14
Het huis was vertrouwd, voor Jasper vertrouwd genoeg om
zich veel beter op zijn gemak te voelen dan in Oldenzaal. Zijn
verleden was hier geruststellend afwezig. Slechts één keer had
Niels gevraagd of hij naar buiten wilde, een stuk wandelen, andere
mensen zien. Na Jaspers ontkennende antwoord was Niels er niet meer
op teruggekomen. ‘Wat doe je zoal overdag?’ had hij een keer
gevraagd. ‘Niks.’ Met die reactie had zijn vader eveneens genoegen
genomen. Het antwoord van zijn moeder had hij kunnen voorspellen.
Niks, niks? Je hebt je huiswerk toch, je tennis? Anders ga je je
kamer maar eens opruimen.
Jasper bleef ’s morgens lang in bed liggen.
Overdag keek hij met een half oog televisie of hij staarde naar
buiten, zich bewust van het feit dat bejaarden net zo voor het raam
konden zitten, in zich opnemend wat er allemaal niet gebeurde op
straat. In zijn vroege jeugd, toen hij net een paar jaar kon
schrijven en ze pas naar Oldenzaal waren verhuisd, had hij met een
kersvers vriendje autokentekens verzameld. Het notitieboekje met
het harde, gemarmerde kaft zag hij zo weer voor zich. Liesbeth zou
het waarschijnlijk bewaren bij de andere resten uit zijn jeugd:
klassenfoto’s, schoolkranten waar een stukje van hem in stond, een
krantenartikel over zijn overwinningen bij een tenniswedstrijd,
tekeningen. Waarom zou je in godsnaam autonummers opschrijven als
je ze met veel minder moeite kon verzinnen? Het leven kon je
evengoed verzinnen.
Niels deed boodschappen en kookte, maar
soms aten ze ’s avonds niet meer dan een paar boterhammen met een
gebakken ei. Jasper hoefde geen boodschappen te doen. Tenminste,
Niels droeg hem niets op, vroeg niets, suggereerde niets. Kennelijk
had hij zijn eigen zorgen. Hij leek meestal afwezig, alsof hij in
een andere wereld verbleef, met andere mensen en andere problemen.
Het moesten problemen zijn, want hij maakte af en toe een
zorgelijke, soms bijna vertwijfelde indruk. Ze hadden het over het
zoeken van een school gehad, maar toen Jasper meldde dat hij daar
voorlopig niet aan toe was, had Niels niet verder
aangedrongen.
Aan tafel praatten ze een enkele keer kort
en zo oppervlakkig mogelijk over Niels’ werk, berichten uit de
krant, het weer, de komende zomer. Alles zolang het maar niet
persoonlijk werd. Een gesprek met een vreemde, die ’s morgens bij
het hotelontbijt aan je tafeltje aanschoof. Soms zwegen ze
minutenlang. Jasper hoorde hun eetbewegingen. Die van hemzelf
werden versterkt doorgegeven via zijn mond naar zijn hersens. Niels
keek hem een enkele keer aan en sloeg dan meteen zijn ogen neer. Er
was iets met Niels, begreep Jasper. Waarschijnlijk rouwde hij nog
om Esther. Naast de bank lag een boek dat blijkbaar iemand had
gelezen, Tirza van Arnon Grunberg. Voor
zijn literatuurdossier op school had Jasper een ander boek van
Grunberg gelezen, iets met ‘heilige’ in de titel, een dun boekje.
Je mocht twee dunne boekjes op je lijst hebben. Het gouden ei was het andere. Daarvan had hij ook
de film gezien, met de man die uiteindelijk in net zo’n graf
belandde als zijn vermoorde geliefde. Jasmijn en hijzelf in een
graf… Hij probeerde het zich voor te stellen. Zijn leraar
Nederlands had iets opgemerkt over het thema: twee geliefden die
elkaar in de dood weer ontmoetten.
Uit Tirza stak
een oude ansichtkaart met een foto van een taverna ergens op Kreta,
verstuurd door Sabine. Jasper was begonnen te lezen na een regel
wit. ‘Nadat hij de eerste sardines helemaal alleen heeft opgegeten,
gaat hij naar boven. De badkamerdeur staat open, Ibi heeft het bad
verlaten. In de slaapkamer zit de echtgenote nog altijd voor de
spiegel. Haar haar is geföhnd. Haar bovenlijf is ontbloot. Ze heeft
een spijkerrok aan, en in haar mond een brandende sigaret.’ Verder
was hij niet gekomen, omdat hij met de woorden was gaan spelen:
‘Haar bovenlijf is geföhnd en haar haar is ontbloot. Ze heeft een
brandende sigaret aan, en in haar mond een spijkerrok.’ Ja, zo zou
het net zo goed kunnen. Misschien dat Niels dit boek aan het lezen
was, hoewel Jasper het niet in zijn handen had gezien. Bovendien
bleef de Griekse vakantiekaart op dezelfde plek in het boek steken,
had hij al enkele keren vastgesteld, bij het geföhnde haar en de
spijkerrok. Op het omslag stond een cello, maar het instrument was
weergegeven als een naakt vrouwenlichaam met borsten en onderaan
een forse pluk zwart schaamhaar. Uit de hals van het instrument
stroomde bloed. Jasmijn. Bloed, waarom bloed? Hij had het boek
omgedraaid, zodat de foto van de schrijver boven lag.
Hij ging nu naar buiten om een stuk te
lopen. Onderweg in een snackbar kocht hij een bakje patat met
mayonaise, dat hij slechts voor de helft leegat, ondanks zijn
voortdurende hongergevoel. De rest was voor de meeuwen die zich er
krijsend op stortten. Eerst waren er twee, die zoveel kabaal
maakten dat ze een stuk of tien andere lokten. Stomme
beesten.
Voor het hotel bleef hij een tijdje staan.
Af en toe kwam er iemand naar binnen. Dat zou hij ook kunnen doen.
Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, naar binnen gaan en
een kamer nemen, zonder dat Niels er iets van wist. Hij had zijn
giropas bij zich en kon zich zeker twee hotelovernachtingen
veroorloven. Hij liep door naar de overdekte tennishal, waarvan de
deur open was. Er waren twee mannen aan het tennissen. Ze konden er
niet veel van.
Naast een stoel lag een racket, dat Niels
oppakte. Hij maakte een paar bewegingen alsof hij een forehand
sloeg. Echt tennissen zou hij nooit meer doen. Dat was verleden
tijd. Nu alleen het gebaar, om het voorgoed af te leren.
‘Yes!’ klonk de kreet van een van de
tennissers, die een miraculeus punt had gescoord.
Om zichzelf op de proef te stellen, nam Niels plaats
achter Jitka’s bureau en zette haar computer aan. Een wachtwoord
was niet nodig. Niets was geheim, niets was persoonlijk. Als dat
wel zo was, zou hij eraf blijven, omdat vermoedelijk was na te
zoeken in het diepste innerlijk van de harde schijf wanneer
bestanden waren opgeroepen.
Jachtig, alsof hij elk moment betrapt zou
kunnen worden, bekeek hij een paar persoonlijke mailtjes uit de map
‘Diversen’. De meeste waren van ene Lisette, soms als reactie op
een door Jitka gestuurd bericht. Ze gingen alleen over afspraken.
Eén keer schreef Lisette: ‘Is het spannend nou ja dat hoor ik
vanavond wel.’
Hij ging door de Excelbestanden met
planninggegevens. Perfect had ze alles bijgehouden. Ze was een
fantastische assistente geweest, en hij had het zelf verkloot. Als
hij rustig had afgewacht, zodat ze nog vertrouwder was geworden met
hem, zodat ze nog meer naar elkaar toe hadden kunnen groeien en aan
een half woord genoeg hadden om elkaar te begrijpen of waarin zelfs
een gebaar, een blik voldoende was. Een voorzichtige aanraking die
een betekenisvolle glimlach opriep.
In de supermarkt had Niels shoarmavlees gekocht
(‘varkensvlees met shoarmakruiden’ stond er waarschuwend op de
verpakking; een moslim zou zich eens kunnen vergissen) en een pak
pitabroodjes. Voor de eerste keer sinds hij bij hem was
ingetrokken, was Jasper er niet toen Niels uit zijn werk kwam.
Misschien een goed teken, maar Niels durfde zich geen valse hoop
toe te staan. Denken aan Jasper en wat hem bezielde of juist niet
bezielde, was zoiets als staren in een donkere steeg.
Omdat ze alle persoonlijke dingen
behoedzaam uit de weg gingen, was Esther nog niet ter sprake
gekomen en had Niels de dood van Jitka evenmin genoemd. Terwijl hij
een glas Leffe inschonk, bedacht hij dat mensen het vreemd zouden
kunnen vinden dat hij dat niet had gedaan. Zijn assistente, met wie
hij dagelijks omging… een paar dagen voordat Jasper bij hem was
ingetrokken. Zoiets vertelde je aan je zoon, zelfs al ontweek je
elkaar zoveel mogelijk. Bovendien was morgen de begrafenis, waar
hij zeker naartoe zou moeten gaan, hoeveel moeite het hem ook zou
kosten.
Hij dronk van zijn bier en legde
Tirza weer met de voorkant naar boven.
Na een minuut of vijf kwam Jasper binnen.
‘Jij een biertje?’ vroeg Niels.
Jasper schudde zijn hoofd. ‘Nee, dank
je.’
‘Er is bij ons laatst iets afschuwelijks
gebeurd,’ zei Niels toen Jasper was gaan zitten.
Jasper reageerde niet.
‘Iemand die in het hotel werkte, is
vermoord. Ruim een week geleden.’
Langzaam draaide Jasper zijn hoofd in de
richting van Niels, alsof het hem moeite kostte de spieren in zijn
nek deze beweging te laten uitvoeren. ‘In Masthof vermoord, bij
jullie in het hotel?’
‘Nee, bij haar thuis.’
‘Een vrouw dus. Was ze mooi?’
‘Doet dat er wat toe?’
Jasper herhaalde zijn vraag.
‘Ja, heel mooi… een knappe vrouw.’ Het
beeld van Jitka doemde weer op, terwijl ze naar hem keek, lachend,
innemend, uitdagend. Als hij nu zichzelf niet voldoende in de hand
hield, zou hij kunnen gaan huilen, zoals hij in het hotel al een
paar keer had gemerkt als collega’s de moord op Jitka aanroerden en
vroegen of hij misschien al meer wist. Tranen achter zijn ogen. Dan
moest hij zijn hoofd afwenden of snel een eind aan het gesprek
maken om zich eruit te redden.
‘Daarom misschien,’ zei Jasper. ‘Knappe
vrouwen kunnen mannen gek maken.’
Niels vroeg zich af of Jasper meer wist of
vermoedde dan hij liet blijken. ‘Waarom zeg je dat?’
‘Je weet toch dat dat zo is. Iedereen weet
dat.’
‘Ik niet.’
Jasper keek hem een beetje meewarig aan.
Hij liep naar de keuken en kwam terug met een glas water. ‘Jij nog
een biertje?’
‘Nee, dank je.’ Dagenlang had hij Jasper
niet zo sociaal meegemaakt. Bijna alsof het verhaal over de dood
van Jitka een barrière had weggehaald.
‘Hoe?’ vroeg Jasper na een tijdje. ‘Hoe is
ze vermoord?’
‘Dat weet ik niet precies. Dat zegt de
politie niet.’
‘Je hebt met de politie gepraat?’
‘Ja, met twee rechercheurs.’
‘Waarom? Je werd toch niet
verdacht?’
Niels probeerde een beetje te lachen, maar
hij voelde dat er alleen een merkwaardige grijns op zijn gezicht
verscheen. ‘Natuurlijk niet, maar ze was mijn assistente. Ze werkte
bij mij op de kamer. Ik had dagelijks met haar te maken, we werkten
samen.’
‘Shit,’ zei Jasper, zo langgerekt dat het
zoiets als ‘shiiiieeet’ werd.
Niels schonk het bierflesje leeg.
Ze waren beiden stil. Er kwam een auto
langs. Niels schraapte zijn keel.
‘Shit,’ zei Jasper opnieuw. ‘Eerst Esther,
en nou die assistente. Hoe heette ze eigenlijk?’
‘Jitka.’
‘Jitka.’ Hij kon horen hoe Jasper haar naam
proefde. Zijn belangstelling voor haar verontrustte Niels.
Misschien was het beter geweest als hij haar niet ter sprake had
gebracht.
‘Ik heb straks broodjes shoarma.
Zelfgemaakt, maar zonder sla of tomaat.’
Jasper leek niet te registreren wat hij
zei.
Vanmiddag was Niels naar Jitka’s begrafenis geweest. In
de aula was hij achteraan gaan zitten. Drie rijen voor hem zaten
Famke en Marit. Verder kende hij niemand, en hij wilde ook niemand
leren kennen. Veel jonge mensen. Vriendinnen, vrienden,
vermoedelijk veel klasgenoten van vroeger.Tom was er waarschijnlijk
ook. Marit had hem gevraagd of hij namens het hotel een paar
woorden wilde zeggen, maar Niels had dat verzoek naast zich
neergelegd. ‘Daarvoor kende ik haar niet goed en niet lang
genoeg.’
Nadat hij haar ouders had gecondoleerd, had
hij zo snel mogelijk de begraafplaats verlaten. Marit had nog
geprobeerd hem aan te klampen, maar hij had iets gemompeld over een
dringende afspraak in het hotel.
Nu zat hij in zijn auto op een
parkeerplaats bij een benzine-station, waar hij een bekertje koffie
had gehaald. Mulder en Van Ruiven waren ook aanwezig geweest op de
begrafenis. Ze hadden hem vriendelijk toegeknikt. Oude
bekenden.
Alles was in gang gezet voor de verzelfstandiging van
het vakantiepark. Aan alle voorwaarden was voldaan, contracten
waren getekend, formulieren volgeschreven, de
brievenbus-BV op Cyprus was
geregeld. Bas liep rond met een gezicht alsof hij de jackpot in de
Staatsloterij had gewonnen. Alles was vastgelegd en bij de notaris
van de nodige handtekeningen en stempels voorzien.
Marit schreef nu een mail naar Reinout:
‘Dag Reinout, afspraak vanavond wil ik annuleren. Bij nader inzien
geloof ik dat we…’ Ze twijfelde, dacht even na. Dat we geen
gezamenlijke toekomst hebben? Of: dat ik toch niet echt bij jou
pas? ‘… niet echt voor elkaar bestemd zijn,’ maakte ze ervan. ‘We
hebben elkaar een kans gegeven, maar ik heb er nu geen goed gevoel
bij. Groeten en het beste, Marit.’ Ze klikte op ‘Verzenden’. Weer
een episode afgesloten.
Om elf uur had ze met Niels afgesproken. Ze
werkte haar make-up bij. Eerst iets meer mascara, daarna
lippenstift. In haar handspiegeltje maakte ze een paar grimassen.
Ze ging even naar de wc, omdat ze het gevoel had nodig te moeten te
plassen. Ze produceerde niet meer dan een schamel straaltje, maar
bleef minutenlang op de bril zitten, overdenkend hoe ze het zou
gaan aanpakken. Niels had het moeilijk, daar moest ze rekening mee
houden. Niets overhaasten, dat zou alleen maar contraproductief
zijn. Samen iets drinken, samen iets eten, een gezamenlijk doel.
Langzaam moest hij in de gaten krijgen dat ze zo’n
gemeenschappelijk belang hadden. Daarom was het ook niet nodig om
meteen te zeggen wat ze had gezien en waar ze de bewijzen van had,
hoewel ze tegelijkertijd nauwelijks kon wachten om Niels ermee te
confronteren.
Eenmaal terug op haar kamer liet haar
computer met een helder ‘ping!’ weten dat er een bericht was
binnengekomen. Ze keek op de monitor om haar vermoeden bevestigd te
krijgen: Reinout had vrijwel meteen gereageerd. Hij schreef dat het
hem verschrikkelijk tegenviel. ‘Je hebt bij mij andere
verwachtingen gewekt. Dit is een van de grootste teleurstellingen
van mijn leven echt waar. We kunnen het toch nog een keer
proberen?’ Ze besloot er niet op in te gaan en klikte het mailtje
weg naar de map ‘Reinout’, die ze daarna in de digitale prullenbak
liet verdwijnen.
Eindelijk kwam Niels. Het leek of ze uren
had zitten wachten, maar het was zeven minuten over elf. Eerst
hadden ze het kort over de begrafenis van de vorige dag.
‘Triest,’ zei Marit, ‘vooral voor die
ouders.’
‘Ja,’ beaamde Niels, ‘vooral voor haar
ouders.’
Daarna leek het even of ze een minuut
stilte wilden inlassen, voordat ze verschillende kwesties begonnen
door te nemen. Uiteraard dingen die te maken hadden met de
afsplitsing van het vakantiepark, maar ook nieuwe prijzen, nieuwe
acties, de vraag of de Braziliaanse dag wel door moest gaan, de
nieuwe inrichting van de vergaderruimtes volgens moderne concepten,
zoals een zaal die als loungeruimte werd ingericht om mensen op een
ontspannen manier te laten brainstormen. Nog meer dan anders liet
ze hem merken dat ze zijn inbreng, zijn ideeën
waar-deerde.
Niels stond al op, toen Marit hem
voorstelde vanavond samen wat te gaan eten.
‘Hier in het restaurant?’
‘We kunnen ook naar La Palette gaan. Dan
eten we hier op de eerste dag dat Stefan kookt. Lijkt me een goed
idee.’
‘Jasper woont nu weer bij me. Die laat ik
liever niet alleen,’ zei Niels afgemeten.
‘Ja, natuurlijk, dat begrijp ik. Jasper
heeft even voorrang.’
Niels haalde zijn schouders op.
‘Laten we hier dan vanmiddag wat drinken.
Daar heb je toch wel tijd voor?’
‘We hebben alles al besproken, dacht
ik.’
‘Er zijn nog een paar dingen waar ik het
met je over wil hebben.’
Niels leek haar niet eens te
horen.
Niels wist dat de politie met veel mensen in het hotel
had gepraat. Af en toe ving hij bij de koffieautomaat of de
receptie iets op van bijna fluisterend uitgesproken woorden, met
een ondertoon van sensatie. Tot nu toe was nog altijd de conclusie
dat de politie volledig in het duister tastte, dat er geen
verdachte was, dat er geen aanwijzingen waren. Een paar keer was
hij Famke tegengekomen, die hem een beetje schuw en betrapt leek
aan te kijken. Ze moest de politie van alles over hem en Jitka
hebben verteld, maar hij durfde haar er niet over aan te
spreken.
Zojuist was hij gebeld door Van Ruiven. Of
ze vanmiddag even langs mochten komen. Niels had gevraagd naar de
reden. Met ‘Dat vertellen we straks wel’ voelde hij zich op zijn
plaats gezet. Waarschijnlijk hoorde dit bij hun strategieën uit het
Grote Verhoorhandboek of iets dergelijks. Misschien ook dat de een
hard en agressief tegen hem zou zijn, en de ander begripvol en
meelevend, zodat hij aan die laatste al zijn geheimen zou openbaren
wanneer de brute nummer één zich even had teruggetrokken. Een
bekend beeld uit politieseries op televisie. Niels nam zich voor
daar niet in te trappen. Als ze werkelijk iets zouden weten, dan
hadden ze hem allang op het bureau ontboden om hem met belastende
feiten te confronteren.
Om drie uur zouden ze er zijn, maar er
verscheen niemand. Ook een strategie? Hoewel Niels zich daarvan
bewust was, slaagde hij er niet in de onrust in zijn lichaam te
negeren. Hij liep door zijn kamer, verlegde wat papieren, gooide
wat oud materiaal in een papierbak en probeerde enkele kleine
rotklusjes af te maken. Maar zelfs dat lukte niet, omdat zijn
aandacht voortdurend verschoof naar de politie en wat die over
Jitka zou willen vragen. Misschien hadden ze toch een spoor ontdekt
dat naar hem wees.
Tegen halfvier werd er op zijn deur
geklopt.
‘Sorry dat we te laat zijn,’ zei
Mulder.
Niels maakte een gebaar naar het zitje met
twee lage stoelen in de hoek van de kamer. Zelf rolde hij zijn
bureaustoel ernaartoe. ‘Ik zal thee bestellen.’
‘Nou, we hoeven…’ begon Mulder, maar Niels
had de telefoon al gepakt om een bestelling door te geven aan de
bar.
Ze praatten wat over het weer totdat er een
kelner binnenkwam, die overdreven zwierig drie glazen heet water,
een kistje met twintig theesoorten en een schaaltje met zes bonbons
neerzette.
Na hun eerste slok thee bleven beide
rechercheurs een tijdje stil. Het was alsof ze hem even flink
wilden laten zweten.
‘En?’ vroeg Niels om de stilte te
doorbreken. ‘Is er nog nieuws?’
‘Niet echt, maar we willen iets aan u
voorleggen. Zegt de naam Lisette u iets?’
Niels deed of hij zijn geheugen grondig
moest raadplegen. ‘Ik dacht het niet… O, wacht ’s. Ik heb Jitka die
naam een keer horen noemen over de telefoon. Was het niet een
vriendin van haar?’
‘Lisette was haar beste
vriendin.’
Niels dronk van zijn thee. Zijn tanden
klapperden bijna tegen het glas.
‘We hebben uitgebreid met haar gepraat,’
ging Mulder door. ‘Ze vertelde wat ze had gehoord van Jitka. Dat er
tussen Jitka en u… ja, hoe zal ik het onder woorden brengen? Laat
ik zeggen dat u meer dan zakelijke interesse in haar had, dat u
haar niet alleen maar aardig vond, maar dat u misschien iets met
haar wilde.’
‘Ik… iets met haar wilde?’ Niels keek van
Mulder naar Van Ruiven. ‘Wat bedoelt u daarmee?’ Niet alleen Famke,
maar ook deze Lisette had kennelijk aan de politie allerlei
suggesties over hem en Jitka doorgegeven.
‘Moeten we het verder uitleggen?’
Niels probeerde rustig adem te halen,
terwijl zijn hart tekeerging. Het was warmer geworden in de kamer.
Ondertussen moest hij een knalrooie kop hebben.
‘Dat u haar probeerde te versieren,’ zei
Van Ruiven. ‘Dat u haar in bed probeerde te krijgen… Zo
duidelijk?’
‘Ik? Ha!’ Hij produceerde een zenuwachtig
lachje.
‘Vooral nadat uw vrouw bij dat ongeluk in
Italië om het leven was gekomen, waar u trouwens bij was, die
verschrikkelijke val tijdens die bergwandeling.’
Net zoals tijdens hun vorige gesprek voelde
Niels een bijna onverholen beschuldiging in die opmerking van Van
Ruiven: eerst je vrouw om het leven gebracht en toen was de weg
vrij om je assistente aan de haak te slaan.
‘Klopt het trouwens?’ vroeg Mulder, ‘dat u
haar probeerde te versieren? Ik zeg het nu maar rechttoe rechtaan.
Dat lijkt me helder.’
Niels probeerde koortsachtig na te denken,
maar alle overwegingen en argumenten tuimelden over elkaar heen.
Hij zag beelden, hoorde zichzelf praten terwijl hij nu niets zei,
hoorde de stem van die vriendin, die hij niet eens kende,
daartussendoor opmerkingen van anderen: Famke, Marit, Jitka zelf.
Het was een kakofonie van geluiden.
‘Klopt dat?’ vroeg Mulder opnieuw, nu met
strenge stem.
Niels zag zichzelf het schoteltje met
bonbons pakken en aan Mulder en Van Ruiven presenteren. Ze namen er
elk een en aten er kleine hapjes van.
‘Lekker.’ Er zat een streepje chocola in
Van Ruivens mondhoek, waarop Niels zich probeerde te
concentreren.
‘Probeerde u haar te versieren?’ vroeg
Mulder opnieuw.
Niels keek nog even naar de chocola in Van
Ruivens mondhoek. ‘Ik vond haar leuk.’ Toen kwam hij tot zijn eigen
verrassing met een zin uit een boek: ‘Misschien was ik niet
helemaal ongevoelig voor haar charmes.’
Mulder glimlachte. ‘Is dat geen
understatement?’
Een understatement, dacht Niels, ja, een
understatement. Ze kenden haar niet, ze hadden haar nooit in
levenden lijve gezien, ze wisten niet hoe zij hem had opgewonden,
gek had gemaakt.
‘En zij daagde u misschien een beetje uit,’
suggereerde Van Ruiven. ‘Het was voor haar een soort spel: mijn
chef het hoofd op hol brengen. Herkent u dat?’
Niels nam een slokje thee. ‘Herkennen? Nee,
niet echt.’
‘Een fraai decolleté.’ Terwijl Mulder dit
zei, haalde hij een foto van een stralend glimlachende Jitka
tevoorschijn, waarop ze een truitje droeg dat het bovendeel van
haar borsten ruimhartig vrijliet. ‘Een hand op uw schouder, een
lieve glimlach, misschien wel een enkele afscheidszoen… daar is een
man toch niet ongevoelig voor, zeker niet een man alleen, die net
zijn vrouw verloren heeft?’
‘Eh… daar had ik geen last van.’
‘Volgens Lisette gebeurde dat allemaal. Het
schijnt dat Jitka haar heeft verteld hoe u steeds hitsiger werd en
dat zij dat wel grappig vond.’
Niels deed zijn uiterste best om zijn blik
op het schaaltje met de vier resterende bonbons gericht te houden.
Het bekende spel van aantrekken en afstoten. Hoe noemden ze in het
Engels zo’n vrouw ook alweer? Cockteaser ? En dat had ze verdomme verteld aan
haar hartsvriendin. Samen hadden ze hem uit zitten lachen.
Misschien wist Famke het zelfs wel en had ze het hier in het hotel
weer doorverteld. Wat ik over Niels en Jitka hoorde… Komt een
manager bij zijn assistente…
‘U vond het waarschijnlijk niet zo
grappig,’ zei Mulder. ‘Misschien had u het gevoel door haar te zijn
bedrogen of gemanipuleerd. Dat zou ik me verdomd goed kunnen
voorstellen.’
Niels schudde zijn hoofd. Om hém hadden ze
gelachen, alsof hij een zielige puber was, die gestraft moest
worden voor zijn belachelijke seksuele fantasieën.
‘En dat u bij een confrontatie agressief
werd,’ vervolgde Mulder. ‘Dat u het niet meer pikte dat ze u
uitdaagde en opgeilde, dat u haar daarvoor wilde
straffen.’
Niels probeerde iets te zeggen, maar het
lukte niet. Hij dronk weer van zijn thee. ‘Onzin… absolute
onzin.’
Van Ruiven veegde de chocola eindelijk weg
uit zijn mondhoek en begon toen onverwachts vanuit een andere
richting. ‘Ze is een keer bij u thuis geweest, hebt u bij ons
vorige gesprek verteld. Bent u weleens in haar appartement
geweest?’
Niels joeg alle mogelijke overwegingen in
hoog tempo door zijn hoofd. Om tijd te winnen presenteerde hij nog
een keer het schaaltje en vroeg hij of ze meer thee wilden. Nee,
dat hoefden ze niet, maar zo’n heerlijke bonbon lieten ze niet
liggen. Er was een gerede kans dat Jitka aan haar vriendin over
zijn bezoekje had verteld op die avond dat hij zo van de kaart was,
vanwege de ontdekking van Esthers zwangerschap. Misschien ook wel
aan Famke.
Van Ruiven leek enigszins ongeduldig te
worden. ‘Een eenvoudige vraag: bent u weleens in die flat van haar
geweest?’
Uiteindelijk vertelde Niels over die avond.
Over zijn wanhoop en over het Italiaanse sectierapport waarin stond
dat Esther zwanger was geweest, dat hij toevallig voor de flat van
Jitka was beland en bij haar had aangebeld voor een paar troostende
woorden.
Mulder krabde over zijn kalende hoofd.
‘Alleen maar woorden?’
‘Ja, alleen maar woorden.’
‘En waarom ging u juist bij haar langs? U
kent hier toch wel meer mensen?’
‘Toeval, puur toeval. Ik heb zomaar wat
rondgelopen… verdwaasd en zo, ik wist nauwelijks waar ik was, tot
ik voor haar flat stond.’
‘U wist waar ze woonde? U had zich
georiënteerd?’
‘Ik wist waar ze woonde. Ik wist haar
adres. Dat stond in haar sollicitatiebrief.’
Mulder keek Niels aan met een blik waaruit
sprak dat hij geen enkel geloof hechtte aan zijn
woorden.