24
Kamperen had veel voordelen.
Geen andere tehuiskinderen in de buurt, die ons lastig konden vallen. Geen vloeren voor Ronnie om te dweilen, waardoor het hele tehuis naar ontsmettingsmiddelen rook.
Maar wat ik het allerfijnst vond, was de afwezigheid van de gebruikelijke huisregels.
Eerst werd het vijf uur zonder ook maar de geur van avondeten, vervolgens acht uur zonder dat er ook maar over in bad gaan gesproken werd, zelfs niet door de Kolonel. Het voelde geweldig, maar ik merkte dat de tweeling nog wat moest wennen aan deze ongebruikelijke vrijheid.
‘Moeten we onze pyjama’s nog niet aantrekken?’ had Louie gevraagd, nadat hij een paar keer op zijn horloge gekeken had.
‘Vanavond hoeft dat niet, Lou,’ had Maggie geantwoord. ‘Hier gelden de regels van de camping. En de enige regel is dat er geen regels zijn.’
Ik glimlachte, terwijl Lizzie een snelle blik op Ronnie wierp, om te kijken of hij er iets van zou zeggen, maar die knikte enkel instemmend en legde nog wat worstjes op het rooster boven het vuur.
Ook wat het eten betreft knijpt Maggie een oogje dicht. Er zijn hamburgers, worstjes, spiesjes en gepofte aardappelen, maar als ze ons allemaal een sinaasappel geeft en zegt dat we daar chocolademuffins van gaan maken, zijn we toch even bang dat ze niet helemaal goed bij haar hoofd is.
Maar man, wat smaken die lekker. Nadat we het vruchtvlees eruit geschept en de schillen met de muffinmix gevuld hebben, wikkelen we ze in aluminiumfolie en leggen ze in het vuur. Voor één keer is het nu eens niet de tweeling, die het meest opgewonden is, maar ben ik het. Ik blijf maar tegen de sinaasappel aanprikken om te kijken of het deeg al gaar is. Uiteindelijk is het zelfs Louie die tegen me zegt dat ik wat moet relaxen, iets wat de klootzakken natuurlijk vreselijk grappig vinden.
Binnen no-time heb ik de muffin weggewerkt en ik moet me beheersen, als Mags me ook nog de hare aanbiedt. Eerlijk gezegd vind ik wel dat ze die zelf verdiend heeft. Het is immers ook haar idee geweest.
En zo zitten we van ons toetje te genieten, de rest dan, terwijl het gesprek gaat over de andere vakanties die we met het tehuis gehad hebben. Geen van alle leuk, maar inmiddels zijn we zo high van de chocolade, dat het allemaal niet meer uitmaakt. Plotseling waren het stuk voor stuk geweldige reisjes.
‘Weet je nog die keer dat we in dat hotel vlakbij het strand zaten?’ vraagt Louie stralend. ‘En dat Tommy Saunders toen de sleutel van de voorraadkast jatte?’
‘Dat kan ik moeilijk vergeten zijn, nietwaar?’ zegt Ron kreunend, terwijl hij probeert zijn glimlach te onderdrukken. ‘Ik was tenslotte degene die alle koekjes in zijn koffer vond.’
Maggie lacht zo hard dat ik even bang ben dat ze stikt. ‘Dat moet je die jongen toch nageven. Hij mocht dan een dief zijn, hij was wel zo slim om alleen de chocoladekoekjes te stelen. De biscuitjes die in mijn kamer lagen, waren gewoon smerig.’
‘Ja, lach jij maar, Mags, maar jij was niet degene die met die jongen terug moest en de boel uit moest leggen.’
‘Dat was eigenlijk ook wel een beetje overdreven, vind je niet? Het ging maar om een paar koekjes, niet om een stapel goudstaven.’
‘Maggie! Hij had de helft van zijn kleren in de vuilnisbak gedumpt, alleen maar om nog meer koekjes in zijn koffer te kunnen stoppen. Dat kon ik toch moeilijk ongestraft laten, of wel soms?’
Dat is het moment waarop we allemaal de slappe lach krijgen. We herinneren ons nog hoe opgewonden Tommy geweest was, nadat hij die sleutel te pakken gekregen had en hoeveel koekjes we allemaal gekregen hadden, voordat Ronnie hem mee terug naar het tehuis genomen had. Zo veel, dat we de verpakkingen in de vuilnisbakken langs het strand gegooid hadden, zodat de schoonmakers van het hotel niets in de gaten zouden krijgen.
Hij mocht dan misschien slechts voor korte tijd een tehuiskind geweest zijn, zijn reputatie was legendarisch.
Tegen de tijd dat we alle herinneringen opgehaald hebben, is de zon al onder en is het vuur nog het enige licht dat we hebben. Ik zie dat de tweeling moe begint te worden, maar wil ze nog niet naar bed sturen, zolang de Kolonel dat blijkbaar ook nog niet nodig vindt.
Uiteindelijk valt Louie echter in zijn stoel in slaap, tot grote hilariteit van Lizzie.
Ronnie, die wil voorkomen dat deze avond geruïneerd zou worden doordat Louie in het vuur valt, gooit hem over zijn schouder en draagt hem naar de tent.
Ongevraagd stapt Lizzie er achteraan, maar niet voordat ze mij gevraagd heeft, ‘Kom je ook naar bed, Bill?’
Ik schud mijn hoofd. ‘Nee, ik blijf nog even zitten. Wie weet maakt Mags nog een chocomuffin voor me.’
Lizzie blijft me nog even aankijken, en een moment lang denk ik dat ze me gaat vragen of ik in de tentopening wil komen zitten, totdat ze in slaap is. Maar in plaats daarvan haalt ze haar schouders op en glimlacht.
‘Als je maar niet denkt dat er straks nog plek is op de matjes,’ zegt ze giechelend. ‘Louie en ik vonden namelijk dat de tent perfect is voor twee personen, en dat een derde persoon eigenlijk te veel is!’
En met die woorden duikt ze de tent in.
Ik had natuurlijk blij moeten zijn dat ze die avond zo makkelijk gingen slapen. Maar toch zitten die laatste woorden me niet lekker. Het lijkt wel alsof alles nu opeens perfect voor twee is, waardoor ik in mijn eentje achterblijf. En Ronnie maakt het er ook al niet beter op, wanneer hij de tent weer uit komt. Hij wil verder praten over die goeie ouwe tijd, maar dat moment is voorbij. Het enige wat ik nog wil, is zitten en in het vuur staren.
‘Raar hè? Dat we ons al die vakanties nog zo goed kunnen herinneren. Weet je nog die keer dat we vastzaten in die hut in de sneeuw? Jij was als de dood dat we allemaal dood zouden vriezen. Of van de honger om zouden komen.’
‘Hilarisch,’ zeg ik met een uitgestreken gezicht, terwijl ik in de vlammen blijf kijken.
‘Maar ik geloof toch dat mijn favoriet dat vakantiepark in Cornwall was. Daar hadden ze echt de snelste waterglijbanen, die ik ooit gezien heb.’
Ik doe niet eens meer de moeite om te antwoorden.
Vanuit mijn ooghoeken zie ik hem een blik uitwisselen met Mags, die vervolgens besluit dat het tijd geworden is voor de afwas. Zodra ze vertrokken is, schuift hij zijn stoel dichter bij die van mij.
‘Gaat het, Bill? Je bent opeens zo stil.’
Hij legt even een hand op mijn schouder, en dat is voor mij de druppel. Geïrriteerd schud ik hem van me af, alsof hij een enge ziekte heeft.
‘Wat is dat toch met jou? Waarom wil je toch altijd weten hoe ik me voel?’
‘Ho, ho, rustig maar. Ik dacht dat we een leuke dag hadden. Waar heb jij opeens last van?’
‘Hetzelfde als altijd. Van jou. Jij weet nooit wanneer het genoeg is, of wel? Altijd maar doorvragen. Altijd maar in mijn hoofd proberen te kijken.’
‘Ik bekommer me gewoon om je. Daar ben ik voor.’
‘Nee, daar word je voor betaald. En daar gaat het om, nietwaar, Ronnie? Meer ben ik niet voor je. Je interesseert je niet echt voor me, toch? Ik ben alleen maar iets, waarmee je je geld verdient.’
‘Kom op, Bill. Dat geloof je toch zelf niet, of wel? Neem nou maar van mij aan dat het me echt niet om het geld te doen is.’ Hij probeert naar me te glimlachen. ‘Als je mijn loonstrookje zou zien, zou je me meteen geloven. Ik heb echt alleen maar het beste met je voor. Ik wil iemand zijn, die je kunt vertrouwen. Hoe lang kennen we elkaar nu al? Ik bedoel, we zijn toch inmiddels ook praktisch familie, of niet soms?’
Ik spring overeind.
‘Waag het niet, zulke dingen te zeggen,’ bits ik. ‘Waag het niet om dat woord te gebruiken. Niet wanneer het over mij gaat. Niet wanneer het over ons gaat.’
Hij kijkt niet begrijpend. ‘Welk woord?’
‘Je weet heel goed welk woord. Familie. Jij hebt jouw familie. Jouw vrouw. Jouw geliefde zoons. We zien heus wel hoe je elke keer de minuten aftelt tot het eind van je dienst, zodat je snel weer naar ze toe kunt.’
‘Kom op, Bill. Dat is niet waar. Geloof me, echt niet. Ik mag je juist heel graag. Ik ken jou nu al langer dan wie van de andere kinderen ook.’
‘Maar ik zal nooit je zoon zijn, wanneer snap je dat nou eens? Ik zal het nooit kunnen opnemen tegen je eigen jongens, dus waar hebben we het over? We weten heus allemaal wel hoe geweldig die zijn.’
Ik zie een flits van ergernis in zijn ogen, terwijl hij naar voren buigt.
‘Tja, dat bewijst maar weer eens hoe goed je het allemaal weet, nietwaar?’ Hij zwijgt even, terwijl hij me met zijn meest militaire blik aankijkt. ‘Heb jij enig idee wanneer ik mijn oudste zoon voor het laatst gezien heb?’
‘Hou me niet langer in spanning.’
‘Zes maanden geleden.’
Ik rol ongelovig met mijn ogen, een reactie, die hem duidelijk ook niet aanstaat.
‘Kijk niet zo naar me. Waag het niet te suggereren, dat ik tegen je zit te liegen. Ik heb hem al zes maanden niet meer gezien en de enige keer dat hij langskwam, was omdat hij geld nodig had.’
‘En hoe komt dat? Omdat je zijn leven net zo probeerde te sturen als het mijne?’
‘Het gaat je geen moer aan, hoe dat komt.’
Maar aan de blik in zijn ogen te zien, heb ik er niet ver naast gezeten.
‘En dat bewijst alleen mijn punt nog maar eens, nietwaar, Ron? Jij weet alles over mij, maar ik weet helemaal niets over jou.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Al die dossiers in het kantoortje. Al die verslagen. Allemaal geschreven door jou. Al die dingen over Shaun en wat hij gedaan heeft, je zult het inmiddels allemaal wel uit je hoofd weten. Maar ik weet nog niet eens waar jij woont!’
Hij zucht en haalt zijn vingers door zijn haar.
‘Tja, wil je dat ik het je vertel?’
‘Het interesseert me geen f*** waar jij woont.’
Hij springt overeind en beent naar de andere kant van het vuur. Ik zie dat ik hem geraakt heb, zoals het me nog nooit eerder gelukt is.
‘Heb je enig idee hoe frustrerend het is om het jou naar de zin proberen te maken, Billy Finn? Elke dag ga ik naar mijn werk in de hoop nu eindelijk eens iets van een glimlach bij je te zien, of een ‘goedemorgen’ van je te horen. Maar denk maar niet dat dat ooit gebeurt. In plaats daarvan moet ik je meestal in de houdgreep nemen, wat echt een van de meest vreselijke dingen is, die ik in mijn werk moet doen.’
‘Doe het dan niet. Het is namelijk niet zo, dat ik het wel leuk vind.’
‘Wat wil je van me, Billy?’ Hij is nu echt kwaad en met de vlammen tussen ons in, heeft hij bijna iets duivels. ‘Wat wil je weten? Ik probeer je te vertellen dat ik om je geef en jij snauwt naar me. Ik vertel je over de slechte relatie die ik met een van mijn zoons heb en je lacht me uit. Wat moet ik je nog vertellen om je te bewijzen dat ik hier niet alleen maar zit om mijn zakken te vullen?’
De woorden zijn eruit, voordat ik er erg in heb.
‘Hoe kom je aan die littekens?’
Hij stopt met ijsberen en de vlammen lijken te stoppen met dansen.
‘Welke littekens?’
‘Die op je rug. Ik zag ze tijdens de training.’
Ik zie dat hij liever niet wil antwoorden, dat dit een onderwerp is waar hij liever niet over spreekt, hoe hij het ook probeert te verbergen.
‘Een ongeluk in het leger. Lang geleden. Niets spectaculairs. En nee, het gebeurde niet tijdens een gevecht, mocht je dat denken.’
‘Maar wat was het dan?’ Nu wil ik het weten ook, nu zou ik hem testen, om te kijken hoeveel ik daadwerkelijk voor hem beteken.
‘Sommige dingen, Billy, kun je maar het best met rust laten. Het is niet echt een leuk verhaal, weet je.’
‘En dat ik geslagen werd door mijn stiefvader is dat wel? Weet je wat, ik laat jou met rust als jij nooit meer de naam Shaun noemt, want sommige dingen kun je maar het best met rust laten, weet je.’
Hij straalt een soort nervositeit uit die ik niet van hem ken, terwijl hij zich weer op de stoel naast me laat vallen. Misschien dat het vuur elke rimpel in zijn gezicht extra belicht, maar plotseling ziet hij er jaren ouder uit.
‘Ik wilde altijd al graag bij het leger, waarom weet ik zelf eigenlijk niet. Maar ik wilde het al van kleins af aan. Dus tegen de tijd dat ik militair werd, had ik al een goede conditie. Vrienden van me waren al eerder bij het leger gegaan en hadden de basistraining behoorlijk zwaar gevonden. Ze waren meer tijd kwijt met overgeven en verrekte spieren dan met marcheren, en dus had ik ervoor gezorgd dat ik er goed voorbereid aan begon. Met als resultaat dat de basistraining voor mij een makkie was. Maar veel anderen hadden er moeite mee, ik heb nog nooit zo vaak mensen zien overgeven.’
Hij kijkt me aan, in de verwachting dat ik het verhaal vreselijk saai zou vinden, maar ik onderdruk mijn gaap, waardoor hij zich genoodzaakt ziet om verder te vertellen.
‘Tegen de tijd dat mijn training erop zat en ik bij mijn regiment kwam, had ik al een aardige reputatie. Ik was niet per se het grootst of het snelst, maar arrogant was ik zeker. Niet bang om ergens tegenin te gaan en ik denk dat ik daardoor opviel, vooral bij een aantal oudere militairen. Aanvankelijk raakte ik betrokken bij wat vechtpartijtjes, waardoor ik mezelf niet al te populair maakte bij de mensen die ertoe deden.’
‘Heeft iemand je uitgedaagd?’
Hij wrijft met zijn vingers over zijn voorhoofd.
‘Dat niet echt, maar ze vonden een manier om me een toontje lager te laten zingen.’
‘O? Wat deden ze dan?’
‘Veel regimenten hebben ontgroeningsceremonies. Meestal stelt dat niet zoveel voor, dan hoef je bijvoorbeeld alleen maar te bewijzen dat je flink door kunt drinken, of word je zonder kleren en uitrusting ’s nachts in het bos gedropt.’
‘Klinkt hilarisch,’ zeg ik spottend, in een poging hem nog wat meer op de kast te jagen.
‘Ze besloten – nou ja, een aantal van hen besloot – dat ze wel eens wilden zien hoe stoer ik nu echt was. Dus op een nacht, toen ik sliep, besprongen ze me, blinddoekten me en bonden me vast, waarna ze me achterin een vrachtwagen gooiden.’
Ik voel hoe ik rechterop in mijn stoel ga zitten, en hoe mijn hart sneller gaat kloppen.
‘Eerst probeerde ik mezelf nog te gerust te stellen. Dacht ik dat ze me, net als de rest, in het bos zouden droppen. Maar toen we stopten, was dat niet in het bos, maar ergens op een zandpad in de middle of nowhere. Ze gooiden me uit de wagen, zeiden dat ik me uit moest kleden en bonden vervolgens mijn handen aan de trekhaak.’
‘Was je bang?’
‘Wat denk jij? Ik deed het bijna in mijn broek. Ergens hoopte ik natuurlijk dat ze me alleen maar op stang wilden jagen, maar ik wist ook dat ik een aantal van hen echt pissig gemaakt had in het verleden, en het waren nu niet bepaald de meest vergevingsgezinde gasten, als je begrijpt wat ik bedoel.’
‘Maar ze wilden je echt alleen maar bang maken, toch?’
‘Nope. Toen ze me eenmaal met een touw van zo’n drie meter lang hadden vastgemaakt, startten ze de vrachtwagen weer en begonnen te rijden. In het begin nog niet zo snel, net hard genoeg om mij erachter aan te laten rennen en behoorlijk te laten zweten. Maar toen dat ze begon te vervelen, voerden ze het tempo op.’
‘En wat deed je toen?’
Ronnie kijkt me aan alsof ik niet goed bij mijn hoofd ben. ‘Wat denk je? Ik begon harder te rennen natuurlijk. Althans, dat probeerde ik. Maar de weg was bochtig en na een paar minuten lukte het me niet meer om overeind te blijven en trokken ze me verder op mijn rug.’
‘Maar toen stopten ze toch wel, of niet?’
‘O, ja, ze stopten. Na zo’n honderd meter of zo. Maar dat was genoeg om mijn rug flink open te halen. De dokter was wel een paar uur bezig om alle steentjes eruit te plukken. Nadat ze me gevonden hadden, tenminste.’
‘Bedoel je dat ze je daar achterlieten?’
‘Je denkt toch niet dat ze trots op me waren en me gingen feliciteren? In hun ogen had ik het juist alleen nog maar erger gemaakt, had ik ze gekleineerd. En dit was hun manier om zich te laten gelden.’
Ik weet niet hoe ik moet reageren. Kan niet geloven wat ik hoor.
‘Maar je hebt ze toch zeker wel teruggepakt? Je zei immers dat je ze allemaal makkelijk aan kon.’
‘Dat klopt, maar niet als groep. Het waren er zes. En bovendien wist ik dat ik ze harder kon pakken zonder ze daadwerkelijk aan te raken.’
‘Ik snap het niet. Hoe kon je ze nu terug pakken zonder ze helemaal verrot te slaan?’
‘Omdat het leger alles was, wat die gasten kenden. Ze hadden geen andere talenten waarmee ze hun brood konden verdienen, bovendien vonden ze het heerlijk om onderdeel van een groep te zijn. En dus werd dat hoe ik ze terugpakte; ik zorgde ervoor dat ze eruit gegooid werden.’
Onwillekeurig hap ik naar adem. ‘Je bedoelt dat je ze verlinkt hebt?’
‘Yep,’ antwoordt hij, zonder ook maar een spoor van spijt in zijn stem. ‘Ik weet dat ik jong en irritant was, dat ik me in hun plaats ook groen en geel aan mezelf zou hebben geërgerd. Maar het had m’n dood kunnen worden, Bill. Wanneer ze iets verder doorgereden waren of wanneer ik mijn hoofd gestoten had, dan was het einde oefening geweest. Je wilt me toch niet vertellen dat ze alleen maar een tik op de vingers verdiend hadden?’
‘Nou, nee. Maar verlinken? Ik dacht dat jullie legertypes altijd zo solidair waren met elkaar.’
‘Zijn we ook. En in de twintig jaar daarna heb ik ook nooit meer iemand verlinkt. En ik was heus nog wel vaker betrokken bij vechtpartijen.’
Hij gaat bij het vuur staan en schopt nog een paar houtblokken in de vlammen.
‘En dat is waar het uiteindelijk om draait, denk ik. Soms is het makkelijk om te vechten, maar hoe meer je vecht, hoe moeilijker het wordt om op een andere manier te reageren. Is dat een antwoord op je vraag?’
Ik knik, in gedachten verzonken. Ik weet niet wat ik nog moet zeggen.
‘Nou, ik denk dat ik Maggie maar eens even een handje ga helpen. Ze is vast niet blij dat ik haar alle afwas alleen laat doen. Zorg jij dat het vuur blijft branden? Ik denk dat ik zo meteen nog wel een kopje thee lust, voordat ik onder de wol kruip.’
En zonder nog een keer om te kijken loopt hij tussen de bomen door, mij achterlatend met heel wat om over na te denken.