'Waarom niet?'
Ik voelde dat mijn gezicht helemaal vertrokken was. 'O, ik weet het niet.' Ik wist het natuurlijk wel. Maar ik kon het niet zeggen. Hoe kon ik zeggen: Jij bent niet echt een gelijke partner, jij neemt niet jouw deel van de verantwoordelijkheid op je. Alles wordt aan mij overgelaten. Dat betekent dat ik overal zeggenschap over moet houden, niet jij. Ik probeerde tijd te winnen. 'Je weet wel... jij bent jong...je bent een man. We zijn onder druk van buitenaf met elkaar getrouwd... waarschijnlijk dacht ik dat het nooit stand zou houden, heb ik me nooit echt getrouwd gevoeld...'
Zijn gespannen lichaam sprong naar voren, zijn gezicht was lijkbleek. 'Neem je daarom overal je pessarium mee naar toe?'
Dat was de genadeklap. Ik zat als verdwaasd op mijn stoel. Even later stond hij op. Ik hoorde hem in de keuken scharrelen. Hij kwam terug met een glas, zo te zien onversneden Wild Turkey. Hij ging zitten en nam een grote slok.
'Ik heb de afgelopen maanden het nodige nagedacht,' begon hij.
'Hoe lang loopje hier al mee?' riep ik. Ik kon de gedachte niet verdragen dat hij al zo lang dit soort gevoelens jegens mij koesterde, deze dingen wist en me haatte en toch met me naar bed bleef gaan...
Hij trok zijn wenkbrauwen op. 'O, dus nu ben ik de kwaaie pier?'
Toen stond ik ook op, liep naar de keuken en schonk mijn eigen godvergeten borrel in. Ik liet me weer op mijn stoel vallen. Ik was pisnijdig. 'Luister. Jij bent kwaad op mij en daar heb je alle recht toe, maar ik weiger me in te laten met kat-en-muisspelletjes. Het spijt me dat je dat van dat geld zo erg vindt, maar het is mijn geld, ik heb het verdiend en ik zal het sparen of investeren zoals mij dat goeddunkt! Jij zat zo te roepen om een sportwagen! Wie weet watje allemaal zou willen hebben als je wist dat we het geld ervoor hadden! Ik zit in een moeilijk beroep. Ik weet niet hoe lang dit werk zal duren.'
'Lulkoek! Ze zijn dol op je daar. Maar is dat jouw oordeel over mij? Ik geloof niet dat ik getrouwd wil zijn met iemand die vindt dat mijn knappe hoofdje niet slim genoeg is om met geld om te gaan, die niet met geld te vertrouwen is! Die een kleine toelage krijgt om eten en kleren en benzine voor de auto en alle andere dingen te kopen!'
'Je koopt geen kleren van je wekelijkse huishoudgeld! Daar gebruik je de betaalkaarten voor!'
'En mijn werk dan? Vroeger betaalde je me om op je kinderen te passen, maar zodra we getrouwd waren was dat afgelopen. Werk je automatisch voor niets als je een echtgenote bent geworden?'
'Mijn kinderen?' brulde ik. je kunt zo vaak als je wilt cheques verzilveren, wat is dit voor klets over huishoudgeld, wie weet heb je al die tijd meer cheques verzilverd dan je nodig had en het geld op je eigen bankrekening gestort! Je had een rekening toen we trouwden en ik heb je er nooit naar gevraagd, ik hoefde niet te weten watje had!'
'Dat heb je verdomde goed geraden. Dat heb ik ook. Geld op mijn bankrekening gezet. Alles wat ik aan het eind van de week over had. Al die tijd. Net als een huisvrouw.'
'Klootzak!' Toen schoot ik in de lach. 'Hoeveel heb je?' vroeg ik, de tranen uit mijn ogen wrijvend.
'Niet zoveel als jij.' Hij grinnikte. 'Maar ik heb twaalfhonderd dollar.'
'O, klootzak die je bent,' kreunde ik, nog steeds lachend.
We glimlachten elkaar even toe, maar toen dacht hij aan zijn andere grief. 'En hoeveel heb je er gehad... minnaars? Neuk je overal waar je heengaat? Ben je een echt hoertje?'
'Heb het hart niet in je lijf om me uit te schelden, Antoni Nowak, dat neem ik niet! Ik doe wat ik doe, ik leef zoals ik leef, ik vind het fijn om zo te leven! Ik heb me nooit anders voorgedaan dan ik ben!'
'En dat maakt het allemaal goed?'
'Toni, probeer ik ooit na te gaan wat jij doet? Vraag ik je ooit om verantwoording af te leggen voor je tijd? Voor hetzelfde geld heb jij een verhouding met alle vrouwen in de straat.'
'Je vergeet de kinderen,' zei hij woest. 'Jóuw kinderen. En inderdaad, het zijn jóuw kinderen. Ze zijn niet van mij.'
Dat deed me echt pijn. 'Je houdt van ze!' riep ik, en snoot mijn neus.
'Of ik van ze hou of niet, kinderen zijn het grootste obstakel voor vreemdgaan dat ooit is uitgevonden. Daarom kunnen kerels die de hele tijd vreemdgaan als ze van huis zijn met een gerust hart vertrekken... ze weten dat hun vrouw geen sodemieter kan doen vanwege de kinderen, de kinderen, de kinderen!'
Ik keek hem aan over mijn zakdoek. 'Zo te horen heb je wel aandrang gehad.'
'Of ik die gehad heb of niet, ik heb er niet naar gehandeld. Dat kan ik niet. Kon ik niet. Zelfs als ik het had gewild. Maar ik wilde het godverdomme niet!' Nu kreeg hij het te kwaad, zijn stem was dik. 'Ik hou van jou, ik heb altijd zoveel van je gehouden, ik kon zelfs niet aan een andere vrouw denken, niemand heeft ooit dezelfde indruk op me gemaakt als jij'
Stilte.
Ik dacht aan Grant. Ik hield van hem, ik kon het idee van hem opgeven niet verdragen. En spontane seks wilde ik evenmin opgeven. Die was belangrijk voor me. Dat kon ik aan niemand uitleggen. Het ging zo in tegen de algemeen aanvaarde zedelijke gedragsregels voor vrouwen, vooral voor een getrouwde vrouw... maar ik wist dat als ik die opgaf ik me niet alleen te kort gedaan zou voelen, maar zou wegschrompelen tot een grauwe dorheid, zou sterven. 'Het spijt me echt,' zei ik.
Hij zuchtte en stak een nieuwe sigaret op. 'Ik weet niet wat ik moet doen.' Hij keek me aan. 'Het is zeker nutteloos om je te vragen ermee op te houden.'
'Ik zou het kunnen proberen. Maar als het niet lukte zou ik me schuldig voelen en kwaad zijn op jou. En als het wel lukte zou ik je erom haten. Echt waar. Ik weet niet of ik je dat zou kunnen vergeven.' Ik snoot mijn neus opnieuw.
'We zouden natuurlijk kunnen doen alsof we zo'n open huwelijk hadden waarin beide partners doen wat ze willen,' zei hij aarzelend.
Mijn hart sprong op in mijn borst: een oplossing? 'Hoe bedoel je, doen alsóf?'
Daarop ontplofte hij, zijn kleine gespierde lichaam gebald als een vuist, en veegde met één woeste uithaal het koffïetafeltje vóór hem schoon, zodat alles met een enorme klap op de grond viel. 'Doen alsóf omdat ik het niet zal doen en jij wel! Doen alsóf omdat ik, één, het niet wil doen en, twee, me niet van de kinderen kan ontdoen om het wél te doen!'
'Mijn kinderen zijn vrijwel nooit thuis. Het jóuwe wel. Het kind dat jij wilde. Waarvan jij zwoer datje ervoor zou zorgen. Geef me daar alsjeblieft niet de schuld van!'
Hij liet zich terugvallen op de bank. Hij zag er bleek en afgetrokken uit. Ik stond op en ging naar hem toe. Het deed me pijn hem zo te zien. Ik
ging naast hem zitten, pakte zijn gezicht tussen mijn handen, kuste zijn voorhoofd.
'Ach, Toni, het spijt me dat ik zo ben. Het spijt me dat ik je heb gekwetst. Ik hou echt van je.'
Hij begon te huilen. 'Als ik eraan denk hoe je zeven jaar geleden deed, hoe jaloers je was, hoe bezitterig. Ik dacht datje me aanbad!'
Ik liet hem los. 'Jaloers! Bezitterig! Ik? Waar héb je het over?'
'Die avond dat Drew Linden hier was, weet je dat niet meer? Je vriendin, met die opgeblazen idioot van een man, Courtney. Later zijn ze verhuisd. Jij zei dat ze me zat te versieren en dat ik erin trapte. Weetje niet meer? En je huilde en je zei dat het je dood zou zijn als ik het ooit met haar aanlegde. Wéét je dat godverdomme niet eens meer?'
In eerste instantie niet. Nu weer wel. Vaag. 'Huilde ik? Vroeg ik je om je niet met haar in te laten?' Dat was ik vergeten. Ik herinnerde me wel dat ze elkaar de hele avond verlekkerd aan zaten te kijken, herinnerde me ook hoe kwaad ik was. De rest niet.
'O, Anastasia,' huilde Toni.
We maakten het goed. Ik weet niet hoe, niet met woorden, met onze lichamen, die zich, geheel buiten onze wil, toch tot elkaar aangetrokken bleven voelen. En waarschijnlijk ook omdat Toni vastzat. Hij aanbad Franny, hij zou haar nooit achter kunnen laten, maar wat kon hij doen, hoe kon hij weggaan en haar meenemen? Hij kon niet weg. En zijn roman was bijna af en die was erg goed, dat wist hij, en het zou hem veel moeite kosten om hem af te maken als hij wegging en werk zocht en zich losmaakte van mij. Hij verkeerde in de situatie van een getrouwde vrouw met kinderen. En ik, God sta me bij, verkeerde in de situatie van een man.
Ik ging op bezoek bij mijn moeder. Toni's vader had een hartaanval gehad en Toni ging een paar dagen naar Dayton. Ik had geen werk en de kinderen hadden vakantie en daarom zette ik ons op een mooie zomerdag allemaal in de auto en reed naar Suffolk met alles bij me om er een paar dagen te blijven. Ik zag mijn moeder zelden en de kinderen gingen er graag heen, het was dicht bij het strand en ze konden croquet spelen op het gazon en van oma's heerlijke maaltijden genieten. Elke avond bleven moeder en ik lang op om te praten.
Ik stelde vragen over haar leven, steeds opnieuw, vroeg haar naar verhalen die ik al tientallen keren had gehoord: hoe haar vader de spinazie a la crème tegen de muur smeet, hoe ze kon koken zonder dat het haar geleerd was, hoe ze in de dozenfabriek werkte, hoe ze op haar eerste schooldag naar huis was gestuurd omdat ze geen Engels kende. Haar verhalen kwamen 's avonds laat, als we allebei het nodige hadden
gedronken, als ze bereid was om terug te gaan naar de plek waar die verhalen verborgen lagen, de plaats waar haar tranen waren.
Maar in het begin van de avond informeerde ze altijd naar mijn leven en deed ik haar uitgebreid verslag. Ze zag altijd gretig uit naar verhalen over mijn 'gezelligheidsleven'. Ze luisterde dolgraag naar verhalen over mijn reizen, complimenten die ik had gekregen, alles wat door kon gaan voor een triomf, en de mannen in mijn leven, vooral Grant. Ze informeerde altijd naar Grant, en altijd op goedkeurende toon. Ik zag dat ze hoopte dat ik van Toni zou scheiden en met Grant trouwen - die was ouder en had een baan met aanzien, ze dacht dat hij geld zou hebben; in elk geval meer dan Toni.
Op een avond - toen ik er al een paar dagen was - keken we naar het avondjournaal en daarop kwam een bericht over Elizabeth Taylor: ze ging trouwen met nummer... o, ik weet het niet, haar zoveelste man, en ik zei: 'Ik vraag me af waarom ze elke keer met ze trouwt. Ze moet romantisch aangelegd zijn, ze gelooft in het huwelijk.'
'Ze leeft als een man,' verklaarde mijn moeder.
'Hoezo?'
Ze haalde haar schouders op. 'Als een man. Mannen zijn niet tevreden met één vrouw, ze willen meer, meer, meer. Ze willen altijd een andere vrouw.' Ze keek me aan. 'Net als jij. Jij leeft ook als een man.'
Ik had al eerder mijn twijfels gehad over mijn karakter, maar toen ze dat zei werd me alles duidelijk. Ik was gebouwd, zat in elkaar als een man. Er was niets te doen aan mijn seksuele drang, die was ingebouwd. En net als mannen voelde ik me geremd en beperkt door het huishoudelijke, het alledaagse. Ik wilde vrijheid, volstrekte vrijheid. Misschien gold dat voor iedereen, voor zowel vrouwen als mannen. Misschien was het niet zozeer dat ik op een man leek, maar dat het alleen mannen was toegestaan hun leven volgens hun eigen verlangens in te richten. Ik wendde me tot mijn moeder.
'Zou u dat gewild hebben? Zo te leven?'
Ze schokte met haar schouders. 'Weet ik veel? Ik heb altijd als een vrouw geleefd.'
'En waarin verschil ik dan van u?'
'O, jij!' Ze maakte een wegwerpgebaar.
'Nou?' Ik moest erom lachen.
'Jij,' zuchtte ze. 'Jij wilde altijd alles hebben.'
'Nou, en u dan? Zou u op die manier hebben willen leven?'
Ze hield haar hoofd scheef, trok haar wenkbrauwen op. Zag ik een zweem van een fractie van een schittering in haar ogen? 'O, ik weet het niet, Anastasia,' zei ze op een toon die me duidelijk maakte dat ik de grens van wat ze toestond had bereikt - als ik aandrong zou ik het geïrriteerde 'O, Anastasia!' krijgen waar ik zo aan gewend was, en zou
ze overeind komen en naar bed gaan en mij met mijn vragen laten zitten. Ik liet het onderwerp rusten.
Toen ik de dag daarop naar huis reed probeerde ik me voortdurend voor te stellen hoe ze geweest zou zijn als ze seksueel vrij was geweest-en hoe het geweest zou zijn om zo'n moeder te hebben. Over het geheel genomen, luidde mijn conclusie, zou het goed zijn geweest voor haar maar niet voor ons. Dit soort situaties bracht me aan het twijfelen over de efficiëntie van de natuur: waarom had de natuur ons zoveel begeerte gegeven als dat slecht was voor onze kinderen? Was het slecht voor onze kinderen? Ik had nooit nagedacht over de uitwerking van mijn gedrag op mijn kinderen, omdat ze er per slot van rekening niets van afwisten, ze hoefden er nooit getuige van te zijn.
Mijn probleem met Billy begon ergens tijdens zijn laatste twee jaar op de middelbare school - 1967, 1968, rond die tijd. Billy werkte hard, dat moest hij wel want hij wilde medicijnen gaan studeren: hij moest goede resultaten halen voor differentiaal- en integraalrekenen, natuurkunde en organische scheikunde, vakken die studie vereisten. Hij had weinig vrienden. Verscheidene middagen per week liep een jongen uit zijn klas die bij ons in de buurt woonde met hem mee naar huis, waarna ze een paar uur basketbalden. Soms gingen ze vrijdagsavonds naar de bioscoop. Maar hij trok nooit op met een hele groep zoals andere jongens en taalde niet naar meisjes. Ik maakte me een beetje ongerust over hem, maar herinnerde me dat ikzelf ook verlegen en seksueel ongeïnteresseerd was geweest op de middelbare school, en daarom zei ik tegen mezelf dat ik beter kon afwachten en me geen zorgen maken.
Hij stond me nog steeds erg na, zij het niet meer zo als vroeger. Billy was altijd mijn baby geweest. Misschien was dat zuiver toeval. Brad kon meer lijden van het meisje dan van de jongen en zijn vriendelijke of speelse buien waren altijd voor Arden. En zijn ouders hadden geen dochter gekregen en daar altijd naar verlangd - dus die overstelpten haar met aandacht, althans toen ze klein was. En mijn moeder scheen alleen maar meisjes te zien, jongens bestonden voor haar op de een of andere manier niet eens. Niemand besteedde dus veel aandacht aan de arme Billy, en ik probeerde dat goed te maken door hem op te pakken, vast te houden, met hem te kroelen, hem vaker te kussen dan Arden. Ik probeerde hem evenveel het gevoel te geven dat er van hem werd gehouden als zij al had. Althans dat dacht ik.
O God.
Hoe het ook zij, hij behoorde mij tóe, was op een bijzondere manier aan me gehecht. Overal waar ik heen ging wilde hij mee: een ritje met mij naar de supermarkt was een heerlijk uitstapje voor hem, en als we samen wandelden bestond er een intimiteit tussen ons die moeilijk te
omschrijven was - alsof we samen maar één wil, één hart hadden, alsof alles wat ik zei of deed of wilde zijn vurigste wens was.
Pas toen hij in de puberteit kwam begon dat te veranderen. Hij had nooit goed tegen zijn verlies gekund met schaken, maar nu speelde hij echt woest, bijna alsofhij Toni, van wie hij het jaar daarvoor nog zoveel had gehouden, haatte. Hij ging nog steeds met me mee naar de supermarkt of de andere winkels of samen uit eten op dagen dat Toni zich geheel op zijn werk stortte, maar als we bij elkaar waren was ik me bewust van een zekere gespannenheid in zijn gezicht en lichaam, een zekere onbehaaglijkheid. Ik voelde dat hij me wilde aanraken zoals toen hij een kind was, mijn hand vasthouden, zijn hoofd tegen mijn lichaam leggen, zijn armen om mijn middel gooien - maar dat hij zich inhield. Ik miste de oude ontspannenheid, de onschuld. Ik miste mijn baby, mijn lieve brave jongen, mijn schat. Maar ik wist dat het goed was, zelfs noodzakelijk, dat hij een zekere afstand van me nam. Ik spoorde hem zelfs aan - ik kan mezelf wel een mes in de ribben steken als ik daaraan denk - zijn vader beter te leren kennen. Lange tijd deed hij daar niets aan. Hij bleef om de week of twee naar Brad toegaan, meestal om met hem en met of zonder Arden op een dinsdagavond te gaan eten. (Dinsdag was een slechte televisieavond, zeiden de kinderen. Misschien vond Brad dat ook.)
Het moet aan het eind van de derde klas zijn geweest dat hij me vertelde dat zijn vader hem een baan voor de zomer had aangeboden. De makelaardij kende altijd een hausse in het voorjaar en de zomer en zat dan altijd om mensen verlegen. Billy kon een handje helpen met de administratie, zei Brad, en de telefoon opnemen als de verkopers allemaal de deur uit waren. Zo kon hij de makelaardij leren kennen.
'Waar heb je dat voor nodig?' vroeg ik nijdig. 'Je wordt toch dokter, geen makelaar!'
Iets in hem verschrompelde bij mijn toon, ik zag het aan zijn gezicht. 'De universiteit kost veel geld, mam. Ik wilde alleen wat bijverdienen,' mompelde hij.
Ik kon me er nog steeds niet bij neerleggen. Het stond me niet aan, ik wilde het niet. Maar ik had niets beters te bieden. Daarom gaf ik mompelend mijn toestemming, en die zomer zag ik Billy nauwelijks. Hij werd goudbruin van het 's morgens golf spelen met zijn vader - Brad kocht zelfs clubs voor hem. Probeerde hem in zichzelf te veranderen, net als zijn vader met hem had gedaan, dacht ik, en klemde grimmig mijn kaken op elkaar. Natuurlijk wist ik dat Brad wilde dat hij medicijnen ging studeren, dat hij enorm trots was dat zijn zoon dokter wilde worden, iedereen in die tijd wilde dat hun zoons dokter werden, waarom weet ik niet, of het moest zijn omdat dokters veel geld verdienden, maar ik kon het gevoel niet van me afzetten dat Brad hem wilde... hersenspoe
len... hem van me afwilde nemen... hem veranderen in een Republikein.
Brad opende een bankrekening voor Billy en op een dag liet hij'me zijn boekje zien - hij had vrijwel alles wat hij die zomer had verdiend gespaard en er stond bijna duizend dollar op de rekening.
'Heb je zoveel verdiend? Waar betaalt hij je mee, staven goud?'
'O, mam.' Hij liet zijn schouders moedeloos zakken. Ik liep van achteren naar hem toe en legde mijn armen om zijn middel en mijn hoofd tegen zijn rug. 'Let maar niet op mij, schat. Ik ben gewoon jaloers.' Hij draaide zich om en sloeg zijn armen om me heen, trok mijn lichaam tegen het zijne. 'Dat moetje niet zijn, mam.'
'Ik ben gewoon stom, denk ik. Ik kan het gevoel niet van me afzetten dat hjj bezig is te proberen jou net zo te maken als hij en dat wil ik niet.'
'Dat zal hij ook niet, mam,' zei hij kalm, maar met zo'n overtuiging dat ik er niet aan kon twijfelen. 'Hij is mijn vader , mam. Ik wil niet worden zoals hij, ik zie wat hij is. Maar ik hou van hem.'
Ik deed mijn ogen dicht. Had ik dit niet gewild? Dat ze hun vader zouden zien zoals hij was, maar toch van hem zouden houden? Waarom werd ik dan zo verscheurd door jaloezie? Jaloers en bezitterig, had Toni gezegd. Ik herkende mezelf niet in die woorden.
Ik keek naar Billy's gezicht; er stonden tranen in zijn ogen, zijn uitdrukking was even teder en zacht als die van een minnaar. Ik voelde me diep bedroefd. Was het mogelijk dat ik aan het veranderen was in zo'n jaloerse, bezitterige moeder die haar zoon zijn leven lang wil vasthouden, die in de zoon een voldoening vindt die ze in geen enkele andere man heeft gekregen? Ik glimlachte tegen hem en liet hem los. Na dit gesprek was hij vrolijker, maar hij was steeds minder vaak thuis - nu speelde hij niet alleen golf, maar ging ook één of twee keer per week met Brad en zijn gezin eten in De Club, Brads buitensociëteit (o, wat dreven Arden en ik de spot met hem over De Club, in onze ogen het toppunt van pretentie)... en toen moest hij weer naar school en dacht ik dat het afgelopen zou zijn, maar dat was het niet, hij ging elk weekeinde voor zijn vader werken.
Ik kookte, ik ziedde, ik kreeg maagklachten van al het geknars dat in mijn binnenste plaatsvond en misschien liet ik mijn gevoelens blijken, want Billy voelde zich duidelijk niet op zijn gemak bij mij, dat zag ik wel. Ik schreef zijn onbehaaglijkheid niet toe aan zijn schuldgevoelens over het feit dat hij zich langzaam losmaakte van mij, maar over de reden waarom. Want ik schreef zijn pogingen om zijn vader het hof te maken - zo zag ik het - toe aan een bewuste campagne om Brad te laten betalen voor de vele jaren studie die hem wachtten.
Het viel me ook op dat zijn houding ten opzichte van Toni was veranderd - hij deed koel, bijna vijandig tegen hem. Maar Billy begroef zijn vijandigheid zo diep dat die zich niet zozeer manifesteerde als
woede maar meer als ingekeerdheid, teruggetrokkenheid, depressie. Maar ik zag het toch. Ik stelde Brad verantwoordelijk, want ik was ervan overtuigd dat die mijn zoon een hersenspoeling gaf, het kind dat ik alleen had grootgebracht met nauwelijks financiële en al helemaal geen emotionele steun van hem. Mijn bitterheid sijpelde door in mijn gezicht, mijn stem. Ik had al het zware werk gedaan en nu Billy bijna volwassen was probeerde Brad hem van me af te nemen-en Billy liet dat toe.
Maar dit alles was een geleidelijke ontwikkeling en ik vond het minder erg dan het nu lijkt, omdat ik toen niet wist dat ik hem echt zou verliezen: als je niet weet dat de ziekte dodelijk is, lijd je niet zo erg. En er gebeurden ook andere dingen, bijvoorbeeld Ardens nieuwe houding ten opzichte van mij. Die ontwikkeling was waarschijnlijk nog eerder begonnen dan Billy's overloperij, misschien al in de vierde klas van de middelbare school, maar ik was me daar minder van bewust. Er waren alleen nu en dan uitbarstingen van rebellie, die in mijn ogen normaal waren voor een meisje van haar leeftijd - ze was altijd een hartstochtelijk, fel kind geweest. De uitbarstingen volgden elkaar met steeds kortere tussenpozen op en bereikten een punt waarop alles wat ik zei werd aangegrepen om ruzie te maken. Ja, nu ik erover nadenk moet het probleem met haar al jaren daarvoor begonnen zijn, aan het begin van wat ik nog maar even geleden met mijn idiote kop de 'gelukkige jaren' noemde: o, redeloos optimisme!
Ja, aanvankelijk alleen kinderlijke opstandigheid. Ze begon spijkerbroeken naar school te dragen hoewel dat verboden was. Ze werd naar huis gestuurd. Ze deed mee aan een leerlingenstaking tegen de kle- dingregels. Ze wonnen, een ongebruikelijk succes in die tijd, maar een voorbode van het tolerante tijdperk dat op aanbreken stond. Een hele tijd later hield ze op met vuile kleren in de wasmand te doen en stond erop elke dag dezelfde smerige spijkerbroek aan te trekken. Lange tijd was ze een slons in haar kamer, maar als ik erop aandrong ruimde ze hem op. En ze liet alles slingeren in huis en wilde pas na tien keer vragen meehelpen met schoonmaken ofhaar lege limonadeblikjes in de vuilnisbak gooien. De volgende stap was dat ze pertinent weigerde haar kamer op te ruimen, geen hand meer uitstak in huis. Zelfs Toni, die ze aanbad, kon haar niet zover krijgen dat ze iets afwaste of een paar bladeren opharkte of haar vuile ondergoed in de wasmachine stopte. En mijn kinderen hadden geleerd mee te helpen in huis.
'Arden begint moeilijk te worden, hè?' zei ik op een avond tegen Toni. We lagen in bed en dronken een slaapmutsje. Ik leunde tegen een stapel kussens aan het hoofdeinde, hij lag dwars over het voeteneinde en streelde mijn voeten. 'En bij jou is ze ook een beetje vreemd. Vanavond ging ze zomaar op je schoot zitten. Je voelde je duidelijk opgelaten.'
Toni's blik was behoedzaam en enigszins afwezig, alsof hij ergens anders aan dacht.
Ik ging geschrokken overeind zitten. 'Wat is er?' Maar zodra ik de vraag had gesteld wist ik het antwoord natuurlijk al. Er waren honderden kleine tekentjes geweest. Ik liet me krachteloos terugvallen en mijn ontzetting moet op mijn gezicht te lezen zijn geweest, want hij keek me vol medeleven aan en zei: 'Ze komt er wel weer overheen, schat.'
'Wat doet ze als ik er niet ben?'
Hij verschoof ongemakkelijk. 'Het is net... net alsof ze probeert jouw plaats in te nemen als jij er niet bent... ze doet de dingen die jij normaal doet, weet je wel, bijvoorbeeld de salade maken. Ze droogt af als ik de afwas doe.'
Verontwaardigd kwam ik overeind. 'Bedoel je dat ze je hélpt als ik er niet ben!'
Hij lachte. 'Tja, meer dan als je er wel bent.'
Ik trok een gezicht. 'En dat op je schoot zitten.'
'Nee,' zei hij fronsend, 'helemaal niet. Ze... tja, ze flirt een beetje... maar heel lief, ze is lief, niks aan de hand. Vanavond was de eerste keer dat ze op mijn schoot heeft gezeten. Ze omhelst me wel, maar dat heeft ze altijd gedaan. Dat is het probleem niet zozeer. Het is al dat andere... volgens mij spijbelt ze geregeld. Ik heb de indruk dat ze nooit haar huiswerk maakt. Ze weigert haar kamer op te ruimen. En soms...' hij keek me schuldig aan... 'komt ze niet thuis op de afgesproken tijd.'
"s Avonds?'
"s Avonds of overdag. Je weet dat ze op middagen dat ze een afspraak heeft met de tandarts thuis moet komen, maar dat vergeet ze soms. Ach, je weet dat ze hockey speelt en na afloop gaan alle meisjes Cola drinken... dat is nog wel te begrijpen. Maar soms... tja, in de weekends benje niet zo vaak weg, maar als je er niet bent en ze gaat uit dan zeg ik altijd dat ze om één uur thuis moet zijn. Dat heb je toch gezegd, nietwaar? En dat doet ze niet. Soms is het drie uur geweest als ze thuiskomt.'
'Wat doe je dan?'
Hij schokschouderde. 'Wat kan ik doen? Ik lees haar de les, maar dan grinnikt ze alleen maar. Soms gaat ze aan mijn arm hangen en smeekt: "Niks tegen mam zeggen, Ton." En dat doe ik ook niet.'
'Waarom niet in godsnaam?'
Hij rolde zich op en sprong het bed uit. Hij gebruikte graag zijn spieren. 'Ik weet het niet.' Hij liep naar zijn bureau, pakte zijn sigaretten en stak er een op. 'Het is moeilijk. Ik zit in een vreemde situatie, weetje. Ik heb bijna het gevoel alsof... de kinderen en ik, wij vieren... dat we samenzweerders zijn of zoiets. Alsof ik aan hun kant sta, niet aan de jouwe.'
'Allemaal kinderen bij elkaar. Jij bent hun grote broer, niet hun vader.'
Hij keek geschrokken. 'Bij Franny heb ik dat idee niet. Ik lees haar de les, ik straf haar. Niet dat dat dikwijls nodig is, maar anders... net als die keer dat ze de hele muur in de huiskamer met lippenstift had beschilderd.'
Ik dacht na. Ik wist dat hij mijn toestemming vroeg om op te treden als een vader - om zowel mijn kinderen als het zijne standjes uit te delen, te straffen, te leren gehoorzamen. Het idee lag als een steen in mijn keel. Ik kon de woorden niet uit mijn mond krijgen. Waarom, vroeg ik me af, kijkend naar die beeldschone jongen - hoewel ik eigenlijk man zou moeten zeggen, hij was zesentwintig van wie ik hield en die van ons hield maar toch...
Ik kreunde: 'O God, Toni, wat moet ik doen?'
'Volgens mij moetje haar een pak slaag geven.'
'wat?'
'Dat deed mijn vader ook. We waren als de dood voor hem en daardoor hielden we ons gedeisd. We waren een woest stelletje thuis, vier jongens, we maakten mijn moeder gek. Maar als mijn vader thuis was waren we koest.'
'Ik kan mijn oren niet geloven! Je hield je niet gedeisd, jij en je broers haalden je voortdurend allerlei dingen op de hals, waarschijnlijk uit opstandigheid tegen zijn dwingelandij! En nu haat je hem! En bovendien kun je iemand van vijftien die nog nooit een klap heeft gekregen geen pak slaag geven, dat zou totaal niet helpen, het is een krankzinnig idee, stompzinnig, ik kan niet geloven dat jij zoiets zegt...'
Hij schokschouderde. 'Ik weet verder ook geen oplossing.'
Ik dacht na. 'Ik ben blij dat ze van je houdt, vooral omdat ze Brad zo haat. Ze moet in elk geval één man tegen wie ze opkijkt aardig vinden. Ik wil niet dat je een grote boze wolf wordt, een Vader. Maar, o God, ik maak me echt ongerust over haar.'
Hij ging rechtop zitten en wendde zijn gezicht af.
'Wat? Wat?' Ik kwam opnieuw overeind. 'Wat wil je me nog meer vertellen?'
Hij sloeg zijn handen voor zijn gezicht. 'Een... o, verdomd, ik weet het niet.' Hij stond op en liep de kamer uit. Bij de deur draaide hij zich om. 'Wil je nog iets drinken?'
'Nee. Ik ben doodop, ik drink dit nog op en dan ga ik slapen.'
Ik hoorde de lichte roffel van zijn kousevoeten op de trap - hij had zo'n jonge, veerkrachtige tred - en ik keek naar mijn nagels en dacht dat ik ze een goede beurt met de borstel moest geven en plotseling wist ik wat hij me zou gaan vertellen. Om hem de kwelling te besparen zei ik, meteen toen hij binnenkwam: 'Je wilde me vertellen dat ze neukt, nietwaar?'
Hij bleef stokstijf staan en keek me verbluft aan. 'Wist je dat al?'
'Nee. Maar alles wijst in die richting.'
Zijn lichaam stond strak van gespannenheid. 'Ik heb haar niet betrapt...'
'Betrapt? Nee, natuurlijk niet... waar maak je uit op dat ze het doet?'
Hij bleef me aankijken alsofhij verwachtte dat ik elk moment overeind kon springen om iemand te vermoorden. Als ik niet beter had geweten zou ik nog hebben gedacht dat hij zich schuldig voelde. Maar ik wist dat hij doodsbang was voor mijn reactie, omdat hij wist wat zijn vader zou hebben gedaan als die Toni's zusje op zo'n bezigheid had 'betrapt'. 'O, ga zitten, man, ik zal heus niet uit mijn vel springen!'
Hij liet zich op het bed zakken. Schokschouderde. Nam een grote slok whisky. Hij drinkt te veel, dacht ik. 'Gewoon zoals ze kijkt als ze 's nachts thuiskomt, bijvoorbeeld afgelopen vrijdag toen ze met haar vrienden en vriendinnen naar de bioscoop ging en pas om een uur of twee terugkwam. Ze ziet er... je weet wel, haar ogen groot en glanzend... ze ziet er... wulps uit.'
'Je denkt toch niet dat ze verdovende middelen gebruikt!'
'Nee, nee!' Overtuigend. 'O nee, schat.'
Ik was echt doodop. Ik was nog steeds niet bijgekomen van een verblijf van vier dagen in Californië, veel slechte whisky drinken, zonder eerst te slapen naar het kantoor van World gaan. 'Tja.' Ik liet me weer in de kussens zakken, zette mijn nog niet helemaal lege glas op het nachtkastje. 'Ik zal een keer met haar moeten praten.'
Ik knipte mijn licht uit. Het was vroeg, nog geen elf uur, en Toni ging weer naar beneden om naar het televisiejournaal te kijken. Ik was doodop maar kon de slaap niet vatten. Ik bleef denken dat ik niet alleen kón doen wat ik alleen móest doen, dat ik een partner nodig had, dat Arden een vader nodig had. Het kwam geen moment bij me op dat Toni die vader kon zijn. Hij zorgde voor de kinderen als ik niet thuis was, maar ik beschouwde hem totaal niet als hun stiefvader, als iemand die verantwoordelijk voor hen was, die het gewicht van de zorgen, de noodzaak tot optreden - voor hen, over hen - met me deelde. Zo had ik hem nooit beschouwd en ik had hem ook nooit toegestaan zichzelf zo te beschouwen: hij zorgde voor hen maar ze waren van mij. Hij mócht hen niet berispen en dat was niet eerlijk, aangezien hij voor hen zorgde.
Maar wat kon ik doen? Hoe kon ik erop vertrouwen dat hij zou weten wat goed voor hen was, hem het recht geven om standjes uit te delen, straffen op te leggen? Hoe kon ik iemand die zo jong was vertrouwen? O, het was niet alleen dat - Brad vertrouwde ik ook niet en die was oud genoeg om hun vader te zijn, was hun vader ook, zodat hij mijn toestemming natuurlijk helemaal niet nodig had. Misschien achtte ik geen enkele man goed genoeg om kinderen op te voeden. Maar was mijn wantrouwen niet gerechtvaardigd? Had Toni zojuist niet gezegd dat volgens hem een recalcitrant kind een pak rammel moest hebben? En ik
kende een heleboel mannen, ik had hen horen praten over hun kinderen, ik hoorde de hardheid in hun stem, de ruwe uitdrukkingen als ze opsneden dat zij kinderen wel in het gareel konden houden. Ik kende mannen die stukken ouder waren dan Toni en die hetzelfde gezegd zouden kunnen hebben als hij. God nog aan toe, Brad had hetzelfde kunnen zeggen.
De waarheid is dat ik mannen ongeschikt vond om kinderen groot te brengen. Dat was een overtuiging die ik van jongs af aan had meegekregen: mijn moeder dacht er precies hetzelfde over. Aan de ene kant heb ik altijd gedacht dat het mannen goed uitkwam dat ze waardeloze ouders waren, dat ze hun incompetentie misschien zelfs overdreven opdat vrouwen hen weg zouden sturen en zelfde rotzooi opknappen. Omdat ze dan golf of poker kunnen gaan spelen of wat voor andere spelletjes ze ook doen om zich te vermaken. Ze kunnen plezier maken of geld verdienen terwijl de vrouwen het vuile werk doen, de echt zware karweien opknappen, zoals dit. Aan de andere kant geloof ik ook, het is vreemd, maar dat had ik me tot op dat moment nooit gerealiseerd - dat vrouwen ook minder egoïstisch, meevoelender, invoelender, sensitiever, onderhoudender zijn - al die dingen die je moet zijn om kinderen groot te kunnen brengen - en dat het alleen maar goed was dat mannen er hun neus niet instaken. Ik wilde dat niet geloven. Ik wilde niet dat het waar was. Maar als ik om me heen keek in de wereld die ik destijds, in 1964, kende, leek het wel zo.
Uiteindelijk viel ik toch in slaap en werd zelfs niet wakker toen Toni naar bed kwam. De volgende dag was een zaterdag, de kinderen waren thuis. Billy ging met Brad naar een honkbalwedstrijd in het Shea- stadion en ik vroeg Toni of hij met Franny naar de carrousel wilde gaan om te eten. Arden was kwaad-ze was altijd kwaad als Billy iets met zijn vader ging doen, ze snoof verachtelijk tegen alles om haar heen het meubilair, het eten, de lucht- alles wat Billy passeerde of aanraakte. Hij rende het huis uit om zo snel mogelijk van haar verlost te zijn. Ik had Arden opgedragen haar kamer schoon te maken.
Ze kreunde: 'O, mam!', ze kankerde, ze smeet met dingen, ze ging tekeer. Ze had die middag met haar vrienden afgesproken om naar de bioscoop te gaan. Ik zei beslist dat als haar kamer die dag niet werd schoongemaakt, zij de deur niet uit zou komen. Het was pas elf uur, tijd genoeg voor de bioscoop. Ik zei erbij dat ik haar zou helpen, wat haar enigszins kalmeerde - in elk geval in die mate dat ze toen ik haar riep naar haar kamer kwam geslopen en toekeek hoe ik dingen van de grond opraapte. Ik moest haar elk karweitje apart opdragen.
'Raap die sok daar op.'
'Onder die kast liggen proppen papier. Raap ze op en doe ze... nee, Arden, niet smijten, dóe ze in de prullenmand.'
'Ruim die stapel kleren in de hoek op. Raap ze een voor een op en schud ze uit. Wat gewassen moet worden leg je op deze stapel op de vloer... déze, Arden, kijkje wel? Wat gestoomd moet worden leg je op deze bank, zó, netjes, zodat ik het niet allemaal uit elkaar hoef te plukken voor ik het naar de stomerij breng. Nee, uitspreiden en opvouwen, niet op een hoop. Wat schoon maar gekreukt is kan op een derde stapel. Die dingen kun je morgen strijken.' Deze instructie was veel te ingewikkeld voor het iq van 150+ van mijn dochter, en ze keek me aan met een gezicht waarop de meest geschokte walging te lezen stond.
Met opeengeklemde kaken siste ze: 'Op deze manier komt hier nooit een eind aan. Het zal de hele dag duren! Ik wil vanmiddag weg! Naar mijn vrienden!'
'Dat kun je ook. Zodra deze kamer is opgeruimd.'
Ik had gehoopt dat we via de conflicten tot harmonie zouden geraken - zoals zes maanden geleden, toen ze een slons was geworden maar nog niet had besloten dat ze me haatte, misschien nog mogelijk was geweest. Ik had gerekend op giechelende vergelijkingen van haar stinkende sokken met die van Billy, of lange, gekwelde beschrijvingen van haar garderobe die uitdraaiden op het afdwingen van de belofte dat ze een paar nieuwe laarzen zou krijgen. En na het herstel van de goede verstandhouding hadden we ons samen op het pas opgemaakte bed kunnen laten vallen en had ik met haar kunnen praten over jongens, seks en voorbehoedmiddelen. Dat was mijn plan.
Het was niet wat er gebeurde. Ze hielp me met tegenzin mee, kwaad, bleek; ze smeet haar kleren in de laden, hing ze zo nonchalant op kleerhangers dat ze er onmiddellijk afgleden, en bekte me woedend af als ik zei dat de pas opgehangen bloes weer op de grond lag. Toen ik haar wees op een paar vuile sokken in een paar schoenen, liep ze met grote passen naar de kast, rukte woedend de sokken uit de schoenen, smeet ze op de stapel vuile kleren en zette haar handen in haar heupen. 'Als ik die film mis zal ik je dat nooit vergeven.'
'Jij bepaalt of je hem zult missen of niet, Arden. Niet ik.'
Ze begon te gillen, schreeuwde dat ik haar dwong dit op deze dag en deze tijd te doen, dat ik degene was die haar niet liet gaan en dat het daarom mijn schuld zou zijn als ze die film miste. Ze zei niet - toen niet, nog niet - dat ze toch naar de bioscoop zou gaan, ongeacht of ik haar toestemming gaf en wat dacht ik eraan te kunnen doen? Haar met geweld tegenhouden? En hoe zou ik dat kunnen, gezien het feit dat ze sterker was dan ik omdat ze hockey speelde? Nee, dat zei ze die keer niet, dat kwam later een jaar? Zes maanden?
Er was een grens aan de netheid die ik haar kon opleggen. Haar laden waren haar privé-eigendom: zo zag zij het althans, en ik ook. Ondanks de woede waarmee ze alles terugsmeet op zijn plaats nam het karwei
toch uren in beslag - alle kleren opruimen, de kamer dweilen, stoffen en stofzuigen, het bed verschonen, geknoeide talkpoeder en mascaravlek- ken van het glazen blad van haar toilettafel verwijderen. Het waren koude, stille uren, uitsluitend doorbroken door mijn gezanik - want ik moest zaniken - en af en toe een gefluisterde uitbarsting van haar: 'Barst!' Tenslotte keerde ze zich met opeengeklemde kaken naar me toe. 'Mag ik nu alsjeblieft gaan? Ik ben al een halfuur te laat.'
'De film begint pas om twee uur,' beet ik haar toe. 'Het is pas halftwee.'
'We zouden eerst gaan eten. En ik ben hartstikke smerig, ik moet me douchen en verkleden.'
Ik liet haar gaan. Ze stommelde een tijdje luidruchtig rond terwijl ze zich waste en omkleedde. Ik ging naar de keuken en hing aan tafel boven een kopje koffie. Toen ze de voordeur had dichtgesmeten - na een geschreeuwd 'Ik ga!', geen daag, geen kus - sleepte ik me de trap op en keek in haar kamer. Haar vuile kleren lagen over de hele vloer verspreid en er zaten nieuwe mascara vlekken op haar toilettafel.
Ze kwam niet thuis om te eten. Ze belde op, de jongelui gingen allemaal samen een pizza eten, of zij ook mee mocht. Haar toon maakte duidelijk dat het een misdaad zou zijn om haar dit te onthouden en daar voelde ik ook niet voor, maar... 'Om twaalf uur thuis, Arden,' zei moeder beslist.
Om twaalf uur was ze niet thuis. Om één uur ook niet. Om twee uur wilde Toni in de auto stappen en alle pizzeria's in de omgeving afrijden. Ik schudde mijn hoofd. Ik zei dat hij naar bed moest gaan. Hij bleef samen met mij zitten wachten. Om tien over halfdrie ging de voordeur open.
'Ik denk dat het beter zou zijn als ik alleen met haar praatte,' fluisterde ik tegen Toni. Hij knikte, kuste me, liep de hal in en kwam haar tegen.
'Vertel me niet datje echt thuisgekomen bent!' hoorde ik hem zeggen.
'Ik moest wel. Ik kan nergens anders heen!' Ik kon haar niet zien, maar ik zag haar voor mijn geestesoog, bliksemende ogen, woedend. Hij draaide zich om. 'Eén, doe de deur op slot. Twee, je moeder zit op je te wachten in de keuken.'
Ze deed de deur op slot. Ze stormde door de hal en stoofde keuken binnen. 'Ja?'
Ik zat aan tafel thee te drinken en net te doen of ik de krant las. Langzaam hief ik mijn hoofd. Ik wist niet hoe ik moest reageren. Moest ik kwaad zijn, schreeuwen? Moest ik een begrijpende toon aanslaan? Wat was de beste manier om dit kind aan te pakken? Ik besloot over mezelf te praten: 'Arden, besef je wel hoe vreselijk ongerust Toni en ik ons hebben gemaakt? Je moest om twaalf uur thuis zijn en nu loopt het tegen drieën.'
'Ik kon er niets aan doen. Jill werd ziek en Len bracht haar vroeg naar huis en daarom moest ik wachten tot alle andere lui klaar waren om naar huis te gaan en die hebben niet van die stomme regels en ze brachten eerst Doris naar huis en toen Binky en daarom ben ik nu pas hier.' (Verontwaardigd.)
'Er bestaat nog zoiets als een telefoon.'
'Ik had geen rooie cent meer over na de pizza en de film.' (Stilzwijgend verwijt: niet genoeg zakgeld.)
je hébt vrienden van wie je een kwartje had kunnen lenen,' zei ik boos.
'Niet aan gedacht.' (Been vooruitgestoken, hand op heup, mond een boze streep, geduld snel oprakend.)
'Arden, vind je het leuk dat we ongelukkig zijn en altijd ruzie hebben? Ik niet. Ik wil zo niet leven. Waarom kun je me niet vertellen wat je dwarszit in plaats van je te gedragen als een onverantwoordelijk kind?'
Toen haar geduld op was, was het ook goed op. Welke knop had ik ingedrukt? Want plotseling krijste ze, onsamenhangend, met tranen in haar ogen: 'Er zit me een heleboel dwars! Wat heb ik eraan om dat aan jóu te vertellen? Jij geeft niks om ons! Jij gaat weg als je zin hebt en komt terug als je zin hebt! Waarom ik dan niet? Ik ben niet onverantwoordelijk! Jij bent degene die probeert me klein te houden met je stomme regeltjes en voorschriften, je doet net of ik acht ben, dat doe je alleen maar om me dwars te zitten, je haat me, je haat ons alle twee, je bent erger dan pappie!'
Waarna ze de keuken uitstormde, de trap op en haar kamer inrende. Ze rondde de scène af met de verplichte knal met de deur.
O, dat kwam ook wel weer goed. Een paar weken later, zes maanden zelfs, kon ze me plagen, 's zaterdagsmorgens op het voeteneind van mijn bed naar me kijken terwijl ik koffie dronk of gezellig naast me komen zitten terwijl ik in bed zat te werken - een gewoonte die ik nooit heb afgeleerd - mijn onkostenrekening optellen of aantekeningen op kleine stukjes papier, over f-stops en licht en belichtingstijd, overbrengen in officiële aantekenschriften. Toni zat altijd beneden te schrijven, hij schreef aan één stuk door in die tijd en kwam zelden zijn werkkamer uit behalve om te plassen of meer koffie te halen.
Het was meestal laat in de ochtend: een lieflijk soort licht schemerde tussen de bomen buiten mijn slaapkamerraam binnen en overal was het stil. Het enige geluid dat ik hoorde was het gekwetter van vogels, Billy en Jonas die basketbal speelden op de oprit. Ik hoorde de bal tegen de garage vliegen, de jongens punten schreeuwen, de bal op de betonnen vloer stuiten, weer tegen de garage gegooid worden en het tellen, steeds opnieuw en opnieuw, net als de branding.
En Arden, die babbelde en giechelde, een gezellig huiselijk tafereeltje, het maakte me gelukkig... ze neemt me in vertrouwen (alle jongens vinden Binky het leukst Jill vinden ze ook leuk maar mij niet mankeert er iets aan mij ik geloof niet dat ze mij even aardig vinden soms ben ik jaloers op Jill en dan haat ik mezelf want ze is mijn beste vriendin en ik wil niet jaloers op haar zijn ik hou van haar vind je me lelijk, gewoontjes, knap écht knap, eerlijk? en het maakt me zo nijdig dat ze zo populair is en ik niet maar ik wil niet kwaad op haar zijn ik vind het vreselijk om jaloers te zijn waarom ben ik dat ben ik een rotmeid zijn andere mensen ook jaloers denk je dat ze jaloers is op mij zei ze daarom want dat kwam echt aan waarom gebeurt zoiets en wat kun je eraan doen wat kan ik eraan doen wat doen volwassenen aan zoiets?).
Op zulke momenten lukte het me soms om haar een bord te laten afdrogen of haar kamer op zijn minst toonbaar te laten maken en dan ging ze elke dag naar school en maakte zelfs wat huiswerk. En dan ging ik weg en kwam terug en dan was er weer geen land met haar te bezeilen en ik snapte het niet, want ze was al bijna zestien en je dan op die manier gedragen, je zou denken dat ze onderhand gewend zou zijn aan mijn reizen, wat had ze toch?
Dat vroeg ik haar. Ze knipperde met haar ogen, ze haalde haar schouders op, ze ontkende dat ze kwaad was dat ik wegging - dat had ze er alleen maar uitgeflapt toen ze kwaad was over andere dingen. Ze ontkende dat ze onmogelijk was als ik op reis was geweest, ontkende dat ze ook maar het geringste beetje moeilijk was. Het enige dat ze niet ontkende was dat ze verliefd was op Toni. Dat vertelde ze me op een avond na haar zestiende verjaardag, Billy zat op zijn kamer huiswerk te maken, Toni werkte aan zijn boek en zij vroeg of we konden praten en ze zette de televisie uit en we schonken alle twee een glas Cola in en namen de glazen mee naar mijn kamer en ze begon te praten over haar verjaardagsfeest en wie wat had gezegd en gedaan en wat ze voelde en wat ik dacht dat het betekende?
Dat stelde me in staat het gesprek voorzichtig te sturen in de richting van haar gevoelens ten opzichte van jongens in het algemeen, Toni in het bijzonder, en seks. Arden beschreef de verhouding van Jill met Len en Carey en ik luisterde nauwgezet en zei toen: 'Ik heb de indruk datje me vertelt dat Jill met Len naar bed gaat.'
Mijn directheid benam haar een ogenblik lang de adem. Ze probeerde mijn gelaatsuitdrukking te lezen. 'En wat dan nog? Een heleboel lui doen dat. De tijden zijn veranderd sinds jij jong was, weetje, mam.'
'Maar, Arden, hoeveel weten jullie van alles wat jullie doen?'
Vernietigende blik. 'O, mam! We weten allemaal alles.'
'Werkelijk? Dat is verbazend. Ik geloof zelfs niet dat ik alles weet.'
'O nee? Wat wil je weten?'
Ik keek haar alleen maar aan, en we barstten allebei uit in hysterisch gegiechel.
'Dus jullie denken dat jullie oud genoeg zijn en genoeg weten. Maar waarom zei je het dan op zo'n manier datje mij vroeg wat ik ervan vond? Ik geloof niet datje echt zo zeker bent van jezelf. En vertel eens: hoeveel meisjes van jullie groepje weten iets van voorbehoedmiddelen af?'
Ze haalde haar schouders op. 'Jill is aan de pil.' Haar moeder is met haar naar de dokter geweest om hem te krijgen. En Binky heeft een pessarium. Haar moeder wil niet dat ze zo jong aan de pil gaat. Maar...' Arden liet haar stem dalen en fluisterde op een toon van geschokt ontzag: 'Gloria Caron, een meisje op school, jij kent haar niet, die moest vorig jaar abortus laten plegen.'
'En hoe zit het met jou?'
'Tja.' Ze krabde aan een muggebeet op haar been. 'Ik heb het één keer geprobeerd. Met Len. Toen hij en Binky een keer ruzie hadden en niet met elkaar praatten, en hij was depressief en smeekte me erom. Ik zei dat ik bang was dat Binky kwaad op me zou zijn, maar hij zei van niet. Maar ze was wel degelijk kwaad. Ze wilde wekenlang niks met me te maken hebben, maar toen zette ik haar een keer klem en zei tegen haar dat we moesten praten en dat deden we, we gingen naar de limonadetent en ik vertelde haar hoe het was gebeurd en dat het niet mijn bedoeling was om Len van haar af te pakken, dat zij belangrijker voor me was dan Len, en ze huilde en zei dat ze een vreselijk mens was omdat ze kwaad was op mij in plaats van op Len, en ze wist dat dat verkeerd was en ze zou proberen dat te veranderen en daarna waren we weer goede vriendinnen. En het stelde niet veel voor,' besloot ze.
'Da's jammer.'
'Wat is jammer?' Op haar hoede.
'Dat het niet veel voorstelde. Ik had gehoopt datje eerste ervaring van seks mooi zou zijn.'
Achterdochtig. 'Kan dat dan?'
'Ja zeker. Maar dan moet alles goed zijn.'
'Wat betekent dat?'
'Nou, in elk geval niet met een jongen naar bed gaan om hem over zijn moeilijkheden met zijn vriendin heen te helpen. Of om een jongen een dienst te bewijzen.' Ze hield op met krabben. 'Het is goed als jij het wilt, het heel erg graag wilt, en de jongen kunt vertrouwen en weet datje er niet van in verwachting zult raken.'
Daar dacht ze over na. 'Hm, ja.'
'Eerlijk gezegd vind ik dat jij nog een beetje te jong bent om seks echt goed te kunnen laten zijn.'
Rechte rug, boze ogen. 'Mammie! Dat is niet waar! Alle meisjes doen het!'
'Ik betwijfel of ze het allemaal doen. En zelfs al zou dat waar zijn, dan houdt dat nog niet in dat ze ervan genieten. Ik weet niet of het waar is, maar ik heb de indruk dat vrouwen hun seksuele begeerte later ontwikkelen dan mannen. Ik durf te wedden dat de meesten het doen om de jongens een plezier te doen.' 'Mmm.'
Nu had ik haar. Het viel niet mee om haar belangstelling en vertrouwen te winnen en ik wist niet of ik die vast zou kunnen houden, maar ik probeerde het door eerlijk te blijven. Daardoor slaagde ik erin haar ervan te overtuigen - zonder dat ik het met zoveel woorden zei - dat ze niet met iemand naar bed moest gaan tenzij ze dat echt en oprecht wilde. Ik slaagde erin de belofte van haar los te krijgen dat ze me zou laten weten als ze kennis kreeg aan iemand die ze zo begeerde dat ze echt zou genieten van seks met hem, en dat we dan samen naar de dokter zouden gaan om haar een pessarium aan te laten meten. De tijden waren inderdaad veranderd, zelfs jonge meisjes konden die nu krijgen. Toen ik jong was moest je daar getrouwd voor zijn.
Na een poosje stuurde ik ons gesprek in de richting van het onderwerp Toni. Ze was nu echt al haar gespannenheid kwijt, mijn oude kleine meid. Ze lag dwars over mijn benen en friemelde aan haar haar.
'Ja. Echt hoor. Ik hou heel veel van hem. En hij is zo'n schat. Ik denk er heel dikwijls aan. En weetje?' Ze ging overeind zitten en glimlachte me verbaasd toe. 'Volgens mij zou het me lukken ook, volgens mij zou ik hem kunnen krijgen als ik het echt probeerde. Volgens mij houdt hij ook van mij en zou hij het ook graag willen!' Met alle opgetogenheid van een klein meisje dat op een goede dag beseft dat ze aantrekkelijk is, dacht ik. Ik weigerde eraan te denken hoe ik dit alles eigenlijk vond.
'Ik weet zeker datje gelijk hebt. Hij houdt inderdaad van je,' zei ik glimlachend.
'Maar...' Ze liet zich weer terugvallen. 'Als we het inderdaad deden zou ik me waarschijnlijk voortdurend afvragen wie het beste was, jij of ik, en daar zou ik gek van worden.'
'Dat is heel intelligent gezien,' zei ik, op en top Een Moeder. 'Dat is precies wat er zou gebeuren en het zou niet goed voor je zijn, je zou er alleen maar nerveus van worden.' Geen woord over hoe het voor mij zou zijn, of voor Toni, en ofhij het in zulke omstandigheden zelf zou kunnen of willen, hoewel ik vermoedde dat als ik hem stilzwijgend mijn goedkeuring gaf, ja, dan zou hij het hebben gedaan, geen wonder dat hij niet vreemd wilde gaan, hij had alle opwinding die hij aankon in zijn eigen huis. Arden was beeldschoon.
Dat ging dus ook weer voorbij en daarna leek het alsof Arden minder met Toni flirtte. Geloof ik. Het ging voorbij in de zin dat we doorgingen
met bij elkaar wonen, samen opstaan en naar bed gaan, op de deur van de badkamer bonzen, samen eten, praten, schoonmaken. Maar de sfeer tussen ons was veranderd, veranderde, het patroon van ons leven, de kleur. Want er gebeurde niets dramatisch, we hielden onszelf voor - of misschien was ik de enige die dat deed - dat er niets aan de hand was. Maar dieper dan mijn gedachten, dieper dan mijn bewuste ervaring, trok er iets aan me, hing er iets aan me als een gewicht dat ik mee moest slepen; het is niet alleen de tijd die de spieren in je gezicht, het vlees vanje onderarm, omlaagtrekt. Het is niet alleen ouderdom die je pas vertraagt, je schouders buigt, je mat en lusteloos maakt.
We sloegen ons er doorheen. In de herfst van 1966, na een afschuwelijk jaar - laat thuiskomen, marihuana, onvoldoende resultaten die op het laatste moment werden recht getrokken - ging Arden naar de universiteit. Ik vond het een wonder dat ze met haar cijfers op Cornell werd toegelaten, maar ze had een bijzonder hoog iq en scoorde zeer goede resultaten op de schooltests. Een groot aantal jongelui zakte voor hun eindexamen in die jaren, verdovende middelen vierden hoogtij op de scholen, en ze wilde dichteres worden, dus misschien legden ze voor haar minder strenge maatstaven aan dan voor bijvoorbeeld natuurkun- destudenten. De laatste dagen voordat ze wegging konden we het uitstekend met elkaar vinden: ik kocht kleren voor haar, ik hielp haar inpakken, ik bracht haar naar Ithaca.
Toch haalde ik opgelucht adem toen ze weg was. Zelfs de goede tijden tussen ons waren vergiftigd, aangezien ik nooit wist wat haar kwaad maakte, zodat ik altijd gespannen was met haar in de buurt. Met haat in huis leven valt niet mee. Maar toen ze een maand of twee weg was praatte ik mezelf aan dat het enige probleem was geweest dat ze haar eigen ruimte nodig had en dat de universiteit haar die had gegeven. In de toekomst zou er geen vuiltje meer aan de lucht zijn, dacht ik: want ze belde me regelmatig op, maakte een vrolijke, gelukkige indruk, er klonk liefde in haar stem. En ze was opgewonden en aanhalig toen ze thuis kwam voor Thanksgiving en Kerstmis - een paar dagen. Daarna ging het mis - alsof ze een hoek omging en plotseling in het donker stond, of in een afgrond viel - dan schoot ze ineens uit haar slof en trok zich terug in wrokkige woede waarin ze elke opmerking aan haar adres, elk plan waarbij ze betrokken was, elke toespeling op haar, of elke veronachtzaming van haar, elk plan waar ze niet bij betrokken was, opvatte als een blijk van geringschatting, een aanval, dodelijke pijltjes die op haar werden gericht. Dan zat ze broeierig op een stoel en gebruikte haar ogen om ons allemaal en mij in het bijzonder te bestoken met haar eigen giftige pijltjes. En dat hield ze dagen vol, net zolang tot ze weer terug moest naar de universiteit.
In het voorjaar van 1967 bracht ik haar een bezoek op Cornell. Ze
logeerde in mijn hotel terwijl ik daar was en we bleven elke dag tot diep in de nacht praten en lachen. Ze had op eigen houtje een pessarium gehaald en inmiddels vaak geëxperimenteerd met seks, elke keer uit begeerte, zei ze. Maar elke keer gebeurde er iets, wat wist ze zelf niet, de betovering verbleekte - snel. Gemiddeld hield ze het met iedere jongen twee weken vol. Ik probeerde dat te begrijpen. Ik herinnerde me mijn eigen sterke begeerte toen ik achttien was, mijn opvatting dat liefde en begeerte ongeremd moesten zijn, vrij. Toch had ik het gevoel dat er iets niet klopte. Maar ik was inmiddels doodsbang voor mijn dochter, durfde geen kritisch woord meer uit te brengen uit vrees dat ze weer een van haar buien zou krijgen. Dat wist ik toen niet, ik zou het niet met die woorden hebben kunnen zeggen. Ik verkeerde nog steeds in het stadium waarin mijn denken honderd procent praktisch was - wat valt er te doen aan... Ik dacht nooit na over mezelf, ik probeerde alleen mijn hoofd boven water te houden.
Die zomer kwam ze niet thuis. Ze had een nieuwe vriend, Mike, en aan het eind van haar eerste jaar ging ze met hem in een afgelegen commune wonen. Dat was een klein boerderijtje zonder elektriciteit of waterleiding of wc. Er woonden acht mensen, een aantal in het hoofdhuis, een paar stellen in kleinere bijgebouwtjes. Ze maakten muziek en schreven gedichten en verbouwden groenten. Ze hielden geiten en een koe en een paard en aten uitsluitend groenten, kaas en brood, rookten hasjiesj en liepen mee in anti-oorlogsdemonstraties. Ze schreef me lange, hartstochtelijke, filosofische brieven en sloot soms een gedicht bij. Ze bestudeerde wilde bloemen en werd een expert op het gebied van kruidenbrouwsels en bloemendrogen en verdiende wat zakgeld met het verkopen van boeketjes gedroogde bloemen en kruidenthee in een parkje in Ithaca.
Ik hoopte dat Billy na Ardens vertrek vaker thuis zou zijn. Arden en hij hadden het de laatste paar jaar niet erg goed met elkaar kunnen vinden. Maar hij bleef even vaak weg. Ik dacht er niet veel over na. Ik ging helemaal op in mijn carrière, die in die jaren werkelijk een enorme vlucht nam, en de waarheid is dat ik dankbaar was voor de rust, de ruimte. Moeder zijn is zwaar werk - je wordt voortdurend bedolven onder de stemmen, behoeftes, huilbuien, ruzies, eisen van anderen, je hebt vrijwel geen ruimte voor jezelf. Nu Arden studeerde en Billy in de weekeinden meestal niet thuis was, had ik wat ruimte, wat stilte in huis. Ik had alleen Franny. Van Toni merkte ik die jaren ook weinig, want die zat vrijwel onafgebroken in zijn kamertje naast de keuken, waar hij typte, corrigeerde, vellen papier kapotscheurde, opnieuw typte. En Billy bracht wel tijd door met Franny, hij aanbad haar. Hij leerde haar op haar driewieler fietsen, klokkijken en hij las haar vaak voor. Franny miste Arden, die dikwijls met haar ging wandelen en met haar praatte
over bomen en bloemen en hoe huizen en mensen eruitzagen en daar liedjes over maakte. Maar ze was een gelukkig kind - ze had vier moeders gehad en had er nog steeds drie over.
Aan het eind van de zomer kwam Arden een paar weken naar huis, maar ze bracht haar vriend, Mike, mee en verwachtte dat ik hen samen op haar kamer zou laten slapen. Ik zei dat Mike weetikveel op de bank in Toni's werkkamer moest slapen. Daar had Toni de pee over in omdat de jongen zich niet waste en in bed hasjiesj rookte en de hele kamer ernaar stonk, en hij bovendien nooit voor elf uur opstond, zodat Toni niet kon werken. Dus ik zei tegen de jongen dat hij op de bank in de huiskamer moest slapen, en hoewel hij 's avonds laat naar Ardens kamer sloop (dat wist ik, maar ik deed alsof ik niets in de gaten had, want ouder-zijn had me geleerd te huichelen) was ze kwaad dat ik hem zo behandelde en weigerde met me te praten... o, het was walgelijk. Ze vertrokken in zijn rammelkast van een auto zonder dat Arden en ik ons geschil hadden bijgelegd. Maar toen ze een maand later opbelde was ze warm en luchthartig, ze had het uitgemaakt met Mike, had nu een vriend die David heette en was de hele affaire vergeten...
Ik had me neergelegd bij het feit dat Billy nooit meer thuis was en bij de wetenschap dat hij zijn tijd doorbracht bij Brad. Ik kon er niet meer met hem over praten, zo'n verachting voelde ik voor hem. Ik kon er niet over uit dat mijn kleine prins in een pad was veranderd. Te bedenken dat ik zo'n zoon had! O, ik vond het prima dat hij ging studeren en dokter werd als hij dat wilde, maar ik vond het vreselijk dat hij zo'n kruiperig karakter had. Hoe had de lieve jongen van weleer kunnen veranderen in de kruiperige, berekenende reetlikker van nu? Waarom had mijn lieve felle meid zich tegen me gekeerd zodat ik niets kon doen of zeggen zonder haar woede te wekken? Net als alle andere moeders die ik ken concludeerde ik dat dit allemaal was gebeurd vanwege iets dat ik had gedaan - of niet gedaan. Vol woede en schuldgevoelens kroop ik dieper weg in mijn schulp.
Het werd 1968, het begin - weet ik nu - van een periode waarin huiselijke conflicten niet meer leken dan onderdelen van alle andere vreselijke dingen die zich in de wereld om ons heen afspeelden, alsof we zo'n enorme aardbeving meemaakten dat de hele aardbol beefde en niet alleen gebouwen en heuvels maar hele leefpatronen ondersteboven werden gegooid. Ik hing niet zozeer aan onze traditionele manier van leven dat ik vocht om die te behouden, maar daar stond tegenover dat we niets anders kenden en niet wisten wat we ervoor in de plaats moesten nemen.
Dat najaar ging Billy eveneens naar Cornell. Arden was aan het eind van de zomer ook een paar weken thuisgekomen, wijselijk alleen. Ik bracht hen allebei naar Ithaca en deed vergeefse moeite om het driftige
gekibbel dat de hele rit lang woedde de kop in te drukken. De eerste ruzie ging over wiens bagage het meeste ruimte innam en bepaalde de sfeer voor de hele verdere rit.
Billy: Arden heeft veel te veel spullen, er is geen ruimte meer voor de mijne. Zij heeft al een heleboel daar. Het is niet eerlijk!
Arden: Ik heb helemaal niet zoveel en ik heb alles nodig. Hij is degene die alle rotzooi meeneemt.
Billy: Ja nou, die gitaar heb je echt nodig!
Arden: En jij al die stereoapparatuur! Een gitaar is tenminste een instrument, iets artistieks, terwijl een stereo alleen maar een bijdrage is aan de burgerlijke consumptiemaatschappij.
O ja? riep Billy. En dat vloerkleed dan dat ze mee terugnam, mammies kleed dat ze zomaar van mammies vloer had gepakt!
Daarop ontstak Arden in grote woede en gilde over de koude vloer van haar hut en dat Billy kennelijk wilde dat ze longontsteking kreeg (hetzelfde argument als ze, iets rustiger, tegen mij had gebruikt om me zover te krijgen dat ik haar het vloerkleed gaf). Daarna volgde een lang twistgesprek over waar we zouden eten en Arden pruilde en weigerde te eten omdat we geen vegetarisch restaurant hadden kunnen vinden. Daarna werd er helemaal geen woord meer gezegd. Arden zat woedend te roken op de achterbank, even kwaad op mij als op Billy. Billy en ik reden om de beurt, zwijgend.
We hadden afgesproken eerst Arden naar de commune te brengen en daar een kop thee en iets lekkers te nemen. Op haar aanwijzingen draaide ik een niet aangegeven smal rotsachtig zandweggetje in en klom hotsend en botsend een steile helling op. Na verscheidene kilometers gekronkeld te hebben kwamen we uit op een groen plateau dat was omringd door heuvels en waarop vier of vijf houten gebouwtjes op willekeurige plekken tussen de bomen stonden. Het was er prachtig en ik kon me voorstellen waarom Arden er zo graag woonde. Er lag een omheinde wei voor het paard en nog een voor de geiten, en in een zonovergoten, door een hoge afrastering beschermde tuin groeiden maïs en aardappelen en kool en sla en tomaten en sperziebonen.
Toen we uit de auto stapten kwamen er een paar jongelui uit het huis. Ze begroetten Arden zonder enige geestdrift, behalve David, die naar buiten rende en haar omhelsde. De anderen stonden Billy en mij aan te staren. Billy en ik keken naar hen - ik kon me volledig in zijn gevoelens verplaatsen - en kropen in onze schulp. Het lag niet aan de baarden van de mannen of het lange warrige haar van de vrouwen, de sjofelheid, zelfs de smerigheid van hun kleren, ofde lange bedrukte katoenen rokken die de vrouwen aan hadden, hun hoofddoeken, hun alledaagse, onopgemaakte gezichten, allemaal dingen die een soort onderdanige rol suggereerden - nee. Het was de manier waarop ze daar stonden, waarop ze
naar ons keken, met boze achterdocht, wantrouwen, alsof ze geloofden dat we waren gekomen om hen te vernietigen, of op zijn minst om van onze afkeuring te getuigen. Stuk voor stuk waren ze de belichaming van de paranoia die Arden voelde als ze in haar sombere buien was. Hield dat in dat een hele generatie daar last van had? Of was het gewoon een kwestie van een aantal paranoialijders die elkaar gevonden hadden? Was Arden geestelijk gestoord?
We bleven niet lang. Arden maakte niet de indruk teleurgesteld te zijn toen we besloten om geen thee te blijven drinken. Ze gaf ons geen van beiden een afscheidszoen. Toen Billy en ik terugreden over het zandweggetje keken we elkaar veelbetekenend aan. We hadden allebei de giebels en toen we weer op de grote weg waren begonnen we heel mal te doen en grapjes te maken en te ginnegappen zoals vroeger. We reden meteen door naar zijn studentenflat en ik hielp hem zijn kamer op orde maken - gordijnen ophangen, zijn bed opmaken, een paar foto's op de muur hangen. Toen we afscheid namen klemden we ons aan elkaar vast. De hele terugweg naar Lynbrook leek het alsof mijn hart dood was.
Billy was op de universiteit hetzelfde als hij op de middelbare school was geweest; hij was stil, werkte hard, had weinig vrienden. Arden wilde niets met haar broer te maken hebben. Daar zeiden ze geen van tweeën iets van tegen mij, maar ik kon het aan Billy's stem horen als we het over de telefoon over Arden hadden, en ook aan de hare, bij de (inmiddels) zeldzame gelegenheden dat ze belde - zelf kon ik haar niet opbellen, de commune had geen telefoon. Ze negeerde hem, nodigde hem nooit uit om naar de commune te komen - niet dat hij daar behoefte aan had. En aangezien ze op verschillende faculteiten zaten kwamen ze elkaar op de universiteit zelden tegen. Dat deed me pijn. En hem ook.
Twee weken voor Kerstmis vierde Toni zijn dertigste verjaardag en ik gaf een feestje, nodigde een aantal van onze vrienden uit, serveerde eten, champagne. Hij was de hele avond stil en verstrooid en toen we alles hadden afgeruimd zei hij dat hij nog een tijdje ging werken. Ik had mijn twijfels over het werk dat hij kon doen na zes glazen champagne, maar ging zonder iets te zeggen naar bed. Toen ik om drie uur wakker werd en hij er nog steeds niet was, stond ik op en ging naar beneden. Het was erg koud in huis; de lucht was koud, stil en zwaar van de etensgeuren, de rook, de gemorste drank. Het was donker en bij het binnenkomen van de huiskamer liep ik tegen een stoel. Toni zat ineengedoken in een hoek van de bank te roken.
Ik liep naar hem toe en ging naast hem zitten en sloeg mijn arm om hem heen. Hij legde zijn hand op de mijne, die op zijn schouder lag. We zeiden geen woord. Lange tijd bleven we zo zitten.
'Het was een leuk feestje. Lief van je om dat voor me te doen,' zei hij. 'Dat is het niet.'
'Dat weet ik,' zei ik. We bleven zitten.
'Je kunt nu toch niets oplossen. Kom naar bed,' zei ik. En zonder een woord te zeggen stond hij op en liep achter me aan.
Ruim een jaar daarvoor had hij zijn roman afgemaakt. Die was goed, ik vond hem goed, ik vond hem héél goed en hij, voor zover hij in staat was om zijn eigen werk te beoordelen, ook. Waarschijnlijk vond hij het een meesterwerk. En wie weet? Misschien was het dat ook. Ik had bij mijn journalistieke vrienden navraag gedaan naar een agent en Toni had het manuscript naar een zekere Jay Waxman gestuurd, die de naam had een uitstekende smaak te hebben. Jay was enthousiast over het boek, maar sinds die tijd was het van de ene uitgever naar de andere gegaan. Toen Jay het aannam was Toni opgetogen geweest - Jay's enthousiasme werkte aanstekelijk: hij was ervan overtuigd dat het enkel een kwestie van maanden zou zijn voordat het boek uitgegeven en alom geprezen zou worden. Maar de roman ging van kantoor naar kantoor en hij wachtte steeds op een telefoontje en verloor de moed. Op een dag stond hij moeizaam op, liep naar zijn werkkamer en deed de deur dicht. Daarna ging hij trouw elke dag naar zijn kamer; eerst hoorde je een enorm geratel van de schrijfmachine, dan viel er een loodzware stilte. Drie uur later kwam hij soms kwaad over een geluid, een voorval (vuilnisophaaldienst, een buurman aan de achterdeur) dat zijn concentratie had verbroken, naar buiten. Dan bleef hij een uur of langer mokken en weigerde een woord te zeggen.
Toen we dit een paar weken hadden meegemaakt gaf hij zijn pogingen om te schrijven op en bracht zijn tijd door in de huiskamer met het lezen van 'avonturen'- en wildwesttijdschriften voor mannen. Die kocht hij met tientallen tegelijk. Onderzoek, dacht ik. Wanhoop. Korte tijd later ging hij weer naar zijn werkkamer en ratelde weer op de oude lawaaierige draagbare Royal die hij al sinds zijn studententijd had. Tegen mij zei hij dat hij verhalen schreef, maar hij maakte geen vrolijke indruk en bood niet aan ze me te laten lezen. Tenslotte vroeg ik hem wat hij schreef.
'Rotzooi,' zei hij op bittere toon. 'Als ik mijn roman niet kan verkopen dan zal ik rotzooi verkopen. Mij een zorg.'
Maar hij scheen evenmin in staat te zijn 'rotzooi' te verkopen.
Toen - drie dagen na zijn dertigste verjaardag, drie dagen na de nacht dat hij het te kwaad had gekregen (had hij zelfmoordplannen? Had hij overwogen om uit het leven te stappen of alleen maar om van mij weg te gaan?) werd Toni's roman geaccepteerd door een uitgeverij in New York. En terwijl hij daar nog opgetogen over was kreeg hij een telefoontje van He-Man , een van de tijdschriften waar hij zijn verhalen naar toe had gestuurd: ze vonden zijn werk prachtig, gingen het verhaal dat hij hun had gestuurd afdrukken en wilden er meer.
Hij zweefde. Hij liep door een deur het Succes binnen. Toen ik zei dat een zekere mate van succes in de wereldje geen ander mens maakte (mij in ieder geval niet. Of toch?) keek hij me aan alsof ik niet goed wijs was. Hij ging nu geregeld de stad in-om te lunchen met zijn redacteur in een restaurant in de East Side, om te lunchen met Jay in een restaurant in de East Side, om te lunchen met de redactie van He-Man. Jay stuurde zijn verhalen naar filmagentschappen en daar raakte hij nog veel opgewondener van. Hij had fantastische verhalen over wat hij zou kopen van het geld dat hij verdiende. De verhalen-hij verkocht er vijf in drie maanden tijd - leverden veel meer op dan de roman die hem vijfjaar van zijn jonge leven had gekost. Ik las er maar één van. Toen ik het uit had, rukte hij me de papieren uit de hand voordat ik de kans kreeg om iets te zeggen. Hij grauwde me toe: 'Inderdaad, rotzooi! Nou en? Het verkoopt! Denk je dat wat jij doet zo verheven is?'
O, Toni.
Maar hij bleef opgetogen, las de opmerkingen van de editor, bracht zelfcorrecties aan, wachtte vervolgens af en droomde over de recensies. Ik wist dat hij al recensies verzinnend door het huis liep en dat hij, wat er ook in de echte zou staan, altijd teleurgesteld zou zijn.
Begin september 1969 verscheen het boek. Het was opgedragen aan mij. 'Voor Anastasia,' stond erin, 'sine qua non.' Het kreeg korte maar bewonderende recensies. Er werden vijfentwintighonderd exemplaren van verkocht. 'Nou, ik elk geval hebben ze mijn ellendige duizend dollar voorschot terugverdiend,' mompelde hij met een ruwe stem die hij vroeger niet had gehad. Hij stuurde exemplaren naar zijn familieleden, maar ik heb het idee dat die beledigd waren door wat zij alleen maar konden zien als een familieportret, en zijn moeder was de enige die hem feliciteerde - maar die had het boek duidelijk niet gelezen.
Een paar weken later nam Paramount een optie op een van zijn avonturenverhalen. Ironisch genoeg was dat het verhaal van mijn Cubaanse avontuur, zij het aanzienlijk veranderd. De heldin was een moedige maar naïeve verslaggeefster en er was een stompzinnige, corrupte commandant van een troepje schietgrage, van niets wetende Cubaanse emigranten. Ze landen inderdaad op Cuba en raken daar in ernstige moeilijkheden, maar een wijze, deskundige ciA -man die het hele troepje op het spoor is gebleven, komt te hulp met een eenheid van Alpha 66 die het leven van de meeste Cubanen en van het meisje redt. De cia- man krijgt het meisje, maar moet natuurlijk meteen weer weg om een ander avontuur te beginnen. De corrupte commandant wordt door de Cubanen krijgsgevangen gemaakt en aan zijn lot overgelaten.
Ze vonden het prachtig. Ze zeiden dat het een gelukkige mengeling was van humor (de stomme Cubanen), dramatiek (de invasie), romantiek (het meisje) en ironie - want het hele avontuur is zinloos en heeft
geen enkel praktisch resultaat. Ironie was juist in die tijd in de mode in Hollywood. Ze zeiden dat het een prachtige film zou opleveren. Wat ook waar was. Ze betaalden hem tienduizend dollar voor een optie van een jaar en gaven hem een garantie van nog eens vijftigduizend dollar als de film gemaakt werd. Daarna hing hij elke dag uren aan de telefoon om met Jay over 'deals' te praten. Het geld van de optie gaf hij uit aan een rode Corvette. Hij droeg zijn zijden overhemden als hij zakenlunches had in de stad en kocht een pak bij J. Press.
2. Het is februari 1970; groezelige resten van de laatste sneeuw liggen opgestapeld langs hekken en trottoirbanden, hard bevroren, weigerend te smelten. IJslinten lopen kriskras over de wegen in de buitenwijken en brengen tonnenzware auto's aan het slippen. Aan sommige takken van de bomen rondom een huis met een grote tuin in Old Hodge's Road, Huntington hangt nog steeds ijs: het glinstert in de zon als bevroren tranen.
Een zes jaar oude Ford combi komt door de bocht de straat in en rijdt langzaam, voorzichtig over het ijs. Hij staat stil voor het huis met de grote tuin en er stapt een vrouw uit die is gekleed in een lange broek, een ski-jek en hoge, met bont gevoerde laarzen. Ze maakt het achterportier open en pakt een grote boodschappentas, die kennelijk vol kleren zit, van de achterbank. Met moeite zeult ze de tas met zich mee over het met ijs bedekte pad naar de voordeur. Verscheidene keren glijdt ze uit. Ze belt aan en de deur gaat open.
De gastvrouw begroet haar gast met zachte stem, hartelijk maar intens, op de toon die men gebruikt na een geval van overlijden.
Haar gast antwoordt op dezelfde toon en zet de tas op de grond.
De vrouwen geven elkaar een vluchtige zoen, omhelzen elkaar, blijven meer dan een minuut dicht tegen elkaar staan, kloppen elkaar op de rug. Beiden zijn zich ervan bewust dat de gebruikelijke gedwongenheid tussen hen ontbreekt.
'Kom binnen. Doe je jas uit. Ik was zo blij datje belde.'
'Leuk om je weer te zien.' De bezoekster trekt haarjas en handschoenen uit. De gastvrouw neemt de jas en hangt die in een kleine kast bij de deur.
'Het is een hele tijd geleden! Kerstmis, geloof ik.'
'Inderdaad.'
De bezoekster pakt de boodschappentas van de grond. 'Ik heb wat dingen meegebracht. Franny schiet gewoon omhoog'- ze moet alles nieuw hebben! Ik was wat aan het rommelen in de kleren waar ze uitgegroeid was en dacht dat Jenny deze misschien kon gebruiken.' Ze wijst op de tas. 'Ze zijn nog goed, ze zijn alleen maar te klein. Maar
waarschijnlijk zijn ze Jenny nog te groot,' besluit ze verontschuldigend.
De gastvrouw kij kt naar de tas alsof ze iets uitrekent in haar hoofd.' O, we zullen meteen kijken. Kom binnen!'
De gast doet haar laarzen uit. Op dikke wollen sokken volgt ze, met de tas, haar gastvrouw naar de huiskamer. De vrouwen gaan naast elkaar op de bank zitten; de bezoekster trekt het ene kledingstuk na het andere uit de tas en houdt het omhoog om het te laten zien.
'O! O, mooi! O, dat zou ze meteen aan kunnen! O, dat is fantastisch, dat zal ze prachtig vinden! Kinderen zijn tegenwoordig echt dol op dikke truien. Waarschijnlijk zal ze hem meteen aan willen trekken, al zal ze er ook in verdrinken. Maar volgend jaar!'
De bezoekster hoort de geforceerdheid in haar stem, de moeite die ze doet om een vrolijke, blije indruk te maken.
De gastvrouw glimlacht, vouwt de kleren weer op en legt ze op een stoel. 'En? Heb je zin in koffie? Of een borrel?'
'Koffie zou lekker zijn.'
Nu hangt er een voelbare spanning tussen hen.
'Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik ze heb meegebracht,' zegt de bezoekster verontschuldigend terwijl de twee vrouwen naar de keuken lopen. 'Ze waren gewoon te goed om weg te gooien en ik dacht dat Jenny ze misschien leuk zou vinden...'
'Ze zal ze prachtig vinden!' antwoordt de gastvrouw, maar haar stem klinkt luid en er zit een scherpe klank aan. 'En,' zegt ze terwijl ze water in een ketel laat lopen, 'wat heb jij zoal uitgevoerd?'
De bezoekster, die op een hoge kruk bij de aanrecht zit, haalt haar schouders op. 'Het bekende werk.' Ze steekt een sigaret op. Ze is bleek, heeft wel haar ogen opgemaakt maar niet haar lippen gestift. Haar korte haar hangt slap neer - het moet nodig gewassen worden, jij?'
'Ja-a.' De gastvrouw trekt een laatje van de keukenkast open en pakt er een bijna leeg pakje sigaretten uit. Ze steekt er een op. Met haar armen voor haar borst, waarbij ze met beide handen haar ellebogen omklemd houdt alsof ze het koud heeft, en met een sigaret tussen haar vingers loopt ze naar de andere kant van de keuken en gaat op een houten stoel zitten. 'Ik heb een dagje vri j vandaag... onderwijsconferen tie. Anders van hetzelfde als altijd.'
De twee vrouwen kijken naar elkaa r. De gastvrouw draagt geen ma ke-up en haar haar is strak naar achteren getrokken en vastgezet. Ze maakt een vermoeide, afgematte indruk; ze is gekleed in een ruime wollen broek en een pluizige orlon trui.
'En hoe maakt Toni het?' vraagt de gastvrouw op haar luide toon. 'Gaat ie lekker in Hollywood?' Ze schijnt het gevoel te hebben dat er iets ontbreekt in haar vraag, want voordat de ander antwoord kan geven barst ze uit: 'Het is echt fantastisch! Een film schrijven! Dat is geweldig! Schitterend gewoon!'
De bezoekster glimlacht alsof ze iets begrijpt dat niet is uitgesproken. 'Het is fantastisch voor hem.'
De gastvrouw leunt achteruit in haar stoel. Haar stem wordt zachter, maar is nog steeds gespannen. 'Voor jou niet?'
De bezoekster schudt haar hoofd.
'Waarom, Anastasia?' vraagt de gastvrouw zacht.
De ketel fluit en de gastvrouw wil opstaan. Anastasia beduidt haar te blijven zitten en draait het gas uit. Ze giet kokend water in het filter van de koffiepot. Met haar rug naar de ander zegt ze: 'Hij heeft me met Franny laten zitten. Toen ik het goed vond om een kind te krijgen beloofde hij dat hij het groot zou brengen. Maar hij is er zonder haar vandoor gegaan.'
De gastvrouw gaat met een ruk overeind zitten. 'Had je dan gewild dat hij haar meenam?'
'Nee.'
De gastvrouw laat zich weer achteruitzakken, uit haar houding straalt iets moedeloos. 'Ja. Ik begrijp het.' Ze blaast een straal rook uit. De spanning in het vertrek neemt af. 'Maar je kunt je in elk geval veroorloven om iemand te betalen om voor haar te zorgen.'
'Jawel. Maar voor haar is het vreselijk. Zie je, Arden en Billy zijn weg, Toni is weg. Als ik wegga blijft ze alleen achter bij een onbekende. Ze verkeert in een shocktoestand, elke nacht heeft ze nachtmerries.'
'O! O! Misschien... nee, je kunt haar niet hiernaar toe brengen, ze gaat naar school... maar misschien... je hebt er het geld voor... je zou kunnen verhuizen, een huis hier in de buurt kunnen kopen, en als je dan weggaat zou Franny hier kunnen komen. De kinderen zijn altijd thuis, er gebeurt altijd wel iets, ze zou meer het gevoel hebben dat ze in een gezin was. Nou, ze zou ook in een gezin zijn!'
'Joy, dat is heel lief. Echt waar. Maar je hebt je handen al vol genoeg.'
Joy heft fier haar hoofd. 'We redden ons,' zegt ze stijfjes. 'Iedereen moet een handje helpen.'
Anastasia hoort de woede in haar stem. Ze houdt zichzelf voor dat die niet tegen haar is gericht. Ze richt zich tot de woede. 'O, dat is fantastisch!' Warme stem, glimlach. 'Helpen jouw kinderen je echt? Bij de mijne liet dat een heleboel te wensen over.'
'Ze moeten,' zegt Joy scherp. 'Ze móeten! Ik kan het alleen niet allemaal aan. Dat kan ik gewoon niet!'
De bezoekster slaat geen acht op de woede, maar gaat op warme toon verder: 'Wat doen ze allemaal? Ik ben onder de indruk.'
'Koffie is klaar.' Joy loopt naar het fornuis, haalt het filter van de glazen pot en schenkt koffie in twee gereedstaande kopjes. 'Wil je naar binnen?'
'Nee, laten we hier blijven. Ik zit graag in keukens.'
'Ik ook.'
Ze nemen hun kopje mee naar de tafel en gaan zitten. Anastasia staat op.
'Wat is er?'
'Melk.' Ze trekt de koelkast open.
'O!' Joys lippen worden dun. 'Ik geloof niet dat ik die heb. Vanmorgen heb ik het laatste restje opgebruikt. Ik was van plan om naar de winkel te gaan maar... ik ben het vergeten.'
Anastasia gaat terug naar haar stoel.
'Het spijt me.' Joy bestudeert haar gezicht. 'Kun je hem zwart drinken?'
'Tuurlijk. Dat is prima. Ik drink hem vaak zwart.' Haar stem is gespannen.
'Ik heb geen kofïiegebak of iets anders erbij,' zegt Joy ongelukkig.
'Je weet toch dat ik daar niets om geef.'
'Ik was zo blij dat ik een dag vrij had om aan mijn scriptie te werken. Het is zo moeilijk voor me om zulke grote projecten te doen. Meestal werk ik er in de weekends aan, maar dan moet ik boodschappen doen en kleren van de stomerij halen en dingen voor de kinderen kopen...je weet hoe dat gaat... dus ik ging vanmorgen meteen aan de eetkamertafel zitten en deed mijn boeken open en het is me allemaal door het hoofd geschoten...'
'O, Joy, natuurlijk begrijp ik het. Maak alsjeblieft geen verontschuldigingen. Misschien had ik vandaag niet moeten komen. Dan had je de hele dag rust en stilte gehad.'
'Wanneer zouden we elkaar anders moeten bezoeken? Ik ben blij dat je gekomen bent.' Joy drinkt koffie en leunt achterover in haar stoel. Ze ontspant haar linkerhand. Die is helemaal wit. Ze probeert tegen haar zuster te glimlachen, maar haar mond is stijf. Ze schraapt haar keel in een poging haar stem te verzachten. 'Maar ik neem aan dat Toni niet al te lang weg zal blijven. Het duurt toch niet zo lang om een scenario te schrijven, ofwel? Hoe lang zou hij wegblijven?'
Anastasia haalt haar schouders op. 'Geen idee. Zes maanden, een jaar.'
'Hoe lang is hij al weg?'
'Sinds oktober... iets meer dan drie maanden.'
'Dus het zal niet zo lang meer duren.' Warme stem, beantwoordt de warmte die ze gekregen heeft.
Anastasia glimlacht. 'Maar vertel me eens over die fantastische kinderen van je.'
Joy glimlacht eveneens. 'Het zijn echt reusachtige kinderen. Nou, Jonathan wordt geacht de was te doen, de wc's schoon te maken en om beurten met Julie de vaat te wassen en af te drogen. Julie stofzuigt en
stoft de kamers beneden en maakt de keuken schoon. Ik ben verantwoordelijk voor al het andere. Jenny... tja, die wordt geacht haar kamer schoon te houden en de tafel te dekken.'Joy lacht. 'Ze worden allemaal geacht hun eigen kamer schoon te houden.'
'En doen ze dat ook?' Anastasia klinkt verbaasd.
'Ze moeten wel als ze schone kleren en een schoon huis willen!' Scherpe stem. Vervolgens, milder: 'O, ze zijn slordig, ik moet ze er vaak aan herinneren. Maar ze doen het redelijk, op het opruimen van hun kamer na. Ze weten dat we allemaal één lijn moeten trekken...'
'Hoe is je dagindeling?'
'Dat wil je niet weten.'
'Jawel.'
'Echt waar?'
Anastasia knikt.
Joy doet er verslag van alsof ze een handboek voor alleenstaande ouders voorleest: opstaan om halfzes, koffie zetten, tafel dekken voor het ontbijt terwijl de koffie druppelt, een kopje mee naar boven nemen, douchen, bed opmaken, aankleden, elektrische krullers in haar, gezicht opmaken, kinderen wekken, hun ontbijt klaar zetten - sinaasappelsap uit de diepvries, vlokken of muffins, een muffin met margarine besmeren voor zichzelf en die opeten terwijl ze boterhammen met pindakaas of worst maakt en de vragen ruzies klachten van de kinderen opvangt, hen herinneren aan de klusjes voor die dag, naar boven gaan, Jenny helpen zich aan te kleden voor school, ervoor zorgen dat ze al haar boeken heeft, haar huiswerk, haar middagboterham, een sjaal over haar hoofd gooien, jas en laarzen aanschieten, Jenny haar sneeuwpak aantrekken, haar naar de bushalte brengen, terug lopen naar huis. (Variatie: als het gesneeuwd heeft: auto starten, verwarming en ontdooier aanzetten, motor laten lopen.) Naar binnen, jas en laarzen uitdoen, einde proberen te maken aan ruzie tussen Julie en Jonathan, erop toezien dat ze hun boterhammen meenemen, hen herinneren aan eventueel bezoek aan dokter of tandarts (variatie), afscheidskus geven, naar boven rennen en krullers verwijderen, haar nog niet kammen, sjaal eroverheen, naar beneden, keukentafel afruimen, kruimels opvegen, alle kopjes en borden in de gootsteen zetten en afspoelen, vlammetje onder de koffiepot uitdraaien, laatste slokje koffie nemen, kopje in gootsteen zetten, afspoelen, jas, laarzen, handschoenen aantrekken, boeken, papieren, boterhammen voor zichzelf meenemen, huis uitgaan, deur op slot doen. (Variatie: als het gesneeuwd en hard gevroren heeft: met krabber ijs van de voorruit verwijderen.) Acht kilometer rijden naar de Manners School, parkeren. (Andere variatie, een crisis: auto wil niet starten. Procedure in dit geval te ingewikkeld om hier uit de doeken te worden gedaan. Zie aantekeningen.)
Anastasia zucht. Het is pas kwart voor acht.
'Ga door,' zegt ze.
'Weetje het zeker?' 'Ja.' '
School binnengaan, collega's op kantoor begroeten, naar kantine kantoorpersoneel, sjaal afdoen en haar kammen, make-up bijwerken. Terug naar kantoor, koffie zetten of inschenken (het kantoorpersoneel heeft zijn eigen machine), sigaret opsteken, even babbelen met collega's, klokslag acht uur klaar zijn om aan het werk te gaan.
Van acht tot twaalf typen, opbergen, telefoon opnemen, brieven opnemen van directeur, altijd uitgekozen voor dit karwei want het snelst en accuraatst, koffie zetten en naar de directeur brengen. Meer typen. Van twaalf tot kwart voor één middagpauze. Eten in kantine kantoorpersoneel met koffie uit kantoor, ondertussen Franse werkwoorden, de namen van generaals en belangrijke veldslagen tijdens Amerikaanse Revolutie of van de onderdelen van pantoffeldiertjes en amoeben lezen en proberen in het hoofd te stampen. Korte vrolijke babbel met collega's. Van kwart voor één tot drie uur - alleen is het nooit drie uur, eerder tien over - meer typen, brieven opnemen, opbergwerkzaamheden. Jas, sjaal, laarzen weer aandoen, terug naar de auto. (Variatie als het gesneeuwd heeft: sneeuw van auto verwijderen, motor en ontdooier laten lopen.) Met grote snelheid de acht kilometer naar de hoek van Mill Lane en Hobart Street afleggen. Drie mogelijkheden: i. Geen schoolbus of kind te zien: motor afzetten, zuchten, wachten. 2. Geen schoolbus te zien maar kind wel: motor afzetten, uit auto springen, in paniek geraakt zes jaar oud meisje sussen. 3. Schoolbus wel te zien maar kind niet: uitstappen en naar bushalte lopen, handje pakken van kind dat uitstapt, haar naar de auto brengen. (Variatie 1: op zijn minst één keer per week vijf kilometer naar de supermarkt rijden. Uitstappen, winkel binnengaan, kopen: pakje hamburgers of worstjes, sla, melk, margarine, brood, koekjes, eventueel hoofdvoorraad aanvullen, betalen voor aankopen (deze handeling wordt niet vermeld, maar zowel spreekster als toehoorster zijn zich ten zeerste bewust van deze stap). Variatie 2: van tijd tot tijd negen kilometer rijden met klein kind naar de dokter in de dichtstbijzijnde stad, kind naar spreekkamer brengen, bij haar blijven, met dokter praten, dokter betalen met cheque, weggaan. Variatie 3: Idem, alleen spreekkamer van tandarts. In dit geval in wachtkamer blijven zitten, lesboek lezen, meteen betalen niet nodig.)
Vijf kilometer rijden naar huis in Old Hodge's Road, uitstappen, zakken uit auto halen (indien van toepassing), kijken of kind boeken en spullen heeft (Variatie als het heeft gesneeuwd: zichzelf er mompelend aan herinneren pad met zand of zout te bestrooien), naar binnen, jas enzovoort uittrekken, kind helpen jas enzovoort uit te trekken, kind
melk en koekjes aanbieden. Met kind gaan zitten, informeren naar haar dag op school, glimlachen.
Kind toestemming geven om met vriendin te gaan spelen, haar naar boven sturen om zich te verkleden. Boeken uitspreiden op eetkamertafel, huiswerk afmaken. Tijd die hiervoor beschikbaar is varieert van niets (ergste geval) tot anderhalf uur (gunstigste geval), afhankelijk van Variaties (zie boven). Tijdens deze periode verschijnen oudere kinderen. Uur van verschijnen varieert enorm, evenals stemming kinderen. Soms smijten met boeken, slaan met deuren, luide stemmen; dan weer glimlachjes, goedgemutst aanbod om te helpen. Maar altijd in deze periode ruzie tussen ten minste één kind en een ander, één kind en ouder.
Twee avonden per week: om kwart over vijf beginnen met avondeten maken. Aangezien dat om kwart voor zes klaar moet zijn, gehaaste voorbereidingen, maaltijd eenvoudig. Beste geval: restjes. Klein kind komt om halfzes thuis, gaat aan tafel zitten en eet met moeder. Oudere kinderen eten soms wel, soms niet mee. In het laatste geval maken ze later hun eigen eten klaar of warmen het op. Eten naar binnen schrokken. Tafel afruimen, borden in de gootsteen, tegen ouder kind schreeuwen dat ontbijtspullen nog niet omgewassen zijn. Om vijf over zes klaar om weg te gaan: klein kind opdragen huiswerk te maken, oudere kinderen instructies geven, haastig naar wc, lipstick bijwerken, haar kammen, jas, laarzen, handschoenen aantrekken, boeken in linnen tas doen, klein kind kus geven, om kwart over zes huis uitgaan. Dertig kilometer rijden naar plaatselijke universiteit, parkeren op gigantisch parkeerterrein, kilometer lopen naar lokaal, naar binnen gaan, jas uittrekken, gaan zitten, even met kennissen praten, bel gaat, docent komt binnen, les begint. Zenuwachtig, niet zeker of Franse werkwoorden generaals veldslagen eigenschappen van eencellige diertjes voldoende geleerd zijn, heel zenuwachtig als docent schriftelijk overhoort, blij nee erg opgelucht als ze papier terugkrijgt met hoog cijfer. Om twintig over acht gaat de bel: jas en handschoenen aantrekken, naar driehonderd meter verderop gelegen gebouw lopen, naar binnen gaan, naar klaslokaal, hetzelfde als boven.
9.50 uur. Samen met andere studenten gebouw uitgaan maar niet met hen blijven praten. Bijna een kilometer lopen naar auto, instappen. (Variatie als het gesneeuwd heeft: eerst ruiten schoonmaken met krabbertje.) Dertig kilometer rijden naar huis in Old Hodge's Road. Uitstappen, auto op slot doen, huis binnengaan. Bidden dat alles daar in orde is: geen ruzie, huiswerk gemaakt, klusjes opgeknapt, kinderen vrolijk. Gebeden zelden verhoord. Vaak toestanden om op te lossen. Niet meer bij machte om te glimlachen. Zo snel mogelijk uitkleden, kleren op stoel gooien, op bed vallen, slapen.
Drie avonden per week: hetzelfde als boven maar misschien iets lan
ger doen over eten koken, en na het eten boeken mee naar boven, waar geluid van televisie niet zo doordringt en daar huiswerk maken. Vaak onderbroken door kinderen, lange interruptie om klein kind in bad en naar bed te doen.
Weekeinden: Uit macht der gewoonte om zes uur of halfzeven opstaan. Maar genieten van luxe van kop koffie aan tafel, soms met sigaret. Rust en stilte, kans om eigen dagindeling te bepalen, enkel gestoord door, soms ontwrichtende, aanwezigheid van (altijd) luidruchtige (vaak) vechtende, klagende, huilende, boze kinderen.
Constanten: Bank: cheque verzilveren, boodschappen doen, braadstuk in oven voor de rest van de week, kleren naar stomerij brengen, taxi spelen voor kinderen in de buurt, huiswerk, huiswerk, huiswerk.
Variabelen: noodzakelijke kleren of schoolbenodigdheden voor kinderen kopen, cadeautjes voor verjaardagen, Kerstmis, andere gelegenheden waarvoor cadeautjes vereist, afspraken voor dokter of tandarts, crises, intern (kind heeft ongeluk, moet naar ziekenhuis, kind wordt ziek, moet verzorgd worden, ouder wordt ziek, gooit hele huishouding in de war, panne met auto: zie aantekeningen) of extern (vriendin krijgt huilbui, moet getroost worden, vriendin wordt ziek, heeft hulp nodig, vriendin, lang niet gesproken, belt op, lang telefoongesprek noodzakelijk). Verder: vriendin of familielid komt langs, feestjes of diners op zaterdagavond: naar toe gaan, nooit zelf geven.
'Laten we die borrel nemen,' zegt Anastasia. Ze denkt maar zegt niet: Haar leven is erger dan dat van moeder is geweest.
Ze zijn verhuisd naar de huiskamer, waar ze tegenover elkaar op twee- zitsbankjes zitten. Joy is minder gespannen, de vermoeidheid rondom haar ogen is iets verminderd. Anastasia is warmer gestemd. Nu kan ze ongedwongen, zonder de indruk te wekken veroordelend of nieuwsgierig te zijn, vragen: 'En hoe zit het nu, Joy, wat is er aan de hand met Justin?'
En Joy kan antwoorden, zonder scherpte of woede: 'O God, ik weet het niet, An.'
Anastasia blijft haar enige tijd aankijken. 'Ziet het er heel slecht uit?' vraagt ze tenslotte.
Joy zucht. 'Behoorlijk.' Ze kijkt op. 'Ik wil niet dat moeder erachter komt.'
'Waarom niet?'
Joys mond verstrakt. 'Ik wil het gewoon niet! Ik weet niet waarom, ik wil het niet!' Haar ogen glinsteren.
'Ze vermoedt iets...'
Ogen die geschrokken oplichten. 'Wat zei ze?'
'O... niet veel. Ze was aan het vissen ofik iets wist.' Anastasia praat
omzichtig, ze let goed op wat ze zegt. 'Alleen maar dat je er zo moe uitziet, dat het vreemd was dat Justin met Kerstmis zo vroeg terugging naar Texas, dat ze zich zorgen maakt over jou.'
'Ik wil niet dat ze het weet!'
'Ik zal niets zeggen.'
'Beloofje dat?'
'Dat beloof ik.'
Joy kijkt om zich heen, vindt een verfrommeld pakje Camel. 'Mag ik een sigaret van je schooien?'
Anastasia biedt haar er een aan, ze steekt hem zenuwachtig aan. Ze blaast rook uit en begint aan haar hand te krabben. Haar duim is rood en rauw. 'Het was waar, wat ik iedereen vertelde toen ik terugkwam naar Long Island... ik wilde ook een vast huis na al die jaren verhuizen, verhuizen... En ik wilde niet in Texas wonen. Ik ken geen mens in Texas, ik wilde in de buurt van mijn familie wonen, mijn oude vrienden, niet dat er daar zoveel van over zijn... Maar ik zie Kitty van tijd tot tijd en Penny Dyckman - herinner je je die nog? Penny Swopes - ze woont hier niet ver vandaan, in Old Westbury... En Justin zou maar driejaar in Texas blijven.
Ik praatte er voortdurend over, hij werd er gek van, uiteindelijk zei hij, okee, ga je gang, maar hij wilde dat ik in Washington ging wonen omdat hij het idee had dat hij op de nominatie stond om daar een baan te krijgen, hij had het gevoel dat ze hem op een hoge positie in het Pentagon gingen benoemen... Maar in Washington ken ik ook niemand, behalve een paar officiersvrouwen die ik in Duitsland ofde Filippijnen heb leren kennen en van wie de man nu in Washington zit, en die vind ik waardeloos, daar wil ik niet in de buurt wonen, ik haat ze, ik haat het leger.' Haar ogen schieten vol tranen.
'Hij weet nog steeds niet of dat echt zal gebeuren, dat zal nog verscheidene maanden duren. Maar goed, de afspraak was dat ik hier een huis zou vinden en dat hij zodra hij kon hierheen zou komen, en als hij in Washington werd gestationeerd zou hij op en neer reizen, het zou geen enkel probleem zijn om te vliegen of te rijden, dat zou prima zijn, en ik zei dat het tijd werd dat ik ook eens een keer mijn zin kreeg, want ik ben al vijftien jaar lang aan het verhuizen en verhuizen en de kinderen overal heen aan het slepen en ik heb er mijn buik vól van! Hartstikke vól!' Haar ogen springen opnieuw vol tranen en ze haalt diep adem en laat haar hoofd op de rugleuning van de bank zakken.
'Waarschijnlijk was dat verkeerd van me. Justins moeder, Amy - je weet hoeveel ik van haar hield...' Opnieuw tranen. 'Het is vreselijk dat ik het zeg, maar ik hield meer van haar dan van mijn eigen moeder. Althans in bepaalde opzichten. Ze heeft me zo geholpen. Maar goed, hij moet iets tegen haar gezegd hebben want vorige maand kwam ze hier
heen gevlogen, ze zei dat ze wilde ontsnappen uit Iowa in januari,' zegt Joy lachend. 'Maar in werkelijkheid wilde ze me komen leren een goede echtgenote te zijn. Ze had het er voortdurend over... je weet wel, wat vrouwen voor lief moeten nemen, dat is nu eenmaal de aard van het werk, zegt ze. Ze heeft wel een sterk karakter, ze is geweldig... En dat of f iciersvrouwen extra toegewijd moeten zijn en o, al dat geklets. Ik kan er niet tegen het zal me een zorg zijn ik moet mijn eigen leven kunnen leiden anders word ik gek! Die vrouwen, die officiersvrouwen , het enige dat ze doen is kaarten en drinken, drinken, drinken, de helft is aan de drank, nou, en je begrijpt wel waarom, ze kunnen nooit iets voor zichzelf doen, ze beginnen een beetje gewend te raken en hup! daar gaan ze naar de andere kant van de wereld. Ik kan er gewoon niet meer tegen!' Joy kijkt strak voor zich uit.
'Ik voel volledig met je mee, Joy.'
Joy kijkt haar zuster aan.
'Dat weetje toch wel. Ik kon zelfs niet tegen iemands vrouw zijn als beroep, zónder de hele wereld af te verhuizen.'
Joy stoot een hard, geforceerd lachje uit. 'Da's waar!' Ze giet de laatste druppels van haar glas naar binnen. 'Misschien ben ik zwak of egoïstisch of wat dan ook. Misschien heb ik weinig karakter. Maar weet je, daar kan ik niet meer mee zitten, ik kan er niet meer tegen, tegen dat leven...'