***

Er liepen twee kreken door het land van de gebroeders Booker, en daaraan ontleende de ranch zijn naam: de Twee Stromen. Ze stroomden door twee naast elkaar gelegen bergdalen. Aan hun bovenlopen leken ze haast identiek. De afscheiding tussen de beken was niet erg hoog, en op één punt zelfs zo gering dat het leek of ze elkaar zouden raken, maar vervolgens ging deze over in een hoge rug van aaneengesloten rotspartijen, waardoor de kreken uit elkaar gedwongen werden. En waar ze elk hun eigen weg omlaag zochten, kregen ze ook een verschillend karakter. De noordelijke beek was snel en ondiep en liep door een brede, open vallei naar beneden. De boorden waren hier en daar wel steil, maar over het algemeen kon het vee er makkelijk doorheen waden. Forellen verscholen zich in stroomversnellingen met hun koppen tegen de stroom in en reigers stapten rond op de kiezelstrandjes. De weg omlaag van de zuidelijker gelegen beek was ongelijkmatiger en vol obstakels en bomen die in de weg stonden. Het water zocht zijn weg door dikke bosschages en langs wilde pruimebomen en de beek als zodanig verdween ook tijdelijk in een soort moeras. Wat verder naar beneden meanderde hij door een veld dat zo vlak was dat de bochten elkaar haast raakten. Hier vormde het water een web van donkere, stilstaande plassen, afgewisseld met eilandjes van grasland waarvan de vormen voortdurend veranderden door de activiteiten van bevers.
Ellen Booker zei altijd dat de twee kreken leken op haar twee zoons, de noordelijke op Frank, de andere op Tom. Dat zei ze tenminste tot Frank, die toen zeventien was, een keer 's avonds aan tafel opmerkte dat het niet eerlijk was, omdat hij ook van pruimen hield. Zijn vader had hem onmiddellijk gezegd zijn mond te gaan spoelen en hem naar bed gestuurd. Tom wist niet zeker of zijn moeder de woordspeling begrepen had. Hij veronderstelde van wel, want ze maakte de vergelijking daarna nooit meer. Het huis bij de beek, waar eerst Tom en Rachel en later Frank en Diane hadden gewoond en dat nu leegstond, stond op een rots boven een bocht in de noordelijke beek. Van daaruit kon je de vallei door kijken, over de toppen van de bomen heen, tot aan de ranch, een kilometer verder, die omgeven was door witgeverfde schuren, stallen en andere bijgebouwen. Tussen de twee huizen liep een onverharde weg die verder doorliep naar de weidegronden waar het vee de winter doorbracht. Maar nu was het april en was de meeste sneeuw op dit lager gelegen deel van het terrein verdwenen. Alleen in de ravijnen waar de zon niet kon komen en tussen de dennebomen aan de noordkant van de bergkam lag nog sneeuw. Tom keek vanaf de passagiersplaats van de oude Chevrolet naar het huis aan de beek en dacht erover na, zoals hij wel vaker deed, hoe het zou zijn om daar weer in te trekken. Hij en Joe hadden net het vee gevoederd en de jongen ontweek behendig de gaten in de weg. Joe was klein voor zijn leeftijd en moest op het puntje van de bank zitten om over het dashboard heen te kunnen kijken. Op doordeweekse dagen zorgde Frank voor het voederen, maar in het weekend deed Joe het graag en Tom vond het leuk om hem daarbij te helpen. Ze hadden samen de plakken veevoer uitgeladen en allebei waren ze blijven kijken hoe de koeien met hun kalveren aan kwamen lopen om ervan te eten.
'Mogen we naar het veulen van Bronty gaan kijken?' vroeg Joe. 'Jazeker.'
'Op school zit een jongen die zegt dat we hem meteen na de geboorte met mensen hadden moeten laten kennismaken.' 'O ja?'
'Hij zegt dat als je dat meteen na de geboorte doet, ze later veel makkelijker
in de omgang zijn.'
'Tja, dat zeggen er wel meer.'
'Op de televisie was eens een keer een man die dat deed met ganzen. Hij had een vliegtuigje en al die ganzen dachten dat dat hun moeder was. Hij ging in het vliegtuigje zitten en toen vlogen ze gewoon achter hem aan.' 'Ja, dat verhaal heb ik ook wel eens gehoord.' 'En wat vindt u ervan?'
'Nou Joe, ik weet niet zo veel van ganzen. Misschien is het niet zo erg dat ze opgroeien met het idee dat ze vliegtuigen zijn.' Joe lachte. 'Maar een paard? Volgens mij moet je hem eerst leren paard te zijn.' Ze reden terug naar de ranch en parkeerden de auto voor de grote stal waarin Tom een aantal van zijn paarden had staan. Joe's broertjes, de tweeling Scott en Craig, kwamen het huis uit rennen. Tom zag Joe's gtv.it. hl betrekken. De tweeling was negen jaar en vanwege de blonde hoofdjes en omdat ze alles samen deden, kregen ze altijd meer aandacht dan hun oudere broer.
'Gaan jullie naar het veulen kijken?' schreeuwden ze. 'Mogen wij mee?' Tom legde op elk van de hoofdjes een van zijn zware handen. 'Ja, als jullie rustig zijn,' zei hij.
Hij liep met hen mee de stal in en bleef met de tweeling voor Bronty's box staan, terwijl Joe naar binnen ging. Bronty was een groot tienjarig renpaard, een rossige vos. Ze stak haar snuit naar Joe uit. Hij legde zijn hand erop en klopte haar zachtjes op de hals. Tom vond het altijd leuk om te zien hoe de jongen met paarden omging. Hij deed het op een aardige, vriendelijke manier. Het veulen, een slag donkerder dan de moeder, lag in een hoek van de box en probeerde nu overeind te komen. Het was een komisch gezicht om hem op zijn lange benen naar de veilige kant van de merrie te zien waggelen, waarna hij van daaruit naar Joe ging staan gluren. De tweeling moest lachen. 'Wat ziet hij er gek uit,' zei Scott.
'Ik heb thuis een foto van jullie waarop jullie net zo oud zijn,' zei Tom. 'En weten jullie wat me daaraan opvalt?' 'Dat ze eruitzien als vette kikkers,' zei Joe.
De twee jongens begonnen zich algauw te vervelen en na een tijdje gingen ze weg. Tom en Joe lieten de andere paarden los in de manege achter de stal. Na het ontbijt zouden ze wat oefeningen gaan doen met de jonge paarden. Toen ze terugliepen naar het huis begonnen de honden te blaffen en renden ze langs hen heen. Tom draaide zich om en zag een zilverkleurige Ford Lariat vanachter de rots te voorschijn komen en over de oprijlaan hun kant op komen. Er zat maar één persoon in. Toen de auto dichterbij kwam, zag hij dat het een vrouw was.
'Verwacht je moeder bezoek?' vroeg Tom. Joe haalde zijn schouders op. Pas toen de auto vlakbij was en de honden er blaffend omheen stonden, zag Tom wie de vrouw achter het stuur was. Hij kon het haast niet geloven. Joe zag hem kijken. 'Kent u haar?'
'Ja, ik denk het wel. Maar ik kan me niet voorstellen dat zij het is.' Hij maande de honden tot rust en liep naar de auto. Annie stapte uit en kwam zenuwachtig op hem af. Ze droeg een spijkerbroek, wandelschoenen en een crèmekleurige pullover die tot halverwege haar bovenbenen reikte. De zon achter haar gaf aan haar haren een rossige glans. Tom bedacht hoe duidelijk hij zich die groene ogen herinnerde van die eerste keer, bij de manege. Ze knikte hem toe zonder echt te glimlachen, een beetje schaapachtig.
'Goedemorgen, meneer Booker.'
'Ook goedemorgen.' Ze stonden even zwijgend tegenover elkaar. 'Joe, dit is mevrouw Graves. Dit is Joe, mijn neef.' Annie stak haar hand uit naar de jongen.
'Dag, Joe. Hoe maak je het?' 'Goed.'
Ze keek de vallei in, in de richting van de bergen. Daarna keek ze Tom weer aan.
'Wat een prachtige plek om te wonen.' 'Ja, mooi hè?'
Hij vroeg zich af wanneer ze iets zou gaan zeggen over waarom ze hier was, al had hij daar al wel een vermoeden van. Ze haalde diep adem. 'Meneer Booker, u zult het vast krankzinnig vinden, maar u kunt waarschijnlijk wel raden waarom ik hier naartoe ben gekomen.' 'Nou, ik had al gedacht dat u waarschijnlijk niet toevallig hier langskwam.'
Ze glimlachte haast. 'Het spijt me dat ik u zo overval, maar ik wist wat u zou zeggen als ik van tevoren gebeld had. Het gaat om het paard van mijn dochter.' 'Pilgrim.'
'Ja. Ik ben ervan overtuigd dat u hem kunt helpen en ik ben hier gekomen om u te vragen, te smeken, om nog een keer naar hem te kijken.' 'Mevrouw Graves...'
'Alstublieft. Alleen maar even kijken. Het hoeft u niet veel tijd te kosten.' Tom lachte. 'Niet veel tijd? Helemaal naar New York vliegen?' Hij knikte in de richting van de auto. 'Of was u van plan me ernaartoe te rijden?' 'Nee. Hij is hier, in Choteau.' Tom staarde haar een ogenblik ongelovig aan.
'Hebt u hem hier helemaal naartoe gebracht?' Ze knikte. Joe keek van de een naar de ander en probeerde te begrijpen waarover het ging. Diane kwam de deur uit lopen en bleef met de hordeur in de hand naar hen staan kijken.
'Helemaal alleen ?' vroeg Tom. 'Met Grace, mijn dochter.'
'Alleen maar om mij even naar hem te laten kijken?'
'Ja.'
'Komen jullie eten?' riep Diane. Wie is die vrouw, bedoelde ze eigenlijk. Tom legde zijn hand op Joe's schouder. 'Zeg maar tegen je moeder dat ik eraan kom,' zei hij. Terwijl de jongen naar binnen ging, wendde hij zich weer tot Annie. Een ogenblik stonden ze elkaar aan te kijken. Toen haalde ze even haar schouders op en glimlachte ze eindelijk. Het viel hem op dat haar mondhoeken daarbij omlaaggingen maar dat de gekwelde blik in
haar ogen niet verdween. Hij voelde dat ze bezig was hem in te palmen en
hij vroeg zich af waarom hij daar geen bezwaar tegen had.
'U moet me niet kwalijk nemen dat ik het zeg,' zei hij, 'maar u bent bepaald
niet voor één gat te vangen, hè?'
'Nee,' zei Annie. 'Waarschijnlijk niet.'
Grace lag op haar rug op de vloer van de muffe slaapkamer haar oefeningen te doen en te luisteren naar het elektronische klokkenspel van de methodistenkerk aan de overkant van de straat. Niet alleen het aantal uren werd geslagen, er volgde zelfs een heel deuntje. Ze kon het geluid wel waarderen, te meer daar haar moeder er absoluut niet tegen kon. Annie stond beneden in de hal te telefoneren met de makelaar en had het er juist over.
'Weten ze dan niet dat er wetten zijn die dit soort dingen verbieden,' zei ze. 'Het is gewoon een soort milieuvervuiling.'
Het was al de vijfde keer in twee dagen dat ze hem belde. De arme man was zo onverstandig geweest haar zijn privé-nummer te geven, en nu was Annie bezig zijn weekend te verpesten. Ze bombardeerde hem met klachten: de verwarming deed het niet, de slaapkamers waren vochtig, de extra telefoonlijn die ze besteld had, was niet aangelegd, de verwarming deed het nog steeds niet. En nu ging het over dat klokkenspel. 'Het zou nog niet zo erg zijn als ze iets fatsoenlijks speelden,' zei ze. 'Belachelijk is het. De methodisten hebben toch wel wat beters in huis.' Gisteren was Annie naar de ranch geweest. Grace had geweigerd mee te gaan. Nadat Annie was vertrokken, was ze op onderzoek uitgegaan, al was er niet veel te onderzoeken geweest. Choteau was eigenlijk niet meer dan een lange hoofdstraat met een spoorweg aan de ene kant en een paar blokken woonhuizen aan de andere kant. Er was een dierenwinkel, een videowinkel, een restaurantje en een bioscoop waar een film draaide die Grace een jaar daarvoor al had gezien. Het enige bijzondere aan het plaatsje was dat er een museum was waar dinosauruseieren te bezichtigen waren. Ze ging een paar winkels binnen. De mensen waren er niet onvriendelijk, maar wel gereserveerd. Ze was zich ervan bewust dat ze nagekeken werd toen ze langzaam weer naar het huis toe liep met haar stok. Toen ze weer binnen was, voelde ze zich zo triest dat ze in huilen uitbarstte. Annie was opgetogen teruggekomen en had Grace verteld dat Tom Booker erin had toegestemd om de volgende ochtend naar Pilgrim te komen kijken. Grace had alleen gezegd: 'Hoe lang moeten we hier blijven, in deze troep?'
Het was een groot, rommelig huis met bleekblauwe dakspanen. Het hele vloeroppervlak was bedekt met vlekkerig, geelbruin, ruwharig tapijt. Het schaarse meubilair zag eruit alsof het van een uitdragerij afkomstig was. Annie was ontzet geweest toen ze het huis voor het eerst zag. Grace daarentegen was opgelucht. De overduidelijke lelijkheid ervan versterkte haar gelijk, ze voelde zich erdoor gerechtvaardigd en gesteund. Diep in haar hart was ze echter niet zo gekant tegen haar moeders onderneming als ze wel voorgaf te zijn. Ze vond het namelijk best een opluchting om weg te zijn van school en ontslagen te zijn van de vermoeiende verplichting steeds maar een vrolijk gezicht te trekken. Maar haar gevoelens over Pilgrim waren verward en joegen haar angst aan. Het beste was om hem maar uit haar gedachten te bannen. Maar haar moeder maakte dat onmogelijk. Alles wat zij deed leek erop gericht te zijn Grace met hem te confronteren. Ze had de hele kwestie aangepakt alsof Pilgrim van haar was, en dat was hij niet, hij was van Grace. En natuurlijk wilde Grace wel dat hij beter zou worden, het enige was dat... Op dat moment bekroop haar voor het eerst het gevoel dat het misschien niet waar was dat zij wilde dat hij beter werd. Gaf zij hem dan de schuld voor wat er gebeurd was? Nee, dat was belachelijk. Wilde zij dan dat hij bleef zoals hij was, voor eeuwig mismaakt? Waarom moest hij genezen, en zij niet? Het was niet eerlijk. Houd ermee op, houd ermee op, zei ze tegen zichzelf. Al die gekke ideeën waren de schuld van haar moeder, en Grace was niet van plan ze wortel te laten schieten in haar hoofd.
Met verdubbelde energie begon ze aan haar oefeningen, totdat het zweet tappelings langs haar hals liep. Keer op keer hief ze haar beenstompje hoog de lucht in; haar rechter bilspier en de spieren in haar dijbeen deden er pijn van. Nu pas kon ze naar haar been kijken en accepteren dat het van haar was. Het litteken was een keurige rechte streep en het had niet meer zo'n enge roze kleur. Haar spieren hadden weer de oude omvang, zelfs zo dat de aansluiting van haar kunstbeen wat strak begon aan te voelen. Ze hoorde Annie de telefoon ophangen. 'Grace? Ben je klaar? Want hij komt zo.'
Grace gaf geen antwoord. Ze liet Annies woorden als het ware in de lucht
hangen.
'Grace?'
'Ja. Wat kan mij dat schelen.'
Ze voelde Annies reactie. Ze zag voor zich hoe ze keek: eerst geërgerd, maar uiteindelijk toch berustend. Ze hoorde haar zuchten en weer de saaie huiskamer in gaan, die Annie natuurlijk meteen na hun aankomst had omgebouwd tot kantoor.