20

H.M.P. Whitemoor

‘Wat is dat voor litteken op je gezicht?’

‘Ik heb er geen last van.’

‘Jezus, ik dacht dat je hier… werd beschermd. Een kwetsbare gevangene.’

‘Jammer genoeg zit ik niet alleen met zedendelinquenten in de vleugel. Er zitten hier allerlei kwetsbare types, die van de rest gescheiden moeten blijven. Dit heb ik van een ex-smeris. Het zal hem een paar dagen een goed gevoel hebben gegeven, denk ik. Misschien laten ze hem nu wat meer met rust omdat hij in de pikorde is gestegen.’

‘Het is hier gewoon een jungle!’

‘Het is ook niet de bedoeling dat het hier prettig toeven is. Maar we hebben tegenwoordig wel een PlayStation…’

‘Weet je, ik heb zitten denken hoe het zou gaan als je hieruit komt.’

‘Dat gaat niet gebeuren, Tony, dat heb ik je al gezegd.’

‘Het kan toch geen kwaad om te denken aan de dingen die we zouden kunnen doen.’

‘Wat nou, dat jij en ik samen een balletje trappen in het park?’

‘Je moet optimistisch blijven.’

‘Je praat onzin.’

‘Ik zeg alleen maar dat ik je niet in de steek laat.’

‘Mooi. Dat is goed.’

‘Maar er zullen toch wel plaatsen zijn waar jij graag heen zou gaan, dingen die je wilt zien.’

‘O ja. Ik zou wel weer eens een pub vanbinnen willen zien. Of een stel mooie tieten die nou eens niet vastzitten aan een gewapende overvaller van honderddertig kilo.’

‘Ik snap niet dat je nog steeds kunt lachen.’

‘Je moet wel.’

‘Dat heb ik in ieder geval niet van je meegekregen. Een gevoel voor humor, bedoel ik. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst heb moeten lachen. Ik zie mensen tv kijken en in hun broek pissen van het lachen bij een of andere stomme comedyserie of zo, en ik… zíé het gewoon niet.’

‘Je hebt een rottijd gehad, dat is het.’

‘Lachte ik toen ik klein was?’

‘Dat weet ik niet, dat weet je toch?’

‘Niet echt klein, bedoel ik, maar toen je me zag?’

‘Dat weet ik niet meer. Het was maar een paar keer.’

‘En we weten allemaal wiens schuld dat was.’

‘Begin nou niet weer.’

‘Waarover?’

‘Ik krijg koppijn wanneer je over je moeder begint. Ik meen het. De vorige keer moest ik kotsen toen je weg was.’

‘Ik heb het je gezegd, ik zit er niet mee. Het was niet jouw schuld.’

‘Natuurlijk was het mijn schuld. Al die vrouwen. Dat valt niet goed te praten.’

‘Dat krijg je ervan als je dingen geheimhoudt.’

‘Kunnen we het over iets anders hebben?’

‘Best.’

‘Heb je verkering?’

‘Wat, je bedoelt met meiden?’

‘Meiden, jongens, weet ik veel.’

‘Sodemieter op, pa.’

‘Nou?’

‘Af en toe. Niks serieus. Wat is er aan de hand?’

‘Ik krijg er nog steeds wat van als je me zo noemt. Pa.’