10 Doctor Faustus in kasteel Waardenburg bij Zaltbommel

Het verhaal van doctor Faustus en zijn kameraad de Duivel, is natuurlijk bekend. Maar wist u dat het zich oorspronkelijk in Gelderland afspeelde? Op kasteel Waardenburg, bij Zaltbommel, zijn nog altijd de bloedvlekken van de doctor te zien die hij achterliet toen hij door zijn ‘vriend’ werd meegevoerd naar de hel. Het is een echt spookkasteel, waar in onze tijd verschillende paragnosten naartoe zijn gegaan om op zoek te gaan naar geesten.

Zaltbommel, in een ver verleden, door Josef Cohen – Op slot Waardenburg woonde ooit doctor Faustus in hoogsteigen persoon, en hij leerde en studeerde de hele dag. Ja, vaak sloot hij zelfs ’s nachts zijn boeken niet. Uit zijn schoorsteen kwamen walm en stank, en niemand wist wat doctor Faustus daar eigenlijk deed. Hij gooide velerlei poespas door elkaar, en keek er dan met alle verstand naar alsof hij een wonder verwachtte. Maar wat hij zocht, vond hij natuurlijk niet, en daarover was doctor Faustus heel bedroefd.

Hij had overal vuren aan, en daarboven zette hij allemaal van die rare potten en pannen, en allerlei kleuren mengde hij dooreen, groen en paars en rood en blauw, totdat op een goede dag – niemand weet hoe – de Duivel in eigen persoon bij hem kwam. En deze vroeg doctor Faustus: ‘Beste doctor Faustus, wat zoekt u toch in uw potten en pannen? De hele Bommelerwaard is vol van de stank uit uw schoorsteen, en u bereikt niets. Zoudt u zich niet liever onder mijn hulp stellen?’

‘Ja,’ antwoordde de geleerde doctor, en hij krabde zich op het voorhoofd, ‘wat zijn uw voorwaarden?’

De Duivel glimlachte en gewoontegetrouw noemde hij eerst de voordelen voor de tegenpartij op.

‘Kijk eens, ik kom bij u in dienst, en zeven jaar lang kunt u van me krijgen wat u wilt.’ Doctor Faustus dacht lange tijd na.

‘En als de zeven jaar om zijn?’

‘Ja,’ antwoordde de Boze, ‘dat is nu eenmaal niet anders. De gewone beloning, nietwaar, die ik altijd eis.’

‘Dus mijn ziel?’

‘Niet meer en niet minder. Wat doet het er welbeschouwd toe? Denk eens aan wat er in die zeven jaar gebeuren kan! Niets dan vreugde zij uw deel, vreugde die op vreugde volgt. Onbekommerd staat u op en onbekommerd gaat u elke dag weer naar bed. Zo’n leventje zou iedereen toch willen?’

‘Nu, dat is dan afgesproken.’

‘Voorzichtigheid,’ zei de Duivel, ‘is de moeder van de porseleinkast. Ik heb altijd zo’n beetje... wantrouwen. Dat leer je helaas op de wereld. U weet niet hoe duivels slim de mensen zijn, en daarom moet ik u voorstellen dat wij er een klein contractje van opstellen, en nou u!’

‘Ja... wat moet dat moet en wat niet anders kan, dat kan niet anders.’

De Duivel haalde een stuk perkament tevoorschijn, en daar stond alles al zwart op wit. Hij is een goed rechtsgeleerde, de Duivel, en hij maakt het de zondaars niet al te moeilijk!

‘Als u dit even met uw bloed wilt tekenen, dan is de zaak in

FAUST_OI.TIF

orde.’

‘Wie a zegt, moet ook b zeggen,’ zuchtte de arme doctor Faustus, en hij zette zijn handtekening. Maar nu moest zijn nieuwe knecht nog een naam hebben. Als hij hem nodig had, kon hij toch niet zeggen: ‘Duivel! kom eens hier?’ Of: ‘Satan! haal eens wat meel in Bommel?’

Ze waren het algauw over de naam eens: ‘Joost,’ zou de nieuwe knecht van de doctor heten. Hij behield dus aan de ene kant een titel van Beëlzebub, die immers ook wel met Joost wordt toegesproken, aan de andere kant worden mensen ook wel Joost genoemd.

Joost kon alles en Joost deed alles. Tegenwoordig is het dienstpersoneel, zoals de algemene klacht is, in de verste verte niet wat het vroeger was, en Joost was in die tijd al het neusje van de zalm.

Doctor Faustus had maar te zeggen: ‘Graag wil ik dit of dat,’ en de knecht was al weg, sneller dan een paard kan lopen. Hij deed zijn inkopen niet in Bommel (hoewel daar de winkeliers van alles welvoorzien zijn, en duur kan men ze ook niet noemen), maar in Amsterdam, ja zelfs in Parijs. Wat verlangde doctor Faustus ook niet al!

Denkt u eens aan een snikhete zomerdag, waarop de vogels te moe zijn om te zingen. De warmte zinkt, zinkt neer uit de lucht tot op de aarde, voortdurend nieuwe warmte die de grond doet barsten. Als u de schoenen op de weg zet, lijkt het of er vlammen om uw voet slaan. Uw hoofd kan geen hoed verdragen, en zonder hoed kunt u het ook niet uithouden. U verlangt naar een glas fris water, en als u drinkt, is uw dorst onlesbaar. Ja, het drinken zelf wekt de dorst op. Uw hoofd is zó opgezet dat uw beste vriend u niet herkent, en als u uit de schaduw van het bos komt, gaat u zwemmen in een vurige oven.

Op zulk een zomerdag commandeerde de geleerde doctor zijn knecht: ‘Joost! Haal me even een beetje ijs en sneeuw.’

En dan moest de duivel door de smorende hitte, erger dan de hel.

Ofwel, wanneer het winter was, wanneer de rivieren bevroren waren, en de felle, vinnige kou door de berenmuts heen drong, net precies, om de bovenste puntjes van de oren zó ondraaglijk te doen lijden dat men zijn oren erom zou willen verliezen, en ook de neus deed hij krimpen en kreukelen en kraken, zodat je het gevoel had of er niets van overbleef en je nooit meer zou niezen en snuiten (maar de volgende dag was je zó verkouden dat alleen een warm bed en kamillethee je er weer bovenop konden helpen). En overal zag je bonte kraaien, als teken dat het nog lang niet uit was, en het beste kon je thuisblijven met je handen en benen vlak bij de haard... Op zo’n dag was doctor Faustus gewoon zijn dienaar te roepen, en hem te bevelen: ‘Haal me eens een paar flinke trossen druiven.’

Sneeuw en ijs in de zomer, druiven in de winter, dat was al bijna niet te doen! Maar nog was de geleerde man niet tevreden! Op een dag liet hij Joost bij zich komen. ‘Hoor eens! Ik moet een rijtuig hebben met vier paarden die nooit moe worden.’

Dat bracht de knecht ook in orde! Je kon doctor Faustus vaak zien uit rijden, en dan ging hij als de wind naar Constantinopel, heen en terug.

Het gebeurde ook wel eens dat hij naar Bommel wilde. ‘Inspannen, Joost! Maak eventjes een brug over de Waal!’

Dan liep de goede Duivel naar de rivier en bouwde in een ademtocht een stevige brug, waarover de doctor het prachtige rijtuig voeren kon. Nauwelijks echter was hij aan de overzijde, of hij floot.

‘Joost! Je weet, ik kan die lui van Bommel niet uitstaan. Zorg gauw dat de brug weer afgebroken wordt, anders maken ze er gebruik van.’

Nog eerder dan de brug gereed was, werd hij weer gesloopt.

Wat er niet al van doctor Faustus wordt verteld... Ja, ja, de wonderen zijn de wereld nog niet uit, en het staat gedrukt ook, dus is het even waar als de krant.

Eens kwam de geleerde man een herberg binnen, en riep om een vat Tiels bier. De waard sjorde en rolde met veel gezucht en geklaag de zware vracht voor zijn voorname gast: tot verwondering van iedereen ging deze erop zitten, en daar reed hij boven op het vat de kroeg uit, net of hij op een Arabische hengst zat. Huppelend en steigerend en vooroverbuigend en dan weer achteruitwerpend, voer hem het vat Tiels bier tot aan het kasteel, waar doctor Faustus afsteeg, en Joost riep. Hij had hem natuurlijk weer wat te ordonneren, en elke dag bedacht hij wat nieuws. Als zo’n geleerde bol eenmaal daarmee begint, kan er van alles gebeuren.

Om een voorbeeld te geven! Hij had eens meel gekocht, liet het naar de gracht rijden, en beval dat men de dure waar (het was zonde!) in het water zou gooien. Toen dit gebeurd was, riep hij zijn knecht.

‘Joost! Haal het er weer uit, en zorg dat het goed gezuiverd wordt, anders krijg je met mij te doen. Allo! Niet getalmd.’

Dan ging de Duivel aan het scheppen, schoppen vol vuil en meel dooreen: het rook er wel een halfuur in de hele omtrek zuur! Vóór hij ermee klaar was het vuil en het meel te scheiden (hoewel in een mengsel de stoffen onveranderd hun eigenschappen behouden) ging er heel wat tijd voorbij, en de rug van Beëlzebub deed hem pijn, alsof hij gegeseld was. Soms veroorloofde de doctor zich een bijzonder aardig grapje tegenover zijn knecht. Als deze overdag de hele dag zó had gewerkt dat hij ervan zweette, nam zijn heer wat koren en smeet het in de doornheg.

‘Joost! Vóór morgenvroeg moet je zorgen dat ik het terug heb.’

Dan sjokte de arme Duivel met zijn vermoeide benen naar de heg, en hij stak zijn vingers in de doornen om al die korrels bij elkaar te zamelen. De volgende morgen wachtte hem dan opnieuw moeilijk werk, en vele malen mompelde hij: ‘Ik wou dat de dood hem haalde.’

Maar zover was het nog lang niet. Hij moest al die zeven jaren doorworstelen, en een einde scheen er niet te komen.

Uiteindelijk – vier jaren waren er voorbijgegaan, en als vier pakken van tweehonderd pond lagen ze op de Duivels rug gestapeld – raapte Beëlzebub zijn moed bijeen, en hij klopte nederig aan de deur van zijn meester.

‘Binnen!’ riep doctor Faustus, en de drommel van zijn knecht stond op de drempel.

‘Mijnheer! Als het niet lastig is...’

Doctor Faustus wist genoeg van de wereld om niet te weten dat er thans een onbeschaamde vraag zou volgen. Want ach, brutaal was soms het vroegere dienstpersoneel óók al, hoewel je er tegenwoordig onder hebt... maar hierover basta. Ongeduldig zei hij dus:

‘Moet dit nu?’

‘Mijnheer... ik heb u nu vier jaar goed en trouw gediend.’

‘Moet dit nú?’

‘Als mijnheer er niets op tegen heeft, zou ik mijnheers dienst nu wel graag willen verlaten.’

‘Verlaten? Dat begrijp ik niet. Zeven jaar moet je toch bij me blijven?’

‘Mijnheer moet me goed begrijpen. Ik bedoel niet dat mijnheer me loon hoeft uit te betalen. Ik wil mijnheer zonder loon vier jaar gediend hebben.’

‘Daar komt niets van in! Aan je werk, Joost. Jij bent moe, ik ben het niet.’

Nog drie jaar werkte Joost bij doctor Faustus. Er was niets op hem aan te merken. Zo’n nette, degelijke knecht hadden er niet veel. En zo trouw! En zo eerlijk! En zo kraak-kraak-kraakzindelijk.

Maar toen de zeven jaren om waren... ja toen was de knecht de meester geworden en de meester de knecht. Het contract had de Duivel goed in orde gemaakt. Het was middernacht, precies twaalf uur (de klok van Bommel loopt gelijk), en daar greep de Duivel zijn vroegere heer bij de haren, en sprong met hem het hoge venster van de toren uit, direct naar de hel, nadat hij hem fel door de tralies van het raam had getrokken. Het bloed spoot de verdoemde het lichaam uit en spatte tegen de muur, om het nageslacht van de waarheid van deze vertelling te overtuigen.

Zo was het verhaal van doctor Faustus van de Bommelerwaard. En om terug te komen op de paragnosten en hun bevindingen op Kasteel Waardenburg: de meesten hebben besloten hun onderzoek te staken omdat er te veel negatieve ‘entiteiten’ zouden wonen. Een enkeling die doorging werd door geesten bedreigd of aangevallen. Het spookt vooral in de torenkamer van Faustus, maar ook op zolder, in de kelders en op het plein voor het kasteel. Ook een nuchter man als de heer A.F. van Goelst Meijer, de laatste bewoner van het slot, vertelde met grote zekerheid over de extra bewoners van zijn stek…

Mysteries in Gelderland
titlepage.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_0.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_1.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_2.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_3.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_4.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_5.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_6.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_7.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_8.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_9.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_10.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_11.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_12.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_13.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_14.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_15.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_16.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_17.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_18.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_19.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_20.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_21.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_22.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_23.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_24.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_25.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_26.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_27.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_28.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_29.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_30.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_31.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_32.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_33.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_34.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_35.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_36.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_37.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_38.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_39.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_40.xhtml
Mysteries_in_Gelderland_split_41.xhtml