Deel acht

Eliza's verhaal New Orleans, 1904

'We zijn allemaal vreemdelingen in een vreemd land. We verlangen naar huis, maar weten niet precies waar of wat dat is. Soms vangen we er een glimp van op in onze dromen of als we een hoek omslaan. Dan worden we overvallen door een eigenaardig, prettig gevoel van herkenning, maar dat gevoel verdwijnt weer even snel als het gekomen is.'

Madeleine l'Engle


16

De duidelijkste herinnering die ik heb aan mama is de dag waarop ze me, toen ik zo oud was als Becky Jean, meenam naar het circus. Voor die dag waren we nooit ergens naartoe geweest - alleen maar naar de winkel op de hoek en weer terug en af en toe naar de grote kerk een straat verderop. Dat kwam omdat mama heel ziek was. Op de meeste dagen speelde ik in mijn eentje in onze kamer of keek ik, terwijl mama sliep, naar de mensen die langsliepen onder mijn raam. Dan wachtte ik tot ze wakker werd en iets te eten voor me klaarmaakte. Zelf kon ze niet veel eten en ze was erg mager geworden. Ze zat altijd in haar bed tegen de kussens geleund en nam slokjes van haar medicijn terwijl ze keek hoe ik zat te eten. Soms rolde er dan een grote, zilverachtige traan over haar wang.

De week voordat we naar het circus gingen, was mama akelig gaan dromen. Dan werd ze wakker en schreeuwde ze dat ze slangen in onze kamer zag en afschuwelijke beesten die tegen de muren opkropen. Ze maakte me zo bang dat ik zelf ook nachtmerries kreeg. Maar op de dag dat we naar het circus gingen, stond ze veel vroeger op dan anders. Ze schonk haar drankje in een glas en vroeg: 'Hoe zou je het vinden om naar het circus te gaan, liefje?' Ik ben de fluwelige klank van mama's stem of haar trage manier van spreken nooit vergeten.

'Wat is een circus?' vroeg ik.

Ze had tranen in haar ogen toen ze haar handpalm tegen mijn wang legde. 'Mijn arme, lieve schattebout. Je weet niet eens wat een circus is.' Ze wendde zich af, stak een sigaret op en liep toen de kamer door naar haar oude hutkoffer. Ik genoot van de middagen waarop we samen waren en ze die hutkoffer openmaakte en er al haar prachtige, glanzende kostuums uithaalde. Sommige waren van gladde, zijdeachtige stof en helemaal bedekt met lovertjes, glitter en veren en dergelijke. In een van haar laden bewaarde mama een kleine, zilveren tiara, een miniatuurkroontje met glanzende namaak-diamanten. Als ik verdrietig was of bang, pakte mama dat kroontje en mocht ik het opzetten. Die ochtend pakte ze het ook en zette het op mijn hoofd. 'Prinsesje van me,' fluisterde ze.

In een vak van haar hutkoffer zat bladmuziek, helemaal vergeeld en broos van ouderdom. Mama's hand trilde toen ze in de la rommelde en ergens naar zocht. Ik veegde de as van haar sigaret weg die op de muziekbladen viel, bang dat ze vlam zouden vatten. Toen mama in de la niet vond wat ze zocht, probeerde ze de volgende en haalde er een stapeltje verbleekte programma's uit.

'Kijk eens? Dat ben ik, schat. Yvette Dupree. Zangeres.'

Ik keek een tijdje naar het plaatje van mijn moeder in een lange, glanzende jurk. Haar koperkleurige haar was hoog opgestoken en ze droeg het zilveren kroontje erin. Ze was heel mooi geweest voordat ze ziek werd.

Mama sloeg de bladzijde om en liet me nog meer plaatjes zien — een glimlachende man met een hoge hoed en een stok, en een grappig uitziende man met een houten pop op zijn schoot. 'Ik zong vroeger voor de Vaudeville theaters. Daar heb ik je papa ontmoet.'

Ik knikte alsof ik het begreep. Ze blies de rook van haar sigaret uit en zocht toen in de stapel programma's tot ze er een vond met een groepje mannen in rare kleren.

'Dit is Henri — je papa. Deze man hier. De knappe Henri Gerard.'

Ik kneep mijn ogen wat samen om beter te kunnen zien, maar het plaatje was zo klein dat ik zijn gezicht niet kon onderscheiden. Mama nam nog een slokje van haar medicijn en staarde toen lang voor zich uit. Haar ogen stonden donker en afwezig, en haar lippen waren heel bleek. Haar gezicht was volkomen uitdrukkingsloos en dat maakte me bang. Soms leek ze zich niet te herinneren wie ik was.

Ik raakte haar hand aan. 'Mama?' Haar vingers voelden koud aan, als de buizen van de radiator wanneer we waren afgesloten.

Tenslotte keek ze naar me en vervolgens naar de programma's die ze voor zich had. Ze zag eruit alsof ze net wakker werd en geen idee had waar ze was of hoe ze er gekomen was.

'Mama?' zei ik weer en trok aan haar mouw. 'Hmm?'

'Is dit die plek waar we vandaag naartoe gaan?'

'Nee, liefje. We gaan naar het circus.' Ze kwam plotseling weer tot leven, herinnerde zich wat ze van plan was en zocht tussen haar programma's tot ze had gevonden wat ze zocht. Het was een papier met een fraai gedecoreerde rand en rode letters, die verschoten waren tot roze. Mama wees naar het plaatje dat voorop stond. 'Kijk eens? Dat is een olifant. Ik weet dat je nog nooit een olifant hebt gezien, maar ze zijn kolossaal! Zie je hoe klein die vrouw ernaast lijkt?'

De kop van de olifant leek op een slang. Ik was bang. 'Gaat hij me opeten?'

'Welnee, schat. Het is een heel grappig beest. En zie je deze clowns? Daar moet je ook om lachen. En we zullen mannen zien die net als apen heel hoog in de lucht aan kleine schommeltjes zwaaien en... ik weet zeker dat je het leuk vindt.' Ze nam nog twee slokken van haar medicijn en leegde het glas. Toen ze het neerzette en haar sigaret uitdrukte, ging ik lekker tegen haar aan zitten. Mama sloeg haar armen om me heen en trok me steviger tegen zich aan dan ooit tevoren, alsof er iets vreselijks met ons zou gebeuren als ze me losliet.

'Je weet toch dat ik van je hou, hè schattebout?' fluisterde ze. 'Je weet wel dat ik een betere mama wil zijn, maar... je begrijpt dat ik... dat ik niet in orde ben, hè?'

'Ja, mama.' Ze werd soms zo zwak en slap dat ze haast niet meer naar de winkel op de hoek kon lopen om eten of nog meer medicijnen te halen. Een week geleden was ze gevallen toen ze de trap opliep en de vrouw die het pension runde, had een hele tijd tegen haar staan schreeuwen. Ze zei dat ze mama, als ik er niet was geweest, in de goot zou smijten, waar ze hoorde. Ik had mijn uiterste best gedaan om mama weer overeind te helpen, maar het was me niet in mijn eentje gelukt. Tenslotte was er een van de andere pensiongasten gekomen, een vriend van mama, en die had haar naar haar kamer geholpen. Ik mocht die man niet. Hij had een heleboel ruig haar en sprak een vreemde taal met mama en hij rook naar vis. Maar hij hielp haar die dag in bed en ze sliep heel lang.

Ja, ik wist wel dat mama heel ziek was. Haar medicijn maakte haar een tijdje beter, sterker. Dan lachte ze en zong soms zelfs prachtig, maar als de fles met amberkleurige vloeistof leeg was, werd mama slaperig en zwak en kon ze nauwelijks meer praten.

'Je weet toch wel dat ik van je hou, hè schat?' fluisterde ze weer. 'Als ik niet zoveel van je hield zou ik je toch niet meenemen naar het circus?'

We trokken allebei onze zondagse kleren aan en mama zette het kroontje op mijn hoofd. Met haarspelden maakte ze het heel stevig op mijn gouden krullen vast zodat het niet van mijn hoofd zou vallen. Mama nam nog een laatste dosis van haar medicijn om kracht op te doen en goot toen wat er over was in een klein, zilveren flesje dat in haar handtasje zat. We liepen hand in hand naar de hoek van de straat waar de tram stopte. We reden een heel eind. Toen we tenslotte uitstapten, liepen we nog een eindje tot we een enorme, gestreepte tent zagen. We hoorden de muziek van een stoomorgel en het geluid van opgewonden stemmen.

De volgende paar uur waren de geweldigste die ik ooit met mijn moeder heb doorgebracht. Ik had haar nog bijna nooit zo vrolijk en levendig gezien. Ze lachte en wees naar alle vreemde dingen die we in de piste en bij de extra attracties zagen. Toen ze zag hoe gefascineerd ik naar de suikerspinnen keek, gaf ze me een dubbeltje om er een te kopen. Hij was kleverig en zoet op mijn lippen, maar juist als ik verwachtte om het spinsel in mijn mond te voelen, verdween het. Ik huilde omdat ik dacht dat ik iets verkeerd had gedaan.

'Waar is het gebleven, mama?'

'O, lieverd, het spijt me. Ik had je moeten waarschuwen. Het hoort in je mond te smelten. Dat heb je met een suikerspin.' Ze knielde voor me neer om mijn tranen weg te vegen met haar zakdoek. Haar glimlach verdween en even kreeg ze weer die angstaanjagende, afwezige blik in haar ogen. 'En als je wat ouder wordt, zul je merken dat liefde ook zo is - net als een suikerspin. Je verlangt er watertandend naar en het ziet er heel veelbelovend uit, maar als je probeert je honger ermee te stillen, is er helemaal niets. Alleen een zoete nasmaak — als je geluk hebt.'

Ik herinner me dat het circus me die dag verbaasde, maar de betovering ervan kan ik me echt niet meer voor de geest halen. In de jaren die volgden zag ik de werkelijkheid achter de façade — de clowns met hun geschminkte glimlach, de sensatie die niet sensationeel meer was als je wist hoe iets werd gedaan — en daarna leek alles in het circus nep en goedkoop. Zelfs de mensenetende tijger waar ik die eerste dag zo bang voor was geweest, bleek even ongevaarlijk als Esther en Arabella.

Wat ik me van dat eerste uitje naar het circus nog wel herinner, is dat er in die drie pistes zoveel tegelijk gebeurde, dat ik niet wist waar ik het eerst naar moest kijken. Ik wilde niets missen, dus vroeg ik steeds: 'Waar kijkt u nu naar, mama? Naar welke kijkt u?'

Ik herinner me de schallende muziek, de voortdurende opwinding en het gelach van mijn moeder. Ik herinner me dat ze haar adem inhield toen het leek alsof een van de trapezewerkers zou vallen en dat we allebei onze handen voor onze ogen sloegen om daarna tussen onze vingers door te gluren en we tot de ontdekking kwamen dat hij toch niet was gevallen. Maar mijn levendigste herinnering is de griezelige manier waarop mama steeds met haar droevige, grijze ogen naar me keek en dat ze almaar met haar steenkoude handen mijn haar of mijn wang aanraakte en zei: 'Je weet toch dat ik van je hou, hè, schattebout?'

Toen de voorstelling voorbij was, bleven we op de tribune zitten om naar de muziek te luisteren tot de tent bijna leeg was. Mama's kleine medicijnflesje was ook leeg. Ik had gezien dat ze het hoog had opgeheven om de laatste druppel eruit te kunnen drinken. Daarna pakte ze een lippenstift. Ze kleurde haar lippen vuurrood en drukte er toen een papieren zakdoekje uit haar tas tegenaan.

'Hier heb je een kusje om te bewaren, schattebout.' Ik stopte het tere doekje voorzichtig in mijn zak en bewaarde die afdruk van haar lippen nog heel lang — tot het papier uit elkaar viel.

Zodra de muziek was afgelopen, stroomden de circusknechten de tent binnen en begonnen een hoop drukte te maken terwijl ze de tribune en de piste weghaalden. Mama stond op en pakte mijn hand.

'Eliza Rose Gerard, het wordt tijd dat je je vader ontmoet.'

We liepen de lege pistes door en toen we buiten kwamen zag ik tot mijn verbazing dat alles al was weggehaald. De tenten met de extra attracties, de kraam met suikerspinnen, de tent met de dieren en zelfs het loket waar je kaartjes kon kopen waren verdwenen. Je zag alleen nog een kaal, vertrapt grasveld waarop de betoverende show had plaatsgevonden. Mama leidde me achter de grote tent langs naar een kleinere tent, waar een groepje circusartiesten stond te praten en te lachen terwijl ze hun kostuums verwisselden voor hun gewone kleren.

Toen wees mama naar de man die mijn vader was.

Hij had vuurrood haar dat alle kanten opstond en een bijpassende rode dopneus. Hij droeg een wijde, geruite broek, bretels met stippen en enorme schoenen. Hij was een clown, een malle grappenmaker bij het circus van de Bennett Brothers.

Papa zat rustig op een krukje voor een spiegel te praten met een andere man en veegde ondertussen de witte schmink en de overdreven lach van zijn gezicht. Maar hij stopte — of verstarde is eigenlijk het goede woord - toen hij opkeek en mijn moeder zag.

'Hallo, Henri,' zei ze. Mama was de enige persoon die ik ooit papa's naam op de Franse manier heb horen uitspreken. Verder noemde iedereen hem Henry.

'Yvette?' Hij klonk verbaasd en scheen niet zeker te weten of ze het echt wel was. Ik herinnerde me hoe mama er had uitgezien voordat ze zo ziek werd en al die flessen medicijn nodig had. Geen wonder dat papa haar niet herkende. Ze was nu zo mager.

Mama verschikte haar haar alsof ze het daardoor weer mooi kon maken, alsof ze wenste dat ze het weer zo hoog opgestoken droeg als op het plaatje. 'Ken je je eigen vrouw niet, Henri?' zei ze met een onzeker lachje. 'En je dochtertje?'

Papa keek even naar de andere man en toen weer terug naar mama en daarna wendde hij zijn blik af. Zijn wangen werden bijna net zo rood als zijn haar. De andere man stopte snel zijn kostuum in een kist en verdween als in een goochelact. Papa frunnikte wat om zijn pruik en zijn neus af te doen, veegde met een handdoek de laatste schmink van zijn gezicht en keek me toen eindelijk aan. Hij probeerde te glimlachen.

'Ze... ze is gegroeid sinds ik haar de laatste keer heb gezien.'

'Natuurlijk. Je bent al twee jaar weg, Henri. Als ze jarig is wordt ze vijf, hè, schat?'

Ik gaf geen antwoord. Ik staarde en staarde maar naar die vreemde die mijn vader was. Nu hij de schmink helemaal van zijn gezicht had geveegd, vond ik hem de knapste man die ik ooit had gezien - zo anders dan alle mannen die bij het pension langskwamen om mama te bezoeken en haar medicijn te brengen. Hij had glanzend, zwart haar, dat hij vanwege zijn pruik glad naar achteren had gekamd. Zijn schouders leken heel breed en zijn lichaam was kaarsrecht en gespierd onder zijn malle kleren. Hij zat nog steeds waar hij had gezeten toen we naar hem toe waren gekomen.

'Wat wil je, Yvette?' vroeg hij. 'Heb je het geld niet ontvangen dat ik je heb gestuurd?' Om een reden die ik niet begreep, leek hij bang voor ons.

'Kunnen we ergens naartoe gaan om te praten, Henri? Ik zou wel een sigaret kunnen gebruiken.'

Papa stond op, trok zijn kostuum en zijn malle schoenen uit en stopte alles in een van de kostuumkoffers. Hij droeg er een T-shirt en een gewone broek onder. Hij zei geen woord terwijl hij zijn jasje en zijn gewone schoenen aantrok en ons over het vertrapte gras meenam naar een lange rij treinwagons die op een zijspoor aan de rand van het grasveld stond. Het was avond geworden en het was allang bedtijd voor mij. Ik herinner me niet veel van wat er daarna gebeurde, omdat ik door alle opwinding in het circus zo moe was dat ik me op papa's onopgemaakte bed oprolde en vast in slaap viel, terwijl mama en papa sigaretten rookten, praatten en samen een fles van haar medicijn deelden.

Toen ik wakker werd was het donker in de kleine coupé. Ik wist niet waar ik was. Ik huilde bang en mama kwam uit het donker en tilde me op. 'Je weet toch dat ik van jou meer hou dan van alle mensen op de hele wereld, schat?' fluisterde ze.

Ik knikte en legde mijn hoofd tegen haar naakte schouder. Ze wikkelde me in een deken en legde me op het bankje bij de klaptafel waaraan zij en papa eerder hadden gezeten. 'Ga nu maar weer slapen, liefje.' Haar adem rook naar medicijn toen ze me kuste en ik viel weer in slaap.

Toen ik weer wakker werd kwam dat door de fluit van de trein. Ik ging overeind zitten en keek rond in het door de maan verlichte kamertje. In plaats van de bekende gepleisterde muren van het pension zag ik de met hout betimmerde wanden van de treincoupé. Op het tafeltje stonden naast twee kleverige glazen een overvolle asbak en een lege medicijnfles van mama. Het jasje van mijn vader hing op een haakje aan de deur, maar de rest van zijn kleren lag op een hoop op de grond. De wagon zette zich plotseling met een ruk in beweging en begon toen langzaam te rijden.

Ik keek rond om te zien waar mijn moeder was, maar alleen mijn vader lag languit op het wanordelijke bed. Alleen zijn hoofd en een uitgestrekte arm kwamen boven het laken uit. De fles en de glazen op de tafel begonnen te rinkelen en daarna begon de hele kamer heen en weer te wiegen terwijl de trein vaart maakte.

'Mama? Mama, waar bent u?' riep ik. Als ik alleen wakker werd in de kamer van ons pension, kwam mama altijd ergens uit de gang aanrennen zodra ik riep. Maar deze keer kwam ze niet. De fluit slaakte weer zijn treurige, eenzame kreet.

'Mama!' huilde ik.

Mijn vader kreunde en ging langzaam overeind zitten. Hij keek slaperig om zich heen en er kwam een ongelovige uitdrukking op zijn gezicht toen hij me zag. 'Wat doe jij hier? Waar is Yvette? Yvette!'

Maar het had geen zin om haar te roepen. Mama kon zich in het kleine vertrekje nergens verstoppen. Ik zag de angst in mijn vaders ogen, net als de avond tevoren. Hij sloeg het laken om zich heen en probeerde uit bed te klimmen, maar door de bewegingen van de trein, die zich nu in volle vaart voortbewoog, verloor hij zijn evenwicht. Hij viel weer op het bed.

'O, nee toch...' kreunde hij. 'Yvette, hoe kon je?'

'Waar is mama?' huilde ik.

Papa wreef met zijn handen over zijn gezicht en keek toen langzaam op. 'Ze is bij ons weggegaan. Voorgoed.'

Ik was toen nog te jong om te begrijpen wat dood was, maar toen Carlo ongeveer een jaar later van het hoge koord viel en stierf, hoorde ik zijn vrouw Bianca kermen: 'Hij is weg... hij is weg... hoe kon hij bij me weggaan?' Ze uitte haar smart net als mijn vader die eerste ochtend en toen begreep ik eindelijk dat mijn moeder aan haar afschuwelijke ziekte was overleden. Ze was verdwenen en ik zou haar nooit meer zien, net zomin als Carlo. De circustrein was doorgereden naar de volgende stad en van geen van beiden was een spoor achtergebleven.

Nog later, toen ik in een lutherse kerk in Lima in Ohio alles over de hemel leerde, hoopte ik maar dat mijn moeder daar zou zijn. Maar op die eerste, vreselijke ochtend zat mijn vader om haar te huilen met zijn handen voor zijn gezicht en het enige wat ik kon doen was met hem meehuilen met mama's zilveren kroontje, dat 's nachts van mijn hoofd was gevallen, stijf tegen me aan geklemd.

Papa had geen idee wat hij met me aan moest. De eerste drie dagen keek hij nauwelijks naar me om, laat staan dat hij me in zijn armen nam of me troostte. 'Hier... eet dit maar op,' zei hij af en toe, en schoof dan met een vinger een bord over de tafel naar me toe. Hij nam zijn eigen bord mee naar buiten en at het met zijn rug naar me toe op de trap van de wagen leeg. Ik sliep op het muurbankje als de trein schokkend en ratelend door de nacht reed en 's morgens vroeg ging ik op mijn knieën op datzelfde bankje zitten om te kijken naar de boerderijen, de bossen en de steden die in het vroege ochtendlicht voorbijgleden. Ik kwam drie dagen de coupé niet uit en hield de kleren aan die mama me had aangetrokken.

Als de trein stilhield, keek ik hoe de stad van tenten verrees op een onbebouwd perceel of het land van een boer. 'Blijf hier,' zei mijn vader elke ochtend met zijn vreemde stem als hij samen met de andere clowns zijn kostuum ging aantrekken en zich ging schminken. Ik wist dat er buiten waarschijnlijk tijgers en olifanten met koppen als slangen waren, dus haalde ik het niet in mijn hoofd om de wagon uit te gaan. Gelukkig kreeg tante Ukkepuk tenslotte medelijden met me, want ik weet niet wat er anders van me terecht zou zijn gekomen. Ze liep toevallig voorbij en zag me uit het raam kijken op het moment dat mijn vader die ochtend wegging.

'Wat krijgen we nou, Henry?' zei ze met haar hoge lilliputstemmetje. 'Je kunt dat kind daar toch niet voor de rest van haar leven in dat hok laten zitten! Het is een levend, ademend menselijk wezen! En nog je eigen vlees en bloed ook!'

'Je moet me helpen, Puk,' smeekte mijn vader. 'Ik weet niet wat ik met haar aan moet... of wat ze nodig heeft.'

'Nou, ten eerste heeft ze zo af en toe een beetje liefde nodig, net als wij allemaal.' Tante Ukkepuk ging naast me op het bankje zitten en nam me in haar korte, stevige armpjes. Ze was niet veel groter dan ik, een klein wezentje met het lichaam van een vrouw. Als ik me zonder mijn moeder niet zo eenzaam had gevoeld, zou ik bang zijn geweest voor zo'n zonderlinge onbekende, maar omdat ik naar troost verlangde, sloeg ik mijn armen om Ukkepuk heen en huilde.

'Zie je wel, Henry?' zei ze. 'Zie je nou? Dat is alles wat dat kind nodig heeft... alleen maar een beetje liefde.'

'Haar moeder is weg, Puk, en ik weet niet wat ik met haar aan moet. Wil jij haar voor me nemen?'

'Haar nemen? Ze is je dochter!'

'Ik weet wel dat ze mijn dochter is,' zei papa kwaad, 'maar ik heb geen ruimte voor haar, geen plaats voor haar in mijn leven.'

'Er is hier met haar erbij nog meer ruimte dan in mijn slaapwagon. Wil je haar daar soms onderbrengen, waar geen licht of frisse lucht is en waar de vrouwen helemaal tot het plafond in stapelbedden liggen?'

'Ik wil haar hier helemaal niet,' zei hij en liep door de kleine ruimte heen en weer. 'Een circus is geen plaats om een kind groot te brengen.'

'Lazlo en Sylvia hebben kinderen en ook...'

'Dat bedoel ik niet. Ik weet best dat er hier kinderen zijn, maar die worden allemaal opgevoed om in het circus te werken - ze trouwen met andere artiesten. Ik wil niet dat zij een leven krijgt als haar moeder of zoals ik. Ik wil dat ze een echt leven krijgt en niet tien maanden per jaar op reis hoeft te zijn en uit een koffer hoeft te leven.'

Tante Ukkepuk aaide me over mijn hoofd. 'Zo'n leven krijgt ze niet zomaar, Henry. Dat zul jij haar moeten geven.'

'Dat kan ik niet! Dit is mijn bestaan! Ik ben clown in een circus en geen winkelier of bankemployé. Ik was niet van plan om vader te worden. Dat is per ongeluk gebeurd... dus ben ik met Yvette getrouwd en nu is ze er niet meer en...'

'En ben jij vader,' zei ze vinnig. 'En tenzij je van plan bent om haar ergens in een weeshuis te stoppen, zul je een vader voor haar moeten zijn, Henry.'

'Maar ik weet niet hoe dat moet!' schreeuwde hij. Het geluid van zijn stem bezorgde me kippenvel. Het was een van de weinige keren dat ik me herinner dat mijn vader schreeuwde. Tante Ukkepuk liet me los, sprong van het bankje en liep op hem toe. Ze legde haar hand op zijn arm om hem te kalmeren.

'Heb je zelf geen vader gehad?' vroeg ze zacht.

'Hij is gestorven toen ik acht was.' Mijn vader griste zijn bolhoed van het tafeltje en zette die met een bruusk gebaar op zijn hoofd. 'Ik heb hier geen tijd voor, Puk,' zei hij. 'Ik kom te laat voor de optocht en ik heb nog niet eens mijn kostuum aan.' Hij rukte de deur open.

'Wees dan maar gewoon de vader waar je zelf naar verlangde, Henry.'

Papa bleef stokstijf in de deuropening staan, draaide zich toen langzaam om en keek haar aan. Hij zag eruit alsof hij een klap in zijn gezicht had gekregen. 'Wat zei je daar?'

'Het is heel eenvoudig. Als jij vroeger wenste dat je vader je 's avonds in bed stopte, stop je haar in. Als je wenste dat je op je vaders knie kon zitten en dat hij je verhaaltjes vertelde, vertel je haar verhaaltjes.'

Hij nam zijn hoed af en streek een paar keer met zijn hand door zijn glanzende haar. Toen zette hij zijn hoed weer op en scheen niet in staat om iets te zeggen.

'Leer haar wat goed en kwaad is, Henry. De tien geboden, de gouden regel. Die ken je toch wel?'

'Ja... ja, mijn moeder was een goede christen.' Hij sprak zo zacht dat ik hem bijna niet kon horen. 'Ze heeft ons met de Bijbel opgevoed. Daarom ben ik ook met Yvette getrouwd toen... toen ik erachter kwam dat ze in verwachting was.'

'Dan komt het wel goed,' zei tante Ukkepuk en gaf hem een klopje op zijn arm. 'Ga nu maar voordat je de wagen mist. Ik kan de optocht waarschijnlijk wel een keertje overslaan. Ik neem het kind vandaag wel mee.'

'Nee! Niet naar de extra attracties.'

'Waarom niet?' Ze was plotseling kwaad. 'Als ze in het circus komt wonen, moet ze leren dat misvormde mensen zoals ik ook mensen zijn. Of schaam je je soms voor je "familie", Henry?'

'Het spijt me... het was niet mijn bedoeling om...'

'Ga nu maar weg voordat ik kwaad word.'

Ze wees met haar korte, dikke vingertje naar de deur. Papa vertrok. Tante Ukkepuk was een dametje dat heel snel kwaad werd. Maar ze had ook een hart dat tweemaal zo ruim was als dat van de meeste mensen. Ze nam me bij de hand.

'Hoe heet je, liefje?'

'Eliza Rose.'

'Hmm. Je naam is net zo mooi als jijzelf. Kom maar, dan laat ik je je nieuwe woonplaats zien.'

Dat het inderdaad een hele woonplaats was, zag ik al gauw - een tentenstad met alles erop en eraan, die zich 's nachts op wonderlijke wijze van de ene plaats naar de andere verplaatste. Er was een keuken, waarin de koks al onze maaltijden bereidden, twee eettenten, een voor de artiesten en een voor de circusknechten, een kostuumtent, een kapperszaak en een wasserij, tenten voor de olifanten en de andere dieren, en een enorme, langwerpige tent met kleedkamers voor mannen en vrouwen aan de beide uiteinden en in het midden een stal voor de showpaarden.

Dit waren de privé-gedeelten van onze tentenstad, maar er waren ook gedeelten die voor het publiek toegankelijk waren — tenten die deel uitmaakten van de voorstelling, zoals de hoofdtent en amusementstenten. Een grote luifel vormde de hoofdingang naar de grote tent en de dierentent, waar de mensen die kaartjes hadden alle exotische dieren mochten bekijken. De amusementstenten, waar je de extra attracties kon bekijken, stonden links, de kraampjes en de loketten rechts.

'Ik werk voornamelijk hier in de amusementstenten,' legde tante Ukkepuk me die eerste dag uit. Ze wees naar het spandoek waarop de attracties in de tent stonden aangekondigd en waarop ook een grote tekening van Puk te zien was, waarop ze langer leek dan ze was. 'Ik ben koningin Lily,' zei ze met een vreugdeloos lachje, 'de kleinste vrouw ter wereld en koningin van de Lilliputters. Daarna trek ik een ander kostuum aan voor een van de clownsnummers met je vader, waarin ik 'Ukkepuk' heet — maar dat komt pas later in de show.'

Ze gaf me een zetje, zodat ik op een klein podium bij de ingang van de tent kon klimmen. 'Nu sta je op het reclamepodium,' zei ze. 'Hier zetten ze altijd een paar vreemde mensen zoals ik op, waar de mensen gratis naar mogen kijken. Dat stimuleert ze om geld uit te geven voor een toegangskaartje.'

Tante Puk tilde me kreunend van het podium en gaf me een hand, maar toen ik zag waar ze me naartoe wilde brengen, bleef ik staan. Mama had me een paar dagen geleden meegenomen naar de amusementstent en direct bij het eerste wat ik daar gezien had, was ik zo geschrokken dat ik mijn hoofd tegen haar schouder had gedrukt en had geweigerd verder nog te kijken.

'Wat is er, liefje? Ben je bang?' vroeg tante Ukkepuk. 'Dat hoeft niet, hoor. De Verschrikkelijke Sneeuwman is eigenlijk maar een opgezette ijsbeer, die zo oud en mottig is dat we zijn vacht er steeds weer op moeten lijmen.' Ze nam mijn beide handen in de hare en trok me tegen mijn zin mee naar binnen terwijl ze met haar piepstemmetje tegen me bleef praten. 'Dat tweekoppige kalf was vroeger ook echt, maar kijk eens? Het is ook dood en opgezet.'

'Is die slang echt?' fluisterde ik en durfde nauwelijks te kijken. Op het podium lag naast het kalf een enorme, kilometers lange boa constrictor in een glazen bak, een beest zo dik als een mannenarm en bedekt met schubben.

'Ja, maar hij doet niets. Sylvia geeft hem zoveel te eten dat hij niets anders doet dan slapen. Voor de voorstelling hangt ze hem om haar nek. Hij is zo traag als de Mississippi. Laten we naar achteren gaan. Dan stel ik je aan de anderen voor.'

Ik was blij dat ik die tent uit kon, maar het groepje mensen dat achterin stond te praten en te roken, zag er minstens zo griezelig uit als de exotische dieren.

'Hallo allemaal, dit is de dochter van Henry Gerard,' zei tante Ukkepuk. 'Ze heet Eliza Rose en ze zal een tijdje met ons meereizen.'

Ze glimlachten allemaal naar me en begroetten me. 'Welkom, Eliza,' zeiden ze, en: 'Leuk dat je er bent.' Maar mijn hart bonkte van angst en ik probeerde me achter tante Ukkepuks rokken te verstoppen. Sylvia, de vrouw die het slangennummer deed, was van top tot teen bedekt met tatoeages. Gloria, de dikke dame, was de kolossaalste vrouw die ik ooit had gezien. Ze had benen zo dik als boomstammen en droeg een jurk waar een olifant in zou passen. Een van de mannen in de groep zag er zo bizar uit dat ik mijn handen voor mijn gezicht sloeg. Hij had spierwit haar op zijn roze hoofdhuid, bolle, roze ogen en een bijna transparante huid. Volgens het spandoek behoorde hij tot een zeldzame stam van mensen die onder de grond woonden en die met een ruimteschip van Mars waren gekomen, maar toen ik ouder werd, hoorde ik dat Albert eigenlijk een albino was. De enige persoon in de hele groep die er normaal uitzag, was het slangenmens, een contorsioniste die er prima uitzag zolang ze stilstond, maar die, zodra de show begon, haar lichaam als een krakeling in allerlei bochten wrong.

Ik had wel terug willen vluchten naar mijn vaders veilige treincoupé, maar ik wist in het doolhof van tenten de weg niet. Mijn nieuwe thuis en familie waren zo vreemd en bizar dat ik me erdoor overweldigd voelde. Ik had me met mama nooit verder dan een paar straten van ons pension gewaagd en voor ze nachtmerries begon te krijgen, was mijn beperkte wereldje heel beschermd geweest. Nu leek het wel of ik een van mama's nachtmerries was binnengestapt.

'O, grutjes, je trilt als een espenblad!' zei tante Puk toen ze probeerde mijn vingers los te maken van haar rok. 'Ik denk dat je toch niet bij mij kunt blijven. Als ik met jou aan me vastgeklemd het podium opga, moeten ze ons aankondigen als een Siamese tweeling!'

Ik hoorde ze allemaal met gedempte stemmen over me praten. Ze vroegen tante Ukkepuk naar mijn moeder en probeerden te bedenken wie er op me kon passen als de tent met attracties openging. Ze konden kennelijk maar niet beslissen wat ze met me aan moesten en discussieerden zo lang dat we op een gegeven moment de optocht weer in de richting van het circusterrein hoorden komen.

'Ik denk dat ik je maar beter weer naar je vader kan brengen,' zei tante Puk tenslotte.

Papa zat boven op een hoge praalwagen, die voortgetrokken werd door een span van vier Percheronpaarden. Ik herkende hem aan zijn rode neus, zijn pruik en zijn enorme schoenen. Zodra de wagen stilhield naast de kleedruimte, begonnen papa en de andere clowns eraf te klimmen. Hij leek verbaasd toen tante Puk onmiddellijk met mij in haar kielzog op hem afstevende, alsof hij me helemaal was vergeten.

'Je had gelijk, Henry,' zei ze. 'Ze was bang bij de extra attracties. Ze kan maar beter bij jou blijven.'

Hij zag eruit alsof hij ervandoor wilde gaan. Zijn clownsgezicht glimlachte, maar zijn echte gezicht niet. 'Hoor eens, ik weet niet of ik...'

'En waag het niet om haar weer in je coupé op te sluiten!'

Tante Puk tilde me kreunend op en gooide me zo plotseling naar mijn vader dat hij zijn armen wel uit moest steken om me op te vangen. Tante Puk draaide zich om en wilde gaan.

'Nee, wacht!' zei papa. 'Wat moet ik met haar doen?'

'Hou haar maar stevig vast, Henry,' riep ze over haar schouder toen ze wegstapte op haar korte beentjes. 'Hou haar maar gewoon vast!'

Eerst waren mijn vaders armen koud en stijf als de poten van de opgezette beer in de amusementstent, maar toen ik mijn gezicht tegen zijn schouder drukte en om mijn moeder huilde, voelde ik hoe zijn lichaam zich langzaam ontspande.

'Ik weet het... ik weet het...' mompelde hij en al gauw hield hij me niet alleen maar gewoon vast, maar omarmde hij me, klopte me op mijn rug en wiegde me zachtjes om me te troosten. Hij rook naar schmink en sigaretten en de makassarolie die hij altijd gebruikte om zijn echte haar glad naar achteren te kammen.

'Het komt allemaal wel goed,' beloofde hij. 'Je hoeft niet te huilen...'


17

Maar ik huilde wel. Dagenlang. Papa's clownskostuum begon er bijna van te schimmelen. Ik klemde me zo stevig aan zijn wijde broek vast dat hij wel gedwongen was me overal mee naartoe te nemen. Tijdens de optocht verstopte hij me bij zijn voeten op de vloer van de clownswagen en tijdens de middag- en avondvoorstellingen zette hij me op een speciaal stoeltje naast de tribune. Ik keek zo vaak naar de voorstellingen van het circus van de Bennett Brothers dat ik alle nummers en elke medley van het orkest uit mijn hoofd leerde.

Uiteindelijk begonnen de herinneringen aan mijn moeder te vervagen en wende ik aan de nieuwe routine in mijn leven, 's Morgens vroeg hield de trein stil en werd ik wakker in een nieuwe stad onder het geschreeuw en het gefluit van de circusknechten, die de goederenwagons uitlaadden op een leeg veld. Ze begonnen altijd met de keuken en de kostuumtent, zodat de artiesten konden ontbijten en zich konden aankleden voor de optocht. Ik ging na het eten met mijn vader naar de kleedkamer van de clowns en keek naar hem terwijl hij zijn clownspak aantrok, zijn pruik opzette en zich schminkte. Hij tekende brede, witte cirkels rond zijn mond en ogen, en trok daar zwarte lijntjes in. Nadat hij vervolgens zijn rode glimlach had getekend en zijn dopneus had opgezet, leek hij niet meer op mijn knappe papa.

Ondertussen zetten de tentenbouwers en de werklui de tentenstad op. Later hoorde ik in een anglicaanse kerk in Milwaukee een keer een preek over Ezechiël en de dorre beenderen die tot leven kwamen toen hij sprak, en ik dacht dat dat er net zo moest hebben uitgezien als de tenten die werden opgebouwd - eerst werden de skeletten in elkaar gezet, daarna werden ze met de canvas huid bedekt en vervolgens gevuld met muziek, leven en mooie dingen.

De eerste gebeurtenis in elke stad was altijd de optocht. Daardoor kregen de mensen die er woonden een voorproefje van wat het circus te bieden had en werden ze naar het loket bij de grote tent gelokt. In de meeste plaatsen die we aandeden bood het circus het enige vermaak dat de mensen het hele jaar hadden en als we kwamen werd bijna alles stilgelegd alsof het een vrije dag was. Waar konden de hoeren, die het hele jaar vastzaten aan hun land en hun vee, anders leeuwen en olifanten en dansende beren en enorme slangen zien?

De grote paarden, die tijdens het uitladen van de goederenwagons hard hadden gewerkt, werden snel getooid met fraaie pluimen en glinsterende tuigen om de praalwagens te trekken in de optocht. De kapelmeester verdeelde zijn orkest in twee groepen. De helft van de muzikanten reed vooraan mee en de andere helft speelde op een artiestenwagen in het midden van de stoet. De praalwagens waren rijk versierd met houtsnijwerk, felgekleurde verf en bladgoud, en beeldden verschillende sprookjes uit. Toen ik ouder was, verkleedde tante Puk me als Assepoester en reed ik mee op een van de wagens met een glazen muiltje in mijn hand. Met de andere hand zwaaide ik naar het publiek en ik vermaakte me daar uitstekend mee tot papa er een einde aan maakte. Hij zei dat het gejuich me naar het hoofd kon stijgen en dat ik er de smaak van de showbusiness door te pakken kon krijgen, en dat was wel het laatste wat hij voor me wilde.

De clowns reden in het midden van de stoet. Ze haalden streken uit en maakten iedereen aan het lachen. Soms liep papa op een paar hoge stelten, waardoor hij wel drie meter lang leek. De leeuwen en de tijgers reden mee in hun kooien op wielen, maar Gunther haalde altijd alleen de zeilen van een of twee van de kooien af, zodat de mensen naar het circus moesten komen om de andere roofdieren te zien. De olifanten stapten achteraan mee, want zij vormden de attractie waarop iedereen zich het meest verheugde. Alle kinderen van de familie Gambrini, die onze olifanten dresseerde, kregen glinsterende kostuums aan en werden op de ruggen van de olifanten gezet om naar de mensen te zwaaien.

Aan het einde van de stoet reed het stoomorgel met jubelende orgelpijpen, dreunende trommels en rinkelende bekkens, xylofoons en bellen. De mensen gingen altijd achter het orgel in de maat lopen en volgden ons zo naar het circusterrein om de voorstelling te zien. Voordat de middagvoorstelling begon hadden ze tijd om tante Ukkepuks show te zien, een bezoek te brengen aan de dierentent en om suikerspinnen, zoete popcorn en suikerpinda's te kopen.

Papa nam na de optocht altijd een korte pauze om op adem te komen en dan haalden we iets te eten in de eettent. Maar daarna moesten de clowns naar de grote tent om de kinderen te vermaken terwijl het publiek binnenkwam. Als de voorstelling tenslotte begon, paradeerde mijn vader weer op zijn stelten in de Grote Openingsoptocht met het hele artiestengezelschap mee en daarna kwam hij nog vier of vijf keer de piste in om met de andere clowns zijn grappen te vertonen. Hij moest het publiek vermaken als de circusknechten de piste opruimden na het olifantennummer en ook als ze tussen twee nummers in attributen weghaalden en weer nieuwe neerzetten. Papa was ook een uitstekende stuntruiter en deed een clownsnummer met een van de showpaarden. Dan deed hij alsof het paard op hol was geslagen en hij er steeds bijna afviel. De eerste paar keer dat ik het nummer zag, schrok ik me wild als hij achterstevoren reed, er zogenaamd afviel en onder de buik van het paard ging hangen of als hij in handstand op het zadel ging staan.

Het circus gaf meestal twee voorstellingen in de plaatsen die we aandeden; een 's middags en een 's avonds. Mijn vader kreeg niet de kans om te gaan zitten en zijn grote schoenen uit te trekken voordat het laatste publiek de tent uit was.

Tijdens de laatste voorstelling braken de circusknechten de tentenstad weer af en laadden ze de treinwagons in. De grote  tent en de kleedkamers bewaarden ze voor het laatst. Ze legden de spullen in de trein in de volgorde waarin ze die er in de volgende stad weer uit zouden halen en zodra ze de laatste tentstok hadden ingeladen, stapte iedereen in. We sliepen als de locomotief 's nachts met de tien goederenwagons, de vier personenwagons en de vijf wagons met dieren naar de volgende stad reed. Als we de volgende ochtend wakker werden, begon de hele exercitie opnieuw. Toen ik een zondagsschooljuffrouw eens hoorde vertellen hoe de mensen uit de Bijbel met hun tenten en hun vee van de ene plaats naar de andere trokken, dacht ik echt dat Abraham, Izaäk en Jakob met een circus hadden meegereisd.

Ik sliep op het muurbankje in de kleine coupé van mijn vader. Ongetrouwde mannen, zoals mijn vader, sliepen meestal samen met de andere vrijgezellen in stapelbedden in de slaapwagon en niet in de privé coupés, die het circus gewoonlijk reserveerde voor de sterren en voor de gezinnen. Maar de gebroeders Bennett waardeerden mijn vader zeer. Ze hadden hem de leiding over alle andere clowns gegeven en hij had hen ervan overtuigd dat hij ruimte nodig had om de nummers van de clowns in elkaar te zetten en nieuwe grappen en fratsen te verzinnen. Toen ik te groot werd om op het muurbankje te slapen, maakte een van de timmerlieden boven papa's bed een opklapstapelbed voor me.

Na de laatste voorstelling had papa tijd nodig om zich te ontspannen, dus ging hij 's avonds meestal een tijdje naar de etenstent om te kletsen, wat bij te komen en een spelletje te doen met de andere artiesten. Maar hij bleef altijd bij me tot ik had gebeden. Daarna stopte hij de dekens stevig in.

Tegen de tijd dat mijn eerste seizoen met het circus van de Bennett Brothers erop zat en we naar onze winterverblijfplaats in Macon in Georgia gingen, klemde ik me niet meer dag en nacht aan mijn vader vast. Eerlijk gezegd was ik het zo zat geworden om twee keer per dag steeds maar dezelfde voorstelling te zien, dat ik mijn vader smeekte om me in de 'achtertuin' achter de grote tent te laten. Als mijn vader aan het werk was, schoven de andere artiesten me opgewekt van de ene tent naar de andere en er was altijd wel een stel armen dat bereid was me vast te houden. Soms waren dat de armen van een clown, soms die van een acrobaat of een pikeur, maar er was altijd wel iemand die op me paste.

Tenslotte voelde ik me overal thuis. Iedereen kende me en liet me kleine klusjes doen. Gunther leerde me hoe ik zijn leeuwen en tijgers te drinken kon geven zonder bang te zijn. Meneer Gambrini nam me altijd mee als hij met zijn eigen drie kinderen en de olifanten naar de rivier ging om af te koelen. Hij leerde me zwemmen en olifantrijden. Lazlo leerde me jongleren. Ik begon met twee ballen en oefende tot ik het met vier ballen kon. Hij leerde me ook touwtjespringen. Lazlo kon ook koorddansen op het slappe koord, maar ik bleef maar op de grond. Gharlie de clown leerde me fietsen. Hij had een chimpansee die Zippy heette en die als onderdeel van zijn nummer op een fietsje reed. Soms betaalde Charlie me om op het beest te passen. Het moeilijkste daarvan was om de aap van het roken af te houden. Daar was hij aan verslaafd geraakt doordat hij de artiesten had zien roken en doordat hij de sigaretten had opgeraapt die zij weggooiden als ze de piste in moesten. Hij kon zelfs rookkringetjes blazen!

'Zorg dat hij met zijn vingers van die peuken afblijft, Eliza,' waarschuwde Charlie me als ik op Zippy moest passen. 'Hij begint last te krijgen van rokershoest.' Maar de aap was watervlug en als ik er niet voor zorgde dat ik het eerste bij de peuken was en ze uittrapte, graaide Zippy ze van de grond en begon te paffen. Daarna kon je hem de peuk op geen enkele manier meer afpakken.

Toen ik ouder werd leerde papa me lezen en stuurde hij me elke dag drie uur naar school met de andere circuskinderen. Er waren nooit meer dan een stuk of twaalf kinderen en de ouders gaven om de beurt les. Behalve ikzelf deden alle kinderen mee aan het shownummer van hun ouders en ze moesten dus twee keer per dag optreden. Het onderwijs dat we kregen was daardoor nogal lukraak. Papa deed me tijdens de maanden dat ons circus in Georgia was een keer op een gewone school en ik vond het daar vreselijk! Ik was zo anders dan de andere kinderen dat ik me onmogelijk aan kon passen en door hen geaccepteerd kon worden. Ik huilde en stampvoette en protesteerde tot mijn vader het uiteindelijk maar opgaf. Ik kreeg gewoon weer les met de andere circuskinderen, tussen de oefentijden voor de nieuwe nummers voor het volgende seizoen door.

Ik wilde ook graag meedoen aan de nummers van mijn vader — of aan andere nummers. De kinderen van de familie Gambrini droegen glinsterende kostuums en mochten op olifanten rijden. Ze lachten en spreidden sierlijk hun armen terwijl ze hun kunsten vertoonden. Een van de olifanten tilde met zijn slurf de kleine Angela Gambrini hoog in de lucht terwijl zij naar het juichende publiek zwaaide. Een ander gezin werkte met gedresseerde honden en pony's. Nog voordat ze konden lezen hadden de twee zoontjes al geleerd hoe ze de honden alle kunstjes moesten laten doen. De pikeurs lieten hun kinderen op hun schouders staan als ze op de paardenruggen stonden en tijdens de finale door de piste draafden.

Maar papa weigerde pertinent me deel te laten nemen aan de voorstelling. Toen hij Gina erop betrapte dat ze me leerde hoe ik in het touw moest klimmen waarmee zij haar acrobatentoeren vertoonde, schold hij haar vreselijk uit en weigerde hij een maand lang met haar te praten. Toen de kinderen van de familie Gambrini de waterpokken hadden en niet aan de voorstelling konden meedoen, bood ik aan om tijdens het nummer op de olifant te rijden, maar mijn vader zei: 'Absoluut niet!' Maar kwader dan op de dag dat ik Charlie de clown overhaalde om mijn gezicht zo te schminken dat ik precies op mijn vader leek, heb ik hem nooit meegemaakt. Hij was woedend op ons allebei.

'Je bent ontslagen, Charlie!' bulderde hij. 'En jij! Jij gaat onmiddellijk die rommel van je gezicht wassen!' Hij greep me bij mijn lurven en sleurde me mee naar het washok.

'Waarom mag ik geen clown worden?' snikte ik terwijl hij mijn gezicht schoonboende. Ik had nog geluk dat hij mijn vel er niet afschrobde.

'Je blijft de hele week binnen!'

'Nou en? Ik verveel me toch al. Ik heb nooit iets te doen, papa. Iedereen doet aan de voorstelling mee behalve ik. Waar hoor ik bij?'

'Je hoort er niet bij. Je hoort niet bij dit circus en zolang ik iets over je te zeggen heb, zul je er nooit bij horen ook!'

'Maar waarom dan niet?'

Eindelijk hield hij op met zijn driftige geboen en gooide me een handdoek toe. 'Luister, ik breng je hier groot omdat het niet anders kan. Maar op een dag moet je zorgen dat je een beter leven krijgt, buiten het circus.'

Ik keek naar zijn boze gezicht en zijn afkeurende blik, en begon te trillen. 'U wilt mij niet, hè, papa?'

'Natuurlijk wil ik je wel, maar...'

'Nee, niet waar. U hebt al sinds mama is gestorven gewenst dat ik er niet was. Zij vertelde me altijd hoeveel ze van me hield, maar u doet dat nooit. U houdt helemaal niet van me! De enige persoon waar u om geeft, bent u zelf!'

Mijn woorden sloegen hem met stomheid. De boosheid in zijn ogen veranderde in verdriet. 'Eliza, als ik niet zoveel van je hield, zou ik niet bereid zijn je te laten gaan.'

'Dat klinkt niet logisch!'

'Maar toch is het dat. Luister...' Hij zocht naar woorden en streek met zijn hand door zijn gitzwarte haar. 'Als... als ik alleen maar van mezelf hield, zou ik willen dat je net zo werd als ik. Dan zou ik willen dat je in mijn voetsporen trad en dat je een soort clownsdynastie voor me vormde. Maar dat is niet goed. Jij bent mij niet, jij bent jezelf, een uniek persoontje.' Hij ging op zijn hurken voor me zitten en pakte me zachtjes bij mijn schouders. 'Er is nog een hele wereld buiten het circus, Eliza. Ik wil niet dat je een clown wordt, net als ik. Ik wil dat je wordt waarvoor je bent bedoeld.'

'Maar... waarvoor ben ik dan bedoeld, papa?'

Hij nam de handdoek van me over en droogde er voorzichtig mijn tranen mee. 'Dat weet ik niet, Eliza. Dat is iets wat je zelf zult moeten ontdekken.'

Ik dacht daarna veel na over wat mijn vader had gezegd, maar ik kan me nog goed de dag herinneren waarop alles voor mij veranderde, waarop ik niet langer bij het circus wilde horen. Ik was twaalf en stond in een van de kraampjes naast de grote tent te helpen, toen er een jong gezinnetje kwam om suikerspinnen te kopen. De moeder droeg een mooie blauw met witte jurk en de vader had zijn zondagse overhemd en broek aan. Hij noemde haar op een rustige, liefdevolle manier 'schat' toen ze suikerspinnen kochten voor hun twee kinderen, een jongetje en een meisje. De moeder ging bij de kinderen op haar hurken zitten en deed hun geduldig voor hoe ze ervan moesten eten. Ze glimlachte en lachte samen met de kinderen. Maar de vader keek niet naar zijn kinderen. Hij keek naar zijn vrouw en de tederheid die ik in zijn ogen zag, veranderde zijn alledaagse, onregelmatige gezicht.

Toen ze de dierentent binnengingen, liep ik de kraam uit om hen te volgen. De vader kocht voor zijn zoon een zakje pinda's, zodat hij de olifanten kon voeren, maar het jongetje was bang, dus tilde de vader hem op. De moeder hield de hand van het meisje stevig vast toen ze bij de tijgers gingen kijken.

Ik moest snel weer terug naar de snoepkraam, maar toen de voorstelling begon, ging ik de grote tent in en keek ik langs de tribune of ik het gezinnetje kon vinden, maar ik zag het niet. In plaats daarvan zag ik honderden gezinnen die erop leken - moeders en vaders en opa's en oma's en kinderen, die lachten en samen van de voorstelling genoten. De pijn die ik toen ervoer was zo intens dat het leek alsof ik van het hoge, strakke koord was afgevallen. De lucht werd uit mijn longen geslagen. Voor het eerst in mijn leven besefte ik dat ik iets miste — een gezin - en ik verlangde ernaar met mijn hele hart.

Na de voorstelling ging ik bij de uitgang staan, terwijl de mensen naar buiten stroomden, en eindelijk zag ik het gezin weer. De vader droeg zijn slapende dochtertje in zijn armen en de moeder hield de hand van het jongetje vast. Ze zouden naar het huis gaan waar ze met elkaar woonden, een huis met een gezellige keuken, doorgestikte beddenspreien en een warme kachel in de kamer. Ze zouden morgenochtend en alle andere ochtenden wakker worden in hetzelfde huis in dit kleine plaatsje waar iedereen elkaar kende.

Ik liep terug naar mijn 'achtertuin'. De circusknechten hadden de tentenstad al bijna afgebroken en ingeladen. Ik zag papa lopen in zijn malle clownskostuum en tante Ukkepuk, die zo klein was dat ik haar zou kunnen dragen, en ik verafschuwde ze. Voor het eerst in mijn leven verlangde ik naar een echt gezin in plaats van de vreemde verzameling circusmensen bij wie ik was opgegroeid.

Dat verlangen verdween niet meer. Als de circustrein 's nachts voortreed, zag ik in de huizen waar we langskwamen knusse lichtjes branden en dan was ik verdrietig dat ik niet in zo'n huis woonde. Door het gehuil van de stoomfluit kreeg ik altijd zo'n sterk gevoel van eenzaamheid, dat ik er tranen van in mijn ogen kreeg. Het betekende dat we weer naar een andere stad reisden, naar een andere staat, waar ik niets anders zou zijn dan een vreemdeling op doorreis. Erger nog, ik maakte deel uit van een ruig gezelschap van circuslui, dat overal waar we kwamen met achterdocht en wantrouwen werd bekeken. Als het circus ergens kwam, deed iedereen zijn deur op slot.

Elke dag opnieuw zag ik ouders die met hun kinderen naar de voorstelling kwamen en ik benijdde ze — moeders en kleine meisjes in mooie jurkjes, vaders die popcorn en suikerspinnen voor hun zoons kochten. En keer op keer smeekte ik mijn vader uit het circus weg te gaan, zodat wij ook een echt gezin konden worden en in een echt huis konden wonen in plaats van in een trein.

Maar dan zuchtte papa altijd en zei: 'Dit is mijn werk, Eliza. Dit is wat ik graag doe.' En de werklui zetten de oprijplanken tegen de goederenwagons, duwden de kleurige praalwagens weer op de trein, en het circus ging op weg naar de volgende stad. En ik ging mee.

Ik mocht van papa geen circuskunsten oefenen, maar hij zorgde er wel voor dat ik een aantal vaardigheden leerde die ik in de buitenwereld nodig zou hebben. Ik leerde koken van de koks in de keuken en het is maar goed dat mijn man een flinke eter was, want ik leerde alles in grote hoeveelheden klaar te maken. Van de dames in de kostuumtent leerde ik naaien en toen ik een tiener werd lieten Gina en Luisa me zien hoe ik mijn haar moest doen. Charlie en de andere clowns leerden me hoe ik om mezelf en het leven kon lachen. Ik had met een chimpansee en olifanten gewerkt en zelfs een beer gedresseerd, dus voor varkens, koeien en kippen was ik nooit bang.

De mensen van de extra attracties, voor wie ik eens zo bang was geweest, leerden me dat ik niet moest neerkijken op mensen die anders waren. 'Het gaat om het hart,' leerde tante Puk me, 'niet om het uiterlijk van mensen. Soms hebben de knapste mensen van de wereld harten die erger stinken dan olifantenmest.'

Ik leerde wat het betekende om flexibel te zijn en om er het beste van te maken als het circus allerlei tegenslagen te verduren kreeg — orkestleden die er plotseling tussen de voorstellingen mee ophielden, circusknechten die dronken werden en de trein misten, paarden met gebroken benen en buien die door de wind de kostuumtent werden binnen geblazen en alle kostuums doorweekten. Zelfs doorgewinterde artiesten vielen weieens en raakten geblesseerd of vingen mis bij een trapezenummer, waardoor iemand zijn tanden brak of zijn kaak bezeerde. Toen onze pikeur haar enkel brak, moest haar broer zo goed en kwaad als het ging het nummer overnemen. We hadden te kampen met modderige terreinen en weken waarin de voorstellingen niet door konden gaan door regen, en met looncheques die te laat kwamen. We hebben nooit een ongeluk gehad met de trein, maar hoorden wel vreselijke verhalen over andere circussen die dat overkwam, dus was de vrees ervoor altijd aanwezig.

Mijn godsdienstige opvoeding was een lappendeken van ideeën die door diverse denominaties en preken in plaatsen in heel Amerika aan elkaar geregen waren. We hadden 's zondags vrij en papa zorgde er altijd voor dat ik naar de kerk ging als er een in de buurt was. Ik herinner me dat ik, toen ik nog klein was, een keer op zijn schoot zat op een bank achter in een kerk en dat ik zat te luisteren naar de prachtige muziek en de rustig uitgesproken gebeden, en dat ik me afvroeg hoe die hemelse Vader was. De dominees zeiden allemaal dat Hij in een huis met veel kamers woonde in een plaats die de hemel heette.

Op een zondag liep ik een orthodoxe kerk uit nadat ik een preek had gehoord over Adam en Eva, en ik was hevig verontwaardigd.

'U zegt altijd tegen me dat ik moet doen wat er in de Bijbel staat, papa, maar u doet het zelf niet. In de Bijbel staat dat het niet goed is als een mens alleen is. Daarom schiep God een hulp voor Adam.' ik stampte met mijn voeten als om mijn woorden kracht bij te zetten. Het feit dat ik zo nijdig was, scheen mijn vader te amuseren.

'Ik ben toch ook niet alleen?' grinnikte hij. 'Ik heb jou toch? En verder nog wel dertig of veertig andere artiesten.'

'Dat bedoelt de Bijbel niet en dat weet u best! U hebt een vrouw nodig, papa.'

De glimlach verdween van zijn gezicht. 'Ik heb een vrouw gehad - jouw moeder - en dat was geen succes.'

'Nou, mama is gestorven en ik denk dat het hoog tijd is dat u weer trouwt. Ik heb een moeder nodig en u hebt een hulp nodig. Waarom kunt u niet met tante Ukkepuk trouwen. Echt, deze keer?'

Papa en tante Puk 'trouwden' elke voorstelling. Hij liep dan op stelten rond en omdat hij zo lang was en zij zo klein, kon hij zijn 'bruid' onmogelijk een kus geven. Nadat papa een paar komische pogingen had ondernomen, kwamen tenslotte de acrobaten, die Puk steeds hoger tilden, totdat papa haar eindelijk een kusje kon geven en dan juichte het publiek.

'Je maakt toch zeker een grapje, hè?' vroeg papa. 'Je wilt toch niet dat ik met Ukkepuk trouw?'

'Lach niet! Ik hou van tante Puk... en zij is dol op u.' Hij wierp me een bezorgde blik toe. 'Het is zo, papa. Ze is altijd al dol op u geweest. Als u niet zo achter Gina en Luisa en alle andere mooie meisjes aanzat, zou u merken hoeveel ze van u houdt.'

'Nou, het spijt me,' zuchtte hij, 'maar ik heb niet dezelfde gevoelens voor haar. Ze is een goede vriendin, meer niet. En het gaat jou trouwens niets aan met welke vrouwen ik omga.'

We waren bij een kruising gekomen en ik was zo overstuur, dat ik zomaar, zonder uit te kijken, de straat opliep, vlak voor een voorbijrijdende tram.

'Hé! Kijk uit, Eliza!' Ik was bijna onder de tram gekomen en hij was geschrokken. Hij ging op zijn hurken voor me zitten en greep me bij mijn schouders. 'Is alles goed met je?' We keken elkaar aan en mijn anders zo brutale vader, zag nu bleek.

'Ja.' Ik voelde me geschokt en ik wilde antwoorden horen. 'Waarom woonde u niet bij mama toen ik klein was?' vroeg ik impulsief.

Hij ging weer staan en schudde zijn hoofd. We liepen verder en ik verwachtte niet dat hij me antwoord zou geven, dus verbaasde het me toen hij het toch deed.

'Dat huwelijk was direct vanaf het begin een ramp,' zei hij. 'We hebben elkaar ontmoet bij het Vaudeville theater, waar je moeder een succesvol zangeres was en Charlie en ik een komisch nummer deden. Yvette beweerde dat ze van me hield, maar ze had een hekel aan mijn werk. Ze had er een hekel aan dat ik mijn gezicht met schmink insmeerde en rare kleren droeg. Ze bleef maar proberen om me te veranderen, begrijp je? Ze wilde dat ik ander werk ging doen. En toen zij zo begon te drinken, probeerde ik steeds om haar te veranderen. Dat werkt nooit. Of je accepteert de ander zoals die is óf het is voorbij. Voor ons was het voorbij. Ik kreeg werk bij het circus van de Bennett Brothers en begon een reizend bestaan. Zij bleef met jou in New Orleans. Ze zei dat ze niet meer wilde reizen.'

Toen we weer bij een kruising kwamen, nam papa me bij de hand. Ik denk dat hij was geschrokken van het incident met de tram, want dat was een van de weinige keren dat hij dat deed.

'Ik vertel je dit allemaal,' vervolgde hij, 'omdat ik niet wil dat jij er net zo'n puinhoop van maakt als je moeder en ik. De Bijbel heeft gelijk - mensen zouden niet alleen moeten zijn. Maar jij moet met iemand trouwen die met jou wil samenwerken als in een team, Eliza, en niet met iemand die je wil veranderen. Kijk maar eens hoe de Vliegende Falanga's samenwerken aan de trapeze. Ze vertrouwen elkaar. Ze leggen elke dag opnieuw hun leven in de handen van de ander. En ze zijn er altijd om de ander op te vangen voordat die valt. Zo moet het ook zijn tussen man en vrouw. Ze moeten samenwerken en vertrouwen hebben in elkaar.'

Toen ik een tiener werd, besloot tante Puk dat ik het gezelschap en de leiding van andere vrouwen nodig had, dus verhuisde ik van papa's coupé naar de vrouwenslaapcoupé. De oude Pullmanwagon werd niet meer gebruikt voor gewone passagiers en was aangepast voor circusgebruik. Er was helemaal niets moois aan die coupés en het was er vol en benauwd. In het midden was een smal gangpad. Er waren in de lengte en dwars steeds twee bedden boven elkaar gemaakt. Voor elk bed hingen leverkleurige gordijnen aan ringen, die je dicht kon trekken om 'privacy' te hebben, maar die gordijnen verborgen niet al het gesnurk, het gegiechel en de tranen. En de geheimen. Ik wist wie er ruzie hadden, wie er verliefd was en wie er geen zin had in zijn werk.

Ik voelde me heel volwassen omdat ik op mezelf woonde en net als de andere vrouwen in mijn slaapcoupé, begon ik belangstelling te krijgen voor jongens. De allereerste jongen die ik kuste was een van de stalknechten, die me 's avonds na de voorstelling naar de vrouwenslaapwagon bracht. Ik dacht dat mijn vader niet meer wist wat ik uitspookte sinds ik niet meer bij hem woonde, maar die avond kwam ik erachter dat ik het helemaal mis had. We hadden ons nog maar nauwelijks voor een kusje achter een wagon verstopt, toen mijn vader woedend de hoek om kwam zetten. De arme jongen ging er als een haas vandoor en ik geloof niet dat hij langzamer ging lopen voordat hij de grens van de staat had bereikt.

Ondertussen sleurde mijn vader me mee naar zijn coupé en nam onderweg tante Puk ook mee. Hij was witheet en ik was bang. Ik had geen idee wat ik verkeerd had gedaan. Ik zat in elkaar gedoken naast Puk op het muurbankje, terwijl papa door de kleine ruimte heen en weer beende als een van Gunthers leeuwen. Hij brulde ook zo.

'Wat haalde je je in je hoofd? Jongens als hij zijn maar op één ding uit, Eliza!'

Hij keek me dreigend aan alsof ik precies zou moeten weten wat dat ene dan was, maar ik was vreselijk naïef en wist het echt niet. 'Wat dan, papa? Ik heb niets.'

Toen papa begon te blozen, snapte ik er helemaal niets meer van. 'Vertel jij het haar eens, Puk,' mompelde hij.

'Ik peins er niet over! Dat is jouw taak, Henry!' Ze sprong van het bankje af en liep zo snel haar korte beentjes haar konden dragen naar de deur.

Papa sneed haar de pas af. 'Ik vraag je of je me wilt helpen.'

'Nee. Bekijk het maar.' Haar stemmetje klonk nog hoger dan anders.

Zo ging het nog een tijdje door, tot ik de neiging kreeg om te gaan gillen. 'Vertel me nou toch waar het om gaat!' schreeuwde ik en sloeg met mijn vuist op tafel.

Tante Ukkepuk was de eerste die toegaf. Ze schopte papa de coupé uit en vertelde me over de bloemetjes en de bijtjes. Ze besloot haar uitleg door te zeggen: 'Begrijp je? De meeste jongens kopen geen koe die ze toch al gratis kunnen melken. Wacht tot je een trouwring hebt, liefje. Wacht tot je de ware Jakob hebt gevonden.'

Nog wekenlang had ik een afkeer van jongens, mijn vader, tante Puk en de wereld in het algemeen.

Niet lang na mijn achttiende verjaardag gaf het circus voorstellingen in New Orleans. Ik had van Charlie gehoord dat hij en papa in New Orleans waren opgegroeid en dat ik daar met mijn moeder had gewoond. De laatste voorstelling van de twee dagen dat we daar werkten stond net op het punt om te beginnen, toen Charlie aan kwam rennen bij de snoepkraam waar ik werkte. Hij was helemaal buiten adem.

'Waar zit je vader, Eliza? Heb je hem gezien?'

'Nee, niet sinds het middageten. Hoezo?'

'De voorstelling gaat bijna beginnen. Hij heeft het voorprogramma al gemist en hij moet in de rij komen staan voor de openingsparade.'

Ik kon mijn oren niet geloven. 'Papa... is zoek?'

'Ja! Ik heb hem overal gezocht en ik kan hem niet vinden!'

Plotseling was ik heel bang. Het was niets voor mijn vader om te laat te zijn voor een voorstelling, laat staan dat hij er een zou overslaan. 'Ik help je wel zoeken,' zei ik. Ik zette de machine voor de suikerspinnen uit, gaf het geldkistje aan degene die de entreekaartjes verkocht bij het loket en rende naar het terrein achter de grote tent, terwijl ik bad dat hem niets verschrikkelijks overkomen zou zijn.

Hij was niet in de kleedkamer voor de clowns en ook niet in de schminkruimte, en het paard dat hij altijd tijdens zijn stuntnummer bereed, stond nog vastgebonden in de stal. De wagons waren helemaal aan de overkant geparkeerd van het veld waar de grote tent stond, maar ik rende er toch helemaal naartoe toen ik niet wist waar ik verder nog moest zoeken. Ik sprong de treeplank van papa's coupé op, gooide de deur open zonder zelfs maar te kloppen en bleef toen stokstijf staan.

Papa zat er aan het kleine tafeltje. En vlak naast hem zat mijn moeder. Ze was helemaal niet dood! Ze zag er nog even mager en ziek uit als op de dag dat ze me had achtergelaten, dertien jaar geleden, maar ze leefde beslist!

'Eliza? Schat, ben jij het?' vroeg mama. 'Wat een knappe jongedame ben je! Is ze niet knap, Henry?'

Zelfs als ik mama niet aan haar gezicht had herkend, zou ik haar nog aan haar trage manier van spreken hebben herkend - en aan het flesje met het amberkleurige 'medicijn' dat voor haar op het tafeltje stond. Ik kon bijna geen woord uitbrengen.

'Mama? U... u leeft nog?'

'Ik dacht het wel, schat,' zei ze met een lachje. 'Tenminste, de laatste keer dat ik in de spiegel heb gekeken nog wel.'

Ik kon het allemaal niet bevatten! Als mama nog leefde, waarom had ze me dan hier bij papa achtergelaten? En waarom had papa al die jaren tegen me gelogen en me laten denken dat mama dood was terwijl dat niet zo was? Ik keek van de een naar de ander en mijn woede en het gevoel verraden te zijn, groeiden in mijn binnenste tot er een uitbarsting kwam.

'U hebt tegen me gelogen, papa!'

'Ik heb niet tegen je gelogen. Ik heb nooit gezegd...'

'Ja, dat hebt u wel. U wist dat ik dacht dat mama was gestorven en dat hebt u zo gelaten!'

'Eliza, laat het me uitleggen...'

'Nee! Waarom zou ik nog geloven wat u zegt? Mama en u hadden al die tijd bij elkaar kunnen wonen en een thuis voor mij kunnen creëren, zodat ik een vader en moeder zou hebben gehad, maar daar waren jullie allebei te egoïstisch voor!'

'Dat is niet waar...'

'U hebt mij nooit gewild! Jullie geen van beiden! Mama heeft me hier achtergelaten omdat ze me niet wilde...'

'Niet waar, schatje, ik hield juist zoveel van je dat ik...'

'En u wilde me ook niet, papa! U hebt al die jaren al geprobeerd om van me af te komen door te zeggen dat ik uit het circus weg moest gaan en er zelf op uit moest gaan. Nou, jullie krijgen allebei wat jullie willen! Jullie zien me nooit meer!' Ik draaide me om en wilde de deur uitgaan, maar ik botste met een dreun tegen Charlie op.

'Zit je hier, Henry!' riep hij uit. 'Wat zit je hier in vredesnaam te doen! Kom op!'

Papa sprong overeind. 'Hoe laat is het?'

'Je hebt de aanvangsparade al gemist en het is bijna tijd voor het paardennummer. En kijk nou toch eens! Waar is je gezicht?'

Papa's gezicht was niet geschminkt. Zijn pruik en zijn rode neus lagen op zijn bed naast de gevlekte handdoek die hij gebruikte om zijn schmink te verwijderen. Hij keek van Charlie naar mij en toen naar mijn moeder, en ik zag dat hij in tweestrijd stond.

'Vervang me alsjeblieft, Charlie,' smeekte hij. 'Ik zit ergens middenin...'

'Ben je niet wijs? Dat paardennummer lukt mij niet. Dat lukt niemand. Het zou een zelfmoordpoging worden.' Hij griste papa's pruik en clownsneus van het bed en duwde ze mijn vader in zijn handen. 'Kom op!'

'Eliza, wacht hier alsjeblieft op me,' smeekte papa terwijl hij naar buiten liep. 'Geef me de kans om het uit te leggen. Praat een tijdje met je moeder. Ik ben over een halfuurtje terug.' Hij ging met Charlie mee en rende over het veld naar de grote tent.

Ik wachtte tot hij buiten gehoorsafstand was. 'Dag, mama,' zei ik kalm.

'Nee, liefje, wacht!' Ze probeerde overeind te komen, maar ze was te dronken en stond te wankel op haar benen om achter me aan te komen.

Rustig liep ik naar de vrouwencoupé, pakte al mijn bezittingen die nog niet in de goederenwagon zaten en al het geld dat ik had gespaard door in de snoepkraam te werken. Daarna verliet ik voorgoed het circus van de Bennett Brothers.

De circustrein stond geparkeerd op een opslagterrein, dus moest ik bijna anderhalve kilometer lopen voordat ik bij een gewoon station kwam. Het was een enorm, donker gebouw met zo'n ruim dak dat er wel drie of vier trapezenummers en een paar koorddansers tegelijk in hadden kunnen werken. Na de benauwde treincoupés en tenten waar ik mijn hele leven in had doorgebracht, kon ik niet begrijpen waarom er zoveel ruimte in dat gebouw werd verspild. Ik voelde me er heel klein, zoals die arme tante Puk zich altijd in de wereld van lange mensen om zich heen moest voelen.

Het station was een plek vol bedrijvigheid. Het was helemaal verlicht en de mensen krioelden er door elkaar. Kruiers liepen af en aan met zware karren vol bagage, soldaten in uniform liepen door elkaar en zagen er verloren uit, en uitgeputte gezinnen zaten met krijsende baby's op volle banken. Ik zag het allemaal aan en vroeg me af wat ik moest doen tot ik een loket zag waar 'verkoop van plaatsbewijzen' op stond en waar een rij mensen voor stond. Toen ik erheen liep, maakten mijn voeten een scherp, klikkend geluid dat echode over de marmeren vloer.

'Wanneer vertrekt de volgende trein?' vroeg ik toen het tenslotte mijn beurt was. De zorgelijk ogende man achter het raampje deed verstrooid.

'Eh... de volgende trein waar naartoe, mevrouw?'

'Maakt niet uit! Het kan me niet schelen. Ik wil gewoon de eerste de beste trein.'

Hij keek nu voor het eerst op en streek over zijn walrussnor. 'Hoor eens, u ziet eruit als een heel aardige jongedame. Mocht u soms overwegen van huis weg te lopen, dan weet ik zeker dat uw familie...'

Bij het woord familie laaide mijn woede weer op. 'Ik heb geen familie,' zei ik. 'Ik ben geen kind meer. Ik ben achttien. Doet u nu alstublieft gewoon uw werk en vertel me wanneer de eerstvolgende trein vertrekt.'

Toen ik zelf eenmaal kinderen had, begreep ik dat de man me alleen maar voor een grote fout had willen behoeden, maar toen vond ik hem een bemoeial. Hij nam er de tijd voor om mijn vraag te beantwoorden en streek ondertussen over zijn snor alsof hij een hond zat te aaien.

'Nou, de trein die op spoor vijf staat, gaat over tien minuten weg,' zei hij langzaam. 'Die gaat naar het noorden, naar Memphis, Louisville, Indianapolis en plaatsen ten noorden daarvan.'

Ik legde wat geld op het plankje voor zijn raam. 'Geeft u me maar een kaartje voor de afstand die ik hiermee kan betalen.'

De kaartjesverkoper leek niet op zijn gemak. Hij bleef maar naar me kijken alsof hij de details van mijn uiterlijk uit zijn hoofd leerde voor het geval iemand de politie achter me aan zou sturen. Maar ik wist dat mijn vader dat niet zou doen. De circustrein zou waarschijnlijk al in Arkansas zijn voordat hij er zelfs maar achter kwam dat ik er niet was.

'Heeft u bagage die mee moet, jongedame?' vroeg de man.

'Ik wil mijn koffer graag bij me houden.'

Ik had al besloten dat ik uit het raam zou kijken tot ik een plaats zou zien die me aanstond en dat ik dan gewoon uit zou stappen wanneer de trein stopte. Het zou een van de duizenden plaatsen kunnen zijn waar ik in de loop der jaren doorheen was gekomen, een van die plaatsen waarin ik papa had gesmeekt te gaan wonen. Mijn droomhuis zou in een rustig dorpje staan waar alle mensen in de buurt me zouden kennen en mijn naam zouden noemen als ze me groetten.

Zodra de man achter het loket me mijn kaartje had overhandigd, liep ik snel naar spoor vijf en stapte in. Ik vond een zitplaats in een coupé en zette mijn koffer bij mijn voeten, blij te zien dat de plaats naast me onbezet was. Vijf minuten later kwam de trein met een schok in beweging en reed toen langzaam het station uit. Even later kwamen we op een zijspoor langs de circustrein van de Bennett Brothers en lieten hem al snel ver achter ons.


18

Ik denk dat ik diep in mijn hart de waarheid altijd wel had gekend — dat mijn moeder niet was gestorven, maar dat ze me had achtergelaten als een nest ongewenste jonge katjes langs een landweggetje. Ik had de werkelijkheid niet onder ogen willen zien. Als ik dat wel gedaan had, zou dat hebben betekend dat ik de confrontatie met het waarom erachter had moeten aangaan — waarom had ze me in de steek gelaten? Wat was er mis met mij dat mijn moeder had besloten zich van me af te keren en me achter te laten toen ik nog maar vier jaar oud was?

Toen ik tijdens die lange, eenzame middag uit het raam van de trein staarde, was ik vastbesloten het verleden voorgoed achter me te laten. Ik zou een nieuw leven beginnen en nooit meer omkijken. Ik overtuigde mezelf ervan dat ik net zo was als de dappere hoofdfiguren uit de boeken van Betsy Gibson. Die waren vaak wees en trokken alleen de wereld in, maar ik had het grote voordeel boven hen dat ik al iets van die wereld had gezien, omdat ik met het circus had rondgereisd. Ik vond het helemaal niet beangstigend om met de trein door onbekend gebied te rijden. En heimwee naar een thuis dat ik nooit had gehad kon ik toch niet krijgen? Ik wist niet de naam van de plaats die ik zocht, maar ik wist zeker dat ik hem wel zou herkennen als ik hem zag.

Ik zocht de hele middag tevergeefs. Ik sliep die nacht in de trein en werd zoals ik dat bijna mijn hele leven gewend was geweest, door de bewegingen ervan in slaap gewiegd. Ik bleef ook de hele volgende dag uit het raam kijken. Tenslotte begonnen we laat in de middag van de derde dag eindelijk door kleine dorpjes te rijden die leken op het plaatsje waarover ik jarenlang had gedroomd. Tussen deze dorpen lagen boomgaarden en akkerland en omheinde weiden met melkkoeien. Ik zag bomen waarin mijn kinderen zouden kunnen klimmen en landweggetjes waarover ik op zondagmiddag zou kunnen wandelen met de man waar ik van hield.

Toen de trein Deer Springs binnenreed, greep ik mijn koffer en stapte uit. Later hoorde ik dat de passagierstrein daar maar twee keer per week stopte, alleen op dinsdag en donderdag, dus had ik geluk gehad dat ik in een van de weinige treinen had gezeten die er stopten. Het plaatsje leek volmaakt, zelfs al voordat ik het bordje 'Serveerster Gevraagd' achter het raam van het restaurantje tegenover het station had gezien.

Ik stak onmiddellijk de straat over en ging naar binnen. Ik stapte op Ethel Peterson af, die achter de kassa zat en zei: 'Ik las op het bordje achter het raam dat u hulp nodig hebt.'

Ethel was bijna net zo dik als Gloria, de dikke dame, dus verwachtte ik dat ze ook net zo vrolijk zou zijn. Maar ze keek me achterdochtig aan. 'Nou, dat hangt ervan af,' zei ze. 'Wie ben je eigenlijk?'

'Ik heet Eliza Rose Gerard, mevrouw, en ik ben hier pas komen wonen. Ik zoek werk.'

'Heb je familie hier in Deer Springs?'

Dat was het moment waarop al mijn leugens begonnen. Ik wist dat ik, als ik de waarheid vertelde over mijn jeugd in het circus, beschouwd zou worden als een onbeschaafde vrouw van slechte zeden, want zo wordt er over circusmensen gedacht. Als ik zou vertellen dat mijn vader een clown was en mijn moeder aan de drank, zou ik nooit de kans krijgen om het fatsoenlijke leven te beginnen waar ik van droomde. Ik besloot te liegen - en als je daar eenmaal mee begint, is het einde natuurlijk zoek.

'Ik heb nergens familie,' zei ik met een zielig stemmetje. 'Mijn moeder, mijn vader en mijn twee zussen zijn vorige herfst allemaal gestorven tijdens de griepepidemie en ikzelf ook bijna. Ik heb besloten te verhuizen en een nieuw leven te beginnen, want de herinneringen waren te pijnlijk voor me. Als u nog steeds iemand zoekt, zou ik heel blij zijn met dat baantje, mevrouw.'

Ik wist dat ik snel van onderwerp moest veranderen, voordat ze de kans zou krijgen om te vragen waar ik vroeger had gewoond. Gelukkig was het bijna etenstijd en werd het net een beetje druk in het restaurant, zodat Ethel niet veel tijd had om vragen te stellen.

'Kun je rekenen?' Ze gaf me een potlood en de bon van een van de serveersters om op te tellen. Gelukkig was ik, dankzij mijn vader, altijd goed in rekenen geweest, dus had ik er geen moeite mee.

'Dat wordt een dollar en dertig cent,' zei ik tegen haar nadat ik de som uit mijn hoofd had gemaakt.

Ze trok de la van de kassa open en wees. 'Stel dat de klant je twee dollar geeft. Kun jij hem dan zijn wisselgeld geven?'

Daar was geen kunst aan, omdat ik af en toe suikerspinnen en pinda's had verkocht. Ik pakte zo snel en vol zelfvertrouwen het wisselgeld, dat Ethel ervan onder de indruk was.

'Weet je hoe je moet bedienen?' vroeg ze.

'O ja, mevrouw,' loog ik. 'Natuurlijk.'

'Zie je die man in dat pak daar aan de bar zitten? Ga maar naar hem toe en neem zijn bestelling op. Ik zal hier kijken hoe je het doet.'

Een modieus geklede man van een jaar of vijfentwintig zat met zijn vingers op de bar te trommelen en naar het menu te kijken alsof hij probeerde te beslissen wat hij wilde eten. Hij zat alleen en zag er met zijn chique colbert uit als een man van de wereld. Hij leek niet op zijn plaats tussen de andere, eenvoudiger mensen in het restaurant. Ik zag dat er een grote, vierkante monsterkoffer bij zijn voeten stond en vermoedde dat hij vertegenwoordiger was.

Het is allemaal show, zei ik tegen mezelf toen ik het bestelblokje van Ethel aannam. Dat had tante Puk me vaak genoeg verteld. 'Maak de mensen aan het lachen, zelfs als je verdrietig bent. Laat je kunsten zien, al breekt je hart. De show moet doorgaan.' Ik zou gewoon de rol van serveerster spelen.

'Goedemiddag,' zei ik glimlachend. 'Waar kan ik u vandaag mee van dienst zijn, meneer?'

Ik had net zo goed niet kunnen glimlachen. Hij bleef naar het menu staren en merkte niet eens dat ik dezelfde rok en bloes aanhad die ik al drie dagen droeg, in plaats van de roze met witte jurk die de andere serveersters droegen. Ik had de indruk dat hij me eigenlijk zelfs helemaal niet opmerkte.

'Wat is het menu van de dag?' vroeg hij zonder op te kijken.

Mijn zelfvertrouwen wankelde en zwaaide heen en weer als een duizelige trapezeacrobaat. Ik wist niet wat een 'menu van de dag' was. Ik haalde diep adem, glimlachte om mijn tranen terug te dringen en praatte toen heel zacht, zodat Ethel me niet kon horen.

'Luister, meneer. Ik weet absoluut niets over het menu van de dag. Ik weet eigenlijk zelfs niet helemaal waar u het over hebt. Ik ben nieuw in deze plaats en ik heb werk nodig. Die mevrouw daar heeft tegen me gezegd dat ik u moest bedienen en als ik dat goed doe, krijg ik misschien een baan. Zou u me alstublieft willen helpen en iets makkelijks willen kiezen? Dat zou ik enorm op prijs stellen.'

Zijn hoofd schoot met een ruk omhoog terwijl ik sprak en ik hoopte maar dat Ethel de verbaasde uitdrukking op zijn gezicht niet kon zien. Het duurde even voordat het tot hem doordrong wat ik had gezegd, maar toen hij me begreep glimlachte hij breed naar me.

'Natuurlijk, schatje,' zei hij. 'Ik neem wel gehaktbrood met aardappelpuree. Schrijf maar een twee op dat bestelbonnetje en breng het dan naar dat luik achter je en prik het op een van die prikkers. De kok zal het snel opscheppen, omdat hij het klaar heeft staan. Ondertussen,' ging hij verder, 'mag je een kop koffie voor me inschenken uit die pot daar en me het melkkannetje en de ketchup brengen.'

'Hoe kan ik je ooit bedanken?' zei ik toen ik terugkwam om met trillende handen koffie voor hem in te schenken.

'Ho, rustig aan, meid. Langzaam schenken. Dan mors je niet. Het gaat prima.'

Ik zette de koffiepot terug op het warmhoudplaatje en haalde de fles met ketchup en het melkkannetje, precies zoals hij had gezegd. 'Denkt u dat ze merkt dat ik zenuwachtig ben?' vroeg ik.

'Welnee, je glimlacht zo leuk... en de meeste mensen glimlachen niet als ze nerveus zijn. Ik heet trouwens Harry Porterfield. En jij?'

'Eliza Rose Gerard.'

'Je naam is net zo mooi als je glimlach. Goed, Eliza, nu moet je je omdraaien alsof je wilt zien of mijn eten er al is en dan zul je zien dat de kok zo een bord op de doorgeefkast zet.'

Ik wierp een achteloze blik over mijn schouder, nog net op tijd om te zien hoe een bezwete kok met een rood gezicht een bord door het luik schoof. Er lag gehakt op, aardappelpuree en groente. Ik pakte het met twee handen op en bracht het voorzichtig naar mijn nieuwe vriend.

'Hoe wist je nou dat het eraan kwam?' vroeg ik terwijl ik het voor hem neerzette. Hij lachte.

'Ik eet hier altijd als ik voor zaken in Deer Springs ben.

Zeg, niet omkijken, hoor, maar Ethel komt eraan. Succes.'

Ze waggelde op me af op haar benen zo dik als olifantspoten. Haar schoenen leken veel te klein voor haar opgezette voeten. 'Je mag hier komen werken als je wilt,' pufte ze. 'Je kunt morgenochtend in de ontbijtploeg beginnen. Zorg dat je hier precies om vijf uur bent.'

Ik was zo blij dat ik het gevoel had dat ik zweefde toen ik het restaurant uitliep. Buiten bleef ik even staan om mijn nieuwe woonplaats te bekijken. Over de stoep liepen allerlei mensen af en aan. Ze liepen haastig de winkels in en uit en reden met karren en auto's langs me heen - maar toch was Deer Springs rustig vergeleken met de drukte en het lawaai van het circus. Toen ik een bankje voor het station zag staan, stak ik de straat over en ging erop zitten. Ik was zo blij dat ik 'thuis' was. Ik zou het geen enkel probleem hebben gevonden om de hele nacht op die bank voor het station te slapen.

Ik zat er nog steeds gelukkig te zijn toen Harry Porter-field de straat overstak en naast me kwam zitten. 'Gefeliciteerd, meid. Ik hoorde Ethel zeggen dat je de baan hebt gekregen.'

'Ik ben u erg dankbaar voor uw hulp, meneer Porterfield.'

'Noem me maar Harry, hoor. En als ik je niet had geholpen, zou ze je ook wel hebben aangenomen. Een knap, nieuw gezichtje trekt altijd klanten, wist je dat?' Ik voelde dat ik bloosde. 'Zeg, ben je van plan om hier te blijven zitten tot het restaurant morgenochtend opengaat?'

'Dat zal wel moeten, tenzij er hier een hotel in de buurt is dat niet al te duur is.'

'Waarom heb je me niet verteld dat je een kamer nodig hebt? Er zijn geen hotels in Deer Springs, maar mevrouw Hansen op Willow Avenue verhuurt kamers. Daar slaap ik ook altijd. Kom, ik zal je laten zien waar het is.'

Hij pakte zijn monsterkoffer en zijn reistas met zijn ene hand en mijn koffer met zijn andere en maakte me toen met een hoofdbeweging duidelijk dat ik met hem mee moest komen.

Mevrouw Hansen was een lange, pezige vrouw met een onvriendelijke rimpel tussen haar wenkbrauwen. 'Ik wil geen gekkigheid in mijn pension, meneer Porterfield,' zei ze toen ze ons samen zag staan. 'Ik heb graag huurders, maar zoals u weet wil ik hier geen gescharrel.'

'Mevrouw Hansen toch! U kwetst me als u zo over me denkt - en zeker als u zo over deze keurige jongedame denkt.'

Ze snoof precies als het paard dat papa altijd voor zijn nummer gebruikte. 'Hmm! Welke fatsoenlijke jongedame gaat er nu met een vertegenwoordiger op stap?'

'Maar ik heb meneer Porterfield nog maar een paar minuten geleden in het restaurant ontmoet,' verdedigde ik mezelf. 'Ik heb hem gevraagd of hij wist waar ik kon logeren.'

Mijn antwoord maakte de zaak kennelijk alleen nog maar erger. Mevrouw Hansen snoof opnieuw. 'Welke fatsoenlijke jongedame gaat er nu alleen op reis?'

Ze keken me allebei aan, in afwachting van een antwoord. Ik hoefde alleen het circus maar te noemen en mijn reputatie zou naar de maan zijn, evenals mijn kans op een kamer.

'Ik heb geen familie meer, mevrouw,' zei ik mét een treurig gezicht. 'Mijn familie is gestorven tijdens de griepepidemie en sindsdien heb ik bij mijn alleenstaande tante gewoond. Maar toen zij vorige week bij een brand is omgekomen, kon ik alle pijnlijke herinneringen thuis niet meer aan en ben ik hier naartoe gekomen om een nieuw leven te beginnen. Ik heb net werk gekregen bij het restaurant. Ik begin er morgen en...'

'Dat klopt, mevrouw Hansen,' zei Harry. 'Ik heb daar vanavond gegeten en toen heb ik Ethel horen zeggen dat ze er een baan kreeg.'

Met tegenzin bracht mevrouw Hansen me naar mijn kamer. Mijn adem stokte toen ik hem zag. 'O, wat prachtig! En zo groot!'

Ik had bijna mijn hele leven als een sardientje in een blik met mijn vader in een treincoupé geperst gezeten en in de vrouwenwagon had ik nog minder bewegingsruimte gehad. Toen ik alle ruimte om het bed en het bureau zag, tussen het bureau en de deur en tussen het bed en de muur, kon ik er niet over uit. Er was zelfs een mooi, klein kaptafeltje met een ruche erlangs en een grote vierkante spiegel die helemaal alleen voor mij zou zijn. Mevrouw Hansen bekeek me heel nieuwsgierig terwijl ik de kamer rondkeek alsof het een paleis was.

'Dit is niet zo'n grote kamer,' zei ze. 'Ik heb veel grotere - voor echtparen.'

'Deze is heel mooi. Dank u wel, mevrouw Hansen.'

Ze gaf Harry een kamer boven en mijn kamer was pal naast haar eigen slaapkamer. Ik denk dat ze de hele nacht heeft liggen luisteren of ze geen gekkigheid hoorde. Mijn bed was heel groot en comfortabel, maar ik sliep nauwelijks. Als je de wintermaanden niet meerekende, was dit een van de weinige keren in mijn leven dat ik niet in een rijdende trein sliep en ik kon er niet aan wennen dat mijn bed stilstond. Ik miste het vertrouwde geratel van de wielen op de rails en het rustige deinen. Ik weigerde te huilen omdat mijn ouders me bedrogen hadden, maar ik huilde wel om tante Ukkepuk — en om Sylvia en Lazlo en om de familie Gambrini en om Charlie en Zippy en alle andere leden van mijn circusfamilie. Maar toen het de volgende ochtend tijd was om me aan te kleden en naar mijn werk in het restaurant te gaan, droogde ik mijn tranen en begon aan de eerste dag van mijn nieuwe leven in Deer Springs.

Harry kwam om halfacht ontbijten en stak me precies op het moment dat ik het nodig had een hart onder de riem. 'Het gaat prima, meid, en dat serveerstersjurkje staat je fantastisch.'

'Ik heb nooit geweten dat je op zoveel manieren een ei kunt klaarmaken,' zei ik tegen hem. 'Het lijkt wel of iedereen die ik vanochtend heb bediend zijn ei op een andere manier wil.' Ik stond op het punt hem te vertellen dat de kok in het circus alleen roereieren kon maken, maar ik hield me nog net op tijd in.

'Mag ik je vanavond op een etentje trakteren?' vroeg Harry toen ik hem de rekening gaf. Hij was een knappe man en was goed gekleed, maar ik vond hem een beetje kwabbig vergeleken met de gespierde acrobaten en trapezeartiesten waar ik mee opgegroeid was. Zelfs de circusknechten zagen er nog beter uit dan die arme, bleke Harry.

'Bedankt voor de uitnodiging, Harry, maar ik denk echt niet dat...'

'Alsjeblieft? Ik ken hier helemaal niemand en ik vind het een naar idee dat jij alleen moet eten.'

Ik gaf tenslotte toe, vooral omdat ik niet wist hoe ik zijn uitnodiging af moest slaan. We aten natuurlijk in het restaurantje, want dat was de enige behoorlijke gelegenheid in Deer Springs. Ik merkte dat Harry al verliefd op me begon te worden, want hij probeerde mijn hand te pakken toen we terugliepen naar het pension. Ik schudde mijn hoofd en stopte mijn handen in mijn zak. Toen we bij het stoepje voor de deur kwamen, vroeg hij of ik daar even met hem wilde gaan zitten.

'Ik moet morgen weer met de trein mee,' zei hij, 'maar over een paar weken kom ik hier weer. Dan zou ik je graag weer ontmoeten, Eliza.'

Ik probeerde te bedenken wat ik daarop moest zeggen, terwijl ik naar een kat keek die de straat overstak. Er kwam een jongetje hard voorbijfietsen. 'Mag ik je een vraag stellen, Harry?' zei ik tenslotte. 'Vind je het leuk om vertegenwoordiger te zijn?'

'Jazeker. Het is een leuke manier om te reizen, het land te bekijken en nieuwe mensen te ontmoeten... Ik ben opgegroeid in een benauwend dorpje als dit, dus ik stond te trappelen om er weg te komen. Deze baan is een gouden kans. Waarom vraag je dat?'

'Omdat het enige wat ik ooit heb gewild een huis is en een gezin en een leven in een leuk klein dorpje als Deer Springs.'

'Dat meen je niet! Ik zou hier claustrofobie krijgen!'

'Dan denk ik dat we niet veel met elkaar gemeen hebben, hè?' Ik stond op. 'Welterusten, Harry. En nog bedankt voor het eten.'

In mijn eentje in Deer Springs uit de trein stappen was wel zo'n beetje het dapperste wat ik ooit in mijn leven heb gedaan. Daaruit blijkt hoe sterk ik verlangde naar zo'n leven. In het circus, waar de mensenetende tijger een grote poes was, de Verschrikkelijke Sneeuwman een mottige beer en waar de clowns hun glimlach op hun gezicht schilderden, had ik geleerd me groot te houden, dus sloeg ik me overal doorheen. Omdat ik op een kettingrokende chimpansee had gepast, had ik weinig moeite met lastige klanten. Toen ik tien was, had Lazlo me al leren jongleren met vier ballen, dus was het een makkie voor me om te leren hoe je zes tafels tegelijk bediende. Het hart van Charlie de clown was gebroken toen Veronica er met een acrobaat vandoor was gegaan, maar toch maakte hij het publiek aan het lachen. En Bianca stortte in nadat Carlo van het hoge strakke koord was gevallen, maar toch gingen de voorstellingen door. Op die manier zette ik me ook schrap bij alles wat ik deed — de trein uit stappen, naar het restaurant lopen en om werk vragen — en contact maken met Sam Wyatt.

Sam kwam altijd in het restaurant, meestal voor het ontbijt, soms voor het avondeten en af en toe voor alle drie de maaltijden. Hij zat altijd in elkaar gedoken in zijn eentje in een hoekje. Er hing een onzichtbare wolk van verdriet om hem heen en je had het gevoel dat het zou gaan regenen zodra je te dicht bij hem in de buurt kwam. Hij was een jaar of drie, vier ouder dan ik en zijn overall, zijn gespierde lichaam en zijn diepgebruinde huid deden me vermoeden dat hij knecht was op een van de boerderijen in de omgeving. Ik begreep alleen helemaal niet hoe een knecht het zich kon veroorloven om zo vaak uit eten te gaan.

Sam was zo knap dat ik mijn best moest doen om niet naar hem te staren als hij binnenkwam. Zijn ernstige gezicht en vierkante kaak wezen op een wilskrachtige persoonlijkheid en hij had het blondste haar en de blauwste ogen die ik ooit had gezien. Ik glimlachte en deed mijn best om vriendelijk te zijn als ik hem bediende, maar hij bleef altijd op een afstand. Hij keek zelden op en als hij dat toch deed, maakte hij nooit oogcontact. Hij zei nooit meer dan strikt noodzakelijk was om zijn maaltijd te krijgen en af te rekenen. Hij gedroeg zich alsof hij niet wilde dat iemand hem opmerkte, alsof hij wel in zijn hoekje zou willen verdwijnen.

'Wie is hij toch?' vroeg ik tenslotte aan een andere serveerster die Debbie heette. 'Ik heb gemerkt dat hij hier heel vaak komt.'

Debbie trok me mee naar de keuken, alsof het gevaarlijk was erop betrapt te worden dat je hardop over hem sprak.

'Hij heeft hier in Deer Springs op school gezeten met mijn oudere broers. Ze zeiden altijd dat hij een beetje... vreemd was. Alle Wyatts zijn vreemd.'

'Vreemd? Hoezo?'

'Je weet wel, nogal stil... geheimzinnig. Sam trok altijd maar weinig op met de andere kinderen. Alleen maar met zijn oudere broer Matthew.'

'Heeft hij geen vrouw of een moeder die voor hem kan koken?'

'Sam is niet getrouwd!' reageerde Debbie alsof ik iets ondenkbaars had gezegd. 'Hij runt Fruitkwekerij Wyatt samen met zijn vader. Ze zijn nog maar met zijn tweeën sinds zijn moeder is gestorven. Zijn twee broers zijn ook allebei overleden. Ik weet niet wie er voor zijn vader kookt, maar Sam komt hier een paar keer in de week om een behoorlijke maaltijd te halen.'

'Waar zei je dat hij woonde?'

Debbies wenkbrauwen schoten omhoog van verbazing. 'Heb je nooit van Fruitkwekerij Wyatt gehoord? Dat is het grootste bedrijf van deze streek. Als je via Spruce Road een kilometer of drie, vier het dorp uit rijdt, kun je het niet missen.'

De volgende zondag ging ik 's middags een wandeling maken langs Spruce Road, vastbesloten erachter te komen waar de geheimzinnige Sam Wyatt woonde. Debbie had gelijk - je kon de enorme letters op de zijmuur van de schuur niet missen: Fruitkwekerij Wyatt — Frank Wyatt en zns, eigenaars. Ik had geen enkele belangstelling voor de boomgaard, maar toen ik een blik op het prachtige huis met de brede veranda, de donkergroene luiken en de grote eikenbomen rondom had geworpen, wist ik dat ik het huis had gevonden waar ik mijn hele leven naar had verlangd. Daar moest en zou ik wonen. Het enige wat me te doen stond was Sam Wyatts hart veroveren.

Omdat er maar drie kerken in het dorp waren, was het niet moeilijk om erachter te komen naar welke hij ging. De volgende zondagochtend stapte ik na de dienst op hem af en gedroeg me of ik een vriendin was die hij heel lang niet had gezien.

'O, hallo, zeg! Weet je nog wie ik ben? Ik bedien je soms in het restaurant. Ik heet Eliza Rose. En jij?'

'Sam,' zei hij en keek naar de grond. 'Sam Wyatt.'

'Leuk om je eindelijk eens te ontmoeten, Sam.' Ik stak mijn hand uit, zodat hij die wel moest schudden. Hij werd zo rood als de neus van mijn vader, excuseerde zich en ging er bij de eerste de beste gelegenheid vandoor.

Alle barrières doorbreken die Sam om zich heen had opgeworpen, was een van de moeilijkste dingen die ik ooit heb gedaan. Het kostte me ruim een half jaar. Ik had het gevoel dat ik aan het koorddansen was en probeerde het evenwicht te bewaren tussen overvriendelijk zijn en niet vriendelijk genoeg. Ik wist dat één klein foutje een val kon veroorzaken. Maar ik hield het beeld van dat prachtige huis voor ogen en klemde me er elke keer dat Sam me opzij-schoof aan vast. Ik bleef proberen contact met hem te krijgen, bleef glimlachen, bleef vriendelijk in het restaurant en stapte in de kerk steeds weer op hem af. Het was alsof ik een schuw dier tam moest maken; eerst moest hij aan me wennen, daarna won ik zijn vertrouwen en tenslotte at hij uit mijn hand. Dat gaf me de moed voor de volgende stap, toen het op een avond heel erg laat was geworden.

'Zeg, Sam, zou je me misschien thuis willen brengen? Ik vind het soms eng om alleen in het donker te lopen. Ik heb een kamer in het huis van mevrouw Hansen op Willow Avenue.'

Hij stemde toe en ik had het idee dat hij een beetje groeide bij het idee dat hij mij mocht beschermen. Ik maakte van onze wandeling samen gebruik door hem over zijn boomgaard aan de praat te krijgen.

'Wat voor werk doe je, Sam?'

'Ik run samen met mijn vader een fruitkwekerij.'

'Heb je daar plezier in?'

'Dat heb ik me nooit afgevraagd,' zei hij schouderophalend. 'Ik heb nooit iets anders gedaan. Wat zou ik anders moeten doen?'

Eerst leek het wel of je water uit een opgedroogde bron probeerde te pompen als je met Sam praatte. Maar geleidelijk aan, als het veranderen van de seizoenen, begon Sam los te komen. Al gauw begon hij in het restaurant naar mij te kijken in plaats van naar het tafelblad. Daarna merkte ik dat hij in de kerk vanaf de andere kant van het gangpad naar me zat te staren in plaats van in zijn gezangenboek te kijken. Hij had een dromerige blik in zijn ogen en ik voelde dat hij ze als twee lichtstralen op me gericht hield. Op een avond kuste ik hem. Sam moet het heel prettig hebben gevonden, want daarna wachtte hij niet meer tot ik het initiatief nam.

Maar ik was niet de enige die Sams groeiende belangstelling voor mij had opgemerkt. Toen we op een dag na de kerkdienst met elkaar stonden te praten, kwam Frank Wyatt bij ons staan.

Vanaf het eerste moment dat ik Sams vader ontmoette, was ik bang voor hem. Hij leek me zo'n kille, harteloze man -en mijn ideeën over hem veranderden ook niet toen ik hem eenmaal leerde kennen. Zodra hij die zondag kennis met me had gemaakt, begon hij me door te zagen - wie was ik en waar kwam ik vandaan en wat deed ik in Deer Springs? Ik wist dat ik hem de waarheid nooit zou kunnen vertellen.

'Mijn familie is overleden tijdens de griepepidemie, meneer Wyatt.'

'Je zei dat je "Gerard" heet? Wat is dat voor naam?'

'Een Franse, geloof ik. Mijn vader was in New Orleans ge-horen.'

'New Orleans! Wat voor werk deed je vader daar?'

Ik stelde me mijn vader voor met zijn witte gezicht, zijn oranje haar, zijn rode neus en zijn enorme schoenen en kreeg tranen in mijn ogen. Ik maakte mezelf wijs dat ik huilde omdat ik bang was voor Frank en niet omdat ik mijn vader miste. Sam zag mijn tranen en zag mijn reactie aan voor verdriet.

'Eliza vindt het nog moeilijk om over haar familie te praten,' zei hij tegen zijn vader. Hij trok een grote zakdoek uit zijn zak en gaf me die terwijl hij me bij Frank vandaan leidde. 'Mijn excuses voor mijn vader,' fluisterde hij.

'Ik geloof niet dat hij me mag.'

'Hij mag niemand, Eliza. Hij gedraagt zich tegenover iedereen zo.'

Ik wist dat Frank Wyatt niet tevreden was over de manier waarop ik zijn vragen had beantwoord, dus begon ik aan mijn borduurwerk van leugens. Ik bedacht een fatsoenlijk beroep voor mijn vader en repeteerde alle details over de opleiding van mijn vader en over de plaats waar hij had gewoond, zodat ik voorbereid zou zijn op de volgende keer dat Frank me zou ondervragen. Ik wilde mijn kans om in dat prachtige huis bij de boomgaard te wonen niet verknoeien.

Ondertussen bezocht Sam me regelmatig in het pension. Hij vertelde me later dat hij zich tot me aangetrokken had gevoeld omdat ik zo mysterieus en anders was dan anderen en omdat ik meer van de wereld bleek te weten dan hij. Ik vond Sam aardig, maar leerde hem nooit echt goed kennen. Als ik hem in zijn blauwe ogen keek, zag ik daar altijd veel verdriet en pijn. Zelfs na alle tijd die we samen hadden doorgebracht, had ik er nog steeds geen idee van wie hij werkelijk was of waardoor zijn verdriet was veroorzaakt. In veel opzichten bleef Sam een vreemde voor me en omdat ik glashard tegen hem loog over mijn achtergrond, denk ik dat ook ik voor hem een vreemde was.

'Ik geloof dat ik verliefd op je begin te worden,' zei ik op een avond toen we samen op het schommelbankje op de veranda voor het huis van mevrouw Hansen zaten. Zelfs in het donker kon ik zijn verbaasde blik zien.

'Je houdt... van mij?'

'Ja,' loog ik. 'Waarom verbaast dat je zo?'

'Je bent beeldschoon, Eliza. Ik had niet gedacht dat ik ooit het geluk zou hebben dat er zo'n mooi meisje verliefd op me zou worden.'

'En? Hou jij ook van mij, Sam Wyatt?'

Zijn ogen ontmoetten de mijne en ik zag de waarheid al voordat hij die had uitgesproken. 'Ja,' fluisterde hij. 'Ja, ik hou van je. Meer dan ik kan zeggen.'

Ik kan je niet vertellen hoe schuldig ik me voelde door zijn bekentenis. Ik had hem gevleid en tam gemaakt en had mezelf in de afgelopen maanden op slinkse wijze aan hem opgedrongen tot ik zijn hart volkomen had veroverd. Ik was waarschijnlijk de enige vrouw die ooit tegen Sam Wyatt had gezegd dat zij van hem hield en ik deed alleen maar alsof. Ik vond Sam aardig, maar ik was niet verliefd op hem. Toch verdrong ik mijn schuldgevoelens en zei: 'Weet je, Sam? Ik zou direct niet je trouwen als je het me vroeg.'

Hij was stomverbaasd. 'Mijn vader zou daar nooit toestemming voor geven.'

Ik liefkoosde zijn oor. 'Ben je niet oud genoeg om je eigen beslissingen te nemen?'

'Jawel, maar...'

'Nou, ik vind het niet erg om in het geheim te trouwen. Daarna kan je vader er toch niets meer tegen doen?'

'Ik weet het niet.' Hij liet me los en zijn armen vielen in zijn schoot toen hij tegen de rugleuning van de schommel-bank ging zitten. 'Ik weet het niet,' zei hij nogmaals.

Sam was doodsbang voor zijn vader. Dat merkte ik heel duidelijk. Ik moest iets doen om zijn gedachten af te leiden van zijn angst. Ik gaf hem een paar dagen om over het idee van een huwelijk na te denken, want ik had geleerd dat Sam graag over dingen nadacht voordat hij iets ondernam. Een week later, toen we weer tegen elkaar aan op de veranda zaten, probeerde ik het opnieuw.

'Ik hou van je, Sam,' fluisterde ik. 'Als we getrouwd waren, zouden we geen welterusten hoeven zeggen als mevrouw Hansen het buitenlicht uitdoet. Dan zouden we elkaar de hele nacht kunnen blijven kussen. Zo...' Ik nam zijn gezicht tussen mijn handen en gaf hem de verleidelijkste kus die hij ooit had gehad. Daarna vervloog elke gedachte aan zijn vader.

In het geheim met mij trouwen, was de enige daad van rebellie die Sam ooit in zijn leven beging. We brachten onze huwelijksnacht door in een hotel aan de andere kant van de staatsgrens en ik geloof niet dat ik me die nacht ook maar één keer zorgen heb gemaakt over zijn vader. Maar de volgende dag...!

De volgende dag stond Sam op zijn benen te trillen toen hij me mee naar huis nam. Hij was een grote man, minstens zo groot en sterk als zijn vader, maar we liepen die ochtend allebei met knikkende knieën de keuken van de boerderij binnen.

'Waar heb jij de hele nacht gezeten?' wilde Frank weten. Als blikken konden doden, zou de sheriff Frank hebben gearresteerd voor een dubbele moord.

'Eliza en ik zijn de staatsgrens over gereden en zijn naar een kantonrechter geweest,' zei Sam met bevende stem. 'We zijn getrouwd.'

'Je bent getrouwd? Met die... die sloerie?'

'Ik hou van haar.'

'Dat zal wel, ja!' Er klonk bijtend sarcasme in zijn stem.

'Maar toch ga je nu onmiddellijk naar John Wakefield en dan zullen we ervoor zorgen dat deze dwaze blunder ongedaan wordt gemaakt. Ik wil haar niet in mijn huis.'

'Nee,' zei Sam rustig. 'Nee, ik laat mijn huwelijk niet ontbinden.' Hij legde zijn gespierde arm om mijn middel en trok me naar zich toe. 'Eliza is mijn vrouw en ik hou van haar. Als u dat niet kunt aanvaarden... dan zullen we moeten vertrekken.'

Sam en Frank keken elkaar heel lang aan. Pas toen ik een paar jaar bij Frank Wyatt in huis had gewoond, begreep ik hoe ongelooflijk moedig het was dat Sam dit had gedaan. Toen hij zich die ochtend tegen zijn vader verzette, riskeerde hij alles wat hij had - ter wille van mij. Ook begreep ik op dat moment niet hoe ongebruikelijk het was dat Frank zich erbij neerlegde en zich schikte in wat zijn zoon wilde. Toch gebeurde dat.

'Goed, maar dit verzeker ik je,' zei Frank en schudde zijn vinger voor Sams gezicht, 'ik zal de komende negen maanden zorgvuldig aftellen en als ze voor die tijd een kind krijgt, dan smijt ik haar en dat kind in de goot, waar ze horen.'

Gelukkig werd Jimmy pas een week na onze eerste trouwdag geboren.

Als ik de hatelijke blikken van mijn schoonvader buiten beschouwing liet, was ik erg gelukkig in mijn huwelijk. Ik had het thuis waar ik altijd naar had verlangd - ook al hoorde Frank daarbij. Vanaf het eerste moment dat ik een voet in Sams huis zette, wilde ik nooit meer ergens anders wonen. Niet dat alles er nu zo chique en nieuw was — dat was niet zo. Het behang was vaal, in het tapijt zaten versleten plekken en de houten trap kraakte als je erop liep, maar dat vond ik nu juist zo heerlijk. Ik had mijn hele leven een verleden en vastheid gemist, maar in ieder voorwerp in dat huis zag ik beide. Ik verzon verhalen over alle mensen die er voor mij hadden gewoond en fantaseerde over de geschiedenis van de meubels die ze hadden achtergelaten. Ik wilde helemaal niets veranderen. Elke nacht als ik in Sams armen lag en in de verte achter de boomgaard de trein hoorde fluiten, herinnerde ik me mijn eenzaamheid en het verlangen dat ik mijn hele leven had gehad en dan vroeg ik me af of de mensen in die trein naar mijn boerderij staarden en wensten dat ze mij waren.

Tijdens de eerste winter dat Sam en ik getrouwd waren, stuurde ik een briefje voor tante Ukkepuk naar het winteradres van het circus in Georgia.

Beste tante Puk,

Ik wilde u even laten weten dat het goed met mij gaat en dat ik erg gelukkig ben. Ik ben met een heel lieve man getrouwd en ik woon in een mooi huis op het platteland. Doet u Charlie en de familie Gambrini en alle anderen de groeten van me.

Liefs, Eliza

Ik zette er geen afzender op en verstuurde de brief vanuit een plaats die vijftien kilometer bij Deer Springs vandaan lag toen ik daar naar de dokter ging. Ik had ontdekt dat ik Jimmy verwachtte en om een reden die ik niet kende, had Frank Wyatt me verboden naar dokter Gilbert in Deer Springs te gaan.

Sam keek heel angstig toen ik hem vertelde dat hij vader zou worden. 'Wat is er, Sam? Wil je geen kinderen?' vroeg ik.

'Nee... ik weet het niet. Ik geloof dat ik er nooit bij na heb gedacht dat... Nee.'

'Maar waarom dan niet? Waar ben je bang voor?'

Hij gaf geen antwoord. Het verdriet in Sams ogen was zo indringend dat ik erg met hem te doen had. Ik wilde dat ik op dezelfde manier van hem hield als hij van mij, omdat ik dan misschien al het verdriet zou kunnen wegnemen dat hij in zijn hart had weggeborgen. Tenslotte liep Sam onze slaapkamer uit, de nacht in en bleef heel lang weg. Hij was tijdens mijn zwangerschap heel voorzichtig met me, alsof hij dacht dat het niet goed was voor de baby als hij me te stevig omhelsde.

Toen de baby geboren moest worden, liet Frank Sam midden in de nacht helemaal naar de andere plaats rijden om een dokter te halen. Tijdens de lange uren waarin mijn weeën voortduurden, dacht ik aan mijn moeder en hoe ze mij in de steek had gelaten en het drong tot me door dat ik net zo bang was om dit kind te krijgen als Sam. Toen de dokter de kleine Jimmy tenslotte in mijn armen legde, huilde ik van de overweldigende liefde die ik voor hem voelde. Toch huiverde ik tegelijkertijd van angst bij de gedachte dat ik hem zou kunnen kwetsen, tegen hem zou kunnen liegen en hem misschien zelfs wel in de steek zou kunnen laten, zoals mijn moeder mij in de steek had gelaten. Het was heel beangstigend om zo ontzettend veel van iemand te houden.

'Wat is er?' vroeg Sam toen hij me die eerste avond om Jimmy zag huilen.

'Ik geloof dat ik ook bang ben,' gaf ik toe. 'Het is moeilijk voor me om moeder te zijn, omdat ik zelf zonder ben opgegroeid.'

Sam ging naast me op het bed zitten met een verwarde uitdrukking op zijn gezicht. 'Maar ik dacht dat je had gezegd dat je familie tijdens de griepepidemie was gestorven.'

Hij had me op een leugen betrapt! Ik raakte in paniek. 'Eh... nee... dat was mijn stiefmoeder,' zei ik vlug. 'En die heeft nooit erg goed voor me gezorgd.' Ik moest snel van onderwerp veranderen. Ik tilde Jimmy op en gaf hem aan Sam voordat hij kon protesteren. 'Hier... hou jij hem nu eens vast.'

Jimmy wurmde even en lag daarna stil in de sterke armen van zijn vader. Hij was wakker en keek naar Sam alsof hij zijn gezicht in zijn geheugen wilde prenten. Sam kreeg tranen in zijn ogen. 'Ach, kind... ach, kindje toch...' fluisterde hij. 'Hij is zo klein. En ik weet niet hoe ik een goede vader moet zijn. Ik ben zo bang dat ik...'

Ik kende Frank Wyatt lang genoeg om te weten waar Sam zo bang voor was. Ik herinnerde me het advies dat tante Ukkepuk mijn vader eens had gegeven.

'Wees maar gewoon de vader waar je zelf altijd naar hebt verlangd, Sam,' zei ik tegen hem. 'Wees maar gewoon de vader die je zelf had willen hebben. Als je wenste dat je een vader had gehad die je 's avonds instopte, stop Jimmy dan in. Als je wenste dat je vader niet je was gaan vissen, ga dan met hem vissen. Dat is alles wat je hoeft te doen.'

'Is dat zo?' fluisterde hij.

'Ja, dat is alles.'

Vanaf de dag waarop de kinderen geboren werden, hield Sam van ze met zijn hele hart. Hij sprak de woorden nooit uit, waarschijnlijk omdat hij ze zelf nooit van zijn vader had gehoord en niet wist hoe dat moest, maar ik kon zien hoeveel hij van hen hield. Als hij zijn geduld met een van hen verloor, liep hij liever rustig weg dan dat hij boos werd en daar bewonderde ik hem om. Hij gaf ze nooit een klap uit drift. Toen Becky Jean net was geboren, staarde hij maar naar haar terwijl de tranen over zijn wangen liepen. 'Een meisje... een prachtig, klein meisje!' mompelde hij.

Eén keer heb ik op het punt gestaan om Sam de waarheid over mijn verleden te vertellen. Jimmy was net vier geworden en Luke was twee toen ik hoorde dat het circus van een concurrent naar het kermisterrein in onze streek zou komen. Ik werd helemaal opgewonden bij de gedachte dat Sam en ik op de tribune zouden kunnen zitten met onze twee jongens en net als alle gezinnen die ik zo had benijd naar de voorstelling zouden kunnen kijken. Ik was van plan te wachten tot ik die avond lekker opgerold met Sam in bed zou liggen en hem dan te vertellen dat dit voor mij allemaal een droom was die werkelijkheid was geworden. Maar nog voordat ik de kans had om hem alles te bekennen, kwam er een vooruitgestuurde man van het circus, die alle deuren van Deer Springs langsging. Hij klopte net op onze keukendeur toen we tussen de middag aan tafel schoven om te gaan eten.

'Goedemiddag samen. Ik ben van het circus van de Gentry Brothers en volgende maand komen we voorstellingen geven op het kermisterrein. Als we een aanplakbiljet op uw schuur daar zouden mogen hangen, krijgt u gratis kaartjes voor het hele gezin.'

Frank ontstak in vreselijke woede. Hij bulderde dat circusartiesten bijna naakt rondliepen, dat ze allemaal een losbandig leven leidden en hoe onbehoorlijk het voor christenmensen was om zelfs maar te overwegen naar het circus te gaan. Hij schreeuwde zo dat Luke begon te huilen. Ik keek naar mijn schoonvader die de arme man de deur uitsmeet en ik wist dat ik er nooit met een woord over zou kunnen reppen dat ik in een circus was opgegroeid. Ook zouden mijn kinderen, zo lang hun grootvader leefde, nooit de kans krijgen om erheen te gaan.

Mijn man werkte zijn hele leven om zijn vader tevreden te stellen - een onmogelijke taak, omdat je Frank Wyatt onmogelijk tevreden kon stellen. Sam voelde nooit werkelijk zijn vaders liefde of goedkeuring, zelfs niet op zijn sterfbed. En hij had ook helemaal niet ziek mogen worden.

Het begon allemaal met een simpele snee in zijn voet. Er was een spijker of iets dergelijks door de zool van zijn laars heengedrongen en die had een wond aan zijn voet veroorzaakt. Hij had er pijn aan, maar hij werkte door en hinkte door de schuur, terwijl hij de stal uitmestte en de koeien molk.

'Ik geloof dat ik nieuwe laarzen nodig heb,' zei hij die avond en liet me het gat in zijn zool zien. Ik verzorgde de wond aan zijn voet, maar we besteedden er geen van beiden veel aandacht aan. Het was september, een drukke tijd van het jaar in de boomgaard, en Sam bleef rondhinken op dezelfde laarzen, omdat er geen tijd was om nieuwe te gaan kopen in Deer Springs.

Een paar dagen later had hij wat koorts toen hij wakker werd. Hij klaagde dat zijn kaak stijf was en zijn nek zeer deed en dat hij overal pijn had. We dachten allebei dat hij griep had. Ik merkte dat Sam zich ellendig voelde, maar, koorts of geen koorts, hij sleepte zich uit bed en deed de hele dag zijn gewone werk omdat zijn vader dat van hem verwachtte. Het ging steeds slechter met hem.

Op een nacht werd ik wakker van Sams gekreun. De koorts was niet zo hoog, maar hij transpireerde zo hevig dat de lakens doorweekt raakten. Zijn hart ging wild tekeer.

'Sam, wat is er? Wat is er met je?'

Hij kon geen antwoord geven. De spieren van zijn nek en kaak verkrampten zo verschrikkelijk dat zijn gezicht vertrok en hij zijn kaak niet meer kon bewegen. Ik sprong uit bed en begon me aan te kleden. 'Ik ga de dokter halen.'

'Nee...' kreunde hij.

'Waarom niet? Ik ben bang, Sam. Wat als je...?' Ik werd panisch bij de gedachte dat het tetanus zou kunnen zijn, maar durfde het niet hardop te zeggen omdat ik hem niet van streek wilde maken. 'Luister, als ik dokter Gilbert in Deer Springs ga halen, kan ik over een halfuur terug zijn.'

'Mijn vader... wil niet...' bracht hij uit.

Ik wist niet wat ik moest doen. Ik wilde intuïtief niets liever dan hulp gaan halen, maar elke keer als ik zei dat ik de dokter ging halen, raakte Sam nog meer van streek.

's Ochtends ging het niet beter met hem. Zodra ik hoorde dat mijn schoonvader wakker was, rende ik naar beneden om hem eens flink de waarheid te zeggen.

'Waar is mijn ontbijt?' vroeg Frank toen hij me zag. 'En waar is Sam?'

'Hij kan niet uit bed komen.' Mijn stem beefde van angst. 'Hij is ziek — verschrikkelijk ziek. Hij heeft een dokter nodig.'

'Ziek! De koeien moeten gemolken worden! En ik heb hem in de boomgaard nodig!' Hij keek me dreigend aan alsof Sams ziekte volkomen mijn schuld was.

'Hij kan niet werken. Gaat u maar naar boven. Dan ziet u het zelf.'

Frank gromde van afkeer alsof ik een dwaze, hysterische vrouw was en draaide zich om. 'Hij is sterk. Hij is over een dag of twee wel weer beter.'

'Hij wordt niet beter!' schreeuwde ik. 'Ga dan naar hem kijken! U moet een dokter laten komen!'

Franks ogen schoten vuur toen hij zich weer razendsnel omwendde en zijn vinger heen en weer schudde voor mijn gezicht. 'Vertel jij me nooit en te nimmer wat ik moet doen!' Hij sloeg de keukendeur met een klap achter zich dicht toen hij wegliep.

Ik moest mijn eigen werk doen en voor de kinderen zorgen, maar elke keer als ik die dag bij Sam ging kijken, maakte hij het slechter. De spierkrampen hadden zich uitgebreid naar zijn buik, zijn benen en zijn rug en waren zo heftig en pijnlijk dat zijn lichaam zo stijf werd als een plank en zijn rug zich zo kromde dat hij het matras niet meer raakte. Sam was wakker en helder - en hij leed vreselijk veel pijn.

Ik keek de hele middag naar mijn schoonvader uit en was van plan, zodra ik hem zag, weer van me af te bijten, maar hij bleef de hele dag in de boomgaard en kwam 's avonds pas rond etenstijd weer naar huis. Ik had wel eerder de kinderen mee willen nemen en hulp willen halen, maar Frank had de paarden meegenomen en ik kon de pick-up niet besturen.

Ik wachtte tot Frank had gebeden en zei toen zo rustig mogelijk tegen hem: 'Sam heeft een dokter nodig. Ik... ik denk dat hij tetanus heeft.'

Frank pakte de aardappelpuree zonder zelfs maar op te kijken. 'Ik neem aan dat je nu opeens verstand hebt van medische zaken?'

'Nee... maar je hoeft er geen verstand van te hebben om te zien hoe ziek hij is.' Ik had mezelf beloofd dat ik niet zou gaan huilen, maar ik kon mijn tranen niet in bedwang houden. 'Alstublieft, meneer Wyatt, hij heeft zoveel pijn. Ik kan er niet meer tegen om te zien hoe hij lijdt.'

Frank bleef zwijgend dooreten.

'Alstublieft,' smeekte ik. 'Laat me naar het dorp rijden en een dokter halen.'

Hij hief zijn hoofd op en zei luid: 'Jij raakt mijn vrachtwagen of mijn paarden met geen vinger aan! Mijn zoon heeft geen dokter nodig!'

Toen wist ik wat me te doen stond. Zodra ik de kinderen die avond in bed had gestopt, ging ik zachtjes door de voordeur naar buiten en rende helemaal naar Deer Springs.

Ik was zo overstuur en trilde zo over mijn hele lichaam van uitputting, woede en angst, dat het me een paar minuten kostte om dokter Gilbert ervan te overtuigen dat niet ik degene was die medische hulp nodig had.

'Nee, alstublieft, dokter Gilbert. Het gaat om mijn man Sam. Hij heeft uw hulp nodig, niet ik.'

'Sam Wyatt?'

'Ja. Ik denk dat hij tetanus heeft. Ik geloof dat hij doodgaat. Kom alstublieft.''

Hij liet me de symptomen beschrijven die Sam had en aan de harde uitdrukking die er toen op zijn gezicht verscheen, wist ik dat ik reden had tot bezorgdheid.

'Weet Frank Wyatt dat u hier bent?' vroeg hij toen ik uitgesproken was.

'Nee. Ik mocht van hem geen hulp gaan halen. Ik moest de hele weg hier naartoe lopen. Hij weigerde zelfs naar boven te gaan om te zien hoe ziek Sam is.'

Dokter Gilbert schudde zijn hoofd. Aan zijn opeengeklemde lippen en boze ogen zag ik hoe boos hij was. 'Frank laat me misschien de deur niet in, weet u.'

'U moet het proberen, dokter Gilbert. Laat Sam alstublieft niet sterven!' Ik was bijna hysterisch.

Hij pakte me stevig bij mijn schouders en de greep van zijn sterke handen stelde me gerust. 'Ik zal mijn best doen, mevrouw Wyatt. Zeg, misschien moet u wel een slokje cognac nemen voordat we gaan.'

'Nee, dat is niet nodig. Laten we maar opschieten.'

Met dokters Gilberts auto waren we zo thuis. Ik overtuigde hem ervan dat hij op de weg moest parkeren, zodat mijn schoonvader ons niet zou horen en we liepen in het donker over de oprit. Franks slaapkamer lag direct naast de keuken, dus smokkelde ik dokter Gilbert door de voordeur naar binnen en nam hem snel mee naar boven.

Sams toestand leek nu nog ernstiger dan toen ik hem had achtergelaten. Hij keerde zich naar ons toe toen we de slaapkamer binnenkwamen en ik zag de paniek in zijn ogen. Daarna trok zijn rug vreselijk krom. 'Help me!' zei hij moeizaam, terwijl zijn kaken zich in een grimas van pijn opeenklemden.

Dokter Gilbert onderzocht hem voorzichtig, maar Sams spieren verkrampten al bij de geringste aanraking. Ik stond met ineengeklemde handen naast het bed en schrok me wezenloos toen ik plotseling Franks bulderende stem achter me hoorde.

'Wat doe je in mijn huis, Gilbert?'

Dokter Gilbert draaide zich langzaam om en keek hem aan. 'Ik behandel je zoon...'

'Niets ervan! We hebben jou hier niet nodig! Wegwezen!'

'Frank, je zoon heeft tetanus,' zei hij rustig. 'Hij is ernstig ziek. Ik ga hem een injectie met antitoxine geven en...'

Mijn schreeuw onderbrak hem. Sams hele lichaam schokte nu en zijn huid had een afschuwelijke grijsblauwe kleur gekregen en hij snakte naar adem.

'Dit zijn stuipen,' zei dokter Gilbert. 'Ze benemen hem de adem.' Hij greep Sam bij zijn schouders en drukte hem tegen het matras.

Ik had me nog nooit eerder zo bang of hulpeloos gevoeld. Toen de stuiptrekkingen eindelijk ophielden, maakte dokter Gilbert snel een injectiespuit klaar.

'Ik zal je een injectie met antitoxine geven, Sam, en daarna iets wat je spieren ontspant.'

Ik keek over mijn schouder omdat ik bang was dat Frank zou proberen hem tegen te houden, maar mijn schoonvader was de kamer uitgelopen.

Dokter Gilbert deed die nacht alles voor Sam wat in zijn vermogen lag. Hij liet me zelfs zien hoe ik een kompres moest maken en dat op de snee in Sams voet moest aanbrengen. Maar uit de manier waarop de dokter me, toen hij moest gaan, weer bij mijn schouders greep om me te kalmeren, kon ik opmaken dat hij net zo bezorgd over Sam was als ik.

'Ik moet eerlijk tegen u zijn, mevrouw Wyatt, en u vertellen dat uw man heel ernstig ziek is. De antitoxine werkt het beste als deze wordt toegediend zodra de symptomen zich aandienen, maar... enfin, die beslissing was niet aan ons.' Hij zuchtte en pakte zijn dokterstas op. 'Ik kom morgenochtend vroeg terug.'

Omdat de ziekte van mijn man al te ver was gevorderd, werkte de antitoxine niet meer. Dokter Gilbert kon niets meer voor hem doen en ik ook niet. Sam stierf een vreselijke, pijnlijke dood toen de stuipen tenslotte zo heftig werden dat hij ophield met ademhalen. Toch was hij tot het laatst wakker en zich bewust van alles wat er met hem gebeurde. De laatste woorden die hij me hoorde zeggen waren: 'Ik hou van je, Sam.'

De dag waarop hij stierf was ik zo overstuur dat ik in het bijzijn van de kinderen tegen mijn schoonvader tekeerging. 'Het is allemaal uw schuld!' schreeuwde ik. 'Sam is gestorven omdat u geen hulp wilde gaan halen! U hebt uw eigen zoon vermoord! Als u eerder een dokter was gaan halen en Sam antitoxine had gekregen, zou hij nooit gestorven zijn!'

Frank reageerde niet op mijn uitbarsting. Het leek wel of hij met zijn gekwelde ogen dwars door me heen staarde en ik vroeg me af of er ook maar iets van wat ik had gezegd tot hem was doorgedrongen. De haatdragende, manipulerende Frank Wyatt bij wie ik de afgelopen jaren in huis had gewoond, stierf tegelijk met zijn zoon en zijn plaats werd ingenomen door een gebroken, verbitterde man. Wat had hij aan zijn boomgaard en al het andere dat hij had opgebouwd als hij geen zoon meer had om het te erven? Toch had ik geen greintje medelijden met Frank. Hij had geoogst wat hij had gezaaid.

Voordat Sam stierf, leek mijn schoonvader mijn kinderen nauwelijks op te merken. Ik had altijd vermoed dat hij een hekel aan hen had, omdat hij ook een hekel aan mij had. Maar toen hij naast de graven van zijn vrouw en zijn twee zoons stond, keek hij langzaam op en zag hij Jimmy en Luke, die zich aan mij vastklemden, hun gezichtjes wit van verdriet. Hij keek naar zijn kleinzoons, keek voor het eerst echt naar hen, en ik denk dat hij plotseling besefte dat zij het enige waren wat hij nog over had.

'O, wat een toestand,' fluisterde hij.

Frank leek anders na Sams dood — niet vriendelijker en zeker ook niet hartelijker of liefdevoller voor mij of de kinderen. Maar hij was een gebroken man en dat wisten hij en ik allebei. We woonden samen als vreemden in een pension, praatten zelden met elkaar en zagen elkaar alleen tijdens de maaltijden.

Toen vond Jimmy zijn grootvader op een koude novemberdag languit op de vloer van de schuur. Ik haastte me naar buiten toen ik het vreselijke gegil van mijn zoon hoorde, maar zodra ik in de kille, starende ogen keek van de man die ik haatte, wist ik dat hij dood was. Ik voelde geen enkel medelijden. Ik wenste zelfs dat hij twee keer zoveel had geleden als die arme Sam. Ik stond net op het punt me om te draaien, toen het me opviel dat Franks handen leeg waren. Ze lagen open, met de handpalmen naar boven gekeerd en ze hielden niets vast. Zijn hele leven had hij in zijn eigen voordeel met die handen gegraaid en gestuurd en gemanipuleerd en nu waren ze leeg. Frank Wyatt had zijn boomgaard en alles waarvoor hij had gewerkt, achtergelaten voor iemand anders.