1
Sappige meloenen.
Niels slaagde er niet in de woorden uit
zijn hoofd te krijgen. Sappige meloenen. Dat zeiden ze als jongens
wanneer ze in het zwembad een vrouw zagen met flinke borsten,
vooral als die slechts waren bedekt door een minuscuul bovenstukje
dat hun puberfantasie op hol joeg, en dat zorgde voor die
merkwaardige warme tinteling in hun onderlijf, die hen bedwelmde en
tegelijkertijd stimuleerde en activeerde. Eerst fluisterden ze het,
maar hun stemmen stegen in volume, sloegen soms schril over bij
sommige jongens met de baard in de keel. Hun durf groeide, werd
groter dan zijzelf, zeker als ze langs een vrouw liepen die in haar
eentje lag te zonnen. Een enkeling schreeuwde het uit wanneer het
hem te veel werd. Marcel bijvoorbeeld. Niels zag hem weer voor
zich, zijn zwarte krulhaar, zijn tijgerzwembroekje met daarin de
beginnende erectie waardoor hij een beetje ongemakkelijk liep. Soms
verdwenen er een paar jongens in een kleedhokje, waar ze zich
handmatig van de grootste opwinding bevrijdden.
Later op het strand waren er steeds meer
vrouwen die het bovenstukje van hun bikini niet meer droegen, maar
dat was vreemd genoeg niet zo opwindend. De hormonen van de jongens
leken op topless minder te reageren. Nu keek hij er ook niet meer
van op, behalve laatst die twee vrouwen die in alleen een
bikinibroekje de lobby van het hotel binnen kwamen lopen. In het
park werd topless evenmin op prijs gesteld.
Alleen in flarden drong wat de jonge vrouw
tegenover hem zei tot Niels door. Het ging niet alleen om hoe ze
eruitzag, maar ze straalde ook een speelse, spontane vrolijkheid
uit, die zijn kamer leek op te lichten. Dit had hij nog nooit
gehad, en hoeveel vrouwen hadden er hier al niet tegenover hem
gezeten voor een sollicitatiegesprek? Ze vertelde over de
ervaringen in haar hui dige baan, waarop ze kennelijk uitgekeken
was: ‘Datamanagement… andere administratieve procedures
geimplementeerd… online-cursussen… innovatie in
communicatiestrategieën… nieuwe management
tools… prettige werkomgeving… leuke collega’s,
maar…’
Hij knikte en zei: ‘Ja, ja… interessant.’
Daarna staarde hij langs haar naar buiten, waar een tuinman bezig
was de heesters te snoeien.
Sappige meloenen.
‘Dus ben ik op zoek naar een nieuwe
uitdaging, en de horeca heeft me altijd al getrokken. Niet alleen
als klant, natuurlijk.’ Ze lachte een prachtig gaaf, helder wit
gebit bloot. ‘Maar om te werken, om zo’n bedrijf als dit van binnen
te leren kennen. Ik heb het altijd al…’
Niels had zijn blik weer even op haar laten
vallen. Alsof iemand hem zou kunnen betrappen en veroordelen keek
hij snel naar haar brief die voor hem op het bureau lag.
‘Het lijkt me spannend, zo’n hotel, met
alles wat erbij hoort. De mensen… de gasten, bedoel ik. Ik ken het
natuurlijk wel een beetje, maar alleen als gast.’
‘Zal ik dan… eh, zal ik iets meer vertellen
over het werk, over de taken?’
‘Ja, graag.’ Weer die tintelende
glimlach.
Jonge vrouwen… zo’n laag uitgesneden
truitje vonden ze tegenwoordig gewoon. Het was mode. Ze bedoelden
er niets bijzonders mee, hadden er geen behoefte aan om mannen uit
te dagen. Hij wist het. Maar zij… Jitka heette ze… Hij keek nog
eens naar haar brief.
‘En?’ vroeg ze.
‘Sorry, ik was even afgeleid.’
Er speelde een bijna ironisch lachje om
haar mondhoeken. Dit moest ze vaker ervaren, dat mannen door haar
verschijning van hun à propos werden gebracht.
Hij schoof zijn stoel een stukje naar
achteren alsof hij meer noodzakelijke afstand wilde creëren, en
keek naar buiten. De tuinman was klaar met de heesters en laadde
dode takken op een wagen, die hij straks met zijn kleine tractor op
zou komen halen. Niels begon te vertellen over het werk op zijn
afdeling marketing and sales, over het
accountsysteem, de relaties met grote klanten, boekingen,
aanbiedingen, contacten met webmasters, de banquetingafdeling die
hij ook onder zijn beheer had, en waar zij mee te maken zou
krijgen.
‘Banqueting?’ vroeg ze.
‘Ja, dat is alles voor grotere groepen, dus
feesten en partijen, recepties, maar verder alles wat corporate is. Dus de hele zakelijke markt.
Trainingen, vergaderingen, seminars, bedrijfs-jubilea. Veel mensen
denken bij een hotel als dat van ons meteen aan vakantiegangers en
zo, natuurlijk ook door het park met de cottages… de huisjes, dat we erbij hebben, maar de
zakelijke markt is minstens zo belangrijk. Kijk, dit is onze
brochure waarin staat wat we op dit terrein te bieden
hebben.’
Niels schoof de brochure in haar richting.
Ze pakte hem op en bladerde er even doorheen. ‘Ziet er mooi uit,
maar ik heb natuurlijk al naar de website gekeken.’
Niels schakelde over op de taken van degene
die zijn nieuwe assistente zou worden. Hij begon zich geleidelijk
aan zekerder en rustiger te voelen. Dit was allemaal vertrouwd
terrein. Het was stompzinnig en onnodig om zich het hoofd op hol te
laten jagen door een knappe, vooral ook aardige jonge vrouw die
hier kwam solliciteren.
‘Wilde je misschien nog iets weten?’ vroeg
hij.
‘Ja… wanneer denkt u dat u een beslissing
heeft genomen? Ik heb nog een sollicitatie lopen en ik zou graag
weten waar ik aan toe ben.’
Marit had de weekstaten van de afgelopen maanden
uitgeprint. De bezetting van de cottages lag tussen de 42 en 63
procent, met een gemiddelde van 51. Ze haalde de cijfers van vorig
jaar erbij. Toen hadden ze in hetzelfde kwartaal gemiddeld nog op
57 procent gezeten. Het jaar daarvoor op 61. De neerwaartse lijn
was onmiskenbaar. Als ze niets deed, zou het hele bedrijf, dus ook
het hotel, worden meegezogen naar dat diepe dal waaruit opklimmen
onmogelijk was.
Maar dat liet ze niet gebeuren. Dat mocht
niet gebeuren.
Vannacht had ze een tijd wakker gelegen. Ze
dacht eraan dat alles was verkocht, overgedaan en in feite
vernietigd, alles waar haar vader tientallen jaren keihard voor had
gewerkt, alles wat ze samen hadden opgebouwd. De schulden waren
betaald en ze had wat geld over waarvan ze kon leven, zeker de
eerste jaren. Alleen, in haar eigen veel te grote huis. Het hotel
had een andere naam gekregen. Ze kon zich zelfs voorstellen hoe met
een grote kraan de neonletters hotel masthof van de gevel werden
gehaald.
Nee, ze liet het niet gebeuren. Hun naam op
de gevel, op al het drukwerk, op de website. Het schilderij van
haar vader in de receptiehal. Alsof hij nog steeds alles in de
gaten hield. Dat moest allemaal zo blijven. Al die hotelketens die
hen wilden inlijven, al die prachtige aanbiedingen, ze wilde er
niets van weten. Vorige week had ze – eigenlijk tegen beter weten
in – zo’n mannetje van Western Plaza ontvangen. Gladde praatjes,
mooie prognoses, gunstige financiële regelingen. Het liefst had ze
hem vanaf het balkon bij haar kamer naar beneden gegooid, maar ze
had hem alleen koel en zakelijk duidelijk gemaakt dat ze geen
belangstelling had. Hotel Masthof was zelfstandig en bleef
zelfstandig, dat had ze haar vader beloofd.
Keihard gewerkt had papa, meer dan dertig
jaar lang, waarschijnlijk te hard gewerkt, voor het hotel, zijn
hotel, zijn levenswerk, zijn trots. Het park, ja, dat lag anders.
Dat was er op een gegeven moment bij gekomen omdat hij een naast
het hotel gelegen oud en slecht onderhouden, uitgestrekt
kampeerterrein voor een schijntje had kunnen kopen van de gemeente,
die blij was van die verantwoordelijkheid te zijn
verlost.
Bijna werktuigelijk schreef ze de vijf P’s
op een velletje papier. Product, Prijs, Plaats, Promotie en
Personeel. Een zesde, die ze laatst had gelezen in Hospitality Management voegde ze eraan toe: de P
van Prikkelen. Gasten prikkelen betekende gasten verleiden.
Verleiden om te komen, om langer te blijven, om meer te besteden.
Zes P’s. Op welke van die zes was nog vooruitgang te boeken? En wat
was daar voor nodig? In ieder geval geld, een extra financiële
impuls.
De cijfers logen niet, die logen nooit.
Maar ze wist dat je andere cijfers wel kon helpen. Dat had ze al
eerder gedaan. Je kon ermee schuiven. Er waren in principe
voldoende mogelijkheden om in ieder geval het hotel te redden. Niet
alleen omdat ze het wilde, maar vooral omdat het moest, omdat het
een dure belofte was geweest. Niemand zou het in de gaten hebben,
maar dan moest ze wel een principiële beslissing nemen.
Er werd op haar deur geklopt.
‘Ja.’ Ze schoof de papieren naar de rand
van haar bureau. Onder het bureau zuchtte Rakker diep, alsof hij
ook gekweld werd door de slechte resultaten van het park.
Niels kwam binnen. Hij ging op de rand van
haar bureau zitten, aanraakbaar dichtbij. Al jaren aanraakbaar
dichtbij, zo toonde ze zich ook tegenover hem, maar het leek na die
ene keer nooit meer enig effect te hebben gehad.
‘Nieuws?’ vroeg ze. ‘Liefst alleen goed
nieuws, want ik heb de weekstaten van het park nog ’s bekeken en
daar werd ik absoluut niet vrolijk van.’
‘Net een sollicitant gesproken. Hij legde
een brief op haar bureau.
‘Jitka Reehorst, vierentwintig… Een leuke
vrouw?’ Marit probeerde zo neutraal mogelijk te klinken.
‘Ze leek me wel geschikt. Geen ervaring in
de hotelbusiness, maar…’
‘Dat vroeg ik niet. Is het een leuke
vrouw?’
Hij keek haar even peinzend aan, alsof hij
wilde inschatten wat ze werkelijk bedoelde met haar vraag. ‘Ja, een
leuke vrouw,’ zei hij toen.
Beter dan ik? Spannender, mooier? Dit soort
vragen mocht ze alleen aan zichzelf stellen. ‘Wil je wat drinken?
Thee, koffie, of ben je al toe aan iets anders?’ Ze wees naar het
drankkastje dat tegen de achterwand van haar kantoor stond.
Natuurlijk konden ze hier in principe altijd alles bestellen bij de
bar, maar Marit had de voorziening van haar vader inclusief het
ijskastje intact gelaten.
‘Nee, dank je. Ik moet nog wat werk doen,
en als ik nu een biertje neem dan heb ik mijn kop er niet meer goed
bij.’
‘Ach kom, drink gezellig wat met me mee.’
Zonder verder iets aan hem te vragen schonk ze een glas witte wijn
in voor zichzelf en pakte ze een flesje Leffe Blonde en een glas
voor hem. Pas een paar maanden geleden was ze erachter gekomen dat
hij dat het lekkerste bier vond en ze had er meteen een paar
kratjes van besteld. Met in haar ene hand het glas wijn en in de
andere de stapel weekstaten ging ze naar de bank in de hoek van
haar kamer. Haar werkkamer was de enige met zo’n bank. ‘Kom even
naast me zitten, dan kunnen we samen nog ’s kijken.’ Alsof het
tegen hem was gericht, kwam Rakker onder het bureau vandaan en
sprong kwispelstaartend naast haar op de bank.
‘Ik heb ze al bekeken… ziet er niet erg
gezond uit.’
‘Doe nou niet zo ongezellig en kom hier
even zitten.’
Esther knikte alleen kort om te laten merken dat ze zijn
binnenkomst had opgemerkt. Ze was een tekst aan het lezen. Af en
toe sloot ze haar ogen en leunde naar achteren, alsof ze de woorden
zo dieper tot zich kon laten doordringen. Ze zag er ernstig uit met
haar leesbril op het puntje van haar neus, wat volstrekt niet paste
bij de rol die ze nu al jaren speelde, de rol waarvoor ze de tekst
van een volgende reeks afleveringen aan het doornemen was. Zij gaf
een stem aan Sloppy, die overal een puinhoop en een chaos van
maakte.
Hij las de krant en keek af en toe naar
haar. Ze prevelde, lispelde of mompelde de woorden voor zich uit.
Niels kon niet woordelijk verstaan wat ze zei, maar vrolijkheid,
droefheid of angst waren herkenbaar door de toon. Esther hoefde de
tekst niet uit haar hoofd te leren, omdat ze die bij de opname
simpelweg kon oplezen, terwijl ze met een hand de bek van de hond
bewoog, min of meer lipsynchroon, zoals dat heette als het om
mensen ging. Maar Sloppy was geen mens. Sloppy was een bruine,
ruigharige hond van een onbestemd ras, het huisdier van Barend
Boterberg, de directeur van een speelgoedfabriek waar zich allerlei
vreemde, maar ook leerzame zaken afspeelden, onder meer door
toedoen van Sloppy. Elke dag werd er een aflevering uitgezonden,
bestemd voor kinderen van een jaar of vier.
Niels las in de krant over Barack Obama,
over een auto die waarschijnlijk was opgeblazen, waarbij de
bestuurder zwaar gewond geraakt was, over problemen op de Antillen.
Esther zong een nauwelijks hoorbaar liedje, de vaste tune van
Sloppy, die ze toch elke keer weer herhaalde. ‘Sloppy, ik ben
Sloppy, met mijn leuke koppie. Ben ik geen moppie? Ja, dat ben ik
heus. Sloppy, ik ben Sloppy, met mijn leuke koppie en mijn natte
neus. Ben ik geen moppie? Ja, ik ben eerste keus.’
Met een diepe zucht legde Esther de
papieren weg. Ze zette haar leesbril af. ‘Sorry, ik zat er weer
even helemaal in.’
‘Natuurlijk, zo hoort het ook.’ Voor een
buitenstaander leek het allemaal oppervlakkig en makkelijk, maar
hij wist dat ze haar rol absoluut serieus nam. Het was haar leven,
haar leven als actrice; het was een rol waarmee ze honderdduizenden
kinderen vermaakte.
‘Hoe ging het bij Masthof?’ Esther had het
nooit over ‘het hotel’, ‘je werk’ of een andere neutrale
uitdrukking, maar altijd over Masthof, alsof ze zo wilde
benadrukken dat hij bij die familie in dienst was, zijn hele leven
al. Soms had hij het idee dat ze het niet goed kon verdragen dat
Marit Masthof zijn meerdere was en hij dus haar ondergeschikte.
Alsof Marit Masthof hem bezat of op z’n minst zou willen
bezitten.
‘Goed. Nou ja, nee… eigenlijk dus niet. De
cijfers van het park zijn desastreus. De bezettingsgraad is veel te
laag. Er moet dik geld bij. Maar dat is al lang zo, dat weet
je.’
‘En wat gaan jullie daaraan
doen?’
‘Eigenlijk moeten we grondig renoveren,
zeker het park. Dat kunnen we toch niet naar de verdommenis laten
gaan?’ Toen hij een kleine vijfentwintig jaar geleden bij Masthof
was komen werken, als een soort manusje-van-alles in de
zomervakantie, was het park net nieuw geweest. Een zwembad, een
sauna, een tennisbaan. Maar nu moest je een tropisch zwembad
hebben, speciale zonnebanken, niet alleen een Finse sauna, maar ook
een Turks stoombad, spectaculaire kinderattracties, squash-banen,
drie soorten restaurants met allerlei specialiteiten.
‘Je had vandaag toch ook nog
sollicitanten?’
Hij knikte en humde iets.
‘Geen goeie kandidaten?’
‘Ja, één… wel redelijk. De andere twee
leken niet echt geschikt.’
Esther stond op. ‘Je klinkt niet erg
enthousiast.’
Niels haalde zijn schouders op. Hij zag het
beeld weer voor zich, die glinsterende glimlach, de bijna
oplichtende blauwgroene ogen. De woorden uit zijn puberteit
resoneerden opnieuw door zijn hoofd. ‘Ze leek in ieder geval heel
gemotiveerd.’
‘Als jij dat ook bent, dan moet het iets
kunnen worden… Toch?’
Hij knikte en liet zonder echt iets te
lezen zijn ogen weer over de krant gaan.