26
Voor normale kinderen betekent een lang weekend een reisje naar de kust, lange dagen in het park of de kans om weer eens goed verwend te worden door opa en oma. Maar voor tehuiskinderen gelden andere regels. In mijn wereld werden die drie vrije dagen gezien als de perfecte mogelijkheid om de tweeling naar Annie te verhuizen.
Voor mij was dit het begin van het einde van de wereld. Na vandaag zouden ze alleen nog maar denken aan Annie en aan hun nieuwe kamer, aan de vriendjes met wie ze op straat speelden. Het zou slechts een kwestie van tijd zijn – enkele weken, schatte ik – totdat ze het tehuis helemaal vergeten waren. Mij helemaal vergeten waren.
Ronnie probeerde er nog een positieve draai aan te geven, beloofde dat hij me af zou leiden met trainingen en heel veel één-op-ééntijd, maar het hielp niets. Er was niets te verzinnen waardoor de klap verzacht kon worden of waardoor ik me minder alleen zou voelen.
Die ochtend lag ik vanuit mijn bed te kijken hoe het licht langzaam bezit van mijn kamer nam, net zoals de afgelopen maanden, met Louie diep in slaap naast me. Sinds hij wist dat ze terug zouden gaan naar Annie, waren zijn bezoekjes een nachtelijk ritueel geworden, en hoezeer ik me ook bezorgd maakte over hoe hij het daar zou gaan redden, ik kreeg het niet over mijn hart om hem terug in zijn eigen bed te leggen. Bovendien zorgde zijn aanwezigheid ervoor dat ik eindelijk eens genoeg kon ontspannen om een paar uurtjes slaap te pakken.
Lizzie daarentegen leek een stuk rustiger onder de hele situatie te zijn, opgewonden zelfs, en kwam eigenlijk alleen maar bij ons liggen wanneer ze wakker werd en ontdekte dat Louie verdwenen was.
Ze beseften donders goed wat er aan de hand was. De klootzakken deden er alles aan om ze zo goed mogelijk voor te bereiden, waarbij ze ze constant aanmoedigden om zo zelfstandig mogelijk te zijn. Ze kwamen zelfs aanzetten met een therapeut, die hen tekeningen liet maken over hoe zij dachten dat hun leven bij hun moeder eruit zou gaan zien. Ik weet niet welke tekening ik het ergst vond. Die van Lizzie was buitengewoon gedetailleerd. Een huisje met een tuintje, met haarzelf, Annie, Louie en mij vrolijk zwaaiend in de deuropening, terwijl die van Louie een slordig eenkleurig geheel was. Bij hem geen rook uit de schoorsteen, geen bloemen in de tuin, maar wel met drie sip kijkende figuurtjes. Geen spoor van mij op de tekening.
Waarschijnlijk maakten de klootzakken zich nogal zorgen over mij, aangezien ook ik getrakteerd werd op een preek van de therapeut, over hoe ik de tweeling het beste voor kon bereiden. Ik moest vooral regelmatig met ze praten, wanneer ik maar kon en wanneer zij maar vragen hadden. Wat wilden ze dat ik zou zeggen? Hoe kon ik de tweeling vertellen dat dit het beste voor ze was, terwijl ik ze het liefst zou opsluiten in mijn kamer om ze nooit meer te laten gaan? Het was een afschuwelijke situatie, maar ik had geen keus.
Terwijl ik die laatste ochtend de trap af slof, vraag ik me vertwijfeld af hoe we in vredesnaam de uren tot aan Annies komst moeten doorkomen. Mij is opgedragen om alles zo normaal mogelijk te laten verlopen, voor de tweeling. Gelukkig heeft Ronnie de hele ochtend alweer met zijn gebruikelijke militaire precisie uitgestippeld en voor deze ene keer ben ik daar blij om en doe ik mee. Het ontbreekt me ook aan de energie om er tegenin te gaan.
Hij begint met een uitgebreid Engels ontbijt, waarmee hij zijn eigen gouden regel van alleen maar gebakken eten op zondag overtreedt. Terwijl ik toekijk hoe hij zijn bord vol eten weg zit te werken, vraag ik me af of deze overtreding van de barakwetten misschien alleen voor zijn eigen plezier geweest is.
Helaas laat hij ons nog wel steeds afwassen en we hebben meer dan een half uur nodig om alles naar volle tevredenheid schoon en glimmend te krijgen. Terwijl we af staan te drogen zie ik hoe de andere tehuiskinderen voorzichtig de deur uitgewerkt worden om, gezien de hoeveelheid spullen die ze bij zich hebben, de rest van de dag niet meer terug te komen.
Ik moet toegeven dat dit een opluchting is. Het laatste waaraan ik nu behoefte heb, is irritante kinderen om me heen. Ik heb geen zin om mijn laatste ochtend met de tweeling in de houdgreep op de grond te moeten doorbrengen, enkel omdat ik iemand een lesje geleerd heb.
Ook Ron lijkt er niet rouwig om te zijn. Terwijl de minibus het hek uit rijdt, zie ik hem ontspannen, hoewel hij nog altijd een bezorgde uitdrukking op zijn gezicht heeft, wanneer hij zich naar ons toewendt.
‘Goed, mensen. Zullen we in de woonkamer gaan zitten? Billy heeft nog iets, wat jullie misschien wel graag willen zien.’
Vragend kijk ik hem aan, ik heb geen idee waarover hij het heeft.
‘Het levensverhaalboek, Bill?’ fluistert hij. ‘Ik dacht dat dit misschien een mooi moment was om het aan de tweeling te laten zien. Zal ik de dvd uit je kamer halen?’
‘Eh, nee, laat maar, ik pak hem zelf wel,’ zeg ik.
Hoewel het nooit bij me opgekomen is om er samen met hen naar te kijken, is het eigenlijk inderdaad wel een goed idee. Zo kan ik ze uitleggen wat mijn bedoeling geweest is en kunnen ze de dvd meteen meenemen.
Het is wel een beetje vreemd om het terug te zien. Sinds Daisy me de dvd gegeven heeft, heb ik er nog niet naar durven kijken. Maar de tweeling lijkt te begrijpen wat de bedoeling is, nadat ze eenmaal gestopt zijn met brullen van het lachen om de eerste beelden van mij. Allebei hadden ze naast me willen zitten, maar zodra de film eenmaal loopt, laat Lizzy zich op de grond glijden om daar op haar buik, kin op haar handen, verder te kijken. Je zou bijna gedacht hebben dat ze opnieuw naar The Princess Bride ligt te kijken, in plaats van naar haar grote broer in het tehuis.
Louie blijft wel naast me zitten en ondanks het feit dat hij hard zit te giechelen om het verhaal over de kunstgalerij, voel ik zijn spanning, het knijpen van zijn vingers, als hij mijn hand pakt. Zachtjes knijp ik terug en trek hem nog wat dichter tegen me aan.
Pas wanneer het bijna afgelopen is en Ronnie plotseling in beeld verschijnt, ga ik wat beter opletten. Eerlijk gezegd was ik helemaal vergeten dat hij die dag Daisy en de camera nog even opgeëist had. Nerveus kijk ik toe hoe hij begint te spreken.
‘Hallo, jongens. Ik ben het, Ronnie.’
Ondanks zijn nonchalante woorden heeft hij toch nog steeds iets militairs, zoals hij daar zit, kaarsrecht, zijn haren keurig gekamd.
‘Ik hoop dat jullie het niet erg vinden dat ook ik even verschijn op Billy’s film, maar ik wilde toch ook graag even hallo en, eh, tot ziens zeggen. Ik had de eer om jullie persoonlijk begeleider te zijn in de periode dat jullie hier zaten. Sterker nog, ik was aanwezig op de avond dat jullie drie hier arriveerden. Ongelooflijk dat jullie hier alweer zo lang zitten en dat we elkaar dus al zo lang kennen. Ik wilde… nou ja, ik hoop dat jullie een fijne tijd tegemoet gaan bij jullie moeder. Het is prachtig om familie te hebben en jullie hebben maar één moeder, zorg dus goed voor haar en gedraag je een beetje daar. Hopelijk hoeft Annie niet zoveel achter jullie aan te rennen als ik dat gedaan heb.’
Hij zwaait nog even, waarna de camera al begint te zakken, maar dan voegt Ron er toch nog iets aan toe.
‘O, nog één ding. Ik ben ervan overtuigd dat Billy jullie een schitterende rondleiding gegeven heeft door het huis, waarin jullie zo lang gewoond hebben. Maar er is eigenlijk maar één ding dat jullie echt niet mogen vergeten tijdens de komende jaren, en dan heb ik het niet over dit tehuis of de mensen die hier werken.
‘Wat jullie niet mogen vergeten is jullie broer. Omdat Billy… nou ja, ik heb nog nooit zo iemand als jullie broer ontmoet; dat jullie nu zulke geweldige kinderen zijn, hebben jullie echt aan hem te danken. Soms zou ik bijna vergeten dat hij maar zes jaar ouder is dan jullie. Dat mag natuurlijk niet, maar het gebeurt wel. Tijdens de afgelopen acht jaar was hij een soort vader en moeder tegelijk voor jullie. Vergeet dat nooit, wat er ook gebeurt. En vergeet ook niet om hem af en toe eens te bellen. Oké, dat was het wel, ik wens jullie heel veel plezier. We zien elkaar gauw weer.’
En met die woorden wordt het scherm even zwart, voordat ik mijn eigen stem weer hoor. Maar ik zie niets, door de tranen die in mijn ogen prikken.
Ik doe niet aan huilen. Al jaren niet meer. De boosheid zit meestal in de weg. Dus nu ik vochtige ogen krijg van Ronnies woorden, weet ik niet wat ik moet doen, behalve dan de tranen snel wegslikken, voordat iemand het in de gaten heeft. Het lukt me om ze door mijn keel te krijgen, daar waar normaal gesproken mijn woede zit, vlak voordat die explodeert.
Nadat de dvd afgelopen is verschijnt de Kolonel in de deuropening. ‘Oké, jongens, over een uur staat jullie moeder op de stoep, dus ik wil dat jullie nu naar boven gaan om nog een keer te controleren of er echt niets meer in jullie slaapkamer ligt. Ik heb geen zin om vanavond laat nog naar jullie huis te moeten rijden omdat jullie van alles vergeten zijn.’
De tweeling rolt met de ogen en verlaat de kamer, waarschijnlijk blij dat ze binnenkort van zijn instructies verlost zijn.
‘Gaat het, Bill?’ vraagt hij.
Ik waag het niet om iets over de film te zeggen en al helemaal niet over zijn bijdrage, niet terwijl mijn tranen nog zo hoog zitten. En dus knik ik enkel.
‘Ik weet dat vandaag niet makkelijk zal zijn. Maar ik ben hier het hele weekend, mocht je willen praten.’
Ik frons mijn wenkbrauwen. ‘Hoe bedoel je, het hele weekend? Loopt je dienst dan niet af vanavond?’
‘Eigenlijk wel. Maar ik dacht dat het misschien beter was als ik nog wat langer bleef, voor het geval…’
Ik zie de angst in zijn gezicht. De angst dat ik hem weer net zo af zou snauwen als altijd. Dus wanneer ik alleen maar knik en langs hem heen loop, lijkt hij oprecht opgelucht.
De kamer van de tweeling is onherkenbaar. Met de bedden afgehaald en alle posters van de muren – behalve dan de half afgetrokken voetbalstickers – lijkt het wel een armoedige jeugdherbergkamer. Wat het in zekere zin natuurlijk ook is, bedenk ik.
Ze hebben alles gecontroleerd en de laatste losse spulletjes nog in hun tassen gepropt. Het ziet er nu allemaal zo definitief uit dat ik het liefst meteen weer terug naar beneden gegaan was.
‘Kom op,’ zeg ik, verbaasd over hoe opgewekt mijn stem klinkt. ‘Dan dragen we de tassen naar beneden. Ze zal er nu wel gauw zijn.’
Hoezeer ik de tijd ook stil wil zetten, ik weet dat het onmogelijk is. En even later klopt Dawn (na acht lange maanden zowaar nog steeds onze maatschappelijk werkster) ook al op de deur, Annie in haar kielzog.
‘Hallo, allemaal,’ zegt ze opgewekt, waarbij haar glimlach enigszins bevriest aks ze mij ziet.
Lizzie weet niet hoe snel ze zich langs haar heen moest wurmen en gooit Annie bijna omver, zo enthousiast springt ze in haar armen.
‘Hallo, lieverd,’ zegt Annie, terwijl ze haar gezicht in Lizzies haren begraaft. ‘Wat vind ik het fijn om je te zien. En wat zie je er mooi uit vandaag.’
‘Gaan we nu naar huis?’ vraagt Lizzie, waarbij ze afwisselend Dawn, Annie en Ronnie aankijkt, alsof ze zich afvraagt wie er nu eigenlijk de baas is.
‘Gauw, Lizzie, gauw,’ antwoordt Annie, terwijl ze om zich heen kijkt. ‘Oké, waar is je broer? Die heb ik nog helemaal niet gezien.’
Fronsend kijk ik om me heen, maar ze heeft gelijk. Geen Louie. Ik werp een blik over mijn schouder en ontdek dat hij vlak achter me staat, een bezorgde blik in zijn ogen.
‘Wat doe je daar nou, Lou?’ vraagt Ronnie zacht. ‘Moet je je moeder niet even gedag zeggen?’
‘Hallo.’ Hij zwaait even, probeert zelfs te glimlachen. Maar hij blijft achter me staan.
‘Goed,’ zegt Dawn, in een poging de spanning te breken. ‘Zal ik dan alvast wat spullen naar de auto brengen, zodat jullie afscheid van elkaar kunnen nemen?’
Ze pakt een paar tassen en zwaait die over haar schouder, voordat ze zich zo snel mogelijk uit de voeten maakt.
‘Louie?’ vraagt Annie. ‘Louie, ik weet dat dit allemaal nog wat vreemd is, maar het komt echt goed, dat beloof ik. Voor mij voelt het ook ongewoon. Maar ik heb hier al zo lang op gewacht. En ik beloof je dat het echt allemaal goed komt. Meer dan goed zelfs. Je zult zien dat het geweldig wordt.’
Ze strekt haar handen naar hem uit en langzaam komt hij nu dichterbij, voordat hij haar uiteindelijk toestaat om hem in haar armen te sluiten.
Daar blijft hij een seconde of twee, waarna hij weer een stap achteruit doet en omkijkt naar mij, om te zien hoe ik reageer.
‘Mag Billy met ons meekomen, mam?’ vraagt hij snel, zijn stem plotseling hoopvol. ‘Gewoon voor een paar uurtjes vanmiddag?’
Annie weet duidelijk niet wat ze moet zeggen. Ze kijkt om zich heen, in de hoop dat Dawn alweer terug komt, klaar om haar te redden. Gelukkig voor haar doet Ronnie wat hij altijd doet, namelijk zich ermee bemoeien.
‘Ik denk dat dat vandaag niet zo’n goed idee is,’ zegt hij, terwijl hij Louie over zijn bol aait. ‘Een ander keertje kan dat vast wel, maar vandaag is het beter als jullie alleen met Dawn en jullie moeder meegaan. Zodat jullie langzaam kunnen wennen thuis en alles uit kunnen pakken en jullie posters op kunnen hangen. Dan is het voor Billy ook leuker om te zien, wanneer hij op bezoek komt, denken jullie ook niet?’
‘Oké,’ antwoordt Louie, zijn blik nog steeds op mij gericht.
‘En vergeet niet dat we volgende week zaterdag afgesproken hebben. Dan gaan we naar Pickering Park en daarna pizza eten. Dat is al over zeven nachtjes.’
‘Die zullen voorbij vliegen,’ zegt Annie, duidelijk opgelucht dat Ronnie er is. ‘Luister, ik zal de rest van de bagage naar de auto brengen, zodat jullie afscheid kunnen nemen van Ronnie en Bill. Ik wacht buiten op jullie.’
Ze pakt de twee overgebleven tassen op en glimlacht nog een keer naar me. ‘Heel erg bedankt, Billy. Ik weet niet wat ik verder nog moet zeggen. Behalve dan, nou ja, sorry.’
‘Voor wat?’ vraag ik scherp. ‘Voor wat je tegen me gezegd hebt, vorige week?’
Ronnie kijkt niet begrijpend, maar zegt niets.
‘Dat en voor al het andere.’ Even zie ik iets van emotie in haar ogen en ik hoop maar dat het inderdaad spijt is.
‘Ik weet echt niet wat ik verder nog tegen je moet zeggen, Billy. Ik wou dat het anders was.’
Wat dacht je van Ik ben van gedachten veranderd, denk ik. Ik zou zelfs al tevreden zijn met Kom met ons mee. Alles wat zou betekenen dat ze vandaag niet met haar zouden vertrekken. Niet zonder mij.
Terwijl ze weg loopt, valt het me op hoe klein de tassen eigenlijk zijn. Dat de inhoud van hun levens in twee van die eenvoudige weekendtassen past. Ze verdienen zo veel meer. Wij allemaal.
Ik kijk naar Lizzie en glimlach, voordat ik haar onder haar armen pakte en optil voor een omhelzing. En dan komen de tranen.
‘We willen allebei zo graag dat je met ons meekomt, Billy,’ huilt ze. ‘Ik snap niet waarom jij hier blijft. Wil je dan niet meekomen?’
‘Het gaat niet om wat ik wil, lieverd,’ zeg ik zacht. ‘Hier hebben we het toch over gehad, weet je nog? Het gaat erom dat jullie een thuis krijgen. Ik ga over een paar jaar toch het huis uit. Het zou dus niet eerlijk zijn tegenover Annie om naar een groter huis te moeten verhuizen, alleen maar zodat ik over een tijdje weer zou vertrekken, of wel soms?’
‘Maar volgende week kom je wel, toch?’ vraagt ze.
‘Ik zou het voor geen goud willen missen,’ antwoord ik, en dwing mezelf om te grijnzen. ‘Vooral omdat Ronnie betaalt.’
Ze giechelt en knuffelt me nog een laatste keer.
‘Annie zal toch wel voor de badkamerdeur blijven zitten, terwijl ik daar bezig ben, Bill?’ fluistert ze, bang dat Ronnie het zou kunnen horen.
‘Dat zal niet nodig zijn, meisje, echt niet. Maar je hoeft het haar alleen maar te vragen,’ antwoord ik, terwijl ik haar voorzichtig weer op de grond zet.
Dan is alleen Louie nog over, die elke seconde bleker lijkt te worden. Ik wenk hem en hurk op de drempel. Met een sip gezicht komt hij op mijn knie zitten en laat zijn hoofd tegen mijn borst aan vallen.
‘Ik ga niet,’ zegt hij beslist, en terwijl hij het zegt, hoor ik Ronnie dichterbij komen. Ik moest dus snel reageren, voordat hij het zou doen.
‘Kom op, vriend. Je weet dat dat niet gaat. Hier hebben we het al jaren over. Een echt thuis, weg van hier. Dit is zelfs nog mooier dan waar we van gedroomd hebben, want je gaat bij je moeder wonen!’
‘Hoe kan het nu mooier zijn, Billy, wanneer jij er niet bent?’ vraagt hij. ‘Dat was niet waar we het over hadden.’
‘Maar er verandert echt niet zoveel, Lou. Het is alleen maar een kwestie van locatie. Wat maakt het uit dat ik hier slaap en jullie daar? Je hoeft alleen maar even de telefoon te pakken en ik kom, dat weet je toch.’
‘Maar ik heb geen telefoon!’ jammert hij.
‘Nee, dat weet ik. Maar Annie heeft er één. Dan gebruik je gewoon die van haar.’
‘Ik wil niet gaan, Billy. Echt niet.’
‘Dat is niet echt waar, of wel? Je voelt je nu gewoon even zo omdat je afscheid moet nemen. Maar over een uurtje of twee zul je zien dat je je alweer heel anders voelt.’
‘Maar als dat niet zo is, kom je me dan weer halen?’
Ik kijk hem recht in zijn ogen. ‘Wanneer je me nodig hebt, echt nodig hebt, en Annie kan je niet helpen, dan hoef je me alleen maar te bellen. Ik zal mijn telefoon niet uitzetten, dat beloof ik.’
Die woorden lijken hem te overtuigen en hij drukt zichzelf nog even tegen me aan, waarbij hij mijn borst, mijn hele lichaam met warmte vult. Ik probeer de warmte op te slaan, probeer alle emotie eruit te persen, als de dood dat het nog vreselijk lang zal duren voordat ik me weer zo voel.
Voordat ik er erg in heb, is Lizzie er ook weer, drukken ze zich allebei nog een keer tegen me aan, waardoor de tranen uit mijn keel naar mijn mond geperst worden. Hoezeer ik er ook tegen vecht, ik weet dat ik ze niet altijd tegen zal kunnen houden. Het enige wat ik dus kan denken, is: Ga alsjeblieft niet huilen. Ga alsjeblieft niet huilen.
De tranen prikken al in mijn ogen, als de Kolonel me redt.
‘Kom op nu, jongens. Geef jullie broer wat ademruimte. Jullie moeten nu echt gaan.’
Ik voel hoe ze zich van me losmaken en met elke stap die ze doen voel ik iets verder en verder uit elkaar scheuren, het gevoel zo intens, dat ik alles op alles moet zetten om het niet uit te schreeuwen van pijn.
En terwijl ik ze langzaam het pad af zie lopen, kan ik amper nog helder denken. Mijn hand zwaait automatisch maar verder ben ik alleen maar bezig met mezelf te vermannen.
Pas als het hek dicht klapt en ze uit het zicht verdwenen zijn, komen eindelijk de tranen. En op dat moment draai ik me om naar Ronnie, waarna ik, zonder erbij na te denken, en zonder me er druk over te maken, mijn armen om hem heen sla en hem toesta me overeind te houden.