Cementmolen

 

 

 

 

 

 

‘Wat heb je nou weer gekocht?!?’ kraaide een Nederlandse vrouwenstem hard over het stille Franse dorpsplein.

‘Dat zie je toch,’ luidde het korzelige antwoord van een man, ‘een cementmolen.’

De vrouw zat op het terras van een café, en de man in een donkerblauwe Jeep Grand Cherokee, het raampje open, een arm nonchalant buitenboord. Achter de auto hing een splinternieuwe, knalrode cementmolen.

‘En wat ga je daarmee doen?’ vroeg de vrouw fel. ‘Sinds wanneer kan jij metselen?’

De man stapte uit de auto en liep naar de cementmolen. ‘Mooi is ie, hè; weet je hoeveel zo’n ding kost?’

‘Geen idee,’ zei de vrouw kortaf.

‘Tweehonderdveertig euro. Dat is toch niks! Vijfhonderd gulden voor zo’n mooie machine.’ Hij schopte liefdevol tegen een van de kleine rubberbanden onder de molen.

‘Weggegooid geld,’ zei de vrouw.

De man haalde zijn schouders op. ‘Ik ga metselen,’ zei hij, ‘dat muurtje, weet je wel, dat ga ik zelf doen. Daar heb ik nou echt zin in.’

‘Jaja,’ mompelde de vrouw.

De man ging naast haar zitten. ‘Waar zijn de kinderen eigenlijk?’ vroeg hij na een tijdje. Hij keek om zich heen. Een jaar of veertig, donkere krullen, grijs aan de slapen.

‘Weet ik niet,’ antwoordde de vrouw, ‘spelen.’

De serveerster van het café kwam buiten en keek vol bewondering naar de cementmolen.

‘Wil je nog koffie, schat?’ vroeg de man.

‘Ach ja,’ zei de vrouw.

De man bestelde koffie en de serveerster verdween weer.

‘Zag je hoe ze keek?’ vroeg de man.

‘Weet je,’ zei de vrouw, ‘ik heb liever dat je wat meer aandacht aan de kinderen besteedt dan aan cementmolens en serveersters. Ik werk me hier uit de naad en jij doet maar waar je zin in hebt.’

‘We hebben vakantie,’ zei de man slap.

‘Jíj hebt vakantie,’ bitste de vrouw, ‘jij doet waar je zin in hebt, en ik mag de rest doen.’

Twee kinderen verschenen aan de overkant van het plein. Een van de twee, een meisje met vlechten, huilde. Een jongetje zwaaide met een stok.

‘Wat heeft die rotjongen toch?’ De man stond op. Hij was kwaad.

‘Doe er wat aan, zou ik zeggen,’ antwoordde de vrouw en ze sloeg vastbesloten De Telegraaf open.

‘Richard, hou daarmee op!’ riep de man over het pleintje. ‘Kom hier, jongens!’

De kinderen staken over.

‘Ze zegt dat ik debiel ben,’ zei Richard toen hij op het terras was. Ouder dan acht kon hij niet zijn. Hij plofte naast zijn moeder op een stoel.

‘Is dat zo, Annemarie?’ vroeg de man aan het huilende meisje.

‘Hij liegt, pap. Hij liegt altijd,’ snikte Annemarie en ze ging aan de andere kant van haar moeder zitten.

‘Ik wil cola,’ zei Richard.

‘Ik ook,’ zei Annemarie.

Hun moeder liet dreigend haar krant zakken.

‘Hé pap, wat heb je nou weer gekocht?’ vroeg toen ineens Annemarie. Ze klonk precies als haar moeder en pap leek te krimpen. Hij keek hoopvol naar zijn zoon, maar die keek de andere kant op. De prachtige, rode cementmolen achter de grote Jeep had iets heel treurigs.