Hoofdstuk 14

Woensdag 6 mei

Het was niet zoals op de televisie. Nadat hij het San Francisco Federal Building was binnengekomen, had Carson Fuller minstens een kwartier nodig voor hij de kantoren van de belastingdienst had gevonden. Met een triomfantelijk gevoel toonde hij zijn naamplaatje en wapperde met zijn legitimatiekaartje naar de receptioniste alsof het een overwinnaarsvlag was, waarna hem werd verzocht plaats te nemen. De eerste medewerker die vrij kwam, zou hem te woord staan. Hij had plaatsgenomen. Dat was inmiddels achtentwintig minuten geleden, en Car zat nog steeds te wachten. Hij stond op, strekte zijn pijnlijke knie, en liep stijfjes naar de receptiebalie, waar de secretaresse de telefoonhoorn handig tussen haar oor en schouder geklemd hield, terwijl ze driftig aantekeningen maakte en een memo op een dossier plakte. Ze keek op naar Carson en stak een vinger omhoog. Een minuutje. Hij wachtte.

'Ja, meneer.' Ze hing op en richte zich tot hem. Ze was uiterst beleefd.

'Misschien moet ik een afspraak maken en terugkomen.'

Ze haalde even een schouder op, en fronste licht haar wenkbrauwen. 'Het duurt hooguit nog een paar minuutjes.'

Hij knikte, ging weer zitten, en hield zich voor dat het er niet toe deed. Het maakte in feite helemaal niets uit. Dat Tucci-mens zou het halfuurtje wachten immers betalen tegen zijn standaardtarief. Hij pakte een tijdschrift op, en dacht weer aan haar, een kleine rotzak, die vastbesloten was de dokter ten val te brengen, met wie Car nu eigenlijk medelijden begon te krijgen.

Nadat hij zijn zaken hier had afgehandeld, zou hij teruggaan naar kantoor en zijn rapport schrijven. Hij wilde alles keurig uitgetikt hebben zodat het Tucci-mens hem geen last met zijn rekening zou bezorgen, wat weer genoeg zou zijn om deze maand zijn eigen rekeningen te betalen, en misschien genoeg was om een paar dagen in Nevada te gaan vissen. Hij dacht aan alle moeite die ze deed, al het geld dat ze besteedde, en schudde zijn hoofd. Maar toen hij zich de glinstering in haar donkere ogen herinnerde, was hij niet meer zo verbaasd. In zijn dertigjarige loopbaan had hij zo veel kwaadaardigheid meegemaakt, dat hij zich niet langer verbaasde over de moeite die sommige mensen zich getroostten om wraak te kunnen nemen.

Maggie draaide het nummer van dr. Golding en liet de telefoon drie keer overgaan voor ze ophing. Het was een lange, zware dag geweest, en het was laat, bijna elf uur. Dit was haar tweede dag dat ze door Bobby Semple in Motel 6 praktisch als gijzelaar werd vastgehouden. Hij stond in de aangrenzende kamer op wacht, en keek ieder keer dat ze naar de ijsmachine ging, of naar beneden naar de wasruimte, om de hoek van de deur. Hij had zo'n verschrikkelijke haast gehad om weg te komen dat ze een grote vuilniszak met vuile was had moeten meenemen, die ze de hele middag had staan wassen. En nu Tim sliep, en zij belde, had ze het gevoel dat Bobby in staat was door de muren heen te kijken, zo sterk leek zijn verlangen haar weer in het gareel te krijgen. Hij was achterdochtig en gemelijk, sloeg haar voortdurend gade alsof hij verwachtte dat ze er elk moment vandoor kon gaan.

Ze had het gevoel dat ze Bobby Semple nauwelijks kende. Hij was veranderd van een van de jongens uit Georgia met wie ze was opgegroeid, die voetbalde en op jacht ging met hun vaders, in een onvriendelijke man die weer eens een jachtuitstapje leek te maken, dit keer met haar als prooi. Hij leek wel een vreemde, hoewel ze op de middelbare school af en toe met hem uit was geweest, waarbij ze moest toegeven dat hij sindsdien het vuurtje brandend had gehouden, voor zover een maandelijks babbelbriefje dat kon. En hij was duidelijk de keus van haar moeder, die hem met de boodschap had weggestuurd haar dochter weer thuis te brengen.

Die boodschap was uitgemond in een ruw begin, en was nu op een dood spoor terechtgekomen. Bobby had dinsdagochtend meteen willen vertrekken, maar tegen de tijd dat ze het busje hadden ingeladen, naar de kleuterschool waren gereden om de rekening te betalen, naar de bank om Maggies rekening op te heffen en afscheid te nemen, hadden geluncht, de kaart hadden gekocht en een paar levensmiddelen voor in de koeltas die hij per se mee had willen nemen, was het middag geweest. Ze hadden San Francisco verlaten, en zodra ze aan de noordkant van de Golden Gate waren, had Tim gezegd dat hij buikpijn had. Maggie had zijn voorhoofd gevoeld. Dat was koel.

'Niets aan de hand,' zei Bobby.'Laten we doorrijden.' Hij leek zo snel mogelijk zoveel mogelijk afstand tussen hen en het Embarcadero Arms te willen krijgen.

Maar Maggie, die misschien juist het tegenovergestelde wilde, was ertegenin gegaan.'Ik wil wachten en kijken of Tim iets heeft opgelopen,' zei ze. 'Trouwens, het is bijna vier uur. We zullen vandaag toch niet zo ver komen. Laten we de nacht hier doorbrengen en morgenochtend vroeg vertrekken.'

Bobby had iets gebromd over dat ze makkelijk praten had, aangezien zij niet voor het motel betaalde, en toen had Maggie hem gevraagd wie er voor het motel betaalde, en hij had een rood hoofd gekregen en bekend dat haar moeder hem vijfhonderd dollar voor de reis naar huis had gegeven. En toen had Maggie het gevoel gekregen dat ze was gekocht en betaald en dat ze nu onderweg was om te worden afgeleverd.

Bobby had gezegd dat hij te moe was om de hele nacht door te rijden, waardoor het leek of het oponthoud zijn idee was, en dat het onvermijdelijk was.

'Waar gaan we stoppen?' vroeg Maggie, waarbij ze over Tims voorhoofd streek.

'Nou, hier in ieder geval niet.' Bobby wees naar de dure hotels langs de weg in Marin County.

'Welke weg nemen we naar Georgia?' vroeg ze, en pas toen ze zijn gezicht weer rood zag worden, begreep ze dat Bobby iedere vraag als een aanslag op zijn gezag opvatte.

'Nou, Maggie, ik ben echt niet van plan met deze volle, ouwe bak door de woestijn te rijden.'

'Je hebt mijn vraag nog steeds niet beantwoord.' Ze herkende haar eigen stem nauwelijks, die zo scherp en verbeten klonk, en ze besefte dat wat de toekomst ook voor haar in petto had, het waarschijnlijk was dat Bobby Semple daar niet bij hoorde.

'We zullen via de Interstate Five naar het noorden rijden en vervolgens in oostelijke richting gaan.' Terwijl hij sprak, fronste hij zijn voorhoofd naar haar.

Maggie knikte, en zei niets. Ze probeerde niet aan de laatste keer te denken dat ze het landschap had gezien waar ze nu doorheen reden.

'Mijn buikpijn wordt erger, mam. Ik geloof dat ik ga overgeven.'

'We moeten stoppen, Bobby.' Maggie weigerde hem aan te kijken, en vond een plastic zak voor het geval Tim zijn dreiging waarmaakte.

Bobby slaakte een diepe zucht, draaide van de snelweg af, en werd iets rustiger toen ze Motel 6 in Novato vonden.

Tim had zich na een goede nachtrust beter gevoeld, dus hadden ze het busje weer ingeladen, maar toen Bobby hem in zijn achteruit wilde zetten, lukte het niet. Bobby prutste en vloekte tot bijna negen uur, en toen belde hij het verhuurbedrijf, nauwelijks in staat zijn woede binnen te houden. Ze stuurden een monteur, die bijna drie uur met de auto bezig was, terwijl Maggie en Tim naar het kleine winkelcentrum ernaast liepen, en naar de tv in de motellobby keken. Tegen de tijd dat de monteur constateerde dat de koppeling het had begeven, was het twee uur. Maggie betaalde voor nog een nacht in het motel en droeg haair en Tims tassen terug naar hun kamer.

'Bezorg me gewoon een andere wagen,' hoorde ze Bobby tegen de monteur schreeuwen toen ze hen passeerden, ik zal de spullen wel overladen in het verdomde ding.'

'We hebben er niet een meer.' De monteur scheen er plezier in te hebben Bobby dit nieuws te vertellen, hoewel hij een medelijdende blik naar Maggie en Tim wierp, die nu op de eerste verdieping tegen de reling leunden, tezamen met de man uit de kamer ernaast, die afwisselend sigarettenpeuken naar beneden gooide of in de struiken spuwde.

'Wel verdomme!' Bobby verhief zijn stem tegen de man, waarna er een heftige woordenwisseling ontstond.

'Zeg! Je maakt Tim bang!' schreeuwde Maggie ten slotte naar beneden. De monteur hield op, maar Bobby keek omhoog en begon nu tegen haar te schreeuwen.

'Maggie, pak de telefoon en zorg voor een andere wagen.' Zijn bolle gezicht was knalrood.

Maggie ging de kamer binnen, zette de tv voor Tim aan, vond een tekenfilm die hij leuk vond, ging vervolgens op bed liggen en viel in slaap.

'Ik begrijp je niet,' was het enige wat Bobby had gezegd, toen ze hem bekende, met verwarde haren en nog slaperig, dat ze niemand had gebeld. Ze had geen antwoord gegeven, maar de deur rustig gesloten en hem buiten laten staan.

Ongeveer een uur later was hij teruggekomen met iets te eten.

'Waarom laat je al die troep niet gewoon achter?' Hij wees over zijn schouder naar de kapotte wagen die nog steeds beneden stond. 'Ik zal nieuwe spullen voor je kopen zodra we thuis zijn.' Bobby had onlangs promotie gemaakt bij de pindafabriek waar hij werkte, en zat goed bij kas.

'Het zijn onze spullen,' zei Maggie, met naar ze hoopte enige waardigheid. 'Wij willen onze spullen houden.' Ze dacht aan haar schilderijen, zorgvuldig ingelijst in hun vrolijke lijstjes. Ze had ze in kranten verpakt, terwijl Bobby in en uit was gelopen, met meubels en dekens sjouwde, en erop aandrong dat ze voort moest maken. Ze had de meubels achtergelaten en de planten aan mrs. Weaver gegeven.

Ze nam de zak van Burger King van hem aan, zonder hem uit te nodigen binnen te komen. Ze keek erin. Bobby had niet eens een kartonnen kroon voor Tim meegebracht. Jake zou een kroon voor Tim hebben meegebracht, dacht ze, terwijl de vergelijking onbewust in haar opkwam. Nee, Jake had hen ergens mee naartoe genomen, verbeterde ze zichzelf, waarschijnlijk naar een van die pizzatentjes, die een grote bak hebben vol plastic ballen waar kinderen in kunnen springen, en toestellen om op te rijden en spelletjes te spelen. Ze keek op. Bobby staarde haar somber aan.

'Ik hoop datje bijtrekt wanneer we hier eindelijk weg zijn,' zei hij, op een toon waaruit ze opmaakte dat hij bedoeld was om haar berouwvol te maken. 'Je was altijd koppig, Maggie, maar ik zweer je dat ik je nu niet meer ken.' Hij slaakte een zucht van ergernis en slenterde terug naar zijn eigen kamer.

En hier was ze nu, nog steeds niet in staat te slapen, hoewel het al elf uur was, en aan de telefoon als een echtbreekster, die het kantoor van een getrouwde man belde. Die ze had gekust. En vastgehouden.

Ze had Bobby niets verteld, en daar was ze kinderlijk blij om. Ze had hem niets over dr. Golding verteld, of zijn vrouw, of iets van de dingen die Gina had gezegd. En ze had Gina niet gebeld om afscheid te nemen. Ze zou haar een brief schrijven zodra ze thuis was. Misschien. Maar nu waren de dingen althans geregeld. Ze wist wat ze ging doen. Dit zou haar leven worden. Ze zou naar huis gaan, en hoewel ze waarschijnlijk niet met Bobby zou trouwen, was ze realistisch genoeg te weten dat ze waarschijnlijk met iemand zoals hij zou eindigen. En dat was goed. Ze zou zich wel redden. Ze draaide het nummer van dr. Golding nog een keer, wachtte deze keer tot hij en paar keer was overgegaan en luisterde toen hij overging op de voicemail. Ze keek naar het heuveltje in het andere bed dat haar zoon was, en bedacht dat het tijd werd dat ze zelf ophield zich als een kind te gedragen.

Arme Tim, dacht Maggie, en ze voelde een steek van verdriet in haar borst, die zich verspreidde. Zijn buik was tot rust gekomen toen ze eenmaal uit de truck waren gestapt, maar hij had twee keer naar Jake gevraagd, of ze hem nog ooit een keer zouden zien, en of ze tenminste afscheid van hem konden nemen. Maggie had geprobeerd van onderwerp te veranderen, maar er was geen makkelijk antwoord op die vraag, en ze wilde liever wachten tot ze goed en wel in Georgia waren voor ze Tim de waarheid zou vertellen. Ze zouden Jake Golding nooit meer zien.

Ze luisterde naar het voicemailbericht, een vrouwenstem, die neutraal een ander nummer van de dokter opgaf dat in geval van nood gebeld kon worden. Hij was daar nu natuurlijk niet. Het was elf uur. Hij was waarschijnlijk thuis in bed, en ze besefte dat dr. Golding haar, gedurende de tijd die ze samen hadden doorgebracht, nooit zijn nummer van thuis had gegeven. Ze werd overspoeld door een gevoel van schaamte nu ze erover dacht. Natuurlijk had hij haar dat nummer niet gegeven. Hij had een vrouw. Ze hing op zonder een boodschap achter te laten.

Ze wikkelde zich in het stijve beddengoed van het motel. Een heleboel dingen drongen ineens tot haar door, nu ze de waarheid wist. Dat was tenminste een opluchting. Ze had altijd een zeker ongemak bij dr. Golding bespeurd, en iedere keer dat ze op het punt stonden elkaar nader te komen, leek het of er iets tussen hen in kwam te staan. Het feit dat hij getrouwd was, verklaarde alles.

Ze lag daar tot de vroege ochtend, en probeerde zich voor de honderdste keer te verzoenen met alles wat Gina haar had verteld, en werd bijna gek toen het haar niet lukte. De twee dingen lieten zich niet verenigen, hoe hard ze haar best ook deed. Ze vroeg zich af of hij haar de volgende ochtend verwachtte. De laatste dag van haar 21 -Dagen Controle. Ze glimlachte verwrongen, en veronderstelde op een vreemde manier dat ze had gekregen waarom ze had gevraagd. Ze kon niet ontkennen dat haar leven onder controle was gebracht.

'Zorg dat je om negen uur klaarstaat,' was het laatste wat Bobby haar had gezegd voor hij naar bed ging. 'Want dan brengen ze de nieuwe truck, en ik wil vroeg vertrekken. We moeten hier weg.' Hij had rillerig zijn schouders opgehaald, alsof alleen al de lucht van Californië hem de kriebels bezorgde.

Ze dacht aan hem, slapend in de kamer ernaast, en legde de gedachten naast haar herinneringen aan Jake Golding. Ze herinnerde zich hem zoals hij in de hal van het Embarcadero Arms bezig was geweest mr. Jacobsens sloten te installeren, zijn handen vaardig in de weer met de boor, fietsend met Tim op Angel Island, en in de achtertuin van haar appartement, met zijn papieren bord balancerend op zijn knie tijdens de instuifmaaltijd. Ze herinnerde zich hem zoals hij haar in de barakken van Angel Island in zijn armen had gehouden, en het gevoel daarbij, als een sterke muur, en zijn verlangen om tussen haar en alles te komen wat haar eenzaam en bang had gemaakt.

Ze kon niet slapen. Ze keek naar Tim, en naar het poesje dat hij in zijn armpjes geklemd hield, en dacht eraan de telefoon weer op te pakken, maar verwierp het idee meteen weer. Ze had hem in eerste instantie nooit moeten bellen. Hij was een getrouwde man.