***
Robert was bij de kwekerij naar binnen gegaan om te betalen.
Toen hij weer buiten kwam, waren de jongens bezig de boom meteen
stuk touw op te binden en achter in het Ford Lariat-busje te leggen
dat hij de vorige zomer gekocht had om er Pilgrim mee uit Kentucky
te gaan ophalen. Het was een hele verrassing geweest voor Grace en
Annie toen hij ermee kwam aanrijden, vroeg op een zaterdagochtend,
met de bijbehorende zilverkleurige paardentrailererachter. Ze waren
beiden naar buiten gekomen. Grace had het opwindend gevonden en
Annie was woedend geweest. Robert had alleen zijn schouders
opgehaald en gezegd dat je een nieuw paard nu eenmaal niet in een
oude kar kon stoppen.
Hij bedankte de twee jongens, wenste ze een prettige kerst en
reed het modderige en hobbelige parkeerterrein af, de weg op. De
voorgaande jaren was hij altijd eerder geweest met het kopen van
een kerstboom. Meestal kochten Grace en hij er een in het laatste
weekend voor kerst. Dan lieten ze hem buiten staan en haalden ze
hem pas op kerstavond binnen, om hem dan te gaan optuigen. Nu zou
Grace er in ieder geval bij zijn, bij het optuigen. Morgen was het
kerstavond en dan zou ze thuis zijn. De artsen hadden er niet
onverdeeld achter gestaan. Het was nauwelijks twee weken geleden
dat ze was bijgekomen uit haar coma. Maar Annie had ze bezworen dat
het goed voor haar was en uiteindelijk hadden de gevoelsargumenten
de doorslag gegeven en mocht Grace naar huis, al was het maar voor
twee dagen. Ze zouden haar morgenmiddag om twaalf uur gaan
ophalen.
Hij stopte bij de bakkerij van het dorp en liep naar binnen om
brood en muffins te halen. Ontbijt bij de bakker was in het weekend
een vaste gewoonte voor hen geworden. De jonge vrouw die achter de
toonbank stond, had ook wel eens op Grace gepast.
'Hoe is het met die prachtige meid van u?' vroeg ze. 'Ze komt
morgen naar huis.' 'Echt? Maar dat is fantastisch!'
Robert zag dat er ook anderen meeluisterden. Iedereen scheen
van het ongeluk te weten. Mensen met wie hij nooit eerder een woord
had gewisseld, informeerden nu naar Grace. Het viel hem alleen wel
op dat niemand een woord zei over het been. 'Nou, doet u haar
vooral de hartelijke groeten.' 'Dat zal ik zeker doen. Bedankt. En
prettige kerstdagen.' Robert zag dat ze vanachter het raam toekeken
hoe hij in de Ford Lariat stapte. Hij reed langs de
veevoederfabriek, hield even in voor hij de spoorweg overstak en
reed door de dorpskern naar huis. De etalages van de winkels aan de
hoofdstraat waren uitbundig versierd en de smalle, feestelijk
verlichte trottoirs waren vol met winkelende mensen. In het
voorbijgaan zwaaide Robert af en toe naar een bekende. De kerststal
op het dorpsplein zag er fraai uit. Misschien geloofde nog maar een
klein deel van de bevolking in de betekenis daarvan, maar wat deed
het er toe, het was Kerstmis en dat was feest. Alleen de weergoden
leken daar niet van op de hoogte te zijn.
Sinds het was opgehouden met regenen, op de dag dat Grace voor
het eerst weer een paar woorden had gesproken, was het idioot warm
geweest. De weervoorspellers bij de media waren nog niet uitgepraat
over de overstromingen en nu was er weer iets bijzonders; ze hadden
waarschijnlijk nog nooit zo'n lucratieve decembermaand gehad. Het
broeikaseffect deed zich gelden, in ieder geval stond de wereld op
zijn kop. Toen hij binnenkwam was Annie in de studeerkamer aan het
bellen met haar kantoor. Iemand - een van de redactiechefs,
veronderstelde hij - kreeg er zoals gewoonlijk weer eens van langs.
Uit wat hij hoorde kon Robert opmaken dat de arme man had
toegestemd in plaatsing van een beschouwend artikel over een acteur
die Annie verafschuwde. 'Een ster?' zei ze verontwaardigd. 'Een
ster? Welnee, die man is verdomme een zwart gat!'
Op een ander tijdstip zou Robert hierom hebben geglimlacht,
maar de agressie in haar stem deed nu afbreuk aan het kerstgevoel
waarmee hij was thuisgekomen. Hij wist hoe frustrerend ze het vond
om vanuit een boerderij op het platteland leiding te geven aan het
chique, grootsteedse blad. Maar dat was niet het enige. Sinds het
ongeluk leek Annie bezeten door een woede die zo intens was dat hij
er bijna bang van werd. 'Wat! Heb je met hem afgesproken dat hij er
zó veel voor krijgt?' riep ze. 'Ben je wel goed bij je hoofd? Trekt
hij er zijn kleren bij uit of zo?' Robert ging koffie zetten en
dekte de tafel voor het ontbijt. Hij had speciaal muffins gekocht
die Annie lekker vond. 'Nee, het spijt me, John, ik ga er niet mee
akkoord. Je moet hem maar bellen en de opdracht afzeggen... Dat kan
me niet schelen... Ja, stuur het me maar per fax. Oké.'
Hij hoorde haar ophangen. Zonder gedag te zeggen. Maar dat
deed Annie slechts zelden. Haar voetstappen in de hal klonken meer
vastberaden dan kwaad. Hij keek op en glimlachte naar haar toen ze
de keuken in kwam. 'Heb je honger?'
'Nee, ik heb al wat cornflakes gehad.'
Hij probeerde zijn teleurstelling te verbergen. Toen zag ze de
muffins op tafel liggen. 'O, sorry.'
'Geeft niet. Dan blijven er des te meer voor mij over. Wil je
koffie?' Annie knikte, ging aan tafel zitten en keek zonder veel
belangstelling de krant in die hij had gekocht. Het duurde een
tijdje voordat er iets gezegd werd.
'Heb je een boom?' vroeg ze.
'Jazeker. Niet zo'n mooie als verleden jaar, maar toch wel
aardig.' Weer volgde een stilte. Hij schonk koffie in voor hen
beiden en ging ook aan tafel zitten. De muffins smaakten goed. Het
was zo stil dat hij zichzelf hoorde kauwen. Annie zuchtte.
'Nou, dan zullen we hem vanavond maar in orde brengen, hè?'
zei ze. Ze
nam een slok koffie.
'Wat?'
'De boom. Hem optuigen, bedoel ik.'
Robert fronste zijn voorhoofd. 'Zonder dat Grace erbij is?
Waarom? Dat vindt ze vast niet leuk, als we dat doen zonder haar.'
Annie zette met een klap haar kopje neer.
'Doe nou niet zo stom. Hoe moet ze die boom nou optuigen als
ze maar één been heeft om op te staan?'
Ze schoof haar stoel luidruchtig naar achteren, stond op en
liep naar de
deur. Robert staarde haar even geschrokken aan.
ik denk dat ze het best redt,' zei hij met vaste stem.
'Welnee, natuurlijk niet. Hoe moet ze dat dan doen? Hen beetje
rondhippen, zeker? Jezus, ze kan maar net overeind blijven met die
krukken.'
Robert rilde. 'Annie, toe nou...'
'Nee, niks toe nou,' zei ze en maakte aanstalten om de kamer
uit te gaan. Ze bedacht zich echter en draaide zich om. 'Jij wilt
dat alles bij het oude blijft, maar het is niet meer zoals vroeger.
Probeer dat nou eens tot je door te laten dringen,
alsjeblieft.'
Ze bleef even in de blauwe omlijsting van de deuropening
staan. Toen kondigde ze aan dat ze moest werken en verdween. Robert
voelde zich beklemd en bedacht dat ze gelijk had. Het zou nooit
meer zo worden zoals vroeger.
Knap, hoe ze haar zelf hadden laten ontdekken dat ze een been
miste, bedacht Grace. Ze kon namelijk niet precies het moment
bepalen waarop ze het ontdekt had. Ze nam aan dat het misschien wel
een hele speciale methode was van de artsen en dat ze precies
wisten hoeveel verdovende middelen ze je in moesten spuiten om te
zorgen dat je niet helemaal van de wereld was. Al voordat ze kon
spreken of bewegen was ze zich ervan bewust geweest dat er daar
beneden iets aan de hand was. Het voelde vreemd aan en de
verpleegsters waren op die plek vaker bezig dan elders. En toen ze
haar uit de tunnel met lijm trokken, was de onmiskenbare realiteit
als het ware haar bewustzijn binnengeglipt, samen met allerlei
andere aspecten van de werkelijkheid. 'Ga je naar huis?'
Ze keek op. Tegen de deurpost geleund stond de vrouw die elke
dag kwam vragen wat ze wilde eten. Het was een gigantische,
vriendelijke vrouw met een schallende lach die zich door een
betonnen muur niet liet tegenhouden. Grace glimlachte en
knikte.
'Nou, ik weet niet of je daar wel zo blij om moet zijn,' zei
de vrouw. 'Het betekent namelijk dat je mijn lekkere kerstmaaltijd
misloopt.' 'O, bewaar maar wat voor me. Overmorgen ben ik weer
terug.' Haar stem klonk schor. Er zat nog een pleister op het
gaatje dat ze in haar hals hadden gemaakt voor de slang van het
beademingsapparaat. De vrouw knipoogde. 'Ja, schat. Dat zal ik
doen.' Toen liep ze door. Grace keek op haar horloge. Het zou nog
twintig minuten duren voordat haar ouders kwamen en ze zat al
helemaal aangekleed op haar bed, klaar om te vertrekken. Een week
nadat ze was bijgekomen uit haar coma hadden ze haar naar deze
kamer overgebracht en haar eindelijk bevrijd van het
beademingsapparaat zodat ze weer kon spreken in plaats van alleen
keelgeluiden maken. De kamer was klein, maar bood een geweldig
uitzicht over het parkeerterrein. De muren waren gesausd met die
specifieke groene verf die ze waarschijnlijk speciaal voor
ziekenhuizen maakten. Maar er was wel een televisietoestel en
overal stonden bloemen, kaarten en cadeautjes, zodat het er toch
heel vrolijk uitzag. Ze keek omlaag naar haar been. De verpleegster
had netjes de onderste helft van haar grijze trainingsbroek
omgeslagen en vastgespeld. Ze had iemand ooit eens horen zeggen dat
als je een arm of een been kwijt was, je daar toch gevoel bleef
houden. En dat was zonder meer waar. 's Nachts jeukte het been zo
dat ze er helemaal dol van werd. Ook nu voelde ze jeuk. En het
gekke was dat ze, zelfs nu ze ernaar keek, niet het gevoel had dat
hetrare halve beentje dat ze nog over had van haar was. Het was van
iemand anders.
Haar krukken stonden tegen de muur bij het nachtkastje, en
daarachter stond de foto van Pilgrim. Dat was een van de eerste
dingen waar haar oog op gevallen was toen ze bijkwam uit haar coma.
Haar vader had haar ernaar zien kijken en tegen haar gezegd dat met
het paard alles in orde was, waardoor ze zich een stuk beter
voelde.
Judith was dood, en Gulliver ook. Ook dat hadden ze haar
verteld. En met dat bericht ging het net als met het nieuws over
het been: het leek niet goed tot haar door te dringen. Het ging er
niet om dat ze het niet geloofde. Waarom zouden ze haar tenslotte
iets vertellen wat niet waar was? Ze had gehuild toen haar vader
het haar vertelde, maar voor haar gevoel was het geen echt huilen,
misschien ook nu weer door de invloed van de medicijnen. Het leek
haast alsof ze zichzelf zag huilen. En vanaf dat moment leek het
feit dat Judith dood was iedere keer als ze eraan probeerde te
denken - en het verbaasde haar hoe goed ze erin slaagde dat niet te
doen - op een of andere manier onbereikbaar in haar hoofd te zijn
opgeslagen, alsof er een beschermend laagje omheen zat, waardoor ze
er niet te dicht bij kon komen.
Vorige week was er een politieagent langs geweest die haar
vragen had gesteld en opgeschreven had wat er gebeurd was. De arme
man was heel zenuwachtig geweest en Robert en Annie waren er
nerveus bij blijven staan voor het geval ze van streek zou raken.
Maar dat was niet nodig geweest. Ze had hem verteld dat ze zich
slechts kon herinneren wat er gebeurd was tot het moment dat ze
naar beneden was gegleden. Dat was niet waar. Ze wist dat ze zich
veel meer zou kunnen herinneren, als ze dat maar wilde. Maar ze
wilde niet.
Grace bleef naar de foto van Pilgrim staren. Ze had al
besloten wat ze zou doen. Ze wist dat ze zouden proberen haar over
te halen weer te gaan paardrijden. Maar dat zou ze niet meer doen,
nooit meer. Ze zou tegen haar ouders zeggen dat ze hem maar terug
moesten geven aan die mensen in Kentucky. Als ze hem hier in de
buurt verkochten, zou ze hem weer tegen kunnen komen met iemand
anders op zijn rug, en die gedachte kon ze niet verdragen. Ze zou
hem nog een keer gaan opzoeken om afscheid te nemen, en dan moest
het maar afgelopen zijn.
Pilgrim was ook thuis met Kerstmis. Hij was er al een week
toen Grace kwam. Bij de universiteitskliniek had niemand het erg
gevonden om hem te zien vertrekken. Hij had bij verschillende
studenten een blijk van zijn waardering achtergelaten; een had haar
arm in het gips en een stuk of vijf anderen hadden verwondingen en
blauwe plekken. Dorothy Chen, die een soort stierenvechterstechniek
had ontwikkeld om hem zijn dagelijkse injecties te geven, was
daarvoor beloond met een natuurgetrouwe afdruk van zijn gebit in
haar schouder.
ik zie het alleen als ik in de badkamerspiegel kijk,' zei ze
tegen Harry Logan. 'Alle kleuren van de regenboog zijn er al in te
zien geweest. Kun je het je voorstellen?'
Logan kon het zich best voorstellen. Hij zag voor zich hoe
Dorothy Chen haar naakte schouder bekeek in de badkamerspiegel.
Sjongejonge! Joan Dyer en Liz Hammond waren met hem meegekomen om
het paard op te halen. Liz en hij hadden het altijd goed met elkaar
kunnen vinden, hoewel ze in hun beroep eikaars concurrenten waren.
Zij was een forse, joviale vrouw van ongeveer zijn eigen leeftijd;
hij was blij dat ze erbij was, want met Joan Dyer alleen voelde hij
zich nooit helemaal op zijn gemak. Joan was een jaar of
vijfenvijftig, dacht hij, en ze had zo'n streng, verweerd gezicht
dat je steeds het gevoel had dat ze bezig was een oordeel over je
te vellen. Zij zat aan het stuur, en zo te zien vond ze het niet
bezwaarlijk dat Logan en Liz over hun vak praatten. Toen ze bij de
universiteitskliniek aankwamen, parkeerde ze de trailer met een
geoefende beweging vlak bij Pilgrims box. Dorothy diende hem een
kalmerende injectie toe, maar evengoed waren ze nog een uur bezig
hem in de wagen te krijgen. De afgelopen weken was Liz heel aardig
en behulpzaam geweest. Toen ze terug was van het congres was ze op
verzoek van de Macleans naar de kliniek gekomen. Het was duidelijk
dat zij wilden dat ze het van hem zou overnemen en Logan was maar
al te graag bereid geweest om zich daarin te schikken. Maar Liz had
hun gezegd dat Logan het uitstekend gedaan had en dat het 't beste
was als hij het karwei ook afmaakte. Bij wijze van compromis waren
ze toen overeengekomen dat zij de zaak een beetje in de gaten zou
houden. Logan vond het absoluut niet vervelend, maar eerder een
opluchting dat hij een moeilijk geval als dit met iemand kon
bespreken.
Joan Dyer, die Pilgrim niet gezien had na het ongeluk, schrok
toen ze hem zag. De littekens aan zijn hoofd en op zijn borst waren
op zich al erg, maar ze had bij een paard nog nooit zo'n woeste,
primitieve agressie gezien. De hele weg terug, vier uur lang,
hoorden ze hem tegen de zijkanten van de trailer schoppen. Ze
voelden de wagen heen en weer schudden. Joan keek bezorgd.
'Waar moet ik hem nou zetten?' 'Hoe bedoel je?' vroeg
Liz.
'Nou, ik kan hem in deze toestand niet weer op zijn oude plek
zetten. Daar komen ongelukken van.'
Toen ze bij de stal aankwamen, lieten ze hem in de trailer
staan en gingen
Joan en haar twee zoons aan het werk om een rij kleine boxen
achter de stal, die al jaren niet meer in gebruik waren, uit te
ruimen. De jongens, Eric en Tim, waren tegen de twintig en hielpen
hun moeder bij de exploitatie van de manege. Logan keek hoe ze hun
werk deden en constateerde dat ze het ontevreden gezicht en het
spaarzame woordgebruik van hun moeder geërfd hadden. Toen de box
klaar was, zette Eric, de oudste en meest stuurse van de twee, de
trailer er met de achterkant tegenaan. Maar het paard wilde er niet
uit.
Ten slotte stuurde Joan de jongens met stokken gewapend door
de voordeur de trailer in. Logan zag dat ze hem sloegen. Het paard
steigerde; het was net zo bang voor hen als zij voor hem. Het leek
Logan niet de juiste aanpak en bovendien was hij bang dat de
borstwond weer zou openbarsten, maar hij kon geen alternatief
bedenken. Ten slotte liet het paard zich achteruit de box in
drijven, waarna de jongens de deur met een klap dichtsloegen.
Toen hij die avond naar huis reed, naar vrouw en kinderen,
voelde Harry Logan zich gedeprimeerd. Hij zag weer voor zich hoe de
jager, dat kleine ventje met de bontmuts, vanaf de spoorbrug naar
hem stond te grijnzen. Het onderkruipertje had gelijk gehad,
bedacht hij. Het paard had afgemaakt moeten worden.
Bij de Macleans thuis begon Kerstmis in een nare stemming, en
het zou er later niet veel beter op worden. Ze reden vanuit het
ziekenhuis naar huis met Grace languit op de achterbank van Roberts
auto. Ze waren nog maar halverwege toen Grace over de boom begon.
'Gaan we hem optuigen, zodra we thuis zijn?'
Annie keek strak voor zich uit en liet het aan Robert over om
haar te vertellen dat ze dat al gedaan hadden, zonder daarbij
echter iets te zeggen over de vreugdeloze, gespannen stilte waarin
dat de avond tevoren gebeurd was..
'Lieverd, ik dacht dat je je er niet toe in staat zou voelen,'
zei hij. Annie wist dat ze geroerd of dankbaar zou moeten zijn voor
het feit dat hij zo onbaatzuchtig de schuld op zich nam, en het
hinderde haar dat dat niet het geval was. Ze voelde zich zelfs een
beetje geïrriteerd terwijl ze wachtte tot Robert de zaak suste met
een van zijn onvermijdelijke grappen. 'En jongedame,' ging hij
door, 'er is thuis genoeg voor je te doen, hoor. Er moet hout
gehakt worden, de boel moet schoongemaakt worden en er moet eten
klaargemaakt worden...'
Grace lachte plichtmatig en Annie negeerde de zijdelingse blik
die Robert op haar wierp in de stilte die volgde.Eenmaal
thuisgekomen werden ze niet echt vrolijk. Grace zei dat de boom in
de hal er prachtig uitzag. Ze zat een tijdje alleen op haar kamer,
waar ze heel hard muziek van Nirwana draaide om hen ervan te
overtuigen dat met haar alles in orde was. Ze kon goed met de
krukken overweg, zelfs op de trap, en ze viel maar een keer, toen
ze naar beneden probeerde te lopen meteen tas cadeautjes die ze de
zusters gevraagd had te kopen om aan haar ouders re geven.
'Niets aan de hand,' zei ze toen Robert naar haar toe kwam
rennen. Ze was met haar hoofd hard tegen de muur terechtgekomen en
Annie, die de keuken uitkwam, zag dat ze pijn had.
'Weet je het zeker?' Robert probeerde met van alles te helpen,
maar ze wilde zo veel mogelijk alleen doen. 'Ja pap, er is echt
niets aan de hand.'
Annie zag Robert volschieten toen Grace naar de boom ging en
de cadeautjes eronder legde. Deze aanblik maakte haar zo boos dat
ze niet anders kon dan.zich omdraaien en snel weer de keuken
ingaan. Met Kerstmis gaven ze elkaar altijd kousen gevuld met
cadeaus. Annie en Robert vulden er altijd met z'n tweeën een voor
Grace en vervolgens elk een voor elkaar, 's Ochtends kwam Grace dan
bij hen op bed zitten en gingen ze om beurten de cadeaus uitpakken,
onderwijl grappen makend, over de kerstman bijvoorbeeld, dat hij
toch wel erg slim was geweest of dat hij vergeten had het prijsje
van iets af te halen. Nu leek Annie het ritueel bijna
onverdraaglijk, net als het optuigen van de boom. Grace ging vroeg
naar bed. Toen hij er zeker van was dat ze sliep, sloop Robert haar
kamer in met de kous. Annie kleedde zich uit en luisterde hoe de
klok in de hal de stilte weg tikte. Ze stond in de badkamer toen
Robert terugkwam en ze hoorde hoe hij haar kous onder haar kant van
het bed schoof. Zij had net hetzelfde gedaan met de zijne. Wat een
schijnvertoning was het allemaal.
Toen hij binnenkwam was ze haar tanden aan het poetsen. Hij
had zijn gestreepte Engelse pyjama aan en glimlachte in de spiegel
naar haar. Annie spuugde in de wasbak en spoelde haar mond.
'Je moet eens ophouden met huilen,' zei ze, zonder hem aan te
kijken. 'Wat?'
ik zag het wel, toen ze viel. Je moet ophouden medelijden met
haar te hebben. Daar heeft ze helemaal niets aan.'
Hij keek naar haar, en toen ze zich omdraaide om de slaapkamer
weer in te gaan, kruisten hun blikken elkaar. Hij fronste en
schudde zijn hoofd, ik begrijp helemaal niks van je, Annie.' 'O,
leuk om te horen.' 'Wat is er toch met je?'
Ze gaf geen antwoord, maar liep langs hem heen de slaapkamer
in. Ze stapte het bed in en knipte haar lampje uit. Nadat hij klaar
was in de badkamer deed hij hetzelfde. Ze lagen met hun ruggen naar
elkaar. Annie staarde naar de scherp afgebakende gele lichtvlek die
de lamp op de overloop op de slaapkamervloer wierp. Het was niet
uit boosheid dat ze geen antwoord had gegeven, ze wist gewoon niet
wat ze moest zeggen. Hoe had ze nou zoiets tegen hem kunnen zeggen?
Misschien maakten zijn tranen haar wel woedend omdat ze er jaloers
op was. Ze had niet één keer gehuild sinds het ongeluk.
Ze draaide zich om, sloeg haar armen schuldbewust om hem heen
en schoof tegen zijn rug aan.
'Het spijt me,' mompelde ze en ze kuste hem in zijn hals. Even
bleef Robert onbeweeglijk liggen. Toen draaide hij zich langzaam op
zijn rug en sloeg hij een arm om haar heen. Zij nestelde zich tegen
hem aan en legde haar hoofd op zijn borst. Ze voelde dat hij diep
zuchtte. Ze bleven lang stil liggen. Toen schoof ze langzaam haar
hand over zijn buik omlaag. Ze pakte voorzichtig zijn lid en voelde
hem reageren. Ze kwam overeind, ging schrijlings op hem zitten,
trok haar nachthemd over haar hoofd en liet het op de grond vallen.
Hij strekte zijn handen uit, zoals hij altijd deed, en legde die op
haar borsten, terwijl zij zich op hem liet zakken. Hij had nu een
stijve; ze hielp hem naar binnen en voelde hoe hij rilde. Geen van
beiden maakte geluid. Toen ze in het donker neerkeek op deze lieve
man, die haar al zo lang kende, zag ze in zijn ogen een
afschuwelijke, onherstelbare droefheid, die helemaal niet afgezwakt
werd door zijn opwinding van het moment.
Op eerste kerstdag werd het kouder. Metaalkleurige wolken
schoten over het bos, als in een versneld afgedraaide film. De wind
draaide naar het noorden en blies polaire lucht de vallei in.
Binnen luisterden ze naar het huilen van de wind in de schoorsteen
terwijl ze zaten te scrabbelen bij het grote open-haardvuur.
Ze hadden die ochtend bij het openen van de pakjes onder de
boom allemaal hun uiterste best gedaan het leuk te maken. Nooit van
haar leven had Grace zoveel cadeaus gehad, zelfs niet toen ze nog
klein was. Bijna iedereen die hen kende had haar iets gestuurd en
Annie realiseerde zich te laat dat ze misschien beter een gedeelte
achter hadden kunnen houden. Grace had het gevoel dat er
liefdadigheid achter zat en liet veel pakjes ongeopend.
Annie en Robert hadden niet geweten wat ze voor haar moesten
kopen. De afgelopen jaren was het steeds iets geweest wat met
paardrijden te maken had en nu kleefde aan alles wat ze konden
bedenken de associatie dat het daar juist niets mee van doen had.
Ten slotte had Robert een aquarium met tropische vissen voor haar
gekocht. Ze wisten dat ze dat wilde hebben, maar Annie was bang
geweest dat zelfs daarvan de boodschap uitging: ga daar maar naar
zitten kijken, meer kun je niet.
Robert had het aquarium in het achterkamertje geïnstalleerd en
feestelijk ingepakt. Ze brachten Grace ernaartoe en zagen haar
verrukt kijken toen ze het papier eraf haalde. 'Oh!' zei ze. 'Wat
geweldig!'
's Avonds, toen Annie klaar was met het opbergen van de afwas,
trof ze Robert en Grace in het donker aan op de bank voor het
aquarium. Het was verlicht en bubbelde en vader en dochter waren in
eikaars armen in slaap gevallen. De wuivende planten en de
voorbijglijdende schaduwen van de vissen wierpen spookachtige
schaduwen op hun gezichten. Bij het ontbijt de volgende ochtend zag
Grace heel bleek. Robert legde zijn hand op de hare. 'Gaat het wel,
lieverd?'
Ze knikte. Annie kwam aanlopen met een kan sinaasappelsap en
Robert trok zijn hand terug. Annie merkte aan Grace dat zij iets
moeilijks te berde wilde brengen.
ik heb over Pilgrim na zitten denken,' zei ze met vlakke stem.
Het was voor het eerst dat er over het paard gesproken werd. Annie
en Robert zaten muisstil. Annie schaamde zich dat geen van hen
beiden naar hem was wezen kijken sinds het ongeluk, zelfs niet
sinds hij weer terug was bij mevrouw Dyer. 'O ja,'zei Robert.
'En?'
ik denk dat we hem terug moeten sturen naar Kentucky.' Er viel
een korte stilte.
'Gracie,' begon Robert, 'we hoeven nu op dit moment geen
beslissingen te nemen. Misschien...'
Grace onderbrak hem. 'Ik weet wat je gaat zeggen... dat mensen
met een handicap als ik heb best wel weer gaan paardrijden. Maar
ik...' Ze brak haar zin af om iets weg te slikken. 'Ik heb er geen
zin in. Alsjeblieft.' Annie keek Robert aan. Ze voelde dat hij haar
ogen op zich gericht wist, en dat hij begreep dat hij het niet
moest wagen ook maar het kleinste traantje te laten zien.
ik weet niet of ze hem wel terug zullen nemen,' vervolgde
Grace, 'maar ik wil niet dat iemand hier in de buurt hem
krijgt.'
Robert knikte langzaam, ten teken dat hij het begreep, ook al
was hij het niet met haar eens. Grace haakte daarop in.
ik wil afscheid van hem nemen, pap. Zouden we vanmorgen naar
hem toe
kunnen gaan? Voordat ik terug moet naar het ziekenhuis?'
Annie had maar één enkele keer met Harry Logan gepraat. Het
was een
moeizaam telefoongesprek geweest. Geen van beiden was
teruggekomen op haar dreiging hem voor de rechter te slepen, maar
de toon van het gesprek was er wel zeer door bepaald geweest. Logan
was heel vriendelijk en het leek er een beetje op dat Annie haar
verontschuldigingen aanbood, niet met zoveel woorden, maar wel door
haar manier van spreken. Maar daarna had het kleine beetje nieuws
over Pilgrim haar via Liz Hammond bereikt. En zij had hen vanwege
hun zorgen over Grace willen ontzien en Annie een beeld van het
herstel van het paard geschetst dat wel heel geruststellend was,
maar niet erg in overeenstemming met de werkelijkheid. De wonden
heelden goed, had ze gezegd. De huidtransplantatie op het borstbeen
had gehouden. De operatie op het neusbeen was beter gelukt dan ze
ooit hadden durven hopen. Hiervan was geen woord gelogen, maar
niemand had Annie, Robert en Grace voorbereid op wat ze te zien
zouden krijgen toen ze de lange oprijlaan opreden en de auto voor
het huis van Joan Dyer parkeerden.
Mevrouw Dyer kwam de stal uit en liep over het erf naar hen
toe, onderwijl haar handen afvegend aan het oude, blauwe,
gewatteerde jack dat ze altijd droeg. De wind joeg slierten grijs
haar over haar gezicht; ze glimlachte terwijl ze de haren
wegstreek. Maar die glimlach leek zo vreemd en misplaatst dat Annie
niet wist wat ze ervan denken moest. Het leek haar waarschijnlijk
dat het kwam omdat ze niet wist hoe ze moest reageren toen ze Grace
uit de auto geholpen zag worden door Robert, die haar vervolgens
haar krukken aangaf. 'Dag Grace,' zei mevrouw Dyer. 'Hoe is het met
je?' 'Het gaat prima met haar. Hè, kindje?' zei Robert. Waarom laat
hij haar zelf niet antwoorden, dacht Annie. Grace glimlachte
dapper. 'Ja, het gaat prima.'
'Heb je een goede kerst gehad? Veel cadeautjes?'
'Ontelbaar veel,' zei Grace. 'We hebben het geweldig gehad,
hè?' Ze keek Annie aan.
'Geweldig,' bevestigde Annie.
Niemand leek te weten hoe het gesprek verder moest en even
stonden ze daar in de koude wind verlegen naar elkaar te kijken. De
wolken boven hen rolden razendsnel voorbij en de rode muren van de
stal werden plotseling fel verlicht door een explosie van zonlicht.
'Grace wil Pilgrim zien,' zei Robert. 'Staat hij in de stal?'
Mevrouw Dyer knipperde met haar ogen. 'Nee, hij staat achter.'
Annie kreeg het gevoel dat er iets niet in orde was en ze zag dat
Grace ook zo reageerde.
'Mooi zo,' zei Robert. 'Kunnen we naar hem toe?' Mevrouw Dyer
aarzelde heel even. 'Natuurlijk.'
Ze draaide zich om en liep weg. Ze volgden haar en liepen het
erf af, naar de oude rij boxen achter de stal.
'Voorzichtig lopen, hoor. Het is nogal modderig
hierachter.'
Ze keek over haar schouder naar Grace op haar krukken en keek
toen
even snel naar Annie. De blik leek een waarschuwing in te
houden.
'Ze kan verdomd aardig uit de voeten op die dingen, vind je
ook niet,
Joan?' vroeg Robert. ik kan haar nauwelijks bijhouden.'
'Ja, ik zie het.' Mevrouw Dyer glimlachte heel even.
'Waarom staat hij niet gewoon in de stal?' vroeg Grace.
Mevrouw Dyer
antwoordde niet. Ze waren nu bij de boxen aangekomen en ze
hield stil
voor de enige deur die dicht was. Toen draaide ze zich naar
hen om, slikte
moeizaam en keek Annie aan.
'Ik weet niet of Harry en Liz jullie alles verteld hebben.'
Annie haalde haar schouders op.
'Nou, we hebben gehoord dat hij blij mag zijn dat hij leeft,'
zei Robert. Er viel een stilte. Iedereen wachtte tot mevrouw Dyer
verder zou gaan. Ze leek op zoek naar de juiste woorden.
'Grace,' zei ze. 'Pilgrim is niet meer zoals vroeger. Hij is
erg in de war door wat er is gebeurd.' Grace keek plotseling erg
bezorgd en mevrouw Dyer keek steun zoekend naar Annie en Robert.
'Om jullie de waarheid te zeggen, ik denk niet dat het zo'n goed
idee is om haar naar hem te laten kijken.'
'Waarom? Wat..?' begon Robert, maar Grace onderbrak hem. ik
wil hem zien. Mag de deur open?'
Mevrouw Dyer keek naar Annie om te zien wat zij ervan vond.
Annie had het gevoel dat ze nu niet meer terug konden en knikte.
Aarzelend opende mevrouw Dyer de grendel van de bovendeur. In de
box klonk onmiddellijk een explosie van geluid waarvan ze allemaal
schrokken. Toen was het weer stil. Mevrouw Dyer opende langzaam de
bovendeur en Grace tuurde naar binnen. Achter haar stonden Annie en
Robert. Het duurde even voordat de ogen van het meisje gewend waren
aan het duister. Toen zag ze hem. Toen ze haar mond opende, klonk
haar stem zo dun en teer dat de anderen haar haast niet konden
horen. 'Pilgrim? Pilgrim?'
Toen gaf ze een gil en draaide zich om. Robert moest snel een
stap in haar richting doen om haar op te vangen, anders zou ze zijn
gevallen. 'Nee! Papa, nee!'
Hij sloeg zijn armen om haar heen en liep met haar terug naar
het erf. Het geluid van haar snikken werd zachter en verdween in
dat van de wind. 'Annie,' zei mevrouw Dyer, 'het spijt me heel erg.
Ik had haar er niet bij moeten laten.'
Annie keek haar uitdrukkingsloos aan en stapte toen naar de
box. Een doordringende urinelucht walmde haar tegemoet. Ze zag dat
de vloer onder de stront zat. Pilgrim stond in het donker
achteraan, in de verste hoek, en keek haar aan. Hij stond daar met
zijn voorbenen uit elkaar en zijn nek zo ver naar beneden dat zijn
hoofd maar nauwelijks dertig centimeter van de grond was. Hij stak
zijn zwaar gehavende bek in haar richting, alsof hij haar tartte
een stap in zijn richting te doen en hij ademde zwaar, met korte,
hevige halen. Annie voelde een huivering langs haar ruggegraat
gaan. Het paard leek het te merken, want hij legde zijn oren in
zijn nek, toonde haar zijn gebit en gluurde naar haar met een
spookachtige, haast waanzinnige dreiging in zijn blik.
Annie keek in zijn ogen met het bloeddoorlopen oogwit eromheen
en voor het eerst in haar leven kon ze zich voorstellen dat iemand
in de duivel kon geloven.