31
Een week voor Kerst liep ik na een lange ochtend werken in het café naar huis en zag ik dat mama en Vera voor mijn deur stonden te bibberen. Ik schaamde me zo dat ze zouden zien waar ik woonde en dat ze erachter zouden komen dat ik een baby verwachtte, dat ik bijna rechtsomkeert maakte. Maar het was al te laat. Ze hadden me aan zien komen. Mama zette de pakjes die ze bij zich had op de stoep en rende op me af. Ze trok me in haar armen en huilde.
‘Laten we naar binnen gaan voor jullie bevriezen,’ zei ik even later. Ik droogde mijn eigen tranen en deed de deur open.
Toen mama en Vera mijn kamertje rondkeken en mijn doorgezakte bed, de grauwe, cementen muren en het borrelende distilleertoestel zagen dat ik onbedekt gelaten had, wist ik dat ze dachten aan het prachtige huis in Bremenville dat ik had achtergelaten, het huis dat Karl voor me had gebouwd. Ik wilde niet vragen waarom ze gekomen waren, dus nam ik hun jassen aan en warmde water op het kookplaatje. Mama zou me wel vertellen wat het doel van haar komst was als ze daar klaar voor was.
Terwijl ik met mijn rug naar haar toe stond, was Vera naar het stookapparaat gelopen. ‘Wat is dit, Emma?’
‘Dat… uh… dat is niet van mij. Het hoort eigenlijk bij deze kamer.’
‘Maar waar is het voor bedoeld?’
‘Ik ga een betere flat zoeken zodra ik de kans heb,’ legde ik uit, ‘maar de huisbazen willen allemaal een maand huur vooruit, dus ik moet eerst een poosje sparen.’
‘Emma, je hoeft geen andere kamer te zoeken,’ zei mama rustig. ‘We zijn gekomen om je mee naar huis te nemen.’ Ik wendde mijn ogen af.
‘Heeft papa jullie gestuurd?’
‘Nee, hij denkt dat we kerstinkopen aan het doen zijn. Karl heeft onze treinkaartjes betaald.’
Wat slim van Karl, dacht ik terwijl ik me omdraaide om het theewater op te gieten. Hij wist dat ik me ervoor zou schamen mijn moeder de waarheid te vertellen of, waar Vera bij was, de redenen te bespreken waarom ik hem verlaten had. Ik sneed een pasteitje dat ik uit het café had meegebracht in twee kleine stukjes. Meer eten had ik niet in huis om hun aan te bieden.
‘Vera, kom zitten en eet een stukje pastei,’ zei ik. Ze liep nog steeds om het eigenaardige apparaat heen en bekeek het nieuwsgierig.
‘Wil jij niets?’ vroeg ze toen ik mama en haar ieder een kopje en een bordje gaf.
‘Ik heb maar twee kopjes,’ zei ik en probeerde te glimlachen. ‘Ik kan wel van de ene kant drinken als jij van de andere kant drinkt. Ik heb net op mijn werk gegeten. Ik heb geen honger.’ Ik klopte op mijn buik om mijn woorden kracht bij te zetten en voelde mijn wangen warm worden toen ik zag dat mama snel de andere kant opkeek. Papa moest haar over mijn toestand verteld hebben, maar Vera wist het nog niet. Haar mond viel open van verbazing en er viel een uiterst pijnlijke stilte.
Ik had me van schaamte wel willen verstoppen, maar daar was in mijn kleine kamertje geen plaats voor. Ik liet me op de grond zakken voor de plaats waar mijn moeder zat en leunde met mijn rug tegen de muur. ‘Het spijt me, mama… En het spijt me ook dat u voor niets zo’n lange reis gemaakt hebt, maar ik kan niet met u mee terug naar huis.’
‘Alsjeblieft, Emma,’ smeekte Vera, ‘Karl voelt zich zo verloren zonder jou. Hij…’
‘Dat liegt hij. Alleen zijn trots is gekwetst. Hij houdt niet van me, Vera. Karl en ik zijn van het begin af aan ongelukkig geweest. Ik weet dat hij de zoon is van tante Magda en dat jij een hoge dunk van hem hebt, maar… maar jij hebt nooit met hem samengeleefd. Als Karl thuis is, is hij een andere man dan wanneer hij in de apotheek of in de kerk is.’
‘Wat bedoel je? Hoe kan hij nu anders zijn?’ Vera stond duidelijk aan Karls kant en was gekomen om het voor hem op te nemen. Ik voelde me moe en wanhopig.
‘Zie je nu wel? Ik wist dat niemand me zou geloven. Daarom ben ik ook weggegaan. Maar ik kan niet meer met hem samenleven. Hij is boosaardig en gewelddadig en… ik ga nooit meer terug.’ Ik sloeg mijn armen om mijn knieën en boog moedeloos mijn hoofd. Ik voelde me volkomen verlaten.
‘Ik geloof je,’ fluisterde mama. Als de kamer niet zo klein geweest was, zou ik haar misschien niet eens gehoord hebben. Ik keek op en zag haar met nietsziende ogen staren naar een tafereel dat alleen zij kon zien. ‘Ik geloof je, Emma,’ zei ze opnieuw.
‘Meent u dat?’
Ze knikte verdrietig. ‘Niemand wist ook hoe Karls vader zich thuis gedroeg. Ik was de enige buitenstaander die Magda’s blauwe plekken zag. En ik heb ook een keer de striemen gezien die hij met een riem op Karls rug geslagen had. Magda liet me zweren dat ik het aan niemand zou vertellen. Ze wilde Gus niet verlaten. Ze hield van hem.’
‘Ik heb nooit van Karl gehouden, mama. Ik heb het geprobeerd, maar…’
‘Ik weet het, Emma. Ik weet datje je best gedaan hebt. Je bent met hem getrouwd om papa en mij een plezier te doen, nietwaar?’
‘Het spijt me…’
‘Nee, ik ben degene die haar verontschuldigingen aan moet bieden. Ik heb een grote fout gemaakt. Ik dacht dat jij net zo was als ik en omdat ik daar gelukkig mee was, dacht ik dat jij er ook volmaakt gelukkig mee zou zijn om in Bremenville te wonen met een man en kinderen. Ik dacht dat Karl net zo’n man zou zijn als Friedrich. Maar jij bent anders, Emma. Jij kon niet in mijn voetsporen treden en het was verkeerd van me om dat van je te verwachten. En Karl is niet zoals je vader. Karl dacht dat hij je liefde kon kopen met juwelen en bedienden en een prachtig huis, net zoals hij het respect van de gemeenschap gekocht had met zijn chique apotheek. Je vader won mijn liefde door zich voor mij op te offeren – dat is de zuiverste vorm van liefde. Jij hebt diezelfde liefde getoond toen je de man die je liefhad de vrijheid gaf om priester te worden… Het spijt me, Emma. Het was verkeerd van me dat ik je aangemoedigd heb om met Karl te trouwen. Nu gaat die fout me mijn dochter kosten.’
Ik was zo opgelucht en verbaasd toen ik merkte dat ze me begreep, dat ik mijn handen voor mijn gezicht sloeg en huilde. Mama zette haar kopje en haar bordje op de grond, knielde naast me neer en nam me in haar armen.
‘Eigenlijk is het zo dat ik je omwille van mezelf vraag om mee naar huis te komen. Omdat ik van je houd, Emma. Omdat ik de gedachte van een van mijn dochters gescheiden te zijn niet kan verdragen. Maar als dat betekent dat je terug moet naar Karl, dan vraag ik het niet van je.’
‘Ik zou mezelf kunnen dwingen om weer bij Karl te gaan wonen, mama, maar hij wil de baby niet. Hij wil dat ik die weggeef. Ik blijf nog liever de rest van mijn leven in dit hok wonen, dan dat ik dat doe.’
‘Ik begrijp het. Ik heb twee kinderen verloren – eerst Eva en nu jou. Ik begrijp waarom je het kind dat je draagt niet weg kunt geven.’
Mama liet me lange tijd huilen in haar amien. Vera zei geen woord. Ze was verbijsterd en worstelde met de ontdekking dat Karl niet degene was die ze dacht. Ten slotte pakte mama haar zakdoek en hielp me mijn tranen te drogen.
‘Kom naast me zitten op het bed. Ik heb iets voor je meegebracht, Emma. Een vroeg kerstcadeautje. Ze deed een van haar tassen open en gaf me een envelop. Er zaten foto’s in van mijn drie zussen en mij in witte jurken en rijglaarsjes, van papa en mama voor de kerk, van Eva in haar Rode Kruisunifonn, van Karl en mij op onze trouwdag. Die laatste foto had ik wel in stukken willen scheuren, maar iets zei me dat ik op een dag misschien zou willen bewijzen dat ik echt getrouwd geweest was.
‘Bewaar deze zodat je altijd aan ons kunt denken,’ zei mama. ‘En dit wil ik je ook geven.’ Ze vouwde een dot vloeipapier open en legde het geschenk in mijn handen – haar grootmoeders huilkopje. ‘Dit heeft mijn oma me gegeven om me te helpen als ik verdrietig was en zodat ik, als ik ver weg was, altijd aan mijn thuis en aan de familie kon denken die van me hield. Ik heb het niet meer nodig, Emma, maar jij wel. Laat het kopje je eraan herinneren dat je een familie hebt die altijd van je zal houden.’
Ik hield het fijne kopje tegen mijn borst geklemd en als ik mijn ogen dichtdeed, leek het net of ik weer een kind was, dat in mama’s keuken melk dronk uit het kopje om getroost te worden. Ik kon haar kip en knoedels ruiken op het fornuis, ik hoorde papa’s hartelijke lach en Eva’s smekende stemmetje. ‘Kom je met me spelen, Emma? Maar toen ik mijn ogen opendeed, zat ik weer in mijn armoedige kelderkamertje. Papa was er niet meer, Eva was er niet meer en ook mijn moeder en mijn zus stonden op het punt me te verlaten. Ik zou hen, net als alle andere mensen van wie ik hield, misschien wel nooit meer zien.
‘Je hebt nu veel verdriet,’ zei mama toen we elkaar gedag kusten. ‘Maar denk eraan… “Vreugde en moeite komen en gaan als eb en vloed”.’
Ik werkte in het café tot mijn zwangerschap duidelijk zichtbaar werd en de eigenaar me ontsloeg. In die tijd zonderden aanstaande moeders zich nog af in hun laatste maanden. Ze liepen niet met hun toestand te koop en serveerden al helemaal geen maaltijden in restaurants.
Ik had genoeg geld gespaard om te kunnen verhuizen, maar kwam erachter dat de meeste huisbazen geen kamers wilden verhuren aan alleenstaande vrouwen en vooral niet als ze zwanger waren. Op een dag kwam ik in tranen thuis nadat ik weer een hele dag tevergeefs naar een kamer gezocht had en trof in mijn kamer O’Brien, Zwarte Jack en Booty aan, die rond het kapotte distilleerapparaat gehurkt zaten.
‘Emma toch, wat is er aan de hand?’ vroeg O’Brien toen hij mijn tranen zag.
‘Ik moet uit deze kamer weg voordat de baby komt en ik kan nergens een behoorlijke plek vinden om te wonen. Niemand wil een kamer aan me verhuren.’
O’Brien liep haastig naar me toe en legde zijn arm om mijn schouder. ‘Waarom heb je dat niet eerder gezegd? Ik kom met plezier bij je inwonen en doe dan net of ik je kerel ben. Het lijkt me veel prettiger om ’s morgens jouw knappe gezichtje te zien dan Zwarte Jacks lelijke smoelwerk.’
‘Bedankt voor het aanbod, maar ik ben een getrouwde vrouw.’ Ik schudde voorzichtig zijn arm van mijn schouders.
‘Ach, Emma, ik zal niets uithalen. Ik ga alleen met je mee om een kamer te zoeken. Ik kan wel een paar maanden op de grond slapen en daarna word ik een waardeloze rotvent en verlaat je als de baby er is.’ Ik vond zijn aanbod ontroerend.
‘Zou je dat echt voor me willen doen?’ Ik zag dat hij en Zwarte Jack geamuseerde blikken uitwisselden.
‘Het zou niet de eerste keer zijn dat hij ervandoor ging…’ begon Zwarte Jack, maar O’Brien legde hem het zwijgen op.
‘Dat doet er niet toe. Dat wil ze allemaal niet horen. Emma, is dat alles wat je dwarszit of kunnen we je nog ergens anders mee helpen?’
‘Ja, we willen met plezier die man van je eens onder handen nemen als hij je lastigvalt, hoor,’ bood Zwarte Jack aan.
‘Nee, nee. Hij bezorgt me geen last,’ zei ik snel. Ik zag Karl al op de bodem van de Squaw River liggen met stenen aan zijn enkels. ‘Ik zou wel graag een andere baan hebben nu de baas van het café me ontslagen heeft… behalve het circus weten jullie zeker geen andere plaats waar ze op zoek zijn naar een dikke dame?’
O’Brien streek met zijn hand door zijn rode haar terwijl hij over mijn probleem nadacht. Voor hij antwoord kon geven werd er op de deur geklopt. Zwarte Jack sprong op. O’Briens lichaam spande zich alsof hij klaarstond om ervandoor te gaan. ‘Wie is daar?’ vroeg hij.
‘Sheila Higgins.’
Iedereen keek naar Booty, die nog steeds op de grond zat naast het stookapparaat. Hij knikte naar O’Brien dat hij de deur open moest doen. Zodra hij dat deed, stormde Sheila naar binnen en greep me raw bij mijn arm.
‘Geen stap, juffrouw Tippel!’ zei ze. ‘Jij blijft hier staan!’ Ze draaide zich om en riep naar iemand die nog buiten stond. ‘Komt u nu maar binnen, pastoor. Ze zitten hier allemaal, inclusief dat mens waar ik u over vertelde.’ Een lange, in het zwart geklede figuur stapte binnen en ik stond recht tegenover Patrick.
Onmiddellijk trok alle kleur weg uit zijn gezicht. ‘Emma?’ fluisterde hij.
Sheila’s mond viel open. ‘Hoe kent u haar, pastoor?’
Patrick was niet in staat een woord uit te brengen. Hij staarde naar me en was duidelijk geschokt dat hij mij zag terwijl hij verwachtte Booty’s minnares aan te treffen. Toen zijn ogen afdaalden naar mijn bolle buik, werd hij nog bleker. Ik was bang dat hij zou gaan overgeven. Ik wenste dat de aarde zich zou openen om me te verzwelgen.
Booty krabbelde overeind. ‘Sheila! Je bent pastoor O’Duggan gaan halen! Wat bezielt je?’
‘Jij was niet van plan die vrouw of die stokerij op te geven, dus moest ik wel iets doen!’
‘Ik heb je toch gezegd dat ze mijn minnares niet is!’ Hij en Sheila begonnen ruzie te maken. O’Brien en Zwarte Jack mengden zich erin en iedereen schreeuwde door elkaar. Ik voelde me zwak.
‘Stil zijn allemaal en naar mij luisteren!’ brulde Patrick opeens. Hij wachtte tot het stil werd in de kamer. ‘Goed, van wie is dit apparaat?’
‘Van ons drieën, pastoor,’ zei Booty zachtjes. Hij gebaarde naar O’Brien en Zwarte Jack.
Patrick deed een stap in Booty’s richting. ‘Ik ga je niet eens vragen hoe het komt dat je je hebt ingelaten met mensen zoals zij, Ian, maar ik weet dat je een godvrezend mens bent. Je weet vast wel dat het illegaal is wat je hier doet. Vind je het de moeite waard om hiervoor de gevangenis in te draaien, je vrouw te verliezen en je winkel – en dan hebben we het nog niet eens overje ziel? Dat alles alleen maar omdat je een paar dollar extra wilt verdienen?’
‘Ik… ik dacht… ik bedoel, het leek me…’ stamelde Booty en staarde naar zijn schoenen. ‘Nee, pastoor, het spijt me.’
‘Als het je echt spijt, kun je dat bewijzen door dat ding uit elkaar te halen en het op de vuilnisbelt te gooien.’
‘Wacht nou eens even…’ begon O’Brien, maar Patrick viel hem in de rede.
‘Genoeg! Aan de slag, Ian. Vanavond nog, of anders geef ik jullie persoonlijk aan bij de politie!’ Hij draaide zich om naar Sheila zonder mij aan te kijken. ‘Gaat u nu maar naar huis, mevrouw Higgins,’ zei hij vriendelijk. Hij legde zijn hand op haar schouder en duwde haar zachtjes in de richting van de deur.
‘En zij dan?’ vroeg Sheila en knikte naar mij.
‘Ik zorg er wel voor dat alles in orde komt,’ beloofde hij. ‘Ik kom morgen langs in de winkel en dan praten we erover.’
Toen hij weg was, sloeg Patrick zijn annen over elkaar voor zijn borst en keek toe hoe Booty en zijn maten het distilleerapparaat demonteerden. Ten slotte draaide hij zich om naar mij, maar hij keek naar de grond en niet naar mijn gezicht. ‘Laten we buiten onder vier ogen praten,’ zei hij.
Mijn hart bonsde toen ik moeizaam mijn jas aantrok en achter Patrick aan naar buiten liep. Hij wees naar een verlaten bankje bij een tramhalte op de hoek van de straat. ‘Laten we hier gaan zitten.’
Ik liet me vermoeid zakken. Patrick ging even later ook zitten. Zijn handen, die hij op zijn bovenbenen legde, leken bleek in het licht van de straatlantaarn. We zaten zo ver uit elkaar dat andere mensen gedacht moeten hebben dat we twee vreemden waren die op de tram zaten te wachten. Er hing een overweldigende, gespannen stilte tussen ons.
Ik vroeg me af wat hij dacht. Dacht hij echt dat ik een verhouding had met Booty? Ik herinnerde me hoe geschokt hij had gekeken toen hij ontdekte dat ik de vrouw was die beschuldigd werd. We wisten allebei niet hoe we het gesprek moesten beginnen. Ik besloot de koe bij de horens te vatten.
‘Patrick, ik heb geen verhouding met Booty. Zijn zus is een vriendin van me. Ik had onderdak nodig en Booty was zo vriendelijk me zijn kamer ter beschikking te stellen en…’
‘Sst, Emma. Je hoeft niets uit te leggen. Ik geloof je wel.’
Ik probeerde mijn tranen van opluchting weg te slikken. Hij hief zijn hoofd op en voor het eerst sinds dat vreselijke moment waarop hij mijn kamer was binnengestapt, ontmoetten onze ogen elkaar. ‘Wat doe je hier in de stad, Emma?’
‘Ik heb Karl verlaten.’
‘Waarom? Om mij?’ Toen ik geen antwoord gaf, werd hij boos. ‘In de Bijbel staat: “Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet!” Ik moet weten of ik een huwelijk te gronde heb gericht!’
‘Nee, ons huwelijk was allang kapot voordat jij terugkwam naar Bremenville.’
‘Maar waarom…?’ Hij zweeg toen hij voetstappen hoorde naderen. Ik draaide me om en zag dat O’Brien haastig in onze richting liep. Zwarte Jack stond breeduit in de deuropening van het huis waar ik woonde.
‘Hé, Emma, je hoeft je niet door die priester de les te laten lezen, hoor!’ zei O’Brien. ‘Kom maar weer binnen.’
Patrick sprang op. ‘Ze zet daar geen voet over de drempel tot dat apparaat verdwenen is. Heb je er wel eens over nagedacht wat er met haar gebeurd zou zijn als de politie haar daar had gevonden terwijl ze op jullie stokerij paste? Dan zou ze de gevangenis in gegaan zijn! Om jullie misdaad.’
‘We pasten goed op haar. Dat apparaat was veilig.’
‘O ja? En waarom stond het dan niet in je eigen huis?’
‘Dat gaat je niets aan!’ O’Briens handen balden zich tot vuisten en hij tilde zijn kin op om Patrick uit te dagen.
Nog voor we met onze ogen konden knipperen, trof Patricks vuist O’Briens kaak en daarna volgde een serie stompen in zijn maag. O’Brien zakte in elkaar en hield zijn buik vast.
‘Sta op!’ zei Patrick, klaar om hem nog een dreun te verkopen.
‘Patrick, kijk uit!’ riep ik. Zwarte Jack kwam aanrennen om zijn vriend te verdedigen. Toen Patrick zich bliksemsnel omdraaide, bleef Zwarte Jack staan.
‘Ik sla niet graag priesters, maar u moet wel van O’Brien afblijven.’
Patrick greep naar zijn priesterboordje en rukte het van zijn hals. ‘Ga je gang! Sla me dan, man!’ Hij smeet zijn boord op de grond. ‘Ik kan jullie wel vermoorden omdat jullie Emma bij jullie activiteiten betrokken hebben!’ Hij stormde op Zwarte Jack af en probeerde hem ook een van zijn dodelijke vuistslagen toe te dienen. Ze grepen elkaar vast. Terwijl ze worstelden, ving ik af en toe een glimp op van bebloede gezichten en vuisten en hoorde ik het misselijkmakende, doffe geluid van klappen. Patrick kreeg er vreselijk van langs, maar hij was zo woedend dat hij het niet opgaf.
‘Hou op! Hou op allebei!’ gilde ik.
‘Emma, blijf uit de buurt!’ riep O’Brien vanaf de plek waar hij op de grond lag. Maar ik kon niet werkeloos toezien hoe Patricks dierbare gezicht in elkaar geslagen werd. Ik schoot toe om een einde te maken aan de slachtpartij. O’Brien krabbelde overeind om Zwarte Jack tegen te houden.
‘Je moet hier weg, O’Brien!’ riep ik hem toe toen het ons gelukt was de twee te scheiden. ‘Wegwezen! Ga weg!’ Ze renden de straat over en sprongen in een tram die net kwam aanrijden en een paar ogenblikken later weer verder reed.
Patrick kreunde en liet zich op de bank zakken. Bloed stroomde uit zijn neus en uit een wond boven zijn oog. Ik trok mijn sjaal uit mijn zak en begon zijn gezicht schoon te vegen.
‘Zachtjes!’ waarschuwde hij toen ik zijn neus aanraakte. ‘Ik denk dat hij gebroken is.’ Ik duwde hem de sjaal in zijn hand, zodat hij zijn neus zelf af kon vegen.
‘Waarom daagde je Zwarte Jack nou uit? Hij is beroepsbokser geweest in Ierland, een kampioen! Ben je gek geworden?’
‘Ben jij gek geworden, Emma? Waarom laat je je in met illegale drankstokers?’
Ik haalde beverig adem en liet de lucht toen weer uit mijn longen ontsnappen. ‘Ik had hulp nodig. Ik kan niet meer werken… en mijn baby wordt over een paar weken geboren.’
Patrick liet de doek die hij tegen zijn gewonde oog gedrukt hield, zakken. ‘Is de baby van mij?’ fluisterde hij.
Ik aarzelde. Ik stond al op het punt om te liegen, maar Patrick las mijn gedachten. ‘O, God, vergeef me!’ riep hij en sloeg zijn handen voor zijn gezicht.
‘Karl wist dat de baby niet van hem was,’ zei ik zachtjes. ‘Hij probeerde me tot een abortus te dwingen. Ik ben bij hem weggegaan om het kind te beschermen.’
Ik zag hoe zich een helderrode druppel bloed vormde in de snee boven zijn oog die daarna tussen zijn vingers doorliep. Een paar minuten later wreef hij met de muis van zijn handen in zijn ogen en liet ze toen zakken. ‘Natuurlijk gaan we trouwen zodra je scheiding rond is. Je hoeft je niet te verlagen tot drank stoken, Emma. Ik wil voor jou en ons kind zorgen.’
Ik wachtte tot hij me in zijn armen zou nemen, op zijn troostvolle omhelzing. Maar hij bleef zitten. Hij leunde met zijn armen op zijn bovenbenen. Hij hield zijn hoofd gebogen en zijn handen bungelden tussen zijn knieën. Bloeddruppels vielen op de stoep als tranen.
‘Nee, Patrick.’
Hij hief zijn hoofd op. ‘Wat?’
‘Ik trouw niet met je. Mijn eigen leven is al een puinhoop en ik ga het jouwe niet ook nog eens verknoeien.’
‘Emma, er zijn twee mensen voor nodig om een baby te maken! Ik ben net zo schuldig als jij! We hebben allebei een fout gemaakt en nu moet ik de consequenties dragen van wat ik heb gedaan.’
‘Ik trouw niet met je, Patrick.’
‘Emma, doe niet zo vreemd. Natuurlijk trouwen we wel. Ik heb een kind verwekt!’
‘Je hebt niet gezegd dat je van me houdt of dat je niet zonder me kunt leven. Je kunt me nauwelijks in de ogen kijken. Geef het priesterschap maar niet op voor mij, Patrick, want ik verander niet van gedachten. Ik trouw niet met je!’
Aan onze kant van de straat kwam weer een tram aan en ik liep snel naar de voordeur. Ik wist dat een priester niet in het bijzijn van anderen een zwangere vrouw achterna kon rennen en zeker geen priester met een bebloed gezicht en een gescheurde boord. Ik haastte me naar binnen en deed de deur op slot, dankbaar dat Patrick me niet achterna gekomen was.