14

Hopp had een kantoor in het stadhuis. Het was niet veel groter dan een bezemkast en in dezelfde lukrake stijl ingericht, maar omdat Nate zijn bezoek formeel wilde houden, had hij afgesproken haar daar te zien.

Aangezien ze flink was opgemaakt en een donker mantelpakje droeg concludeerde hij dat ze op dezelfde golflengte zaten.

“Sheriff Burke.” De woorden klonken afgebeten, haar gebaar naar een stoel was ijzig.

Hij rook de koffie in de beker op haar bureau en de pot achter haar op de kleine balie was bijna vol. Ze bood hem niets aan.

“Mijn excuses dat ik vanmorgen kortaf was,” begon hij, “maar je liep me op het verkeerde moment in de weg.”

“Mag ik je eraan herinneren dat je voor mij werkt.”

“Ik werk voor de mensen in deze stad. En een van hen ligt uitgestrekt op een tafel in ons tijdelijke mortuarium. Dat betekent dat hij mijn prioriteit is, burgemeester. Jij niet.”

Haar vuurrood gestifte mond verstrakte. Hij hoorde dat ze diep inademde en lang uitblies. “Dat moge zo zijn, maar ik ben toch de burgemeester van deze stad, waardoor de inwoners ook mijn prioriteit zijn. Ik was bepaald niet op zoek naar roddel en neem het je kwalijk dat ik behandeld werd alsof dat wel het geval was.”

“Dat moge ook zo zijn, maar ik was aan het werk. Bovendien was ik er helemaal op voorbereid jou verslag te doen wanneer het vooronderzoek was afgerond. En dat wilde ik nu doen.”

“Je houding staat me niet aan.”

“Insgelijks.”

Deze keer viel haar mond open en haar ogen schoten vuur. “Je moeder heeft je blijkbaar niet geleerd dat je respect moet hebben voor mensen die ouder zijn dan jij.”

“Waarschijnlijk is het niet blijven hangen. Aan de andere kant, zij mag me ook niet.”

Ze trommelde met haar vingers op haar bureau, met korte ongelakte nagels die niet pasten bij haar rode mond en formele kleding. “Weet je wat me nu pissig maakt?”

“Zeg het maar.”

“Dat ik niet kwaad meer op je ben. Ik mag graag een tijd kwaad zijn. Maar je had gelijk dat de mensen van deze stad je prioriteit moeten zijn. Dat waardeer ik omdat ik weet dat je het meent. Max was een vriend, Ignatious. Een goede vriend. Ik vind het allemaal heel erg.”

“Dat begrijp ik. Ik leef met je mee en nogmaals, het spijt me dat ik niet…”

“Gevoeliger, hoffelijker en voorkomender ben?”

“Wat je maar wilt.”

“Goed, terzake.” Ze pakte een papieren zakdoekje en snoot luidruchtig haar neus. “Neem een kop koffie als je wilt en vertel me hoe het zit.”

“Dank je, maar ik heb al liters op. Wat ik tot nu toe weet is dat Max gisteravond op een tijdstip na halfelf zijn huis heeft verlaten. Hij had een aanvaring met zijn vrouw, niets ernstigs, maar zij beweert dat hij de laatste paar dagen niet zichzelf was. Volgens haar vanaf het moment dat het nieuws van de ontdekking van Patrick Galloways lijk bekend werd.”

Hopp fronste haar voorhoofd en de rimpels om haar mond werden dieper. “Waarom zou dat nou zijn? Ik kan me niet herinneren dat ze elkaar zo goed kenden. Ik dacht dat ze best redelijk met elkaar konden opschieten, maar Max was hier nog niet zo lang toen Patrick verdween.”

“Ik heb nog geen aanwijzingen dat Max ergens anders is geweest voor hij naar zijn kantoor op de krant ging. Op een bepaald moment, als de schatting van de dokter correct is, voor een uur ‘s-morgens, heeft hij, of een onbekende persoon dan wel meerdere onbekende personen, een kogel door zijn hoofd gejaagd via zijn rechterslaap.”

“Waarom zou iemand…” Ze onderbrak zichzelf en gebaarde dat hij verder moest gaan. “Sorry. Maak je verhaal af.”

“Volgens de aanwijzingen op de plaats delict zat de overledene aan zijn bureau. De achterdeur was niet op slot, wat vrij normaal was, is me verteld. Zijn computer stond aan, evenals zijn bureaulamp. Er stond een fles Paddy op zijn bureau en een koffiebeker met ongeveer een vinger whisky. Het wordt onderzocht, maar ik heb niets anders in de beker kunnen ontdekken.”

“Lieve hemel. Ik heb hem gisterochtend nog gezien.”

“Maakte hij de indruk dat het niet goed met hem ging?”

“Dat weet ik niet. Ik heb er niet echt op gelet.” Ze legde haar vingertoppen tegen elkaar en liet ze op haar neus rusten, waarna ze ze weer liet vallen. “Nu je het zegt, misschien was hij verstrooid. Maar ik kan geen enkele reden bedenken waarom hij zelfmoord zou plegen. Carrie en hij hadden een goed huwelijk. Zijn kinderen hadden niet meer problemen dan andere kinderen van die leeftijd. Hij hield ervan de krant te runnen. Was hij soms ziek? Misschien had hij te horen gekregen dat hij kanker had en kon hij dat niet aan?”

“De laatste keer dat hij in de kliniek is onderzocht was hij helemaal in orde. Dat is een halfjaar geleden. Het wapen dat we bij hem hebben aangetroffen was van hem, met vergunning. Volgens zijn vrouw had hij dat het vaakst bij zich, in het handschoenenkastje van zijn jeep. Om mee te schijfschieten. Er was geen spoor van een worsteling.”

“Arme Max.” Ze pakte nog een zakdoekje maar gebruikte het niet en balde het tot een prop in haar vuist. “Wat kan hem ertoe gedreven hebben zich van het leven te beroven en niet alleen zichzelf dat aan te doen, maar ook zijn gezin?”

“Op zijn computerscherm stond een briefje. Daar stond in dat hij Patrick Galloway heeft vermoord.”

“Wat?” De koffie die ze had opgepakt klotste over de rand toen ze hem weer neerzette. “Ignatious, dat is waanzin. Max? Krankzinnig.”

“Hij deed ook aan bergbeklimmen, hè? Zo’n vijftien, zestien jaar geleden vaker dan tegenwoordig?”

“Ja. Dat is zo. Maar de meeste mensen hier doen of deden dat.” Ze legde haar handen plat op haar bureau. “Ik kan niet geloven dat Max iemand heeft vermoord.”

“Je was bereid te geloven dat hij zelfmoord had gepleegd.”

“Omdat hij dood is. Omdat alles wat ik heb gehoord in die richting wijst. Maar moord? Onzin.”

“Er zullen proeven worden gedaan om te verifiëren dat de aangetroffen .22 is gebruikt. Vingerafdrukken, kruitsporen. Ik zeg je dat ik geloof dat de proeven zullen bevestigen wat zelfmoord lijkt te zijn, en dat zijn dood in alle waarschijnlijkheid officieel als zodanig zal worden aangemerkt, net zoals de moordzaak Galloway gesloten zal worden.”

“Ongelooflijk.”

“Ik zal je ook vertellen dat ik niet overtuigd ben.”

“Ignatious.” Ze drukte haar vingers tegen haar slaap. “Je brengt me in de war.”

“Heel verdacht, vind je niet? Een briefje op een computerscherm. Iedereen kan een paar woorden typen. Na al die jaren kan hij niet meer leven met zijn schuldgevoel? Nou, tot nu toe kon hij er goed mee leven. Carrie zei dat hij altijd een briefje op zijn kussen achterliet als hij laat of heel vroeg naar de krant ging. Een man die dat doet zal toch wel een persoonlijk briefje achterlaten als hij besluit zelfmoord te plegen?”

“Je bedoelt…”

“Het is makkelijk genoeg om een pistool uit een handschoenenkastje te halen, als je weet dat het er ligt. Niet zo moeilijk om een zelfmoord te ensceneren als je het goed uitwerkt en koel blijft.”

“Denk jij…God, denk jij dat Max vermoord is?”

“Dat heb ik ook niet gezegd. Ik zei dat ik er niet van overtuigd ben dat dit is wat het op het eerste gezicht lijkt. Dus, als dit als zelfmoord wordt aangemerkt en de zaak Galloway wordt gesloten voor ik overtuigd ben, bijt ik me erin vast. Je betaalt me, dus je kunt het maar beter weten als ik tijdens mijn werk een hopeloze zaak probeer op te lossen.”

Ze staarde hem aan en slaakte opnieuw een diepe zucht. “Hoe kan ik je helpen?”

Brigadier Roland Coben leek Nate een betrouwbare politieman, iemand die al twintig jaar in het vak zat en heel wat zaken had opgelost. Hij was ongeveer een meter vijfentachtig, enigszins gezet om de taille met een nogal doorleefd gezicht. Hij had lichtblond stekeltjeshaar, glimmend gepoetste schoenen en had kauwgom met kersensmaak in zijn mond.

Hij had een team van twee man bij zich die bezig waren Max’ kantoor uit te kammen terwijl Coben de foto’s bestudeerde die Nate had gemaakt.

“Wie is er ter plekke geweest sinds het lijk is aangetroffen?”

“Ik, de plaatselijke arts en een van mijn hulpsheriffs. Voor ik hen binnenliet heb ik de foto’s gemaakt, de omtrek gemaakt en bewijsmateriaal veiliggesteld. Iedereen droeg handschoenen. De plek is niet verstoord, brigadier.”

Coben keek naar de vetvlekken op het kleed dat bij de drempel lag. Nate had plichtsgetrouw de broodjes ook als bewijsmateriaal veiliggesteld. “Is de echtgenote niet verder in het kantoor geweest?”

“Volgens haarzelf en twee getuigen niet. En alleen ik heb iets aangeraakt, behalve het lijk.”

Coben mompelde iets instemmends en bekeek het briefje op het computerscherm. “We nemen de computer en het bewijsmateriaal dat u hebt verzameld mee. Nu het lijk nog.”

Nate liep via de achterdeur met hem mee naar buiten.

“Je hebt in de Lower 48 toch moordzaken gedaan?”

“Klopt.”

Coben sprong in Nates jeep. “Dat is handig. Je hebt je partner verloren, hoorde ik.”

“Ja.”

“En zelf ben je ook beschoten.”

“Ik sta nog overeind.”

Coben deed braaf zijn autogordel om. “Je had nogal wat ziekteverlof je laatste jaar in Baltimore.”

Nate keek hem aan. “Nu ben ik niet met ziekteverlof.”

“Je inspecteur zegt dat je een goede politieman bent en dat je misschien iets van je scherpte en zelfvertrouwen bent verloren nadat je partner is doodgeschoten. Dat je vorig jaar herfst je penning hebt ingeleverd en het voor gezien hield met de psychiater aldaar.”

Nate parkeerde voor de kliniek. “Heb jij ooit een partner verloren?”

“Nee.” Coben dacht even na. “Maar ik heb wel een paar vrienden verloren tijdens dienst. Ik probeer alleen te bepalen wat je voor iemand bent, sheriff Burke. Een politieman uit de stad, van buitenaf, iemand met jouw ervaring kan het misschien niet hebben als hij een grote zaak moet overdragen aan de staatspolitie.”

“Zou kunnen. En een staatspolitieman heeft misschien niet echt hart voor deze stad en wat hier gebeurt, in tegenstelling tot de plaatselijke sheriff.”

“Je bent hier nog niet zo lang.” Hij stapte uit de auto. “Misschien hebben we allebei gelijk. Ons bureau heeft de publiciteit om de Ijsman moeten afhandelen, de pers geniet ervan om slachtoffers van geweld een naam te geven.”

“Zoals gewoonlijk.”

“We hebben de media in bedwang, maar dat zal veranderen zodra hij omlaag wordt gebracht. Het zal groot nieuws worden, Burke. Nieuws waar de nationale media hun vingers bij aflikken. Nu heb je het lijk van een man die beweert de moordenaar te zijn, dat is nog meer nieuws. Hoe sneller we dit oplossen, des te beter het is voor iedereen. En het is nog beter als we het netjes oplossen.”

Nate bleef aan de andere kant van de auto staan. “Maak je je zorgen dat ik naar de media stap om publiciteit voor mezelf en de stad te zoeken?”

“Het was maar een opmerking. Die schietpartij in Baltimore is breed uitgemeten in de pers. Veel draaide rechtstreeks om jou.”

Nate voelde de woede in zich opkomen en langzaam van zijn buik naar zijn keel borrelen. “Dus jij denkt dat ik een kick krijg als ik mijn naam in de krant zie, of mijn gezicht op tv, en dat een paar lijken mij de kans bieden om dat te bereiken.”

“Je zou wat punten kunnen scoren als je van plan bent om terug te gaan naar Baltimore.”

“Dan heb ik geluk dat ik hier toevallig ben gekomen vóór dit allemaal gebeurde.”

“Het is niet verkeerd om op het juiste moment op de juiste plek te zijn.”

“Ben je me aan het uitdagen of ben je van nature een klootzak?”

Cobens lippen krulden zich. “Allebei misschien. Het gaat er mij vooral om dat ik een indruk krijg van hoe dingen in elkaar steken.”

“Laten we dan duidelijk zijn. Dit is jouw onderzoek. Dat is de procedure. Maar dit is mijn stad, het gaat om mijn mensen. Dat is een feit. En of je me wel of niet vertrouwt, mag, of me mee uit eten en naar de film wilt nemen, ik zal mijn werk doen.”

“Dan kunnen we het beste naar het lijk gaan kijken.”

Coben ging naar binnen en Nate die met moeite zijn drift bedwong, volgde hem.

Er was maar één persoon in de wachtruimte. Bing keek eerst gegeneerd en toen kwaad dat hij op een van de plastic stoelen werd aangetroffen.

“Hallo, Bing,” zei Nate met een knikje en de man bromde wat waarna hij zijn gezicht verborg achter een beduimeld nummer van Alaska,

“De dokter is met een patiënt bezig,” zei Joanna terwijl ze Coben keurend aankeek. “Sal Cushaw heeft haar hand aan een ijzerzaag gesneden, hij is de wond aan het hechten. Ze krijgt ook een tetanusinjectie.”

“We willen de sleutels van het mortuarium,” zei Nate tegen haar, en haar ogen schoten heen en weer van hem naar Coben.

“De dokter heeft ze, maar hij zei dat alleen u er in mag.”

“Dit is brigadier Coben van de staatspolitie. Wil je de sleutels halen?”

“Ja hoor. Goed.”

Ze haastte zich weg net toen Bing mompelde: “We hebben hier in Lunacy geen stormtroepen nodig. Wij kunnen het zelf wel af.”

Nate schudde het hoofd toen Coben achteromkeek. “Laat maar,” zei hij zacht.

“Ben je ziek, Bing?” Nate leunde tegen de balie. “Of zit je hier zomaar?”

“Dat zijn mijn zaken. Net als wanneer een man zich door het hoofd wil schieten, is dat zijn zaak. De politie moet zich er niet mee bemoeien.”

“Daar heb je gelijk in. We zijn gewoon lastige dienders. Wanneer heb je Max voor het laatst gesproken?”

“Ik had hem weinig te zeggen. Miezerig mannetje.”

“Ik heb gehoord dat hij kwaad op je was omdat je met de sneeuwploeg op zijn oprit stond, en toen heb je zijn oprit vrijgemaakt en de sneeuw op zijn auto gedeponeerd.”

Bings grijns verspreidde zich in zijn brede baard. “Zou kunnen. Maar ik geloof niet dat hij zich daarom door het hoofd heeft geschoten.”

“Je bent een keiharde, Bing.”

“Als je dat maar weet.”

“Sheriff?” Joanna liep naar de balie met de sleutels in haar hand. “Het is die met het gele label. De dokter zei dat hij eraan komt zodra hij klaar is met Sal.”

“Hé! Ik ben eerst aan de beurt. Hawbaker zal niet doder worden.”

Joanna kneep haar lippen op elkaar. “Je mag wel wat respect tonen, Bing.”

“Wat ik toon, zijn aambeien.”

“Zeg tegen de dokter dat hij eerst zijn patiënten behandelt,” zei Nate. “Waar is het?”

“O, sorry. Rechtdoor naar achter, dan de eerste deur links.”

Ze liepen zwijgend weg en Nate opende de deur met de sleutel. Ze kwamen in een kamer met een muur vol metalen planken en twee metalen tafels. Nate knipte het licht aan en zag dat het allebei tafels waren die gebruikt werden voor lijkschouwingen of het afleggen van overledenen voor de begrafenis.

“Mij is verteld dat deze ruimte dienstdoet als tijdelijk mortuarium. Er is geen ander mortuarium in de stad en geen begrafenisondernemer. Ze laten er een overkomen als dat nodig is en hij prepareert het lijk hier voor de begrafenis.”

Hij liep naar de tafel waarop Max lag, onbedekt om elk mogelijk spoor te bewaren, volgens Nates instructies. De handen van het lijk staken in plastic zakken.

“De nagels van zijn rechterhand zijn tot op het leven afgekloven,” zei Nate. “Hij heeft een snee in zijn onderlip. Zo te zien heeft hij erin gebeten.”

“Geen zichtbare afweerverwondingen. Kruitsporen om de wond. Kunnen we bevestigen dat hij rechtshandig was?”

“Dat kan. Dat was hij.”

De handen waren ingepakt om ze veilig te stellen voor sporenonderzoek. Er waren foto’s van het lijk, van de plaats delict en zelfs van de buitendeur vanuit elke hoek. Getuigenverklaringen waren afgenomen en uitgetikt terwijl alles de getuigen nog vers in het geheugen stond, en het gebouw was afgesloten en met politietape verzegeld.

Burke had de plaats delict veiliggesteld, dacht Coben en hem een aanzienlijke hoeveelheid werk bespaard.

“We zullen hem hier nakijken om te zien of we enig sporenmateriaal kunnen vinden. Heb jij zijn zakken doorzocht?”

“Portefeuille, aangebroken rol pepermunt, kleingeld, doosje lucifers, notitieblok, potlood. Hij had zijn rijbewijs, creditcards, ongeveer dertig dollar in contanten en familiefoto’s in zijn portefeuille. Mobiele telefoon, nog een doosje lucifers en een paar wollen handschoenen in de zakken van de jas in zijn kantoor.”

Nate stopte zijn handen in zijn eigen zakken met zijn ogen nog steeds op het lijk gericht. “Ik heb de jeep doorzocht die buiten geparkeerd stond. Hij staat op naam van het slachtoffer en zijn vrouw. Kaarten, een geopend pak munitie voor de .22, een rol pepermunt, verschillende pennen en potloden en nog een notitieblok in het handschoenenkastje. Veel handgeschreven aantekeningen in de notitieblokken, dingen om te onthouden, ideeën voor krantenartikelen, waarnemingen, telefoonnummers. Eerstehulpdoos en noodgereedschap in de achterbak. De jeep was niet afgesloten en de sleutels zaten in het startslot.”

“Sleutels in het startslot?”

“Ja. Volgens verklaringen van kennissen was dat zijn gewoonte, en dacht hij er zelden aan om de auto af te sluiten. Alle verwijderde spullen zijn veiliggesteld. Ze liggen achter slot en grendel op het bureau.”

“Die zullen we samen met hem meenemen. De lijkschouwer kan hem onderzoeken. Het lijkt echter op zelfmoord. Ik zal met zijn vrouw moeten spreken, met de twee getuigen, en iedereen die iets weet over zijn relatie met Patrick Galloway.”

“Hij heeft voor zijn vrouw geen briefje achtergelaten.”

“Pardon?”

“Niets persoonlijks. Ook niet in het computerbriefje.”

Er verscheen een geïrriteerde blik in Cobens ogen. “Moet je horen, Burke, jij weet best wel dat zelfmoordbriefjes niet half zo voorspelbaar zijn als in de film. De lijkschouwer heeft het laatste woord, maar volgens mijn boekje is het zelfmoord. Het briefje legt een verband met Galloway. Dat zullen we onderzoeken en kijken of we het kunnen bevestigen. Ik neem dit serieus, evenals de moord op Galloway, maar ik ga ook niet moeilijk doen als blijkt dat beide zaken gesloten in mijn schoot vallen.”

“Voor mij is er niets duidelijk.”

“Volg een cursus wiskunde.”

“Heb je er bezwaar tegen als ik dit, in stilte,” zei hij met nadruk, “Vanuit een andere invalshoek onderzoek?”

“Het is jouw tijd die je eraan verspilt. Als je me maar niet op mijn tenen trapt.”

“Ik weet nog hoe ik moet dansen, Coben.”

Het was moeilijk om bij Carrie langs te gaan. Om haar lastig te vallen terwijl ze zo’n verdriet had, leek wreed. Hij herinnerde zich nog maar al te goed hoe Beth was ingestort toen hij haar voor het eerst na Jacks dood had gezien.

En hij was hulpeloos geweest, aan een ziekenhuisbed gekluisterd, suf na de operatie, overspoeld door verdriet, schuldgevoel en woede.

Nu voelde hij geen verdriet, hield hij zich voor. Hoogstens wat schuldgevoel omdat hij haar had moeten ondervragen. Ook geen woede. Nu was hij slechts politieman.

“Ze zal het me kwalijk nemen,” zei Nate tegen Coben. “Als je dat uitspeelt, krijg je misschien meer informatie.”

Hij klopte op de voordeur van het houten huis met twee verdiepingen. Toen er een roodharige vrouw opendeed, was hij even uit het veld geslagen.

“Ik ben Ginny Mann,” zei ze snel. “Ik ben een vriendin. Ik woon hiernaast. Carrie is boven, ze ligt te rusten.”

“Brigadier Coben, mevrouw.” Coben liet zijn identiteitskaart zien. “Ik zou graag even met mevrouw Hawbaker praten.”

“We zullen proberen het zo kort mogelijk te houden.” Ze was kunstenares, herinnerde Nate zich nu. Schilderde landschappen en dieren in het wild die hier en in de Lower 48 in galeries werden verkocht. Ze gaf schilderles op school, drie dagen per week.

“Arlene Woolcott en ik zitten met de kinderen in de keuken. We proberen ze bezig te houden. Ik kan naar boven gaan om te zien of Carrie het aan kan.”

“Dat zou prettig zijn,” zei Coben. “We zullen hier wachten.”

“Leuk huis,” zei Coben toen Ginny naar boven ging. “Knus.”

Een comfortabele bank, zag Nate, een paar grote fauteuils, kleurige foulards. Een schilderij van een lentelandschap met op de achtergrond de witte bergen en blauwe lucht was, zo dacht hij, een werk van de roodharige kunstenares. Ingelijste foto’s van de kinderen en andere familiefoto’s op de tafels met de gebruikelijke dagelijkse rommel van een gezin.

“Ze waren zo’n vijftien jaar getrouwd, geloof ik. Hij werkte eerst bij een krant in Anchorage maar is hierheen verhuisd en is zijn weekblad begonnen. Zij werkte met hem samen. Het was eigenlijk een tweemansredactie met een paar, hoe noem je dat, freelancers? Ze publiceerden artikelen over de plaatselijke bevolking, wat foto’s en artikelen die ze overnamen van de persdienst. Het oudste kind is twaalf, een meisje. Ze speelt piccolo. De jongste zoon, tien, is hockeyfanaat.”

“Je bent veel te weten gekomen in die paar weken dat je hier bent.”

“Het meest sinds vanmorgen. Het was haar eerste huwelijk, voor hem zijn tweede. Ze is hier een paar jaar langer dan hij. Ze is hier gekomen via zo’n onderwijsprogramma. Dat heeft ze opgegeven om met hem te werken toen hij met de krant begon, maar ze valt nog in op school als ze haar oproepen.”

“Waarom is hij hier komen wonen?”

“Dat moet ik nog uitzoeken.” Hij zweeg toen Ginny naar beneden kwam met haar arm om Carrie heen.

“Mevrouw Hawbaker.” Coben stapte naar voren en zei met sobere stem: “Ik ben brigadier Coben van de staatspolitie. Ik condoleer u met uw verlies.”

“Wat willen jullie?” Haar felle blik was op Nates gezicht gericht. “We zijn in de rouw.”

“Ik weet dat dit een moeilijke tijd is maar ik moet u wat vragen stellen.” Coben wierp een blik op Ginny. “Wilt u dat uw vriendin erbij blijft?”

Carrie schudde het hoofd. “Ginny, wil jij naar de kinderen toe gaan? En wil je zorgen dat ze in de keuken blijven, weg van dit gedoe?”

“Natuurlijk. Roep maar als je me nodig hebt.”

Carrie liep naar de woonkamer en liet zich in een van de fauteuils zakken. “Stel uw vragen en ga dan weg. Ik wil jullie hier niet.”

“Eerst wil ik zeggen dat we het stoffelijk overschot van uw man meenemen naar Anchorage voor de sectie. Hij zal zo snel mogelijk weer aan u worden vrijgegeven.”

“Goed. Dan zullen jullie erachter komen dat hij geen zelfmoord heeft gepleegd. Wat hij ook zegt,” zei ze met een snelle boze blik naar Nate. “Ik ken mijn man. Hij zou mij of de kinderen nooit zoiets aandoen.”

“Mag ik gaan zitten?”

Ze haalde haar schouders op.

Coben ging op de bank tegenover haar zitten, iets naar haar toe gekeerd. Dat was slim, dacht Nate. Zo hield hij het tussen hen tweeën, hield het meelevend. Hij begon met de standaardvragen. Na een paar vragen werd ze opstandig.

“Dat heb ik hém allemaal al verteld. Waarom moet u het opnieuw vragen? De antwoorden worden echt niet anders. Waarom gaat u niet weg om uit te zoeken wie mijn Max heeft vermoord?”

“Kent u iemand die uw man kwaad wilde doen?”

“Ja.” Haar gezicht lichtte op met een soort kwaadaardig plezier. “Degene die Patrick Galloway heeft vermoord. Ik zal u precies vertellen wat er is gebeurd. Max moet ergens achter zijn gekomen. Dat hij een weekblad voor een kleine stad maakte wil niet zeggen dat hij geen goede journalist was. Hij heeft iets opgegraven en iemand heeft hem vermoord voor hij er iets mee kon doen.”

“Heeft hij het daar met u over gehad?”

“Nee, maar hij was van slag. Bezorgd. Hij was zichzelf niet. Dat betekent niet dat hij zelfmoord heeft gepleegd, en ook niet dat hij iemand anders heeft vermoord. Hij was een goed mens.” Tranen stroomden over haar wangen. “Ik heb bijna zestien jaar naast hem geslapen. Ik heb elke dag met hem samengewerkt. Ik heb twee kinderen van hem. Denkt u niet dat ik het zou wéten als hij daartoe in staat was?”

Coben veranderde van tactiek. “Bent u zeker van het tijdstip waarop hij gisteravond het huis verliet?”

Ze zuchtte en veegde haar tranen weg. “Ik weet dat hij hier om halfelf nog was. Ik weet dat hij ‘s-morgens weg was. Wat wilt u nog meer?”

“U zei dat hij het pistool in het handschoenenkastje van zijn jeep bewaarde. Wie zou dat nog meer hebben geweten?”

“Iedereen.”

“Sloot hij dat handschoenenkastje af? En de jeep?”

“Max vergat vaak zelfs de badkamer op slot te doen, laat staan wat ook maar af te sluiten. Ik hou de vuurwapens die we in huis hebben achter slot en grendel, en ik bewaar de sleutel zelf omdat hij veel te verstrooid was voor dat soort zaken. Iedereen had dat pistool kunnen pakken. En dat heeft iemand ook gedaan.”

“Weet u wanneer hij het voor het laatst heeft gebruikt?”

“Nee. Niet zeker.”

“Mevrouw Hawbaker, hield uw man een dagboek of een agenda bij?”

“Nee. Hij schreef dingen op als ze in hem opkwamen op alles wat voorhanden was. Nu wil ik dat u gaat. Ik ben moe en ik wil bij mijn kinderen zijn.”

Buiten bleef Coben bij de auto staan. “Er zijn nog wat kleine vraagjes. Het zou een goed idee zijn om zijn spullen te bekijken en zijn papieren door te nemen om te zien of er iets over Galloway in staat.”

“Bedoel je bij wijze van motief?”

“Bijvoorbeeld,” antwoordde Coben. “Is er een reden waarom jij die taak niet op je zou kunnen nemen?”

“Nee.”

“Ik wil dat het lijk naar Anchorage gaat en er sporenonderzoek wordt gedaan. En ik wil erbij zijn als ze Galloways lijk bergen.”

“Ik zou het op prijs stellen als je me belde wanneer het zover is. Zijn dochter wil hem zien. En haar moeder zal behoorlijk aandringen om het lijk toegewezen te krijgen.”

“Ja. Ik heb al van haar gehoord. Als hij beneden is en geïdentificeerd, laten we het verder aan de familie over. Zijn dochter kan hem identificeren, maar zijn vingerafdrukken zijn geregistreerd. Vanwege een paar drugsovertredingen. We weten of het Galloway is zodra we het lijk hebben.”

“Ik zal haar brengen. Ik zal je vraagjes beantwoorden en doen wat ik kan om tussen de familieleden van de overledene te bemiddelen. In ruil daarvoor wil ik kopieën van al het papierwerk van beide zaken. Inclusief aantekeningen.”

Coben keek achterom naar het houten huis op de deken van sneeuw. “Geloof je echt dat iemand de zelfmoord in scène heeft gezet om een misdaad van zestien jaar geleden te maskeren?”

“Ik wil de kopieën.”

“Prima.” Coben opende het portier aan de passagierskant. “Je inspecteur zei dat je intuïtie goed was.”

Nate ging achter het stuur zitten. “En?”

“Goed betekent niet altijd correct.”