'Sigaret,' zei ze met een klein stemmetje.
Hij keek om zich heen op zoek naar de Lucky Strikes, haalde er een uit het pakje en stak hem tussen haar lippen. Daarna gaf hij haar vuur. Ze inhaleerde diep, terwijl haar lichaam nog naschokte van onhoorbare snikken.
'Ben je bij de dokter geweest?'
Ze knikte.
'Wat zei hij?'
'Dat hij niet meer voor me kan doen dan hij al doet!' zei ze, en de woorden kwamen tragisch uit haar mond getuimeld, alsof ze haar eigen doodvonnis aankondigde.
Ed stak zijn vingers in zijn volle haardos en schudde die heen en weer. Hij keek naar de witte roosschilfertjes die door de lucht vlogen en naar de grond dwarrelden.
'Kan hij je geen sterkere dosis luminal geven?' waagde hij het even later te zeggen.
'Nee!' Ze wendde zich woedend naar hem toe, alsof zijn pogingen om een oplossing te vinden de zaak nog verergerden. 'Hij kan me niet meer geven,' ging ze met dikke keel en op gekwetste toon verder. 'De enige andere mogelijkheid is morfine. Maar hij zegt dat ik daaraan verslaafd kan raken als ik ermee begin.'
Hij keek zwijgend voor zich uit. Het was met geen mogelijkheid te zeggen of hij haar had gehoord of verstaan. Hij wachtte.
'Heb je misschien zin in een kopje thee, Belle?' vroeg hij bezorgd.
Ze glimlachte flauwtjes. 'Dat zou lekker zijn, Eddy.'
Hij kwam moeizaam overeind en ging de kamer uit. Belle keek naar het bedje: leeg. Anastasia sliep waarschijnlijk bij mamma. Morfine. Ze zag rondtollende kleuren, slaap, rust, een eind aan haar verdriet. Ze voelde zich ertoe aangetrokken, maar... verslaafd raken! Als ze dat deed, alles wegwiste, kon ze net zo goed zelfmoord plegen.
Ze hoorde Eds voetstappen op de trap, zwaar, vermoeid. Werkte elke dag twee banen af en kwam zo elke avond bij haar thuis. Hij gaf haar het kopje en ze schonk hem een glimlach. 'Dank je, Eddy.'
Zijn stem was een en al dankbaarheid. 'Graag gedaan, Belle.' Hij verlangde ernaar haar hoofd aan te raken, haar te strelen, heel zacht. Maar hij durfde het niet.
'Je moet naar bed, Eddy, je bent moe.'
'Ja,' zuchtte hij. Hij stond op en begon zich uit te kleden, en terwijl hij dat deed stond zij op en trok haar ochtendjas aan. Voor het eerst klonk er iets als ergernis in zijn stem. 'Wat ga je nu weer doen?'
'Ik moet even kijken hoe het met Anastasia is.'
'Daar hoef je je geen zorgen over te maken! Die ligt bij je moeder in bed!'
'Alleen maar even kijken. En ik moet naar de wc. Ik kom meteen terug.'
Hij slaakte een protesterende zucht en stapte kribbig in bed, maar binnen een paar seconden had de slaap hem als een onderstroom naar de vergetelheid getrokken.
Het was donker in huis, iedereen sliep. Belle bracht haar theekopje naar de keuken, liep vervolgens door de donkere vertrekken naar het kleine voorkamertje en ging op de bank in de erker zitten. Ze stak een sigaret op.
Eddy was een goed mens, ze wist dat hij een goed mens was. Maar op de een of andere manier was hij niet genoeg...
Ze rookte.
Bovendien was hij alleen maar geïnteresseerd in seks. Het kon hem zelfs niet schelen wat hij at, zolang hij zijn buik maar vol kreeg. Hij kon niet praten. Hij hield niet van Anastasia, besteedde totaal geen aandacht aan haar. Maar in elk geval was hij niet zoals pappa.
Seks. Ze had een hekel aan seks!
Niets meer over behalve morfine. Geen plezier in haar leven nu Elvira was vertrokken. Niets anders dan een onafzienbare rij lange lege dagen. Maar andere vrouwen schenen dat niet erg te vinden. Wat mankeerde er aan haar dat ze zo ontevreden was? Ze was waardeloos, zelfs voor zichzelf, een nul, stom, altijd geweest. Ze was niets en ze had er zo naar verlangd om iets te worden. Voorgoed verkeken die kans. Al haar dromen.
Haar ogen schoten opnieuw vol tranen, en terwijl de pijn zich langzaam verplaatste van haar hartstreek naar haar ledematen vroeg ze zich af hoe een mens zo veel kon huilen, hoe het fysiek mogelijk was datje zo veel tranen in je kon hebben.
Beter doodgaan dan verslaafd raken. Maar wat had ze anders? Alleen die ondraaglijke, nooit aflatende pijn. Misschien moest ze opnieuw beginnen: opnieuw zwanger worden, een andere baby krijgen, die ditmaal aanvaarden, verwelkomen, haar leven accepteren. Misschien dat ze op die manier weer sterk kon worden.
Tranen stroomden over haar wangen en ze begon opnieuw te snikken. Ze was verrast, overrompeld, alsof ze buiten zichzelf stond en zichzelf in tranen zag wegsmelten. In haar hoofd speelden de paar juwelen die ze in haar achtentwintig levensjaren had vergaard: de lerares die zei dat ze er snoezig uitzag, Adele die opmerkte dat ze artistieke handen had, de architect die tegen haar zei dat ze echt klasse had, Elvira die haar kleren bewonderde. Daaroverheen klonk een doorlopend commentaar: stom, waardeloos, je kunt niet naar school je kent geen Engels zo kun je niet op school komen ga naar huis en laatje moeder je haar kammen kam mijn vlasblonde lokken mijn haar mijn haar mijn moeder kamde nooit mijn haar.
Ed stond naast haar.
Ze keek verontschuldigend naar hem op. 'Ik kan er niets aan doen-, Eddy, ik kan er niets aan doen!' snikte ze.
'Kom naar bed, Belle,' zei hij vriendelijk, vermoeid.
Ze stond hem toe haar overeind te helpen. Ze snoot haar neus en propte de zakdoek in de zak van haar ochtendjas. Ze hief haar hoofd.
'Ik ga geen morfine slikken. Ik wil een tweede kind. Het is niet goed voor Anastasia om enig kind te zijn.'
'Goed, Belle,' zei hij. 'Zoals je wilt.'
In elk geval was een van haar kinderen gewenst. Van de mijne eigenlijk niet één; de eerste twee waren ongelukjes. Ik begon juist te denken dat Arden met negen maanden oud genoeg was om in een box in het overvolle lachterkamertje van Minetta's winkel te zitten, zodat ik een paar middagen per week bij hem kon werken, toen ik ontdekte dat ik opnieuw in verwachting was. Brad en ik gebruikten nog steeds condooms, omdat ik zo slecht overweg kon met het pessarium dat ik na Ardens geboorte gekregen had, en God weet dat het zelden genoeg voorkwam dat we nog iets met elkaar deden, maar het gebeurde toch. Het probleem was dat Brad, die volledig achter de eerste zwangerschap had gestaan omdat hij wist hoe hongerig we ons in die tijd op elkaar stortten, deze keer achterdocht toonde en zich genomen leek te voelen, alsof ik hem in de val had gelokt, alsof de baby helemaal niet van hem was. Dit verschil was een goede indicatie van wat er in minder dan een jaar huwelijk tussen ons was gebeurd.
Brad verkocht zelden een huis of een stuk grond, en als het makelaarskantoor niet van zijn vader was geweest zou hij al lang op straat hebben gestaan. 'Tja, nogal wiedes,' zei ik altijd tegen hem als hij grauw en bedrukt thuiskwam. 'Je bent niet voor verkoper in de wieg gelegd, eigenlijk had je musicus moeten zijn.'
Dan keek hij alleen maar uit het raam. 'Hou alsjeblieft op, Staas.' Hij speelde met zijn lepeltje, roerde aan één stuk door in zijn koffie, waar hij tegenwoordig suiker in nam.
Ik wist dat hij zich een mislukkeling voelde en dat ik hem als goede echtgenote moest steunen en aanmoedigen. Maar hoe kun je iemand van wie je houdt aanmoedigen om iets te doen waar hij zich zo ellendig bij voelt en dat helemaal verkeerd voor hem is? Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om tegen hem te zeggen dat als hij goed naar zijn vader keek, hij uiteindelijk de kneepjes van het verkoopvak vanzelf in zijn vingers zou krijgen. Daarom zeurde ik door over muziek en schilderen en onze oude dromen en dat het nog steeds niet te laat was, dat hij alleen maar de telefoon hoefde te pakken, dat de jongens hem zeker niet vergeten zouden zijn, dat hij heus wel aan de bak zou komen, dat ik voor halve dagen werk zou zoeken, dat we het heus wel zouden redden. En al die tijd zat hij dan aan de tafel in ons ene kamertje naar zijn kopje te staren en te doen alsof ik niet bestond, en dan stond hij met een ruk op van zijn stoel en rende de deur uit - waarheen? Na een tijdje ging ik dan naar beneden
en keek uit het raam van de voorkamer van het gezin Charles en zag hem zitten op het trapje van hun veranda, met zijn hoofd in zijn handen. En dan had ik het gevoel dat mijn hart zou breken. In het begin liep ik dan naar buiten, ging naast hem zitten en sloeg een arm om hem heen. Zonder iets te zeggen. En na een tijdje stonden we op en gingen terug naar boven, waar Arden het op een krijsen had gezet omdat ze er niet aan gewend was alleen in de box achter te blijven. Maar er kwam een tijd dat hij zich lostrok als ik naar buiten ging en hem omhelsde, en een paar centimeter van me afging zitten; het hadden net zo goed mijlen kunnen zijn. Daarna ging ik niet meer naar hem toe.
En toen verkocht hij een groot perceel, een landgoed met tennisbanen en een zwembad en een solarium, en verdiende genoeg geld om een jaar van te leven. Dat was het keerpunt, want die transactie gaf hem zijn zelfvertrouwen terug en nu straalde hij en schudde handen en stelde zich voor met dezelfde joviale leeghoofdigheid als zijn vader. Het succes maakte hem tot een succes. En precies op tijd ook, verklaarde hij vrolijk, want de tweede baby zou binnenkort geboren worden en we moesten nodig weg uit dit hok. Ik was niet bijzonder gehecht aan ons appartement, maar toen hij het een hok begon te noemen voelde ik me ineens geroepen om het nogal fel te verdedigen - het was knus en gezellig en we waren... tja, ik kon mezelf er niet toe brengen te zeggen dat we er gelukkig in waren geweest, maar het was tenslotte ons eerste huis. We vonden een ander appartement in East Rockaway, met twee slaapkamers, en we huurden het voor een bedrag dat we konden betalen - zestig dollar per maand, geloof ik. Het valt niet mee je dat soort dingen te herinneren, hoewel mijn moeder nog steeds tot op de dollar nauwkeurig weet hoeveel ze in de eerste jaren van haar huwelijk aan huur, elektriciteit, steenkool en eten kwijt was. We verzamelden nog meer meubilair van zolders en een maand voor de geboorte van Billy verhuisden we. Maar nu zat ik echt vast, want de dichtstbijzijnde winkel was kilometers van ons vandaan en zonder auto kon ik nergens heen. En Brad nam natuurlijk de auto mee die zijn vader hem uiteindelijk had geschonken- op kosten van de zaak afgeschreven - nam hem elke dag mee want hij nam nooit een dag vrij, hoewel hij daar recht op had. En hij ging in de avonduren een rechtenstudie volgen want, zei hij, hij wilde een magnaat worden. Een magnaat? Mijn buitenissige minnaar? Maar ja, dat was hij ook niet meer. Een paar dagen vóór de verhuizing ging ik met Arden naar Jimmy Minetta om afscheid te nemen; mijn buik was zo dik dat ik amper bij de stang van de kinderwagen kon. Toen we elkaar omhelsden en Jimmy me alle soorten van geluk toewenste - hij dacht dat kinderen krijgen vrouwen gelukkig maakte - barstte ik tot mijn eigen verbazing plotseling in tranen uit en begon zo hard te huilen dat de arme Jimmy zich een ongeluk schrok. Hij zette me op een stoel, haalde de stoffige fles
whisky die hij in een kastje met flessen ontwikkelaar had staan voor de dag en schonk een glas voor me in. Maar ik kon het spul niet door mijn keel krijgen, zoals ik ook niet uit kon leggen waarom ik huilde, ik, de vrolijke grappenmaakster, de goede kameraad, het meisje dat een van de jongens was. Uiteindelijk gooide ik er iets uit in de zin van dat ik hem en de winkel en alle jongens zou missen, en dat kon Jimmy begrijpen, hoewel hij het duidelijk vreemd bleef vinden. En hij zei dat er altijd een plaatsje voor me zou zijn als ik weer bij hem wilde komen werken, zodra mijn kinderen op hun eigen benen konden staan - letterlijk, waarschijn- lijk.
Maar ik wist dat ik daar nooit meer terug zou komen. Ik zag niet veel, maar ik zag wel genoeg vooruit om te weten dat één kind hebben één ding is en twee kinderen drie andere. Ik zag de hele reeks grijze jaren vóór me, vol stapels was en vuile borden, huilende, vechtende kinderen, uren in de supermarkt, mijn karretje boordevol grote dozen waspoeder, enorme wittebroden van het zachte, papperige soort waar Brad en de kinderen van hielden, en tweeliterflessen melk. En de gedachte kwam bij me op dat Brad hetzelfde gevoel moest hebben gehad toen de ijzeren deuren achter hem dichtvielen en zijn leven inperkten tot een geestdodende opeenvolging van het bekende, het voorbestemde. En mijn hart deed pijn, voor hem en voor mij, twee kinderen, zo zag ik ons nog steeds - we waren pas twintig en eenentwintig - gevangen in een kosmisch plan - zo leek het toen - waarin elke gedachte aan ontsnappen niet meer dan een hersenschim was.
Ik snufte de heïfe weg naar huis, maar daarna huilde ik nooit meer. In elk geval niet tot j aren later, toen er weinig redenen meer leken te zij n om te huilen. Wie wist in die tijd datje de tranen die je niet vergiet in jezelf opslaat? Ik ging naar huis en twee dagen later verhuisden we en een maand daarna werd Billy geboren, en toen werd het allemaal werkelijkheid, de nachtmerrie die ik had voorzien, de geestdodende mallemolen van dagen. Ik zonk er zo diep in weg dat ik zelfs het idee van ontsnappen vergat, elk besef van een ander bestaan dan dat als moeder, kok en flessenwasser me ontvlood, en ik me niet eens meer kon voorstellen dat het mogelijk was anders te leven.
Voor Belle zou het krijgen van een tweede kind de ontsnapping moeten zijn uit haar mallemolen van tranen en luminal; ze nam zich vast voor het middel op te geven zodra ze zeker wist dat ze zwanger was - maar misschien raakte ze juist vanwege de luminal niet in verwachting, zodat ze het bleef slikken. Om die reden speelden de gebeurtenissen tijdens de veelbewogen jaren 1932-1933 zich af op grote afstand van haar, ver weg in de grijze draaikolk van het leven van andere mensen. Ed trouwde met Martha - Belle heeft geen enkele herinnering aan de bruiloft - en het
echtpaar trok in het huis in Manse Street. Mamma stond erop hun de grote lichte slaapkamer te geven. Jean werd naar Wally's kamer gestuurd, wat haar een opgelaten gevoel gaf, en mamma zelf zou gaan slapen op de bultige oude canapé die al zoveel van het leven van dit gezin had gezien. Deze gebeurtenis drong tot Belle's bewustzijn door en maakte haar razend. Ze pakte al haar moeizaam vergaarde spaargeld, ging erop uit en kocht een stevige nieuwe bedbank voor mamma. Ed en Martha hadden het amper in de gaten. Evenals Jill vóór haar behandelde Martha mamma als een dienstmeid, een rol die mamma altijd bereid was te vervullen, maar Belle zag het met bittere woede aan en keek naar Martha met haat in de ogen. De woede deed haar goed, bruiste door haar aderen en slagaderen, schiep nieuwe energie die haar in staat stelde de luminal op te geven; een paar maanden later was ze in verwachting. Haar grootste zorg was nu hoe ze het met hun vieren zouden rooien in het smalle kamertje dat ze het hunne noemden.
Dat bleek een nodeloze zorg te zijn. Jean en Eric trouwden in het voorjaar van 1933, want Eric had in recordtempo opnieuw geld gespaard, en het echtpaar verhuisde naar een fraai appartement dat ze met allemaal nieuwe spullen hadden ingericht. Belle herinnert zich niets van hun bruiloft of het appartement, maar Anastasia staat nog iets bij van een chaise longue, een meubelstuk dat ze nog nooit eerder had gezien, in Jeans nieuwe slaapkamer. Het meubel had een zachtpaarse satijnen bekleding en tegen de ene armleuning lag een bijpassend satijnen kussen met een angorapoes ervoor. Voor Anastasia was dit het mooiste meubel dat ze ooit had gezien, al begreep ze niet helemaal wat die poes daar deed. Belle bedacht een nieuw plan: ze wilde Wally vragen of hij naar de donkere middenkamer wilde verhuizen, opdat zij en Ed naar zijn kamer konden, die met twee bedden en plaats voor een laden- kast. Ze wist dat Wally geen bezwaar zou maken. Maar in juni kondigde Eddie Brez aan dat zijn drukkerij naar Massachusetts ging verhuizen en dat hij, in zijn nieuwe hoedanigheid van bedrijfsleider, mee zou moeten. Bij dit nieuws daalde een diepe stilte neer over de eettafel: niemand zei een woord, maar iedereen wist dat Eddie degene was die het geld binnenbracht, dat hetgeen Wally en Ed Dabrowski verdienden niet genoeg was om de hypotheeklasten te betalen. Maar toen Eric op de hoogte werd gebracht ontpopte hij zich als redder in de nood. Hij zou de hypotheeklasten overnemen, samen met het huis - en mamma. Maar Wally, Belle, Ed en Anastasia zouden eruit moeten. Opnieuw viel er een stilte. Ze voelden zich zelfs te opgelaten om elkaar aan te kijken in die vertrouwde huiskamer met zijn armoedige meubilair, het huis waarvoor ze allemaal hadden gewerkt, het zichtbare bewijs van hun ontsnapping uit de achterbuurt.
Niet lang daarna nam Wally zijn twee koffers met aardse bezittingen
mee naar een pension in Trenton, waar hij zijn werk had. In de jaren die daarop volgden zou hij van het ene pension naar het andere trekken, telkens verhuizend naar de plek waar een nieuwe fabriek in Newark of de Bronx moest worden bedraad. Hij volgde zijn werk en had nooit een eigen huis. Belle en Ed vonden een klein appartement in Jamaica, niet ver van de Jamaica Avenue met zijn lawaaierige luchtspoorwegen, zijn trams, zijn vele kleine winkeltjes - niet in de hoofdstraat zelf maar in een zijstraat, tegenover een park. Ze haalden hun kleine beetje meubilair van de zolders en uit de kelders waar het opgeslagen had gelegen en verhuisden in augustus, slechts luttele maanden voordat de nieuwe baby geboren moest worden.
§. Stilte. Niemand sprak een woord. Zelfs voetstappen waren onhoorbaar terwijl Belle als een robot door de kleine kamers dwaalde. Anastasia zat met haar voetjes uit elkaar met een kleurboek op de grond, haar ogen vol paniek, haar gezichtje bleek, haar baby-vet van de ene op de andere dag verdwenen. Ze luisterde naar de stilte en werd magerder en magerder, bleker en bleker. Oma was weggegaan, Eddie was weggegaan, Wally was weggegaan, Jean was weggegaan, iedereen was vertrokken behalve mammie, en mammie zei geen woord.
Mammie gedroeg zich niet alsof er iets mis was, ze huilde niet. Ze schreeuwde niet. Ze was gewoon heel ver weg. Anastasia wist dat het aan haar lag; als zij niet zo weerspannig en opstandig was geweest, zo hardnekkig en koppig, dan zouden ze niet allemaal zijn vertrokken, zouden ze haar niet alleen in dit stille huis hebben achtergelaten. Pe eerste maanden na de verhuizing lag ze wakker in haar bedje en probeerde met inspanning van al haar wilskracht alles terug te veranderen, opdat zij, Anastasia, een nieuwe kans zou krijgen, zou kunnen laten zien dat ze van hen allemaal hield. Maar hoe hard ze dit ook wenste of wilde, het gebeurde niet, en ze zakte nog dieper weg in de lethargie die op de eerste schok was gevolgd.
Het was ook donker. De huiskamer, keuken en piepkleine badkamer van het appartement lagen aan het zijplaatsje van het flatgebouw, en omdat ze op de begane grond woonden had mammie vitrages en gordijnen voor de ramen gehangen, opdat de mensen niet naar binnen zouden kunnen kijken. Alleen de voorkamer zag uit op de straat en het park en baadde elke morgen in het zonlicht. Maar die kamer stond zo vol met het grote bed van mammie en pappie, twee ladenkasten, mammies toilettafel en Anastasia's bedje, dat er geen plaats was om te zitten, geen vrij stuk vloer om op te kleuren, geen gemakkelijke stoel om op te zitten. Ze bleef in de huiskamer en bracht haar tijd door met tekenen en kleuren. Ze had een hele stapel vreemde blokken papier van oom Eddie gekregen
voordat die wegging, lange, smalle blokken dik papier met zulke scherpe randen dat ze zich bij het afscheuren van een vel vaak in haar vingers sneed. Pappie bewaarde ze voor haar en gaf haar een nieuw blok wanneer ze dat nodig had. Maar ze was niet erg tevreden met haar tekeningen. Ze zagen er totaal niet uit zoals ze ze had bedoeld, de dingen die ze tekende waren groot en grof en lelijk, terwijl ze juist fijne, subtiele, evenwichtige dingen wilde maken. Daarom hield ze na een tijdje op met tekenen en ging languit op het nieuwe vloerkleed liggen dat mammie had gekocht. Het was rood en zat vol gekke motieven die helemaal niet op echte dingen leken. Mammie was er erg trots op, wist Anastasia, maar zij, Anastasia, vond het erg lelijk. Toch fascineerde het ding haar en ze kon er uren op liggen terwijl ze met haar tong de vreemde kronkels en vormen natrok op haar verhemelte, dingen die bijna bomen en bloemen waren, maar niet helemaal. En ze vroeg zich af waarom de mensen die het kleed hadden gemaakt er geen bomen en bloemen op hadden gezet die eruitzagen als zichzelf.
Eén ding vond ze prachtig: de dubbele glazen deur tussen slaapkamer en huiskamer. Die vond ze prachtig omdat hij zelfs als Joy in haar bedje lag te slapen en mammie de deur dicht deed, een heleboel licht doorliet. En ook omdat het gewoon een mooie deur was. Nog lang nadat de herinnering aan de deuren in Manse Street was vervaagd bleef ze er met liefde aan terugdenken. En toen kwam ze op een morgen uit bed en liep naar de keuken en zag dat de stoelen en de tafel, die van blank hout waren geweest, nu een prachtige nieuwe kleur hadden.
'Hoe heet die kleur, mammie?'
'Aquamarijn,' zei Belle.
Aquamarijn, fluisterde Anastasia tegen zichzelf. Aquamarijn. Een prachtige kleur, een prachtig woord. Ze neuriede het woord de hele dag tegen zichzelf, in de stilte.
De huiskamer was bijna leeg. Hij bevatte de grote lelijke bruine piano die in Manse Street had gestaan, plus een bank, twee stoelen, twee staande schemerlampen en het lelijke vloerkleed. En boven de bank hing een schilderij in een brede vergulde lijst van een vrouw met een baby en een andere vrouw achter haar die eveneens naar de baby keek. Maar het gezichtje van de baby kon je niet zien, alleen de deken waarin het kindje was gewikkeld. Er lag een gelige glans over het schilderij en Anastasia wist dat dat moest betekenen dat het oud was, maar het was niet echt oud, het was niet wat het leek. Mammie was dol op het schilderij en praatte met een van ontzag vervulde stem over haar neef de kunstenaar Sokolowski. Urenlang bestudeerde Anastasia het schilderij, met haar tong op haar verhemelte de vorm natrekkend van het gezicht van de moeder, de vage vormen van de meubelen achter haar, het raam in het vertrek waarin ze stond, maar ze kon er niets moois in
ontdekken. Anastasia besloot dat ze niet wist wat schoonheid was.
Elke morgen klom ze haar bedje uit en stapte de keuken in, waar mammie koffie zat te drinken en sigaretten te roken, en dan zei mammie: 'Goedemorgen, Anastasia,' waarna ze opstond om havermoutpap voor haar te maken. Maar Anastasia had een hekel aan havermoutpap, dus dat maakte haar niet gelukkig. Na haar ontbijt ging ze naar de huiskamer om daar op de vloer te kleuren, terwijl mammie het huis schoonmaakte. Na het middageten trok mammie een schone jurk aan en deed poeder en lippenstift op haar gezicht. Anastasia kreeg een pas gestreken gesmokt katoenen jurkje aan en schoentjes met bandjes en witte sokjes en haar mooiste jasje, plus haar muts, en dan pakte mammie haar hand en stak samen met haar de straat over naar het park. Een tijdje later was Joy er ook bij en toen hield mammie haar hand niet meer vast maar zei tegen haar dat ze zich aan de kinderwagen moest vasthouden. Anastasia voelde zich dan diep beledigd en zei nijdig dat ze zich helemaal niet vast hoefde te houden, dat ze een grote meid was.
Anastasia haatte het park. Mammie ging altijd op een bank zitten, heel elegant in haar mooie jas en vilten hoed met een lange, naar voren wijzende veer, en dan kwamen er andere dames met kinderen en die gingen allemaal op dezelfde bank zitten, met hun drieën of vieren, mevrouw Wallis, mevrouw Goldthorpe, mevrouw Thacker (die oud was en geen kinderen had) en dan zeiden ze tegen de kinderen dat ze moesten gaan spelen. Maar Anastasia kende geen spelletjes en ze keek naar de malle dingen die Lily Wallis en Eleanor Goldthorpe deden en zonderde zich af en ging languit op het gras liggend kransjes maken van de kleine klaverbloempjes. Die deed ze om haar pols bij wijze van armband, maar ze braken altijd. Dan keek ze om zich heen naar het grote lege park, de bomen, het gras, de verharde paden, en alles gaapte haar vijandig en leeg aan. Er waren mensen, kinderstemmen zweefden in de lucht als het geluid van kleine dieren, en er werd gewandeld. Maar iedereen leek vermoeid en stijf en oud, ofjong en mal en luidruchtig, en Anastasia had er geen idee van wat ze op een dergelijke plek moest uitvoeren.
Maar als dat achter de rug was kwam Anastasia's meest geliefde tijd van de dag - wanneer zij en mammie - en later ook Joy, in haar kinderwagen - naar Jamaica Avenue liepen om boodschappen te doen. Eerst gingen ze naar de slager, waar het altijd rook naar bloed en zaagsel, maar waar een heleboel vlees lag met verschillende kleuren - lichtroze, bijna wit, dieprood - en een heleboel bolognaworst en leverworst, waar Anastasia dol op was en waar mammie soms een stuk van kocht. Daarna gingen ze naar de groentewinkel. Die was nog mooier- prachtige dingen die op mooie stapels waren gelegd, allemaal blinkend paars en rood en lichtgroen en oranje en geel. Allerlei vormen, de tomaten en de kleine
groene pompoenen en de blinkende peulen van erwten en limabonen en fantastische satijngladde aubergines en appels en citroenen. Ze wist dat ze nergens aan mocht komen maar het viel haar moeilijk om haar handen in bedwang te houden. Ze wilde alleen maar over de dingen aaien om te weten hoe ze aanvoelden, maar dat mocht ze pas, zei mammie, als ze thuis waren. Maar mammie kocht die dingen bijna nooit - het was altijd erwten of sperciebonen of worteltjes ofkool-Anastasia haatte kool - en daarom kreeg ze nooit de kans om de andere dingen te voelen. Maar ze kon ernaar kijken en ze ruiken en dat was ook al iets.
Daarna kwam haar lievelingswinkel, het boter-en-eierenwinkeltje. Daar lagen de eieren in een grote hengselmand gestapeld, en als mammie er een paar kocht, pakte de eigenaar ze er heel voorzichtig uit en deed ze in een grijs kartonnen doosje. Anastasia vond eieren er prachtig uitzien, en de boter ook, in enorme houten vaten die op hun kant lagen. Als iemand boter wilde hebben nam de man een groot mes en stak dat in een van de vaten - het lichtgele of het donkergele - en sneed er een stuk uit, en zonder dat de boter van het mes viel tilde hij het op en gooide de boter op een weegschaal waarop hij met zijn andere hand een stuk dik, vetvrij papier had gelegd. En hij zei altijd: een tikje minder, mevrouwtje? of: een tikje meer? Maar meestal waren de stukken precies wat de dames hadden gezegd, een half pond. Anastasia was diep onder de indruk van zijn vaardigheid.
Het rook heerlijk in de winkel, naar verse boter en roggebrood en knapperige broodjes met maanzaad. Maar het meest fantastische in de hele winkel, een van de meest fantastische dingen ter wereld, vond Anastasia, was de prachtige dieproze vis die altijd op een marmeren blok op de toonbank lag. Soms bestelde een dame er iets van - de naam kwam Anastasia nooit te weten - en dan nam de winkelier een speciaal mes, heel lang en dun, en sneed hij, snel maar zorgvuldig, heel dunne schijfjes van de vis en vleide ze op het zware witte papier. Anastasia drukte zich helemaal tegen het glas om dat te zien. Eén keer vroeg ze mammie of ze ook een stukje mocht hebben en mammie keek haar kwaad aan. Buiten de winkel fluisterde mammie haar toe dat het veel te duur was en dus vroeg Anastasia er nooit meer om. Maar ze bleef zich afvragen hoe de vis zou smaken, zo helder, felroze van kleur. Zou hij roze smaken?
Na deze winkel gingen ze soms naar Anastasia's andere lievelingswinkel, bakkerij Fiedler. Die was ook heel mooi: hij had een brede etalageruit waarop met fraaie, ouderwets aandoende letters van goud de naam stond geschreven, en binnen waren planken op verschillende hoogtes met daarop bladen en borden op een voet en met mooie papieren kleedjes, en op die kleedjes... Nou, van alles! Sachertaarten, choco- lade-vanillegebak, slagroomgebakjes met een klein bolletje gelei in het
midden. En enorme gelaagde taarten, bespoten met witte of lichte of donkere chocolade en soms verfraaid met roze of groene suikerversieringen. Maar mammie kocht nooit lagentaarten, ze kocht lange koeken die Anastasia heel saai vond, omdat er alleen maar suiker en noten op zaten. En soms kocht mammie kruimelkoek of boterkoek: die vond Anastasia lekkerder en ze moest altijd aan Wally denken, want die vroeg Anastasia vroeger vaak of ze een stuk kruimelkoek lustte en dan sneed hij er een vierkantje uit, legde de hele rest van de koek op zijn bord en keek haar lachend aan. Zij lachte dan ook, want ze wist dat het een grapje was. Wally at de koek nooit in één keer op. En heel, heel soms vroeg mammie aan Anastasia waar ze zin in had en dan raakte ze in paniek en wipte van de ene voet op de andere, niet in staat om te beslissen welke traktatie ze het liefst wilde hebben. Ze wist dat ze niet op de lagentaarten hoefde te wijzen: die zou mammie niet kopen. Maar slagroomgebak? Of een sacher? Of chocolade-vanille? Of rondo's? Of appelflappen? O, het was een marteling en uiteindelijk (ze wist dat mammie met ongeduld op haar beslissing stond te wachten) zei ze het eerste dat haar voor de mond kwam, zonder na te denken, en dan kocht mammie wat ze zei en vergat Anastasia de rest en liep ze gelukkig naar huis, zich al bij voorbaat verheugend op haar toetje na het eten.
Maar zodra dit deel van de dag voorbij was ging het weer snel bergaf met haar humeur. Ze liepen zwijgend naar huis en mammie trok haar jas uit en zette haar hoed af en hing ze aan de kapstok en deed een schort voor en zei tegen Anastasia dat ze in de kamer moest gaan spelen omdat de keuken te klein was en ze in de weg zou zitten, en dan ging ze in de huiskamer op de grond zitten kleuren of tekenen, en ze hoorde het rinkelen van een vork op metaal, het krassen van een lepel in een pan en rook de geur van gebakken uien, en dan liep het water haar in de mond. Maar alles was zo stil. Als ze opkeek uit haar kleurboek voelde ze het schemerdonker van de kamer, de stilte van het huis, waarin alleen deze geur binnenkwam en tantaliserende beloften bood van andere mogelijkheden - een warm huis met lampen aan, een goed diner, gepraat en gelach, een oma die je op schoot nam, een oom die je naar zich toe trok om je te knuffelen. Maar die dingen was ze al vergeten, de warmte van lichaamscontact of een lieve stem die 'moja kochana' zei, pratende en lachende mensen om haar heen; die herinnering was al zo diep in haar begraven dat ze haar nooit meer zou bereiken, en met het verdwijnen ervan vervloog ook alle hoop op een leven tussen de mensen in plaats van een geïsoleerd bestaan, stil, doods, leeg. Ze had het gevoel dat ze in een enorme leegte leefde en dat ze, als ze wilde dat die iets bevatte, haar zelf moest vullen. Ze zou haar eigen omgeving moeten creëren. En dan strekte ze zich uit op het kleed dat ze haatte - het rook naar stof en was ruw tegen haar huid - en dagdroomde.
Dan hoorde ze de voordeur opengaan en pappies voetstappen in de hal, en hoe hij bleef staan bij de kast om zijn jas op te hangen of zijn hoed op de plank te leggen, en dan verder de hal door en de keuken in, en dan hoorde ze zijn vriendelijke 'hallo, Belle', maar mammie antwoordde niet eens en zette de radio aan en riep tegen Anastasia dat het eten klaar was, en dan stond Anastasia op en liep naar de keuken en zei: 'Hallo, pappie' en kuste hem op zijn wang zoals hij de wang van mammie kuste en klom op haar stoel bij de aquamarijnkleurige tafel en begon met haar tong de motieven die pappie op de randen had geplakt op haar verhemelte na te trekken. Decalcomanietjes, zo noemde mammie ze, van perzikkleurige rozen en kleine roze knopjes. En hoe lekker het eten van een afstand ook had geroken, als Anastasia aan tafel zat had ze geen honger meer en roerde met haar vork in haar bord en speelde met haar eten en vroeg of ze van tafel mocht, en dan ging ze weer in de huiskamer op het foeilelijke kleed liggen en ging verder met dagdromen tot mamma haar riep en vroeg of ze geen toetje wilde. En als ze die dag bij Fiedler waren geweest en haar slagroomgebakje op haar wachtte, ging ze terug en at het stuk dat mammie voor haar had afgesneden op. Maar als ze niet bij de bakker waren geweest, als het gebak over was van de vorige dag, dan had ze er geen zin in, want dat was niet meer lekker.
Terwijl ze op de grond lag kon ze de radio horen, het avondjournaal met H.V. Kaltenborn, die een rare hoge stem had en alles op zo'n manier bracht dat het leek alsof het einde van de wereld nog diezelfde avond te gebeuren stond. Daarna volgden andere programma's waar mammie en pappie naar luisterden, en ze hoorde het programma en het geklik van hun vorken en messen op hun bord, en soms vroeg mammie onder het eten aan pappie hoe het op zijn werk was geweest en dan zei hij: 'Prima, prima,' of hij vertelde wat de grote baas tegen hem had gezegd en dan zwegen ze weer en hoorde ze de stoelen over het zeil schuiven en het geluid van de borden die in de gootsteen werden gezet en de radio en het lopen van de kraan als pappie de vaat waste en het opengaan van de kast als mammie de dingen die ze had afgedroogd opruimde, en dan ging het licht in de keuken uit en kwamen ze naar de kamer, en pappie zat altijd in de stoel met de hoge rugleuning, de ongemakkelijke, en hij vouwde zijn krant open en mammie ging in de hoek van de bank zitten en ze deden het licht aan, zodat het niet meer donker was in de kamer, maar het bleef stil terwijl pappie las en mammie haar kousen repareerde met een gekke naald met een klein haakje eraan en na een tijdje zei mammie dat het bedtijd was en dan ging Anastasia naar haar slaapkamer en kleedde zich in het donker uit, in het licht dat door de glazen deur naar binnen viel, en dan kroop ze in haar bedje en bleef daar liggen luisteren.
En soms bracht pappie de radio naar de huiskamer en zette hem aan
en dan luisterden ze in de kamer. Maar op andere avonden zaten ze daar zo uren, zonder één woord te zeggen, zodat Anastasia in slaap viel en pas merkte dat ze geslapen had als ze werd gewekt door de geur van thee en geroosterd brood uit de keuken, en dan wist ze dat het elf uur was en dat haar ouders hun hapje voor het slapengaan klaarmaakten. Maar ze viel altijd weer in slaap voordat ze werkelijk naar de slaapkamer kwamen en zich uitkleedden en in het tweepersoonsbed stapten. Dat zag of hoorde ze nooit.