15
Hij zou over twee uur komen. Twee uur is lang als je ziek bent van angsten eenzaamheid. Ik schonk een glas wijn in, maar goot liet door de gootsteen voordat ik ervan had gedronken. Ik roosterde een boterham en smeerde er Marmite op. Toen ik die op had, lepelde ik yoghurt met honing erdoor uit een kommetje. Dat werkte kalmerend. Ten slotte dronk ik een grote kop thee. Ik besloot me om te kleden. Ik moest iets neutraals en respectabels aandoen, iets waarmee ik een rationele, verstandige indruk maakte, geen vrouw die verzinsels de wereld in stuurde dat ze ontvoerd en gevangengehouden was door een moordenaar. Ik koos een beige broeken een kasjmiertrui met V-hals, de kleren die ik al- lijd op vergaderingen met de financiële afdeling droeg.
Het probleem was dat ik niet meer dezelfde was als vroeger. Mijn kleren slobberden om me heen, zodat ik er een beetje uitzag als een kind met grote mensen kleren aan. Mijn haar was uitgesproken pieker ig en kort, en paste qua kleur e n stijl niet bij kasjmieren beige met scherpe vouw. Ik keek nerveus naar mezelf in de spiegel cn was niet tevreden. Uiteindelijk trok ik een oude spijkerbroek aan, met een riem om hem op te houden, en een rood flanellen T-shirt, dat aan een hangertje in de kast hing, hoewel ik me niet kon herinneren dat ik het had gekocht.
Ik wist niet wat ik met mijn mobieltje moest doen. Het nummer laten blokkeren? Of maar laten zitten, omdat ik wist dat hij het nu misschien in bezit had? Ik twijfelde. In mijn idee was het een onzichtbare draad die ons verbond. Ik kon die doorknippen of ik kon hem proberen te volgen. Maar kwam ik door het garen te volgen het labyrint uit of er juist weer in?
Ik bestudeerde de stukjes papier die ik op de muur had bevestigd. Ik was op z'n vroegst op woensdag aan het eind van de middag of in de avond ontvoerd. Wat schoot ik daarmee op? N iets. Ik belde Sadie om even te kletsen, om even een vriendelijke stem te horen uit een leven dat verloren leek te zijn, maar ze was niet thuis en ik sprak geen boodschap in. Ik dacht erover om Sam of Sheila en Guy te bellen, maar ik deed het niet. Morgen, ik zou het morgen doen. Ik liep naar het raam en bleef daareven staan, doelloos starend naar de mensen die voorbijliepen. Misschien wist hij waar ik was, omdat ik hier misschien al eerder was geweest. Verborg ik me op de enige plaats waar hij me wist te vi nden?
Ik wist niet wat ik met mezelf aan moest tot Cross zou komen. Ik moest bezig blijven, in beweging blijven, mezelf belangrijke opdrachten geven en meedogenloze deadlines opleggen, om mezelf ervan te overtuigen dat ik hem één stap voor was. Ik liep Jo's kamer in. Het was er erg netjes. Ik deed haar ladekast open, alles was keurig opgevouwen. Zelfs haar slipjes lagen in een net stapeltje op elkaar. Ik deed het vierkante, leren doosje op het kastje open en keek naar de weinige oorbellen, het dunne, gouden halskettinkje, de broche in de vorm van een vis. Er lag ook een vierkant kaartje in. Toen ik het omdraaide, zat er een klavertjevier met plakband op. Ik keek naar de boeken op haar nachtkastje. Een Thais kookboek, een roman van een schrijver van wie ik nooit had gehoord en een dichtbundel met'101 vrolijke gedichten'.
Er lag ook een videoband, zonder titel. Ik ging naar de woonkamer en stopte de band in de videorecorder. N iets, alles zwart. Ik spoelde hem door. Er verscheen een wazige schouder en daarna kwam er schokkerig een been in beeld. Het was duidelijk een amateurfilmpje. Ik boog me naar voren en wachtte.
Ik zag Jo's gezicht, half glimlachend. Dat was een heel eigenaardige sensatie. Toen zwenkte de camera naar achteren en daar stond ze in de keuken bij het fornuis, ze roerde ergens in, ze keek achterom in de lens en trok een gek gezicht tegen degene die erachter stond. Ze droeg de kamerjas die aan de deur van haar slaapkamer hing en haar mocassinsloffen. Misschien was het in de ochtend of juist laat in de avond, daar was niets van te zeggen. I Iet beeld ging weer op zwart cn daarna werd het sneeuwerig. Er liepen een paar strepen door e n plotseling keek ik naar mezelf.
Mezelf voordat het gebeurde. Ik zat in kleermakerszit in de leunstoel, met een glas wijn in mijn hand. Ik had een joggingbroek aan, was niet opgemaakt en mijn haar - mijn oude, lange haar - was hoog opgestoken. Ik grijnsde. Ik hief mijn glas en blies een kus naar de camera. Hij zoomde op me in tot mijn gezicht onscherp werd.
Het beeld ging weer een paar minuten op zwart en toen keek ik naar een zwart-witfilm, waar een vrouw met een veren hoed paardreed op een dameszadel. Ik spoelde snel door, maar de film ging door tot de aftiteling. Ik spoelde de film terug en staarde weer naar Jo's glimlachende gezicht. Toen weer naar dat van mij. Ik kan ine niet heugen dat ik er zo gelukkig uitzag als daar. Ik legde mijn hand tegen mijn wang en merkte dat ik huilde.
Ik zette de tv uit, haalde de videoband uit de recorder en legde hem in Jo's kamer terug, boven op haar boek met vrolijke gedichten. Ik zag boven op haar klerenkast een videocamera liggen, evenals een verrekijker en een cassetterecorder. De telefoon in de woonkamer rinkelde twee keer, voordat het antwoordapparaat aanging. Na een stilte zei een stem: 'Hé Jo, met mij. Nog even over vanavond: als ik niets van je hoor, ga ik ervan uit dat het doorgaat.' Hij liet geen naam achter. Ergens zou iemand op Jo wachten, een vriend, of een minnaar. In een opwelling draaide ik 1471, waarmee ik de beller zou kunnen traceren. Maar dat lukte niet. Waarschijnlijk belde hij van een kantoor.
Een paar minuten later ging de telefoon weer, en ik nam meteen op.
'Hallo?'zei ik.
'Jo?' zei de stem aan de andere kant. Voordat ik kon antwoorden, werd hij harder en bozer. 'Jo, met Claire Benedict. Zoals je waarschijnlijk wel weet, heb ik inmiddels tientallen berichten ingesproken en je hebt niet gebeld, maar.
'Nee, ik...'
'Je beseft toch wel datje werk nu bij de zetter had moeten zijn.'
'Moment, ik ben Jo niet, ik ben een vriendin. Abbie. Sorry.'
'O. Weet jij dan misschien waar Jo is? Ik moet haar dringend spreken, zoals je waarschijn lijk hebt begrepen.'
'Ik weet niet waar ze is.'
'O. Nou, als je haar ziet, zeg dan dat ik gebeld heb. Claire Benedict van isp. Ze weet welwaar het over gaat.'
'Ja, maar dat is nou juist het punt. Het lijkt wel alsof ze verdwenen is. Wanneer moest ze haar werk inleveren?'
'Verdwenen?'
'Ja, misschien.'
'Ze moest de flop op z'n laatst maandag 21 januari komen brengen. Ze heeft niet gezegd dat het niet af zou komen. Ze heeft gewoon geen contact gezocht.'
'Was ze meestal op tijd?'
'Ja, stipt. Maar even serieus, wordt ze echt vermist?'
'Ik laat u wel weten wat er gebeurt, oké? Geef uw nummer maar.'
Ik krabbelde het achter op een van de nog dichte enveloppen cn legde de telefoon neer.
Toen ging de bel.
Eén verwarrend moment hield ik Cross voor iemand anders. Ik had hem alleen i n pak gezien, met keurig gekamd haar en een ondoorgrondelijk gezicht. Nu had hij een kale, bruine ribfluwelen broek en een gewatteerd blauw jack aan, met de capuchon over zijn hoofd getrokken. Hij zag eruit alsof hij in de tuin een fikkie aan het stoken was. Of met zijn kinderen aan het spelen was. Had hij kinderen? Maar hij had nog wel dezelfde frons.
'Hallo,' zei ik. Ik ging naar achteren om hem binnen te laten. 'Fijn dat u kon komen.'
'Abbie?'
'Mijn nieuwe look. Niet mooi?'
'Je durft wel.'
'Het is mijn vermomming.'
'Ja, ja,'zei hij en hij keek ongemakkelijk. 'Je ziet er wel heter uit. Gezonder.'
'Wilt u thee?'
'Graag.' Hij keek rond. 'Mooi huis heb je gevonden.'
'Ik weet niet precies hoe ik het heb gevonden.'
Cross keek niet-begrijpend, maar ging er verder niet op in. 'Hoe gaat het met je?' vroeg h ij dan maar.
'Ik ben doodsbang.' Ik goot water over de theezakjes, terwijl ik met mijn rug naar hem toe bleef staan. 'Maar dat niet alleen, natuurlijk. Daarom heb ik u niet hier gevraagd. Ik heb nieuwe informatie. Suiker?'
'Eén schepje, graag.'
' Er hoort eigenlijk een koekje bij, maar ik geloof niet dat ik die in huis heb. Zal ik wat toast maken?'
'Laat maar. Heb je je iets herinnerd?'
'Daar gaat het niet over.' Ik gaf hem de thee en ging tegenover hem zitten, in mijn leunstoel. 'Het zijn eigenlijk twee dingen. Ten eerste: ik denk dat ik zonet met hem heb gepraat.'
Zijn gezichtsuitdrukking veranderde niet. 'Met hem?' zei hij beleefd.
'De man die me ontvoerd heeft. Hij dus.'
'En je hebt met hem gepraat?'
'Aan de telefoon.'
'Hij belde jou?'
'Nee, ik belde hem. Ik belde mijn mobiele telefoon namelijk, want die is gestolen, en er nam iemand op. Ik wist het meteen. En hij wist dat ik het wist.'
'Even voorde goede orde: jij belde het nummer van je mobiele telefoon en er nam iemand open nu beweer je dat degene die opnam dezelfde is als degene die jou ontvoerd zou hebben?'
'Niet "zou hebben",'zei ik.
Cross nam een slokje thee. Hij zag er nogal moe ui t. Hoe heet- te die man die de telefoon opnam?'
'Dat weet ik niet. Heb ik niet gevraagd. Dat had hij toch niet gezegd, en ik werd ineens zo verschrikkelijk bang. Ik dacht dat ik flauw zou vallen. Ik vroeg of ik mij kon spreken.'
Hij wreef in zijn ogen. 'O,'was alles wat hij wist uit te brengen.
'Ik wou niet dat hij wist dat ik het was, maar dat wist hij wel, denk ik.'
'Abbie, mobiele telefoons worden om de haverklap gestolen. Het is een ware epidemie.'
'En toen vroeg hij wie ik was, en ik zei Jo.'
'Jo,' herhaalde hij.
'Ja. Deze flat is namelijk van een zekere Jo. Josephine Hooper. Ik moet haar kennen, maar dat ben ik vergeten. Ik ben hier ingetrokken toen ze hier ook woonde. In de week voordat ik ontvoerd en gevangengehouden werd.' Dat laatste kwam er heftig uit. Hij knikte alleen en keek in zijn mok. 'En het tweede is dat ze verdwenen is.'
'Verdwenen.'
'Ja. Ze is verdwenen en ik denk dat de politie dit serieus moet aanpakken. Ik denk dat het misschien iets te maken heeft met wat er met mij is gebeurd.'
Cross zette zijn mok op tafel. Hij zocht in zijn broekzak en haalde er een grote, witte zakdoek uit. Hij snoot luidruchtig zijn neus, vouwde de zakdoek op en stopte hem weer in zijn zak.
'Wil je haar als officieel vermist opgeven?'
'Ze is hier niet, toch?'
'Je zegt datje vergeten bent datje haar kent?'
'Ja-'
'Maar je woonde wel met haar samen.'
'Ja'
'Deze vrouw zal toch wel familie, vrienden, collega's hebben?'
'Er wordt vaak gebeld. Ik heb net iemand gesproken voor wie ze een klus doet. Ze was een soort redactrice of zo.'
'Abbie, Abbie,'zei hij op sussende toon, waar mijn stekels meteen van overeind gingen staan,'in hoeverre wordt dc7,e vrouw vermist?'
'In zoverre dat ze er niet is en er wel had moeten zijn.'
'Waarom?'
'Ze heeft haar rekeningen niet betaald, bijvoorbeeld.'
'Als je haar niet kent, hoe kom je dan in godsnaam hier terecht?'
Dus stak ik van wal. Ik vertelde over Terry en het politiedepot, het bonnetje en de sleutel, over het rottende afval, de verwelkte bloemen, de boze uitgeefster die door de telefoon zat te schelden. Mijn verhaal klonk niet zo geloofwaardig als ik had verwacht, maar ik haperde niet. Ik besloot met het videofilmpje van Jo en mijzelf.
'Misschien pasje op haar flat en weetje dat niet meer,' zei hij.
'Zou kunnen.'
'Misschien heeft ze jou gevraagd om het vuilnis op straat te zetten en de rekeningen te betalen.'
'Heb ik al gedaan.'
'Nou dan.'
'U gelooft me niet.'
'Wat moet ik dan geloven?'
'Dat ze vermist wordt.'
'Niemand heeft haar als vermist opgegeven.'
'Dan doe ik dat bij dezen.'
'Maar... maar...' Hij kon even niet uit zijn woorden komen. 'Abbie, je kunt niet iemand als vermist opgeven, als je niets van die persoon of zijn vermoedelijke verblijfplaats weet.'
'Weet ik,' hield ik aan. 'Maar ik weet ook dat er iets niet klopt.'
'Abbie,'zei hij vriendelijk, en de moed zonk me in de schoenen. Ik had moeite om hem aan te kijken. Hij keek niet geërgerd of boos, maar ernstig.' Eerst heb je jezelf als vermist opgegeven, zonder bewijs. Nu geef je. Josephine Hooper als vermist op.' H ij zweeg
even. 'Zonder bewijs. Dat maakt geen goeie indruk, Abbie.'
'Dus hiermee houdt het op? Maar als ik nou gelijk heb, als ze in gevaar is, of erger?'
'Moetje horen,'zei hij vriendelijk. 'Als ik nou eens wat rondbel om na te gaan of er nog meer mensen bezorgd zijn over haar verdwijning. Vind je dat wat?'
'Goed.'
'Mag ik je telefoon gebruiken?
'Jo's telefoon. Ga uw gang.'
Ik ging de kamer uit, terwijl hij belde. Ik liep weer naar Jo's slaapkamer en ging op haar bed zitten. Ik had grote behoefte aan een bondgenoot, iemand die in me geloofde. Ik had Cross gebeld omdat ik dacht dat hij ondanks alles toch aan mijn kant zou staan. Ik kon dit niet alleen af.
Ik hoorde dat hij de telefoon neerlegde en ik ging terug naar de woonkamer.
'En?'
'Iemand heeft Josephine Hooper al als vermist opgegeven,' zei hij.
'Ziet u nou wel?' zei ik. 'Een vriend?'
'Nee, jij.'
'Pardon?'
'Jij hebt dat gedaan. Op donderdag 17 januari, om halftwaalf 's ochtends heb je het bureau in Milton Green gebeld.'
'Dus toch,' zei ik uitdagend.
'Blijkbaar was ze toen nog niet eens één dag verdwenen.'
'Ik begrijp het.'
En ik begreep het echt. Ik begreep ineens verschil lende dingen tegelijk: dat Cross niet mijn bondgenoot zou worden, hoe aardig hij ook probeerde te zijn. Dat ik in zijn ogen, en misschien in de ogen van de hele wereld, hysterisch en geobsedeerd was. Dat ik op donderdag 17 januari dus nog steeds vrij had rondgelopen. Jack Cross beet opzij n lip. Hij keek bezorgd, maar ik denk dat hij vooral bezorgd was om mij.
'Ik wil je graag helpen,'zei hij. 'Maar... kijk, ze is waarschijnlijk op Ibiza.'
'Ja,' zei ik bitter. 'Bedankt.'
'Ben je alweer aan het werk?' vroeg hij.
'Niet echt,' zei ik. 'Het is een beetje ingewikkeld.'
'Zou je moeten doen,' zei hij. 'Je hebt een doel nodig in je leven.'
'Mijn doel is om in leven te blijven.'
Hij zuchtte.
'Ja, goed. Als je iets tegenkomt waar ik echt iets mee kan, bel me dan.'
'Ik ben niet gek,'zei ik. 'Misschien denkt u dat wel, maar ik ben het niet.'
'Ik ben niet gek,' zei ik bij mezelf toen ik in bad lag met een washandje over mijn gezicht. 'Ik ben niet gek.'
Ik trok mijn slobberbroek en rode T-shirt aan en wikkelde mijn haar in een handdoek. Ik ging in kleermakerszit op de bank zitten, met de televisie hard aan. Ik zapte de zenders af. Ik had vanavond geen zin in stilte. Ik verlangde naar andere gezichten en andere stemmen die bij me in de kamer waren, vriendelijke gezichten en stemmen, zodat ik me niet zo alleen voelde.
Toen ging de bel weer. Ik hoefde niet bang te zijn. Niemand behalve Cross wist dat ik hier was. Ik deed de deur open.
Meteen wist ik dat ik hem kende, maar tegelijkertijd kon ik niet bedenken waar ik hem dan in godsnaam van kende.
Hai.'zei hij. 'Isj Jo...?' En toen herkende hij me en hij zag dat ik hem herkende, en hij was compleet van zijn stukgebracht. 'Jezus, wat doe jij hier?'
Ik reageerde daarop door de deur dicht te gooien. Hij probeerde er nog tegenaan te duwen, maar ik duwde harder en de deur viel in het slot. Er werd geschreeuwd aan de andere kant. Ik schoof de ketting ervoor en leunde hijgend tegen de deur. Ik wist weer waar ik hem van kende. I Iet was Ben Brody, de vormgever. Hoe had hij me gevonden? Ze hadden alleen mijn werknummer en het nummer van mijn mobiele telefoon. Ik had Carol strikte opdracht gegeven om niemand mijn adres te geven. Maar goed, ze had dit adres helemaal niet. Terry ook niet. Niemand. Was ik dan gevolgd? Had ik misschien een aanwijzing achtergelaten? Hij klopte op de deur.
'Abbie,'zei hij.' Doe open.'
'Hoepel op,' schreeuwde ik. 'Ik belde politie.'
Ik wil met je praten.'
De ketting zag er stevig uit. Wat zou hij me kunnen doen door die kier van vijftien centimeter? Hij droeg een donker pak met
« n wit overhemd zonder das. Daaroverheen een lange, grijze jas, die tot zijn knieën reikte.
'Hoe heb je me gevonden?'
'Hoezo, "hoe heb je me gevonden"? Ik kom voor Jo.'
'Jo?'ze ik.
'Ik ben een vriend van haar.'
"Ze is er niet. 'zei ik.
'Waar is ze dan?'
'Geen idee.'
Zijn verwarring werd groter.
'Logeer je hier?'
'Lijkt me wel, hè?'
'Waarom weet je dan niet waar ze is?'
Mijn mond ging open, maar ik wist niet zo goed wat ik daarop moest antwoorden.
'Het is een heel verhaal. Waarschijnlijk geloof je het toch niet. Heb je een afspraak met Jo?'
Hij stootte een kort, bijtend lachje uit en schudde langzaam zijn hoofd, alsof hij niet helemaal geloofde dat hij dit gesprek voerde.
'Ben je haar secretaresse of zo? Ik heb de neiging om te zeggen datje daar geen moer mee te maken hebt, maar...' Hij haalde diep adem. 'Een paar dagen geleden zou ik met Jo wat gaan drinken, maar ze kwam niet opdagen. Ik heb een paar keer ingesproken op haar antwoordapparaat, maar ze heeft niet teruggebeld.'
'Precies,'zei ik. 'Dat heb ik de politie ook verteld.'
'Wat?'
'Ik wilde Jo als vermist opgeven, maar ze geloofden me niet.'
'Wat is hier aan de hand?'
'Misschien is ze met vakantie.' ging ik ve rder, terwijl ik steeds onsamen hangender klonk.
'Luister, Abbie, ik weet niet wat je je over mij in je hoofd haalt, maar mag ik binnenkomen?'
'Kunnen wc niet zo praten?'
'Het kan wel, maar waarom?'
'Goed dan,'zei ik. Maar het moet wel snel. Er komt zo een rechercheur langs.'
Dat was nog zo'n zwakke poging om mezelf te beschermen.
'Waarom?'
'Om een verklaring op te nemen.'
Ik schoofde ketting los en liet hem binnen. Hij leek opmerkelijk goed de weg te weten in Jo's flat. Hij deed zijn jas uit en gooide hem over een stoel. Ik haalde de handdoek van mijn hoofd en wreef mijn haar ermee droog.
'En jij en Jo... eh,'zei ik.
'Wat bedoel je?'
'Je bent hier erg bekend, zo te zien.'
'Niet zo goed als jij.'
'Ik heb gewoon een dak boven m'n hoofd nodig.'
Hij keek me aan.
'Gaat het wel goed met je?'
Ik slaakte een stille, kreunende zucht vanbinnen.
'Het algemene antwoord op de vraag "Hoe gaat het met je" is "Prima", dat weet ik heel goed. Maar het kortste antwoord is: "Nee, het gaat niet goed met me." En het middellange antwoord is: "Het is een lang verhaal, dat jij helemaal niet wil horen."'
Ben liep de keuken in, vulde de waterkoker en zette hem aan. Hij pakte twee mokken uit de kast cn zette ze op het aanrecht.
'Ik vind dat ik recht heb op de lange versie,' zei hij.
'Die is echt heel lang,' zei ik.
' Heb je daar tijd voor, denk je?'
'Hoe bedoel je?'
'Voordat die rechercheur komt.'
Ik mompelde iets onverstaanbaars.
'Ben je ziek?' vroeg hij.
Dat bracht me op een idee. Ik pakte twee pillen uit het doosje
m mijn zak en slikte ze door met een grote slok water uil de kraan.
'Ik heb steeds last van hoofdpijn,'zei ik.' Maar daar gaat het eigenlijk niet om.'
'Waarom dan wel?'