***

Robert keek door het beregende raampje van de Londense taxi naar de vrouw op het reclamebord, die al tien minuten op dezelfde manier naar hem stond te zwaaien. Het was zo'n elektronisch gestuurd reclamebord waarop de arm ook echt bewoog. Ze droeg een zonnebril van een duur merk en een felroze badpak en in haar andere hand had ze iets wat waarschijnlijk een glas pina colada moest voorstellen. Ze deed haar best om Robert en enkele honderden andere doorweekte reizigers in de file ervan te overtuigen dat ze er beter aan zouden doen om een reis naar Florida te boeken.
Dat was nog maar de vraag. En ook moeilijker te verkopen dan het leek, wist Robert, want de Engelse kranten publiceerden regelmatig berichten over Britse toeristen die in Florida beroofd, verkrachten vermoord waren. Terwijl de taxi langzaam vorderde, zag Robert dat een grappenmaker naast de voeten van de vrouw 'vergeet je uzi niet' had geschreven. Hij had te laat bedacht dat hij de ondergrondse had moeten nemen. Iedere keer dat hij in de afgelopen tien jaar in Londen was geweest, had een gedeelte van de weg naar het vliegveld opengelegen, en hij was er redelijk zeker van dat dat niet alleen het geval was als hij in het land was. De vlucht naar Genève zou volgens schema over vijfendertig minuten vertrekken, maar op deze manier zou hij ongeveer twee jaar te laat komen. De taxichauffeur had hem al gewaarschuwd dat er rondom het vliegveld sprake was van een dikke mist.
I n zo was het. Hij miste zijn vlucht niet, aangezien die afgelast was. Hij zat een paar uur lang in de lounge te midden van een als gevolg van de noodsituatie tamelijk kameraadschappelijk groepje managers, elk op zijn eigen gewichtige manier op weg naar een hartinfarct. Hij probeerde Annie te bellen, maar kreeg het antwoordapparaat en vroeg zich af waar ze waren. Hij was vergeten te informeren naar hun plannen voor het lange weekend. I lij sprak een boodschap in en zong een melodietje voor Grace. Toen keek hij voor de laatste keer nog eens zijn aantekeningen door van de vergadering van vandaag (die goed was verlopen) en zijn voorbereidingen voor die van morgen (die misschien ook succesvol zou zijn, als hij daar tenminste zou kunnen komen) en borg toen alles op, waarna hij nog een ommetje ging maken door de vertrekhal.
Terwijl hij een beetje verstrooid stond te kijken bij een stelling met kasjmieren golftruien waar hij zijn ergste vijand nog niet in gekleed zou willen zien, hoorde hij iemand groeten. Toen hij opkeek, zag hij dat het iemand was die niet eens zo heel ver buiten die categorie viel. Freddie Kane was iets middelmatigs in de uitgeversbranche, zo iemand aan wie je nooit al te specifieke vragen stelt over de precieze aard van zijn bezigheden, niet omdat je bang bent hèm daarmee in verlegenheid te brengen, maar eerder jezelf. Hij trachtte zijn tekortkomingen op dat halfduistere gebied te compenseren door duidelijk te maken dat hij over geld van zichzelf beschikte en bovendien wist hij alle roddels over iedereen in New York die het waard was te kennen. En doordat hij bij elk van de vier of vijf keren dat hij Robert had ontmoet zich zijn naam niet meer had kunnen herinneren, had hij ook duidelijk gemaakt dat de man van Annie Graves voor hem niet tot deze selecte groep behoorde. Annie zelf daarentegen maar al te zeer.
'I (allo! Ik dacht al dat jij het was! Hoe is het met je?' I lij sloeg Robert op zijn schouder en schudde hem uitgebreid de hand op een manier die zowel agressief als verveeld was. Robert glimlachte en constateerde dat de man zo'n bril op had die filmsterren tegenwoordig droegen in de hoop dat ze er daarmee wat intellectueler uitzagen. Het was zonneklaar dat hij Roberts naam weer vergeten was.
ze kletsten een tijdje over golftruien, over hun reisdoelen, geschatte aan komsttijden en de eigenschappen van mist. Robert deed vaag en gereserveerd over de reden dat hij in Europa was, niet omdat niemand dat mocht weten, maar omdat hij merkte hoe Freddie daarvan baalde. Misschien was wraak dan ook het motief voor de laatste opmerkingen van de man. ik hoor dat Annie problemen heeft met Crawford Gates,' zei hij. 'O ja?'
Hij legde zijn hand op zijn mond en trok het gezicht van een schooljongen die zich schuldig voelt.
'O jee. Misschien mocht ik het helemaal niet weten.'
'Het spijt me, Freddie, ik weet niet waar je het over hebt'
'Ach, laten we zeggen dat een vogeltje me heeft ingefluisterd dat Crawford
Gates weer aan het headhunten is. Maar waarschijnlijk zijn dat maar
kletspraatjes.'
'Wat bedoel je, headhunten?'
'Nou, op zoek naar een nieuwe hoofdredacteur. Je weet hoe het daar altijd toegaat. Het is een soort stoelendans. En ik hoorde dat hij het Annie de laatste tijd moeilijk zit te maken, meer niet.' 'Nou, het is voor het eerst dat ik...' 'Allemaal roddels. Ik had er niet over moeten beginnen.' Hij glimlachte tevreden, geslaagd als hij was in misschien wel de enige bedoeling die hij had toen hij Robert aansprak, en zei dat hij weer eens naar de incheckbalie moest om nog wat te klagen over de vertraging van zijn vlucht.
Weer terug in de lounge nam Robert nog een flesje bier en keek hij een nummer van The Economist door, onderwijl nadenkend over wat Freddie had gezegd. Hij had wel gedaan alsof hij van niets wist, maar hij had meteen begrepen waar de man op gedoeld had. Het was de tweede keer deze week dat hij dit hoorde.
Afgelopen dinsdag was hij op een receptie van een van zijn grote cliënten geweest. Meestal bedacht hij uitvluchten om niet naar dit soort gelegenheden te hoeven gaan, maar nu Annie en Grace wegwaren, merkte hij dat hij zich er zelfs op verheugde. De receptie werd gehouden in een gigantisch, weelderig ingericht kantoor vlak bij Rockefeller Center, met bergen kaviaar zo hoog dat je er wel op kon skiën.
Robert wist niet wat de laatste grappig bedoelde omschrijving van een bijeenkomst van advocaten was (iedere week was er wel weer een nieuwe, nog vernederender dan de vorige), maar wel dat dit er zonder twijfel een was. Hij herkende veel gezichten van andere advocatenkantoren en hij veronderstelde dat de gastheer hen had uitgenodigd om zijn eigen kantoor een beetje op te jutten. Een van de andere aanwezige advocaten was Don Farlow. Ze hadden elkaar maar één keer eerder ontmoet, maar Robert mocht hem wel en wist dat Annie hem ook sympathiek vond en waar deerde.
Farlow begroette hem vriendelijk en Robert merkte tijdens hun gesprek tot zijn genoegen dat ze niet alleen een aan gulzigheid grenzende trek in kaviaar deelden, maar ook een gezonde cynische houding ten opzichte van degenen die voor deze lekkernij gezorgd hadden. Ze reserveerden voor zichzelf een plekje naast de oefenpiste en Farlow luisterde geïnteresseerd toen Robert vertelde hoe de afwikkeling van de schadeclaims over het ongeluk van Grace vorderden, of liever gezegd niet vorderden, want het werd langzamerhand zo ingewikkeld dat het waarschijnlijk jaren zou gaan duren. Toen veranderden ze van gespreksonderwerp. Farlow informeerde naar Annie en naar hoe het ging daar in het Westen. 'Annie is echt geweldig,' zei Farlow. 'Zij is echt de beste. En het krankzinnige is dat die klootzak van een Gates daar ook rekening mee moet houden.'
Robert vroeg wat hij bedoelde. Farlow keek eerst verbaasd en leek toen verlegen met de situatie. Hij ging gauw op en ander onderwerp over. Voordat ze afscheid namen zei hij alleen nog dat Robert tegen Annie moest zeggen dat ze snel terug moest komen.
Robert was meteen naar huis gegaan en had Annie gebeld, maar zij was niet erg onder de indruk. 'Ach, het is daar één grote paranoia,' zei ze. Ja, natuurlijk, Gates maakte het haar wel moeilijk, maar niet meer dan anders. 'De oude smeerlap weet dat hij mij meer nodig heeft dan ik hem.' Robert had het onderwerp laten vallen, ook al had hij het gevoel dat haar stoerheid meer diende ter overtuiging van haarzelf dan van hem. Maar nu Freddie Kane op de hoogte bleek te zijn, kon je er donder op zeggen dat praktisch de hele stad het wist of in ieder geval binnen korte tijd zou weten. En hoewel het niet Roberts wereld was, had hij er genoeg van gezien om te weten wat van de twee belangrijker was: wat er gezegd werd of wat waar was.