3

‘In ons sfeervolle, uniek gelegen hotel kunt u genieten van een paar fantastisch ontspannende dagen. U kunt beschikken over een comfortabele kamer van waaruit u een prachtig uitzicht heeft over de karakteristieke omgeving. Het smakelijke, voedzame, maar eveneens gezonde ontbijtbuffet…’ Nee, dat was te veel van het goede. Niels veranderde het in: ‘Het heerlijke, uitgebreide ontbijtbuffet is inbegrepen bij de prijs…’ Hij zag de mensen alweer voor zich, die voorzien van een plastic zakje brood, kaas en vleeswaren meegristen voor hun lunch. ‘Onze chef-kok verwent u graag met zijn verrukkelijke à la cartegerechten, terwijl u ook bijzonder smakelijk kunt dineren op basis van een aantal voordelige driegangenmenu’s.’ Onze chefkok… Het beeld van de altijd wat morsige Arend, die ’s middags om vijf uur al een paar wodka’s achter de kiezen had, doemde op, maar even wazig als Arend meestal keek.
    Straks de prijs bepalen. Zouden ze op het laagste niveau gaan zitten van 69 euro per persoon voor twee nachten op doordeweekse dagen? Elke week bekeken ze in het managementteam de boekingen voor de komende periode. Op basis daarvan werden nieuwe prijzen berekend. Vooral na de doorbraak van internet was het grote schuiven van de prijzen begonnen. Aanbiedingen, daar ging het om, en bijna allemaal via de bekende websites. De hele hotelwereld had zitten slapen terwijl internet de wereld veroverde. De sites waarop je hotels kon vergelijken en meteen kon boeken, waren razendsnel opgekomen, en het verloren gegane terrein was nooit meer terug te winnen.
    Niels sloeg de tekst op. Misschien dat hij Jitka een keer de opdracht kon geven om iets te schrijven. Het was nu de twintigste. De eerste van de volgende maand was haar eerste werkdag. Ze zou hier bij hem op de kamer komen zitten aan het bureau in de hoek, net als Renate, die drie weken geleden van de ene op de andere dag had opgezegd. Met haar vriend ging ze een wereldreis maken, had ze Niels uitgelegd. ‘Voor morgen hebben we een goedkope vlucht naar Istanbul.’
    Hij keek naar het lege bureau. Nog ruim tien dagen, dan zou Jitka er zitten, zijn opdrachten aannemen, met hem overleggen, laten zien wat ze geproduceerd of bereikt had, vragen hoe ze dingen moest aanpakken. Waarschijnlijk was het veel beter geweest als hij het kritische oordeel van Marit had geaccepteerd: niet aannemen, omdat ze te weinig ervaring had en een te gevarieerd arbeidsverleden. Soms moest je jezelf in bescherming nemen. Maar hij zou zich beheersen, natuurlijk zou hij zich beheersen. Geen probleem, prentte hij zich in, geen enkel probleem.
    Hij ging op de stoel aan Jitka’s toekomstige bureau zitten, trok een paar laden open, waarin de gebruikelijke formulieren, handleidingen en instructies lagen. Persoonlijke spullen ontbraken. Alleen in een pennenbakje had Renate een tandenborstel achtergelaten. Hij zette de computer aan, klikte een Word-document aan en typte: ‘De nieuwe assistente marketing en sales.’ En nu verder. Wat was de rest van de tekst? Hoe zou het verhaal verder gaan?

Marit vertelde over het hotel, over het park met zijn cottages. Hoe het begonnen was, de ambities van haar vader, hoe die ambities alleen maar groter waren geworden toen haar moeder kwam te overlijden. ‘Hij vluchtte volledig in het werk. De zaak… het bedrijf, dat was echt zijn leven, dat kwam op de eerste, tweede en derde plaats. En daarna pas ik. Nou ja, hij gaf ontzettend veel om me, dat weet ik, maar eigenlijk moest ik het wel allemaal zelf uitzoeken.’ Ze keek Reinout aan.
    ‘Daar ben je vast zelfstandiger van geworden,’ reageerde hij.
    ‘O ja, heel zelfstandig.’ Misschien zou het hem afschrikken, maar ze had geleerd eerlijk te zijn om latere teleurstellingen en verkeerde inschattingen zoveel mogelijk te voorkomen. Ze nam een slokje wijn. Reinout dronk stevig, had ze gezien. Als haar glas nog maar half leeg was, schonk hij zichzelf al weer bij.
    ‘En jij?’ vroeg Marit, nadat ze de dessertkaart had aangenomen van de kelner.

‘Bepaald niet verkeerd, zoals je hier woont.’ Reinout liep door het huis. Een beetje keurend, vond Marit. Hij bekeek een aantal kunstvoorwerpen, die op verschillende plaatsen op tafeltjes en in kasten waren neergezet. ‘Mooie dingen ook. Is dit Chinees, deze vaas?’ Ze knikte. Op de stoep had ze eigenlijk al afscheid van hem willen nemen, maar hij had gevraagd of hij even van het toilet gebruik mocht maken. Hij was aardig, belangstellend, positief, maar ze moest nadenken. Alleen. Rustig nadenken. Toen ze binnenkwamen, was Rakker zoals gebruikelijk meteen naar haar toe gerend. Straks een flink stuk met hem lopen, om haar gedachten en gevoelens weer op een rijtje te krijgen. ‘Leuk hondje,’ had Reinout gezegd.
    Reinout ging op de bank zitten, met zijn jas nog aan. Het was moeilijk om hem nu voor te houden dat hij toch alleen naar de wc wilde en dat het niet de bedoeling was dat hij nog zou blijven plakken.
    ‘Ik wil zo meteen wel’s gaan slapen, nadat ik Rakker heb uitgelaten. Vandaag hard gewerkt. Morgen weer veel te doen. Dat krijg je als je zoveel verantwoordelijkheden hebt. In zo’n hotel houdt het werk nooit op.’ Ze slaakte een diepe zucht, die hem eigenlijk het huis uit moest blazen.
    ‘Het klinkt een beetje brutaal, maar heb je misschien een kop koffie voor ik in de auto stap?’
    Goed, koffie, bedacht ze. Het zou een beetje grof zijn om Reinout nu de straat op te sturen. ‘Oké, wat wil je? Gewone koffie, espresso, cappuccino, caffè latte?’
    ‘Gewone koffie, graag.’
    Toen ze terugkwam in de kamer met één kopje koffie, bleek Reinout zijn jas te hebben uitgetrokken. Het leek haar het beste om helder te zijn over haar bedoelingen. ‘Ik vond het gezellig vanavond, maar ik weet nog niet of het iets kan worden tussen ons. Wat vind jij?’
    ‘Daar hoeven we toch niet meteen aan te denken. Dat is zo ver weg. Ik… eh, ik vind je een leuke vrouw, ik kan goed met je praten, je ziet er leuk uit… spannend.’ Hij sloeg zijn ogen neer als een verlegen schooljongen.
    Bijna halféén, zag Marit op haar horloge. Na het restaurant waren ze nog naar een café gegaan, waar het eigenlijk te druk was en vooral te lawaaierig, met de harde muziek en tientallen mensen die zich daaroverheen verstaanbaar probeerden te maken. In het café had ze de nieuwe assistente van Niels nog gezien, die over ruim een week zou beginnen. Niels had volgehouden dat hij haar wilde aannemen.
    ‘Wat vind je eigenlijk van mij?’ Reinout keek haar een beetje onderzoekend aan.
    ‘Ik weet het niet.’
    ‘Maar je hebt toch wel een indruk?’ vroeg hij bijna fluisterend, alsof hij bang was voor het antwoord.
    Ze knikte.
    ‘Positief?’
    ‘Redelijk.’
    ‘Ik wil graag een eerlijke kans,’ zei Reinout. ‘Ik hoop dat we de mogelijkheid krijgen om elkaar verder te ontdekken, om uit te vinden wat we eventueel voor elkaar kunnen betekenen.’
    Marit had de indruk dat hij de laatste zinnen op een datingcursus had geleerd, maar ze zei: ‘Ja, misschien zou dat goed zijn.’

Jitka had voor haar en Lisette twee glaasjes rosé bij de bar gehaald. Tom was nergens te zien. Straks, als hij uitgepraat was met zijn vrienden van het derde, zou hij haar weer opzoeken. Vrijdagavond, dan mocht hij drinken, en dat deed hij ook. Als hij zondag moest voetballen, hield hij het zaterdagavond beperkt.
    Ze proostten.
    ‘En wanneer begin je bij Masthof?’ vroeg Lisette.
    ‘Over ruim een week.’
    ‘Leuke mensen?’
    ‘Misschien. Ik heb er nog niet veel ontmoet. Eigenlijk alleen mijn directe baas en de directeur van het hotel, een vrouw.’
    Lisette lachte. ‘Die zijn meestal het ergste.’
    ‘Ik vond haar ook een beetje een bitch. Nou ja, ze was kritisch, zoals dat heet.’
    ‘En die man?’
    ‘Gewoon aardig,’ zei Jitka. ‘Zag er ook goed uit.’
    ‘Je gaat toch niet… zoals bij Uniegros…’
    ‘Natuurlijk niet.’ Daar had ze moeten vertrekken omdat ze een relatie had gekregen met haar meerdere, maar die was nog geen dertig geweest. Wel getrouwd en twee kleine kinderen. Toen het bekend werd in het bedrijf, was haar positie onhoudbaar geworden. ‘Deze man zou bijna mijn vader kunnen zijn. En trouwens…’ Tom verscheen in haar blikveld. ‘Ik ben nu toch met Tom.’
Jasper voelde hoe haar lichaam precies in de holte van zijn arm paste, alsof ze voor elkaar gemaakt waren. Even dacht hij dat ze in slaap was gevallen, maar uit een kleine beweging bleek dat ze wakker was.
    ‘Misschien moeten we samen weggaan,’ stelde hij voor.
    ‘Naar huis, naar een café? Wat bedoel je?’
    ‘Ver weg, ver van Oldenzaal.’
    Jasmijn keek hem aan, steunend op een elleboog. ‘Maar waar naartoe dan?’
    De verbaasde trek op haar gezicht ontroerde hem. ‘Dat maakt niet uit. Als we maar samen zijn.’
    Ze reageerde niet. Zachtjes streelde hij haar armen, haar lieve, kleine borsten.
    Toen hij het al niet meer verwachtte, zei ze: ‘Jij zegt soms van die gekke dingen. Af en toe ben je gewoon een beetje para, weet je dat?’
    ‘Hoezo? Wil jij dan niet voor altijd met z’n tweeën zijn?’
    ‘We hebben toch school… thuis… m’n vriendinnen… tennis.’
    Jasper deed of hij haar niet had gehoord. ‘Een ander land, waar niemand ons kent, waar niemand ons lastigvalt, waar we samen…’
    ‘Gekkie.’ Ze zoende hem op zijn mond. ‘En je hebt trouwens verteld dat je het weekend naar je vader gaat.’

In het begin moesten ze altijd weer wennen. Ze liepen om elkaar heen. Vragend, tastend, onzeker. Niels had graag dat het anders was, dat ze elkaar vanzelfsprekend accepteerden, dat er niets hoefde te worden uitgelegd, dat het zonder reserves direct goed en vertrouwd was, zoals het hoorde te zijn tussen ouders en hun kinderen. Maar dat was niet het geval. Vanmiddag had hij ze van de trein gehaald.
    Hij kon maar moeilijk de gedachte van zich afzetten dat Liesbeth ver bij hem vandaan was gaan wonen om hem te straffen, om ook het contact tussen hem en zijn kinderen zoveel mogelijk te bemoeilijken en te frustreren. Zelf had ze hem op haar vertrouwde, vermanende toon uitgelegd dat er een andere oorzaak was. In Oldenzaal had ze een geschikte, niet al te dure woning kunnen vinden en een baan als basisschoolleerkracht. Op haar school was ze Harm tegengekomen, ook een eenzame ziel.
    Misschien wilde Niels daarom geen kinderen meer. Het contact met Jasper en Isa zou moeilijker worden, vreesde hij, als Esther en hij een kind zouden krijgen. Aandacht voor een ander kind, jaloezie, oud zeer. Met Jasper was het toch al moeilijk genoeg. Vroeger een spontane, vrolijke jongen, maar nu kon hij soms zomaar een uur donker voor zich uit zitten staren. Als je vroeg wat er was, leek hij moeizaam tot de realiteit terug te keren. ‘Nee hoor, er is niks,’ zei hij dan uiteindelijk. Isa was stukken makkelijker. Misschien moest hij meer tijd aan Jasper besteden, maar hoe?
    En een kind met Esther? Stel dat het toch misging tussen hen tweeën, wat zou er gebeuren als ze een kind hadden? Misschien werd hij dan een dubbele weekendvader. ‘Maar we blijven bij elkaar,’ had Esther gezegd. ‘Dat weet je toch?’ Als ze ergens waren en er bevonden zich ook kinderen in het gezelschap, dan kon hij zien hoe ze daarop reageerde: warm, geïnteresseerd, vrolijk. Ze zou een uitstekende moeder zijn.
    Esther hield zich altijd op de achtergrond als Jasper en Isa er waren. ‘Ik word nooit hun tweede moeder,’ had ze gezegd. ‘Ik ben en blijf dat kreng dat hun vader van hun moeder heeft afgepikt. Als ik Jasper weer ’s zo somber zie kijken, weet ik dat het door zijn hoofd speelt. Ik kan soms gewoon geen hoogte van die jongen krijgen.’
    Jasper zat naar tennis op Eurosport te kijken, maar het leek of hij er met zijn hoofd niet bij was. Zelf had hij echt tennistalent. Rond zijn zevende jaar had hij nog een blauwe maandag op voetbal gezeten, maar een individuele sport als tennis bleek veel geschikter voor hem. Niels had de tv aan moeten zetten om Jasper op de uitzending te wijzen. ‘Het interesseert me niet zoveel,’ had hij gemompeld. ‘Wat interesseert je dan wel?’ Jasper had alleen zijn schouders opgehaald. Moeilijk, zo’n jongen van net achttien. Je vermoedde dat er van alles in hem omging, zonder dat hij er iets van blootgaf, en zeker niet tegenover zijn parttime vader. Isa was aan de tafel bezig met haar huiswerk. Esther had de auto genomen om boodschappen te doen.
    Zelf bladerde hij nu door de krant. Zijn oog viel op een berichtje waar ‘Drama in de Bijenkorf ’ boven stond. ‘De politie heeft de vrouw aangehouden,’ las hij, ‘die vrijdag in de Bijenkorf een 1-jarig kindje van de vierde verdieping naar beneden liet vallen en daarna zelf sprong. Het kind overleefde de val niet. De 23-jarige vrouw ligt gewond in een ziekenhuis, liet de politie weten.’ De vraag was of je niet altijd je kinderen liet vallen. Meestal kwamen ze goed terecht, maar soms niet. En er zelf achteraan springen?
    Maandag zou de eerste werkdag van Jitka zijn. Misschien moest hij nog iets speciaals doen om haar te verwelkomen. Nee, nergens voor nodig, dat was ongebruikelijk. Geen bos bloemen op het bureau of een schaaltje bonbons bij de koffie. Ze moest eerst maar eens laten zien wat ze waard was. Hij probeerde zich voor te stellen hoe de maandag zou zijn en schrok bijna toen Esther de kamer binnenkwam met twee boodschappentassen.
    ‘We eten vanavond spaghetti.’ Esther ging naar de keuken. Niels legde de krant weg en liep haar achterna. Ze was bezig de boodschappen uit te pakken.
    ‘Gaat het?’ vroeg Niels.
    ‘Gaat het met jou? Je lijkt zo afwezig. Net of je aan iets heel anders zit te denken.’

Jasper deed de deur van de slaapkamer zo stil mogelijk dicht. Hij sloop de gang door, bleef voor de kamer van Niels en Esther staan en luisterde zelfs even, met zijn oor voor het sleutelgat. Harm snurkte, wist hij. Het was een raadsel hoe Liesbeth daarbij kon slapen. Maar hier hoorde hij niets.
    Hij deed zijn jas aan en pakte een stel reservehuissleutels van het haakje naast de kapstok. Er stond een flinke wind, maar het was niet koud. Vreemd, als je overal naartoe kon, maar nergens moest zijn. Hij liep het dorp in, dat vergeleken met de tijd dat hij hier gewoond had, veel groter was geworden. Allerlei wijken waren als schimmels uit het kleine centrum gegroeid, en zelf brachten ze ook weer nieuwe schimmels voort, als een niet te stuiten proces.
    In deze tijd van het jaar was het dorp ’s nachts vrijwel uitgestorven. ’s Zomers was het veel drukker, met alle toeristen, dagjesmensen en hotelgasten. Als vliegen kwamen die op de stroop af, als hyena’s op een lijk.
    Ze moesten er een bom op gooien.
    Platbranden.
    Alles uitroeien.
    Hij pakte een steen, woog hem in zijn hand, en stond op het punt hem door een willekeurig raam van een willekeurig huis te gooien, toen er een man die zijn hond uitliet de straat in kwam lopen. Jasper liet de steen vallen.
    ‘Goeienavond,’ zei de man.
    Jasper reageerde niet. Hij liep door, voorbij het centrum, een duinpad in. Van hier af was de verlichting van Hotel Masthof goed te zien. Na een minuut of tien kwam hij bij de zee. Vooral in het donker was het elke keer een wonder om over de bult van het duin te komen en dan in één keer het donkere water met de witte schuimkoppen te zien. Van een afstandje keek hij naar de golven, die op sommige plaatsen het duin tot zo’n tien meter naderden. Daarna liep hij door tot het schuimende water over zijn schoenen stroomde.