpartij?’

‘Nee.’

‘Weet je het zéker?’

Pike gaf geen antwoord en uiteindelijk slaakte Cole een zucht.

‘Goed, misschien niet. De politie heeft mijn deur nog niet ingetrapt. Ik neem even een douche, dan kom ik naar je toe.’

Toen Pike de badkamer uit kwam, was het meisje wakker. Ze was nog nooit zo vroeg op geweest zolang als hij haar kende. Ze keek van hem weg alsof ze zich schaamde voor de afgelopen nacht.

‘Heb je koffie gezet?’ vroeg ze.

‘Ik wilde je niet wakker maken.’

‘Ik doe het wel.’

Ze wilde naar de keuken lopen, maar hij hield haar tegen.

‘Ik heb een paar dingen hier. Kom even kijken.’

Hij had haar nog niet over het motel verteld, maar nu nam hij haar mee naar de tafel waar hij de paspoorten en papieren had klaargelegd voor Cole. Hij hield het paspoort van Luis omhoog, opengeslagen bij de foto. Ze keer er even naar en schudde haar hoofd.

‘Jésus Leone. Wie is dat?’

‘Een van de mannen die je huis zijn binnengedrongen. De man die jullie huishoudster heeft mishandeld. Zijn echte naam was Luis. Zijn achternaam weet ik niet.’

Pike liet haar een voor een de andere paspoorten zien, maar ze herkende geen van de mannen. Ze keek nauwelijks naar hun foto’s.

‘Hoe kom je aan die dingen?’

Pike ging niet op de vraag in. ‘Zegt de naam Barone je iets?’

‘Nee.’

‘En ken je iemand die Carlos heet?’

Ze schudde haar hoofd en pakte Luis’ paspoort op. Ze bestudeerde de foto, maar Pike wist dat ze niet over Luis nadacht.

‘Heb je daar last van, je weet wel, als je…’

‘Nee.’

‘Echt niet?’

‘Nee.’

Ze gooide het paspoort bij de andere. ‘Mooi.’

Toen Cole kwam, had hij een kleine televisie bij zich. Pike had er niet om gevraagd en het meisje ook niet, maar Cole kwam aanzetten met een Sony van 49 cm.

‘Hij stond stof te verzamelen in de logeerkamer. Ik weet niet eens zeker of hij het doet,’ zei hij.

Naar Pikes idee zou Cole nooit zo veel moeite hebben gedaan en het ding niet naar zijn auto zeulen zonder eerst te controleren of hij het deed, maar hij zei niets. Ze hadden geen kabel, maar er zat een kleine sprietantenne bij. Ze zetten hem op een tafeltje in de woonkamer, deden hem aan en de kleine tv bleek prima te werken. Ze konden de kabelkanalen niet ontvangen, maar het beeld van de lokale zenders was duidelijk en scherp.

Larkin bedankte Cole voor de televisie, maar zonder veel enthousiasme. Ze was de hele ochtend al stil; niet afwezig, alleen rustig. Ze had verlegen naar Cole geglimlacht toen hij binnenkwam en stil toegekeken hoe ze de tv aansloten, en toen hij het eenmaal deed, ging ze met een kop koffie op de bank zitten. Ze staarde naar een van de praatprogramma’s op de lokale zender, maar wanneer Pike in haar richting keek, leek ze er met haar hoofd niet bij te zijn. Alsof ze aan andere dingen dacht.

Toen het meisje voor de tv was geïnstalleerd, liet Pike Cole de paspoorten zien. Cole hield ze schuin in het licht.

‘Dit zijn goede vervalsingen. Uitstekende vervalsingen. En er zijn een stuk of twaalf van die kerels gekomen?’

‘Dat zei die man. Nu zijn er nog vijf.’

Cole legde de paspoorten neer.

‘Tenzij ze versterking inroepen.’

Pike liet Cole de kaarten en de vliegtickets zien en het vel uit een spiraalblok dat hij uit Luis’ tas had gehaald. Het smoezelige vel papier was tientallen keren platgestreken en weer opgevouwen en waarschijnlijk nog veel meer keren in Luis’ zak gepropt. Op de voor- en achterkant waren schots en scheef allerlei onleesbare notities geschreven, zonder één zin die langer was dan een paar woorden. Voor het meisje wakker werd, had Pike bijna twintig minuten lang pogingen gedaan ze te lezen, maar het was hem niet gelukt. Luis had waarschijnlijk aantekeningen zitten maken in de auto, met een telefoon onder zijn oor geklemd en één hand op het stuur wellicht. Pike vermoedde dat het namen en routebeschrijvingen waren. De nummers waren duidelijk telefoonnummers.

Cole trok een lelijk gezicht naar het vel papier. ‘Ze geven kennelijk geen les in schoonschrijven op de boevenschool.’

Cole wierp een blik op de vliegtickets en de kaarten, legde ze met het vel uit het spiraalblok op een stapeltje en bekeek toen het horloge. Zijn wenkbrauwen gingen omhoog toen hij de inscriptie las.

‘George, zoals in George King?’

‘Het is een horloge van zestigduizend dollar.’

‘Ik kan de serienummers natrekken.’

Cole legde het horloge op de kaarten en richtte zijn aandacht op de telefoons. Pike had van elke telefoon een lijst met de nummers van de uitgaande en inkomende gesprekken opgesteld. Hij had de telefoons JORGE en LUIS gedoopt. Jorge had slechts zes telefoontjes gepleegd, allemaal met Luis. Luis had zevenenveertig keer gebeld naar negentien verschillende num mers. Cole wierp een blik op Pikes lijst en daarna op de twee telefoons.

‘Wie is wie?’

Pike raakte de ene telefoon aan en daarna de andere. ‘Jorge. Luis.’

Cole zette de telefoons aan en bestudeerde de toetsen. ‘Jammer dat we de wachtwoorden niet weten. Dan zouden we de berichten kunnen afluisteren. Als iemand iets had ingesproken.’

‘Laat ze aan staan. Misschien belt er iemand.’

‘Misschien was het niet zo’n slim idee van je die vent te bellen. Waarschijnlijk flikkert hij de telefoon in een vuilnisbak en koopt hij een andere. Hij heeft hem misschien al weggegooid.’

‘Ze zouden toch hebben geweten dat we de telefoons hadden als ze Luis en Jorge hadden gevonden. Ik wilde hem onder druk zetten.’

Cole wierp een blik op het meisje om er zeker van te zijn dat ze niet meeluisterde en liet zijn stem dalen. ‘Je hebt zeven van zijn mensen gedood. Hij vreet Rennies.’

‘Nu is het persoonlijk. Dat is beter.’

‘En als hij nu vindt dat het zo persoonlijk is, dat hij teruggaat naar Colombia?’

‘Dan ga ik achter hem aan.’

Cole wierp opnieuw een blik op haar.‘Maar volgens jou was de vent die je aan de lijn kreeg, niet Meesh?’

‘Hij had een accent. Heel licht, maar wel te horen. Frans misschien. Of Frans met Spaans. Gisteren dacht ik dat het Meesh niet kon zijn, maar nu ben ik daar niet meer zo zeker van.’

‘Hoezo?’

‘Wat voor accent heeft een crimineel uit Denver? Er staat in zijn dossier niets over een accent, maar er wordt veel weggelaten uit die overzichten.’

Cole keek de nummers nog eens door.

‘Goed. Zelfs als ze hun telefoon weggooien, kan ik hier misschien nog wel iets mee. Die negentien nummers betekenen dat hij negentien telefoons heeft gebeld en die telefoons hebben andere telefoons gebeld. Niet al die telefoons zullen in de vuilnisbak belanden. Ik ga wel even met mijn vriendin bij de telefoonmaatschappij praten. Misschien kan zij de gespreksgeschiedenis van andere maatschappijen opvragen. Zo stuiten we op echte telefoons die horen bij mensen met echte namen.’

Pike zag dat het meisje naar hem keek. De gastheren van het praatprogramma spraken over een of andere filmster, maar ze had niet zitten luisteren.

‘Hoe gaat het?’ zei Pike.

‘Heel goed.’

Ze richtte haar ogen weer op de televisie.

Cole had de vliegtickets gepakt en zat aantekeningen te maken. De kaarten, de tickets en de kleine stukjes papier bevatten geen van alle een cruciale aanwijzing die rechtstreeks naar Meesh leidde, zoals een hotelrekening met zijn handtekening, maar dat had Pike had ook niet verwacht. Cole zou de nummers moeten natrekken net zoals Chen de wapens natrok. Ze zouden vast ergens op stuiten en dan zou Pike dichter bij Meesh zijn. Pike had geduld. Je moest bij het jagen gewoon één stap inlopen. En daarna liep je er weer een in. Algauw had je de vent in je vizier. Telkens één stap inlopen, dat was het hele eiereten.

Pike liep bij Cole weg om de ramen aan de voorkant te controleren. De BMW van de neven stond op zijn plaats en er was niets bijzonders te zien in de straat en aan de huizen. Er waren geen nieuwe auto’s verschenen en er zaten geen onbekenden verstopt in de struiken. Alles leek in orde.

Hoewel het nog vroeg was, voelde Pike de temperatuur stijgen en zag hij wat de dag zou brengen. Er hing een lichte nevel en de lucht was bleek. Tegen twaalven zou de lucht vol koolwaterstof en ozon zitten en die stoffen zouden als onzichtbare insecten in hun huid prikken.

Hij draaide zich van het raam af. Het meisje keek naar de televisie, maar had alweer naar hem zitten kijken. Hij betrapte haar erop dat ze haar ogen snel naar het scherm draaide.

‘We zetten vandaag de airconditioner aan,’ zei hij.

‘Dat is fijn. Bedankt.’

‘Alles goed?’

‘Ja. Prima.’

Pike vroeg zich af waarom ze hem nog steeds niet aankeek. Het was niets voor haar. Hij had niet de indruk dat ze boos was en ze deed ook niet neerbuigend tegen hem. Ze wilde hem alleen niet aankijken als hij naar haar keek. Pike controleerde of Cole nog aan het werk was en liep naar het meisje toe. Hij ging zo dicht bij haar staan, dat ze wel naar hem op moest kijken.

‘Wat?’ zei ze.

‘Zit er maar niet over in.’

‘Waarover?’

‘Gisteravond. Vergeet het. Het zit goed tussen jou en mij.’

‘Dat weet ik.’

Ze leek zich nog slechter op haar gemak te voelen, maar glimlachte toen Cole opeens riep: ‘Ik heb iets gevonden.’

Cole leunde naar achteren met zijn stoel op twee poten en hield het vel papier uit het spiraalblok omhoog.

‘Kun je lezen wat hij heeft geschreven?’ zei Pike.

‘De woorden niet, maar ik heb het merendeel van de nummers. Moet je kijken…’

Pike liep naar hem toe en dit keer ging het meisje met hem mee. Cole legde het papier op tafel en wees een van de nummers aan. 18185.

‘Alsof hij bezig was een telefoonnummer op te schrijven, maar er halverwege mee is opgehouden,’ zei Pike.

818 was het netnummer voor de San Fernando Valley.

‘Dit is geen telefoonnummer. Het ziet eruit alsof hij het begin van een telefoonnummer heeft opgeschreven, maar het is een adres…’ zei Cole.

Hij legde een van zijn zelfgemaakte kaarten over het vel papier uit het spiraalblok en keek naar Larkin.

‘Dit is jouw straat. Het nummer viel me op omdat ik mijn aantekeningen heb ingedeeld naar adres.’

‘Ik woon op 17922,’ zei Larkin.

‘Jij woont drie blokken naar het noorden in het blok 17900. De nummering loopt op naar het zuiden. Hier had je het ongeluk’ – Cole raakte een plekje in de straat aan waar hij een kleine X had gezet om de plaats van het ongeluk te markeren en tikte toen op het gebouw ernaast – ‘en dit is 18185, precies in de steeg waar ze uit kwamen rijden toen jij op ze knalde.’

Cole had het adres van alle gebouwen met kleine cijfers op de kaart aangegeven. 18185 was het leegstaande pakhuis aan het begin van het steegje.

‘Wanneer is Luis het land in gekomen?’ zei Pike.

Cole keek naar de datum op het vliegticket. ‘Pas vier dagen na het ongeluk. De agenten van Justitie waren al overal in de wijk geweest. Larkin was bij haar vader in Beverly Hills en het ongeluk was oud nieuws. Als ze achter Larkin aan zaten, moesten ze haar loft en haar huis in Beverley Hills hebben, maar waarom zouden ze willen weten waar het ongeluk was gebeurd?’

Pike wist dat Cole gelijk had. Luis en zijn huurmoordenaars zouden niets te zoeken hebben op de plaats van het ongeluk.

‘Dus misschien werd hij niet naar de plaats van het ongeluk gestuurd. Misschien ging hij naar het gebouw.’

‘We moeten er nog een keer gaan kijken.’

Pike ging een overhemd met lange mouwen pakken, terwijl Cole zijn aantekeningen bij elkaar zocht. Toen Pike het overhemd dichtknoopte, merkte hij dat het meisje weer naar hem zat te kijken. Hij had staan nadenken over de vraag wat hij moest doen als hij haar weer alleen liet, maar nu nam hij een besluit.

‘Je mag hier blijven als je wilt. Je hoeft niet in de auto te gaan zitten.’

Het meisje keek verrast en wendde toen haar ogen af alsof ze zijn blik niet kon verdragen. De Larkin die hij op de bar had zien dansen, was niet verlegen en bedeesd geweest, evenmin als de Larkin in de woestijn, maar dit was een andere Larkin. Pike voelde dat ze iets wilde zeggen, maar er nog niet helemaal uit was wat.

‘Ik wil graag mee. Als dat mag,’ zei ze.

Geen bevel, geen eis. Een verzoek.

‘Wat je wilt,’ zei Pike.

Vijf minuten later gingen ze naar de auto’s.