Deel twee

Lydia's verhaal Deer Springs, 1894

'We moeten engelen zijn voor elkaar, elkaar kracht en troost schenken. Want alleen als we ons er ten volle van bewust zijn dat de beker van het leven niet alleen een beker vol verdriet is, maar ook een beker vol vreugde, zullen we in staat zijn ervan te drinken.'

Henri Nouwen


6

Mijn zus Lydia was het mooiste meisje van Deer Springs — en ik het lelijkste. Lydia kon uren naar zichzelf in de spiegel staren, maar ik wendde altijd mijn hoofd af als ik erlangs kwam, want ik had een hekel aan wat ik dan zag. Mijn gezicht was zo rond en alledaags als een zandkoekje, met in het midden een neus als die van een Romeinse keizer. En mijn lichaam — ach, mijn lichaam had zich tegen de tijd dat ik twintig werd ontwikkeld moeten hebben, maar ik was nog steeds zo mollig als een schoolmeisje en mijn borst was even plat. Mijn moeder zeurde er voortdurend over dat ik niet rechtop liep en waarschuwde me dat mijn ruggengraat beslist zou vergroeien als ik altijd krom stond. Maar het geplaag van mijn klasgenoten en mijn bijnaam 'Bolle Betty' klonken me luider in de oren dan mijn moeders waarschuwingen. Ik was klein en dik en daaraan viel niets te veranderen.

Mijn haar droeg ik op schouderlengte en het was niet kastanjerood, zoals dat van Lydia en ook niet koperkleurig of mahonie, zoals het haar van de vrouwelijke hoofdpersonen uit mijn lievelingsromans. Het was gewoon, saai bruin, als de vacht van een muis. Het kroesde als een struik in onregelmatige golven rond mijn hoofd en wilde niet netjes opgestoken blijven zitten. Mijn ogen, onder mijn zware wenkbrauwen, waren niet donker en mysterieus, zoals die van Lydia, die de rijke glans van bronskleurig fluweel hadden. Ze hadden zelfs geen interessante kleur, zoals donkerbruin of karamel of de kleur van sandelhout. Ze waren gewoon bruin, de kleur van de aarde. Geen wonder dat de enige kennis die ik over liefde en romantiek had, uit boeken kwam. Geen wonder dat ik nog nooit een vriendje had gehad tot Frank Wyatt me het hof maakte. Lydia was degene op wie de jongens afkwamen als bijen op appelbloesem.

Lydia was zeventien maanden jonger dan ik en al vanaf haar veertiende had haar wulpse figuur weelderige rondingen. Als ze niet mijn beste vriendin was geweest, had ik haar daar vast om gehaat. Maar onze relatie was zo hecht als maar mogelijk is tussen twee zussen, omdat we door onze onvriendelijke, praktische ouders gedwongen waren liefde en troost bij elkaar te zoeken. Ze weigerden altijd ons te liefkozen en te knuffelen uit angst dat we verwende kinderen zouden worden.

'Kinderen hebben discipline en regelmaat in hun leven nodig,' geloofde mijn moeder, 'en geen dwaas geknuffel.' Haar standaardreactie als we pijn of verdriet hadden, was: 'Hou op met zaniken.'

Mijn vader was op zijn tweeënveertigste met mijn moeder getrouwd. Moeder, die toen vijfendertig was en een oude vrijster, was onderwijzeres. Hij was zijn eerste vrouw en twee zoons kwijtgeraakt tijdens een cholera-epidemie en hoopte nog een zoon te krijgen om zijn land te erven. In plaats daarvan kwam hij tot zijn grote teleurstelling met twee dochters te zitten. Lydia lag bij haar geboorte in stuitligging en na de moeilijke bevalling stuurde mijn moeder mijn vader zonder pardon haar slaapkamer uit en gaf hem duidelijk te verstaan dat hij bij haar geen nakomelingen meer zou verwekken.

Omdat we in ons gezin zo weinig tederheid en medeleven ontvingen, leerden Lydia en ik op elkaar te steunen. 'Ik zal altijd voor je zorgen, Betsy,' beloofde ze, 'en jij kunt voor mij zorgen.' Toen ik acht was en zij zeven, beloofden we elkaar plechtig dat we op elkaar zouden passen en we verzegelden die belofte door onze pinken in elkaar te haken.

We hebben elkaar nooit in de steek gelaten.

Daarom wendde ik me in mijn ellende tot Lydia toen ik het atheneum had afgemaakt en mijn vader me ervan op de hoogte had gesteld hoe mijn leven verder zou verlopen. Hij had me op een aangename zomerdag weggeroepen van mijn roman en mijn schommelstoel op de veranda voor het huis, en had me bij zich laten komen in de voorkamer. Dat was een sombere, kleurloze kamer met versleten kleden op de vloer en saaie schilderijen aan de kale, gestucte muren, een kamer waar het zelfs 's zomers nog kil was. We leefden in een tijd waarin barokke, Victoriaanse interieurs in de mode waren — paardenharen banken bekleed met zijden tapestry en damast en versierd met franjes, kasten met glazen deurtjes vol snuisterijen en curiosa, fluweelbehang, gehaakte kleedjes en antimakassars — maar onze boerderij was net zo sober en kil als mijn vreugdeloze ouders. We hadden geen grammofoon, stereoscoop of toverlantaarn - zelfs geen piano of orgel. Het tikken van de klok op de schoorsteenmantel begeleidde het verstrijken van de minuten als we 's avonds op het saaie, niet bij elkaar passende en door andere mensen afgedankte meubilair zaten. Daar moest ik van vader op die warme middag gaan zitten en de plannen die hij had gemaakt voor mijn toekomst, klonken me in de oren als het gelui van een doodsklok.

'Ik heb besloten dat je in de herfst je studie voort zult zetten,' kondigde hij aan. 'Je wordt onderwijzeres, net als je moeder.'

'Maar ik wil helemaal geen onderwijzeres worden!' riep ik uit. In mijn levendige, maar kinderlijke fantasie had ik erover gedagdroomd om naar New York te verhuizen en journaliste te worden, net als mijn idool Nellie Bly. Het idee dat ik de hele dag opgesloten zou zitten in een somber schooltje met maar één lokaal, waarin ik vierentwintig koppige boerenkinderen zou moeten lesgeven, bracht me ertoe om voor het eerst in mijn leven onomwonden mijn wensen kenbaar te maken.

'Alstublieft, vader, dwing me niet om onderwijzeres te worden. Ik wil journaliste worden en voor de New York World schrijven, net als Nellie Bly.'

'Geen sprake van. Dat is geen fatsoenlijke loopbaan voor een jonge vrouw en New York is ook geen fatsoenlijke stad om in te wonen. Jij wordt onderwijzeres.'

De discussie was gesloten. Het had geen zin om hem tegen te spreken. Als ik had geprobeerd om te vliegen, zou ik nog meer kans van slagen hebben gehad. Hij was mijn vader en ik had hem maar te gehoorzamen. Vaders waren goden in hun eigen huishouden en bepaalden wanneer hun gezin opstond en naar bed ging, wie er op bezoek kwam en niet op bezoek kwam, hoe we dachten, ons gedroegen en hoe we ons voelden. Ik kon evenmin mijn levensloop bepalen als de koeien konden bepalen wanneer ze gemolken werden. Het was ondenkbaar dat ik me tegen mijn vader zou verzetten. Ik stortte mijn verdriet en teleurstelling later die avond uit op Lydia's schouder.

'Niet huilen, Betsy. Het is een eer om naar de kweekschool te gaan,' probeerde ze me te overreden. 'Heb je me niet verteld dat Nellie Bly ook een tijdlang voor onderwijzeres heeft geleerd?'

'Nou... ja, tot haar vader stierf en haar geld opraakte.'

'Zie je nou? Dan kun je toch nog journaliste worden, net als zij.'

'Dus er is... nog hoop?' zei ik snikkend. Ik pakte de zakdoek die Lydia me aanreikte en snoot luidruchtig mijn grote neus.

We zaten in onze nachtjaponnen op onze slaapkamer, waar een tweepersoonsbed, een oud kastje met drie laden en een niet-afgetimmerde kast met muizen stonden en waar we al onze geheimen met elkaar deelden. We hadden het bed naar het midden van de muur geschoven, zodat we 's nachts door de twee dakvensters naar de lucht en de sterren konden kijken, hoewel het 's winters zo tochtte door de enkele ramen, dat ze soms aan de binnenkant bevroren. Als kind hadden we al geleerd om 's morgens voorzichtig overeind te gaan zitten, zodat we ons hoofd niet aan het schuine dak stootten. Zo koud als het er 's winters was, zo snikheet was het er 's zomers als de zon de hele dag op het zinken dak boven ons hoofd brandde. Op die warme zomeravond omhelsden we elkaar en onze klamme armen plakten aan elkaar alsof ze met lijm waren ingesmeerd.

'Natuurlijk is er hoop!' zei Lydia. 'Vader weet dat jij in dit gezin degene bent met de beste hersens en daarom wil hij ervoor zorgen dat je een goede opleiding krijgt. Kijk nou eens naar mij, ik ben zo dom dat ik de middelbare school waarschijnlijk niet eens kan afmaken. Het enige wat ik ooit zal kunnen is trouwen en kinderen krijgen. Als onderwijzeres ben je tenminste nog interessant.'

'O, ja? Waarom zijn onderwijzeressen dan altijd ouwe vrijsters?'

'Jij wordt geen ouwe vrijster, Betsy,' zei ze en streek mijn onhandelbare haar naar achteren. 'Jij vindt vast een heel bijzondere man, die...'

'Ik wil helemaal geen man! Ik wil journaliste worden en riskante dingen ondernemen en net zo dapper zijn als Nellie Bly. Ik wil onrecht en corruptie aan de kaak stellen en net als zij de wereld veranderen.'

Nellie Bly was drieëntwintig en ik veertien toen zij deed alsof ze krankzinnig was geworden, om over het leven in een berucht gesticht voor vrouwen te kunnen schrijven. Door haar moed kreeg ze een baan bij de New York World en kon ze beginnen aan haar carrière als journaliste. Ik vond het geweldig om over al haar heldendaden te lezen. Ze deed zich voor als ongehuwde moeder om de handel in baby's aan het licht te brengen, deed alsof ze een dievegge was om de gevangenis in New York van binnen te kunnen bekijken, enzovoort. In een tijd waarin de meeste vrouwen niet meer waren dan een decoratie aan de arm van hun man, was Nellie een onafhankelijke vrouw die het waagde een mannenwereld te betreden en bewees dat ze even goed was als zij - misschien zelfs beter.

Maar mijn droom om onderzoeksjournaliste te worden zou moeten wachten. Ik ging die herfst naar de kweekschool en leerde voor onderwijzeres zoals mijn vader had bepaald. Tijdens mijn tweede jaar daar beleefde Nellie Bly het avontuur van haar leven: ze reisde helemaal in haar eentje de wereld rond in een poging het record van de hoofdfiguur uit Jules Vernes roman Een Reis om de Wereld in Tachtig Dagen te breken. Tweeënhalve maand lang volgde de wereld geboeid haar vorderingen terwijl ze over land en over zee reisde en in slechts tweeënzeventig dagen, zes uur, elf minuten en veertien seconden terugkeerde naar New York.

Was de beroemdste vrouw ter wereld en ik wilde net zo zijn als zij.

Mijn favoriete leraar, meneer Herman, wist hoe graag ik  over Nellie las en gaf me altijd zijn New York World zodra hij hem uit had. Ik maakte een plakboek over alles wat ze deed en vulde schrift na schrift met mijn eigen gefantaseerde heldendaden. Als ik niet schreef, las ik en verslond ik boeken met de vaart waarmee meneer Herman ze voor me aanvoerde.

Je bent mijn beste leerling, Betty,' zei hij op een dag nadat ik Verstand en Gevoel van Jane Austen had gelezen, 'maar ik vraag me af of je wel een goede onderwijzeres zult worden.

Je bent zo klein van stuk en je hebt zo'n zachte stem dat ik eerlijk gezegd bang ben dat je leerlingen je zullen aanzien voor een van hen.'

Op zijn beleefde manier probeerde hij me zo te vertellen dat ik belachelijk klein was en vreselijk verlegen — en dat de plattelandskinderen de vloer met me zouden aanvegen.

'Ik wil ook eigenlijk geen onderwijzeres worden, meneer Herman,' biechtte ik op. 'Dat was mijn vaders idee. Ik wil eigenlijk onderzoeksjournaliste worden, net als Nellie Bly.'

Hij dacht even na. 'Dat zou ook een moeilijke loopbaan kunnen worden voor iemand die zo... zo gereserveerd is als jij.' Hij had er ook nog 'onschuldig' of 'naïef' of 'zo'n angsthaas' aan toe kunnen voegen. Hoewel ik ervan genoot om over Nellie Bly's waaghalzerij te lezen, was het zo dat ik me wezenloos zou zijn geschrokken als ik door het avontuur op de schouder was getikt.

Meneer Herman moet mijn trillende kin en ogen vol tranen hebben gezien, want hij ging snel verder: 'Begrijp me niet verkeerd. Je bent een getalenteerd schrijfster, Betty. Ik lees alles wat je schrijft met plezier. Je werk steekt met kop en schouders boven dat van je klasgenoten uit. Ik ben er alleen niet zeker van dat het beroep van onderzoeksjournaliste iets voor jou is.'

'Ik schrijf soms gedichten,' flapte ik er uit.

Hij glimlachte vriendelijk. 'Ja, ik zie jou eerder als een Elizabeth Barrett Browning dan als een Nellie Bly.'

'Zou u er een paar willen lezen?'

'Dat zou ik een eer vinden.'

Maar ik kreeg nooit de kans hem mijn gedichten te laten zien, mijn studie af te maken of onderwijzeres te worden — laat staan journaliste. Mijn moeder werd ziek in het jaar dat ik achttien werd en mijn vader haalde me van school om haar te verzorgen en het huishouden te doen. Lydia had tegen die tijd een goede baan. Ze werkte in een modezaak in Deer Springs en vader wilde het salaris dat ze hem elke week overhandigde niet kwijtraken.

Ik geloof niet dat Lydia erg hard werkte in die winkel. De eigenaar zette haar gewoon achter de toonbank, gaf haar de opdracht om te glimlachen en de concurrent aan de andere kant van het dorp deed bijna geen zaken meer. Iedere vertegenwoordiger en iedere boerenzoon die de winkel binnenkwam, werd onmiddellijk verliefd op haar en begon alles wat ze maar verkocht te kopen. Je kon Lydia op een zonnige dag twee dozen vol paraplu's geven en dan waren ze tegen de middag uitverkocht. Ze was het grootste pluspunt van de zaak en daar waren ze zich goed van bewust.

Ik vond het niet erg om thuis te blijven en voor moeder te zorgen. Als ze wakker was vond ze het prettig als ik haar voorlas en als ze sliep had ik tijd voor mijn eigen schrijfprojecten — als ik klaar was met koken, schoonmaken en wassen, natuurlijk.

Soms voelde ik me eenzaam, maar Lydia vermaakte me elke avond met haar malle verhalen over de laatste roddels in Deer Springs. Ze kon op zo'n manier beschrijven hoe ze een meter stof aan de chagrijnige, oude Myrtle Barstow had verkocht, dat ik me slap lachte. Daarna vroeg ze altijd: 'Heb je vandaag nog gedichten geschreven, Betsy? Lees me eens een van je gedichten voor.' Lydia moedigde me altijd aan in mijn carrière als schrijfster.

De meeste gedichten die ik schreef gingen over mijn eigen, zeer beperkte wereldje - de boomgaard die mee veranderde met de seizoenen, de zangvogels en de aardeekhoorntjes die van de zaden aten die ik voor ze had neergestrooid, de hinde en haar twee kalfjes die 's avonds bij ons meer kwamen drinken. Maar op een dag schreef Lydia met haar prachtige handschrift twee van mijn gedichten over en overtuigde me ervan dat ik ze naar een tijdschrift moest sturen.

'Als jij het niet doet, doe ik het! Dat beloof ik je,' zei ze en ze stampte met haar voet om haar woorden kracht bij te zetten.

Toen ik tenslotte toegaf, hielp ze me bij het opstellen van een begeleidende brief. Ze liet daarin haar eigen zelfverzekerdheid en evenwichtigheid doorklinken in plaats van mijn nederige, verontschuldigende manier van doen. We haakten onze pinken in elkaar om elkaar geluk toe te wensen en deden mijn gedichten op de post. Tot mijn grote verbazing publiceerde Garden Magazine er een van en vroeg me om er meer te sturen. Lydia en ik dansten, huilden en omhelsden elkaar van vreugde. Mijn salaris bestond slechts uit twee gratis exemplaren van het tijdschrift, maar dat kon me niet schelen. Ik vond het al geweldig om mijn naam — mijn gedichten — voor het eerst gedrukt te zien.

De volgende dag bracht Lydia de Deer Springs News mee naar huis, die wekelijks uitkwam. Ze had naar de krantenjongen geglimlacht en hij had haar de krant voor niets gegeven.

'Hier, dit is voor jou,' zei ze tegen me. 'Je moet echt iets voor de krant schrijven.' Ik gaf hem onmiddellijk aan haar terug.

'Ik kan niets voor de News schrijven! Hoe kan ik nu onderzoeksjournaliste worden als ik de hele dag op een boerderij opgesloten zit? Ik zie de koppen al voor me: "Schandaal ontdekt in de kippenren van Fowler" of "Trammelant in de stal".'

'Schrijf de redacteur dan eens een brief, Betsy. Je hebt me toch verteld dat Nellie Bly ook zo is begonnen?'

Lydia had gelijk. Volgens het verhaal had Nellie in de Pittsburgh Dispatch een column gelezen waarin werd beweerd dat vrouwen volkomen ongeschikt waren voor alles behalve het huwelijk. Woedend had ze een vernietigend antwoord geschreven dat de redacteur van de Dispatch zo amusant vond, dat hij haar een baan aanbood.

'In de Deer Springs News staat niets waarop je woedend kunt reageren,' zuchtte ik nadat ik de krant van a tot z had gelezen. 'En zelfs als dat wel zo was, dan schijnt de redacteur toch niet veel gevoel voor humor te hebben. Ik betwijfel of hij mij wel amusant zou vinden.'

Ondanks mijn halfhartige tegenwerpingen koos Lydia een kort stukje dat ik had geschreven over de lente in de appelboomgaard en stuurde het naar de redacteur. We waren dolgelukkig toen de krant me er $1,75 voor betaalde — mijn allereerste salaris. Ik trakteerde Lydia op een ijscoupe in het dorp en we staken onze pinken in de lucht om het te vieren. Lydia's glimlach betoverde de jongeman achter de bar en hij gaf ons dubbele porties voor de prijs van enkele.

Moeder herstelde nooit meer van haar ziekte. Nadat ze bijna twee jaar bedlegerig was geweest, stierf ze in het jaar waarin ik twintig werd. Tegen die tijd was de gezondheid van mijn vader zover achteruitgegaan dat hij er steeds meer moeite mee kreeg om het werk op de boerderij naar behoren te doen. Doordat hij met zijn eigen sterfelijkheid werd geconfronteerd, zag hij in dat het zijn plicht was om Lydia en mij van een toekomst te verzekeren. Hij kwam met een plan dat ze in een stuiversroman vaak 'snood' noemen.

Op een ochtend in mei stond ik zonder veel animo in de keuken brooddeeg te kneden, met Twee Steden van Dickens rechtop tegen de voorraadbus waarin we de bloem bewaarden, toen Frank Wyatt mijn vader kwam bezoeken. Ik wist heel weinig over Frank, behalve dat hij diaken was in onze kerk, dat hij vrijgezel was en acht of negen jaar ouder dan ik. Zijn voorouders waren de eersten geweest die zich in onze streek hadden gevestigd en ze hadden het land bewerkt dat aan de noordkant van onze grond grensde. Frank had al zijn vaders land geërfd en kocht stukje bij beetje alle grond op die hij te pakken kon krijgen. Hij maakte van Fruitkwekerij Wyatt een koninkrijk waarvan hijzelf de koning was.

'Betty, kom eens hier!' riep mijn vader plotseling vanuit de zitkamer. Hij had een stem die ervoor zorgde dat je alles uit je handen liet vallen en rende, of je nu deeg aan het kneden was of niet. Frank Wyatt stond als een heer op van zijn stoel toen ik de kamer binnenkwam, hoewel hij gekleed was in een overall.

'Goedemorgen, juffrouw Fowler,' zei hij en maakte een kleine buiging. Frank was op een ruige, strenge manier heel aantrekkelijk. Hij had een kuiltje in zijn krachtige kin, haar als het bleke winterzonlicht en ogen met de kleur van een gletsjer. Hij bewoog zich stram, alsof hij zich niet op zijn gemak voelde in zijn eigen breedgeschouderde lichaam, en of hij nu zat of stond, Frank zag er altijd uit alsof hij voor een foto poseerde. Als hij me 's zondags de collecteschaal aanreikte, voelde ik me door de uitdrukking op zijn strenge gezicht altijd zo'n vrek, dat ik de neiging kreeg om de hele inhoud van mijn portemonnee op de schaal te gooien. Maar Frank Wyatt had een smetteloze reputatie in de kerk en in de gemeenschap.

'Breng ons wat koffie,' beval mijn vader.

'Doet u geen moeite, meneer Fowler,' zei Frank en spreidde zijn enorme handen. 'Ik kan niet lang blijven. Ik kwam alleen maar even langs om te zien hoe het met u was. De dominee kondigde zondag in de dienst af dat u weer ziek was...'

'Niet dat het hem iets aangaat,' gromde vader.

'En daarom vroeg ik me af of u misschien hulp kon gebruiken. Aan het einde van de week komt er een ploeg werklui naar mijn bedrijf en...'

'Mij houd je met je keurige manieren niet voor de gek,' zei vader, hem in de rede vallend. 'Je hangt hier al rond sinds je vorige winter hebt gehoord dat ik ziek was geworden. Je hoopt nog steeds mijn land te pakken te krijgen, nietwaar?' Mijn vaders reactie op meneer Wyatts vriendelijke aanbod was zo onbeschoft dat ik me omdraaide en naar de keuken wilde vluchten. 'Betty, kom terug en ga zitten,' riep vader. 'Ik wil dat jij ook hoort wat ik te zeggen heb.'

Ik deed wat vader me had opgedragen. Ik ging zitten en staarde met gloeiende wangen naar Frank Wyatts versleten werklaarzen.

'Je bent op mijn meer uit, hè?' vroeg vader hem.

'Elke boer in de omtrek is jaloers op uw meer, meneer Fowler, en...'

'Vorige winter heb je aangeboden mijn land te kopen als ik dat ooit zou willen verkopen, weet je nog?'

'Ja, meneer.'

'Nog steeds belangstelling?'

Ik keek naar Frank. Die zat bijna te kwijlen van spanning, maar hij deed zijn best om zijn opwinding te verbergen achter een faade van kalmte. 'Ik vind dat het mijn christenplicht is om anderen te helpen als die problemen hebben. Dat is de enige reden waarom ik hier ben, meneer. Maar mijn aanbod geldt intussen nog steeds als u mocht besluiten uw land te verkopen.'

'Om je de waarheid te zeggen, ik wil mijn land niet verkopen. Ik heb niet mijn hele leven hard gewerkt en dit bedrijf opgebouwd om het op een dag aan een vreemde te verkopen. Ik heb dat gedaan om ervoor te zorgen dat mijn kinderen en kleinkinderen iets zouden erven als ik er niet meer ben. Ik heb veel werk in mijn land gestoken. Helaas heeft de Almachtige het zo beschikt dat ik alleen maar dochters heb gekregen. Dus dit is mijn besluit: ik vermaak aIles als huwelijksgeschenk aan mijn dochter Betty hier. Als je mijn land wilt, moet je met haar trouwen.'

Ik weet niet wat sterker was - mijn ontsteltenis of het gevoel vernederd te zijn. Hoe kon vader deze man zijn eigen dochter aanbieden als onderdeel van een koppelverkoop, alsof ik een nieuw landbouwwerktuig was of een stuk vee dat prijzen had gewonnen? Wat oneerlijk van hem! Ik had al mijn wilskracht nodig om niet in tranen uit te barsten of de kamer uit te rennen.

Maar als mijn vaders lompe aanbod Franks afkeer wekte, liet hij dat niet merken. 'U bent veel te edelmoedig, meneer Fowler,' zei hij gladjes. 'Iedere man in Deer Springs zou het een eer vinden om met een goede, christelijke vrouw als uw dochter te trouwen, zelfs als ze geen land bezat.'

Omdat hij mijn vaders woorden zo verzachtte welde er in mijn hart een golf van dankbaarheid jegens hem op, ook al meende hij er misschien niets van. Iedere man in Deer Springs wilde met Lydia trouwen, niet met mij.

Mijn vader stond op om duidelijk te maken dat de onderhandelingen afgelopen waren. 'Nu weet je hoe het in elkaar zit, Wyatt,' zei hij met gefronste wenkbrauwen. 'Als je belangstelling hebt, mag je haar het hof gaan maken. Je hebt mijn toestemming om mijn dochter te bezoeken.'

'Dank u,' zei Frank en stond ook op. Hij aarzelde even, alsof hij nog ergens over nadacht. 'Ik geloof dat er zaterdagmiddag een gezellige bijeenkomst van onze kerk is. Ik zou het leuk vinden als we samen konden gaan, juffrouw Fowler.' Het lukte me om te knikken, maar ik kon het niet opbrengen om hem aan te kijken. 'Mooi. Dan haal ik u rond twee uur op.'

Daarna zei hij gedag en liet me alleen met mijn vader. Ik voelde me diep ongelukkig en eenzaam. Ik had niet de kracht om van mijn stoel op te staan. 'Meneer Wyatt wil helemaal niet mij trouwen,' kermde ik.

'Onzin. Hij wil ons land. Hij werkt altijd hard en hij zal een goede schoonzoon worden.' Vader bekeek de situatie vanuit zijn eigen oogpunt. Hij had zich helemaal niet afgevraagd wat mijn wensen of dromen waren. Ik had het gevoel dat ik in de val zat.

'Maar... maar als ik niet met hem wil trouwen?'

'Jij doet wat je gezegd wordt,' zei mijn vader. 'Ik weet wat het beste voor je is. Begrepen?' De tranen die ik met veel moeite had onderdrukt, begonnen nu toch over mijn wangen te rollen. Vader leek zich niet bewust van mijn ellende en genoot van zijn overwinning. 'Die Wyatt heeft altijd al mijn land willen hebben, maar wat hij niet beseft is dat ik altijd even graag Fruitkwekerij Wyatt heb willen bezitten. Hij denkt dat hij mijn land krijgt, maar hij vergeet dat ik ook het zijne krijg. Op een dag zal mijn kleinzoon eigenaar zijn van Fruitkwekerij Wyatt. Dan sta ik erop dat hij de naam verandert in Fruitkwekerij Wyatt & Fowler.'

'Ik weet zeker dat meneer Wyatt veel liever met Lydia trouwt dan met mij,' zei ik en veegde mijn tranen weg. 'Misschien moet u hem wel laten kiezen, vader.'

'Lydia!' zei hij verbaasd. 'Die zal geen moeite hebben om een echtgenoot te vinden of om vooruit te komen in het leven. Op deze manier zorg ik ervoor dat jij ook trouwt — en nog met een goede partij ook.'

Ik voelde me heen en weer geslingerd tussen mijn verlangen om mijn vader tevreden te stellen en na al die jaren zijn goedkeuring te verwerven, en het verlangen om weg te vluchten voor deze afschuwelijke regeling en in de een of andere grote stad te solliciteren naar een baan als journaliste. Ondanks mijn bescheiden successen als schrijfster, had ik totaal geen zelfvertrouwen. Ik was doodsbang voor het onbekende - zowel voor het huwelijk als voor een leven in mijn eentje in de grote stad. Ik stortte die avond in onze slaapkamer mijn hart uit bij Lydia.

'Grote griebels, Betsy, dat is fantastisch nieuws!' riep ze uit. 'Frank Wyatt is een knappe kerel!'

'Zeker, als je tenminste op harken valt!' Ik liep, Frank imiterend, met stijve passen door de smalle kamer.

'Hij is misschien wel een beetje stijf,' zei ze lachend, 'maar hij is wel rijk! Hij is een van de meest begeerde vrijgezellen in Deer Springs.'

'Ik weet niet hoe ik hem onder deze omstandigheden onder ogen moet komen,' kermde ik en liet me achterover op bed vallen. 'Vader dwingt hem bijna om met me te trouwen.'

'Lariekoek! Meneer Wyatt doet niets waar hij geen zin in heeft, zelfs niet voor land. Trouwens, als er drommen mannen op je af gaan komen die met je willen trouwen om deze boerderij te erven, dan is het maar beter dat meneer Wyatt de eerste is in plaats van een heleboel andere pummels die ik ken.'

Ik sloeg mijn handen voor mijn gezicht. 'Hij heeft me meegevraagd naar die gezellige middag in de kerk zaterdag en ik heb geen idee wat ik de hele middag tegen hem moet zeggen.'

Weet je wat ik denk, Betsy? Dat meneer Wyatt net zo verlegen is als jij. Waarom zou hij anders nog steeds vrijgezel zijn?' Lydia trok mijn handen weg en hees me eraan overeind. Kom, ik zal je een paar trucjes leren waar mannen altijd van ondersteboven raken.'

Als het om mannen ging, was Lydia een expert. Ze leidde heimelijk een wild leven en brak wekelijks verscheidene jongensharten. Ik hielp haar om uitvoerige smoezen te bedenken en zei dat ze zieken aan het bezoeken was of dat ze moest overwerken in de winkel en die arme vader geloofde ons. Als ze 's avonds thuiskwam, hoorde ik de interessante details van haar avonturen — een feestje, een kampvuur op het strand bij maanlicht, een geheime ontmoeting met een handelsreiziger - en van elke aflevering schreef ik een verslag alsof het om een nieuw hoofdstuk van een liefdesroman ging.

'Om te beginnen,' zei ze, 'laat je, als meneer Wyatt je in de koets helpt, je hand even in de zijne rusten en druk je die heel zachtjes — zo.'

'Bedoel je dat ik zijn hand moet vastpakken? Hij is zo'n standbeeld dat ik bang ben dat ik ook in steen verander als ik hem aanraak!'

'Eerder in goud. Echt, alles wat hij aanraakt verandert in goud, Betsy, niet in steen. En zorg ervoor dat je dicht genoeg bij hem zit om je dij toevallig tegen de zijne aan te laten komen — kijk zo.'

Ik rilde onwillekeurig. 'O, Lydia, dat zou ik niet kunnen! Ik krijg bij het idee alleen al kippenvel.'

'Doe niet zo tuttig. Luister, als hij iets grappigs zegt, dan lach je zo, zelfs als het niet echt grappig is.' Ze liet een vrolijk, helder lachje horen. 'En ondertussen moet je heel even zijn arm of zijn borst aanraken.'

'Ik kan me niet voorstellen dat Frank Wyatt moppen gaat tappen.'

'Daar heb je gelijk in,' zei Lydia en fronste haar voorhoofd. 'Ik ook niet. Oké, vertel hem dan maar hoe geweldig hij is. Vlei hem maar. Mannen vinden het heerlijk als je ze vleit.'

'Bah, dan moet ik vast overgeven.'

'Je verzint maar iets. Dit is je kans om fictie te schrijven, Betsy. Probeer het maar. En niet terugdeinzen als hij je probeert te kussen.'

'Zijn lippen zijn zo strak en smal dat zijn kus waarschijnlijk meteen terug stuitert.'

'Wat ben je toch grappig,' zei ze en sloeg stevig haar armen om me heen. 'Je moet gewoon zijn wie je altijd bent

fantastisch en ad rem — en dan weet ik zeker dat hij stapelverliefd op je wordt.'

Ik wist het nog zo net niet.

Op zaterdag deed Lydia mijn haar en leende ze me haar mooiste zijden bloes met de vleermuismouwen om bij mijn 's zondagse rok te dragen. Ze had uit de kledingzaak een splinternieuw, lang korset met vijf haakjes meegebracht en propte me daarin. Ze trok net zolang aan de veters tot de vetrollen rond mijn middel alleen nog maar omhoog konden en mijn kleine boezem mee omhoog stuwden. Vol ongeloof staarde ik naar mijn eigen spiegelbeeld. Voor het eerst in mijn leven leek mijn middel smal en mijn boezem vol.

'Zo! Je bent geweldig!' riep Lydia uit.

'Lydia, ik kan geen ademhalen,' zei ik benauwd.

'Dan haal je maar geen adem.'

'Maar als ik nu flauwval? Ik voel me nu al duizelig en ik heb nog niet eens geprobeerd te lopen.'

'Mooi zo. Je mag best flauwvallen. Daar heb je reukzout voor. Meneer Wyatt zal denken dat het komt door je delicate, vrouwelijke gestel en hij zal zich heel mannelijk voelen als hij je opvangt in zijn armen.'

'Ja, hoor! Hij laat me eerder tegen de grond smakken.'

Lydia legde de laatste hand aan mijn uiterlijk. Ze verschikte mijn kleren, stak haar eigen, met steentjes bezette kam in mijn haar en speldde moeders cameebroche onder mijn hals. Ik voelde me net een schoolmeisje dat zich had verkleed. Toen hoorde ik het geluid van paardenhoeven op het pad onder ons raam. Frank Wyatt was er, precies, op tijd.

'Haal de waskom, Lydia! Ik moet overgeven!'

'Niet waar. Stel je niet aan.' Ze glimlachte en duwde een springerige haarlok achter mijn oor. 'Waar ben je nou toch zo bang voor? Hij is maar een gewone man — nog niet half zo fantastisch als jij. Til je kin op, Betsy. Hij mag van geluk spreken dat hij het voorrecht heeft met jou uit te mogen.'

'Uit te mogen...' kreunde ik. 'Ik... ik heb dit nog nooit eerder gedaan. Waar moet ik in vredesnaam de hele middag over praten?'

'Luister,' zei ze streng. 'Hou je koest! Hij hoort het gesprek te beginnen, niet jij. Je moet er alleen voor zorgen dat je het niet afbreekt door alleen met ja of nee te antwoorden. Houd de conversatie op gang. Stel hem gepaste vragen.'

Ik hield mijn adem in terwijl ik naar beneden liep. Ik kon niet anders - zo strak zat het korset. Als de veters knapten, zou ik eruitzien als een watermeloen die ontplofte. De knopen van Lydia's bloes zouden alle kanten op springen en mijn rok zou vast overlangs openscheuren en er dan uitzien als de buik van een schoongemaakte vis. Ik was al half van plan om de afspraak af te zeggen toen ik mijn vaders gezicht zag. Zijn gelaatsuitdrukking had nog nooit zoveel op een glimlach geleken. Hij droomde al van de prachtige boomgaard waar hij dankzij mij al gauw mede-eigenaar van zou zijn en ik kon hem niet in de steek laten. Dat kon gewoon niet.

Terwijl ik gedag zei om naar de kerk te gaan, probeerde ik te glimlachen, normaal adem te halen en te denken aan alles wat Lydia me had verteld. Dankzij de baleinen in het korset had ik in ieder geval voor het eerst in mijn leven een goede lichaamshouding. Al zou ik het gewild hebben, ik kon onmogelijk krom lopen.

Frank hield de voordeur voor me open en bood me zijn hand toen ik in zijn vierwielige plezierrijtuig stapte. Hij zag er met zijn 's zondagse pak en gesteven boord zo afstandelijk en formeel uit dat ik overrompeld werd door de warmte van zijn handpalm en ik vergat helemaal die te drukken. Toen hij naast me op het bankje in het rijtuig ging zitten, hield hij keurig afstand van mij en het zou veel te opvallend zijn geweest om zo dicht bij hem te gaan zitten dat onze dijen elkaar 'toevallig' raakten. Ik was trouwens bang dat ik dan last van bevriezingsverschijnselen zou krijgen. Hij deed zo gereserveerd dat ik een ijspriem nodig gehad zou hebben om het onzichtbare schild om hem heen te doorboren.

'Zit u goed, juffrouw Fowler?' vroeg hij plotseling.

'Mag ik u Betty noemen?' 'Ja.'

O nee! Nu antwoordde ik al alleen maar met ja en nee. Ik sloeg bijna in wanhoop mijn handpalm tegen mijn voorhoofd, maar ik had de volledige reikwijdte van het korset nog niet uitgeprobeerd. Het zou belachelijk staan als ik mijn arm niet hoog genoeg kon optillen en een klap in de lucht gaf. Of erger nog, stel je voor dat ik mezelf te hard sloeg, achterover viel en niet meer overeind kon komen? Ik had weieens een schildpad met hetzelfde probleem gezien.

We reden een paar minuten zwijgend voort. Ik wist dat het Franks taak was om de conversatie op gang te houden, maar ik deed mijn best om iets te bedenken wat ik kon zeggen, zodat ik vader niet teleur zou stellen. 'Eh... het is mooi weer voor de middag van de kerk, hè?' vroeg ik.

Ik had wel willen roepen: Ha! Betrapt. Je zei alleen maar ja! Maar ik geloofde niet dat ik diep genoeg zou kunnen inademen om iets te roepen, laat staan om me ergens over te verkneukelen.

'We hebben dit voorjaar precies genoeg regen gehad, hè?' vroeg ik, het opnieuw proberend.

Ja-

Als mijn korset het me had toegestaan, had ik een zucht van frustratie geslaakt. Deze belachelijke verkering was een schijnvertoning, een pijnlijk middel tot een doel dat ons beiden voordeel op zou leveren en dat wisten Frank en ik allebei. Het ritje naar de kerk duurde maar tien minuten, maar het leek wel tien jaar.

Iedereen keek toen Frank Wyatt het grasveld bij de kerk opliep met een vrouw aan zijn arm - hoewel dat misschien wel kwam omdat het leek alsof het hoofd van die arme Betty Fowler van haar tuttige lijf was gerukt en iemand er een ander lijf onder had geplakt. Hoe dan ook, we veroorzaakten heel wat opschudding. Iedere jongedame, oude vrijster en moeder met plannen in Deer Springs begon te bedenken hoe ze Frank Wyatts aandacht kon trekken nu hij eindelijk besloten had een vrouw te zoeken. Maar waarom had hij nu juist Bolle Betty gekozen? Wie had dat gedacht?

We waren een belachelijk stel. Zelfs met mijn verbazingwekkende, nieuwe boezem leek ik naast Frank een kind. Hij was lang, door de zon gebruind en gespierd door vele jaren hard werken - en mijn kroezige kruin reikte niet eens tot zijn schouder. Tegen elke stap die hij nam, moest ik vijf haastige pasjes doen en ik moet er dus hebben uitgezien als een schoothondje. Ik liep met mijn tong uit mijn mond te draven om hem bij te houden.

Hoewel Frank hoffelijk en welgemanierd was, liep hij nergens zo warm voor dat ik bang was dat onze ijsjes zouden smelten. Hij zorgde dat mijn glas gevuld bleef met limonade en schepte bij de tafel waar het ijs op stond met gulle hand alle sausjes en garneringen over mijn ijs, maar hij stelde me geen enkele vraag over mezelf om me beter te leren kennen. Ik deed erg mijn best om hem aardig te vinden, maar de wetenschap dat hij helemaal geen belangstelling voor me had, hinderde me. Elke keer dat Frank naar me keek, zag hij mijn vaders meer.

Er werden spelletjes gedaan als stoelendans, hoefijzer werpen, croquet en, voor stelletjes, een driebeenswedloop, maar Frank had nergens belangstelling voor. Dat kwam mij goed uit. Ik kon nauwelijks lopen, laat staan rennen, bukken, mijn armen uitstrekken of voordringen. Terwijl we om het grasveld heenliepen, bleef Frank af en toe staan om met een van de andere mannen te praten en dwong mij zo om met hun vriendinnen over koetjes en kalfjes te praten. Het viel me moeilijk om een hele middag vriendelijk te zijn. Ik was het niet gewend om mensen te ontmoeten. Mijn normale gezelschap bestond 's middags altijd uit kippen en boeken.

Tegen de tijd dat Frank me naar huis bracht, was ik bekaf. Zodra Lydia mijn korset losmaakte, slaakte ik een enorme zucht van opluchting. 'Heb je een goede indruk gemaakt?' wilde vader 's avonds aan tafel weten. Het was een van de weinige keren in mijn leven dat mijn vader belangstelling voor me toonde.

'Dat heb ik wel geprobeerd, vader.'

'Geprobeerd? Is dat alles ? Als we deze verbintenis willen laten doorgaan, moet je beslist meer doen dan alleen maar proberen. Besef je niet dat een man als Wyatt kan kiezen als het tijd voor hem wordt om een vrouw te zoeken?'

Ik dacht aan alle plannenmakende moeders die taxerende blikken op Frank hadden geworpen en staarde vol wanhoop naar mijn aardappelpuree. 'Ja, vader.'

'Hang niet zo, Betty. Ga rechtop zitten. Dat is beter. Heeft hij je gevraagd nog een keer met hem uit te gaan?'

'Hij zei dat hij het de komende tijd druk heeft met de boomgaard, maar dat hij zich afvroeg of ik een keer een ritje naar buiten met hem wilde maken.'

'Mooi, mooi. Ik hoop dat je hem hebt aangemoedigd?'

'Ik heb tegen hem gezegd dat het me erg leuk leek.'

'Goed. Geef me de sperziebonen.'

Vaders gezondheid was al maanden slecht, dus was ik blij dat hij door deze relatie weer wat opleefde. Maar ik wist dat deze dag alleen maar de inleiding was geweest. Waarschijnlijk zou er nog een lange serie pijnlijke middagen met Frank Wyatt volgen voordat hij zou beslissen of vaders land het offer om met mij te trouwen waard was. Maar ik zou volhouden. Nellie Bly was niet klein te krijgen en ik ook niet. Mijn grootste zorg was mijn vader niet teleur te stellen.

Frank maakte me dat hele voorjaar het hof, meestal op zondagmiddag als werken niet was toegestaan. In juni maakten we een rit over het platteland, gingen we naar een lezing over geheelonthouding en naar een speciale zendingspresentatie van de kerk.

'Ben je lid van de zendingsvereniging voor vrouwen, Betty?'

'Nee, ik...'

'Word dan lid.'

Ik werd lid. Na de lezing over geheelonthouding had ik ook de 'gelofte' afgelegd. Ik zou op mijn kop zijn gaan staan of in de sloot zijn gesprongen als dat nodig was geweest om hem ervan te overtuigen dat ik een goede echtgenote voor hem zou worden.

In juli wist iedereen dat we vaste verkering hadden. Op een zondagochtend had Frank me de enorme eer bewezen me uit te nodigen om bij hem in de bank van de familie Wyatt te komen zitten. Vader was in de wolken.

'Mooi zo. Je hebt de vis aan de haak geslagen,' zei hij. 'Nu moet je hem nog binnenhalen.'

Ik vroeg me af wat hij daarmee bedoelde. Toen ik Lydia ernaar vroeg zei ze dat het betekende dat ik hem uit moest nodigen om zondag na de kerk bij ons te komen eten, zodat hij zou merken dat ik goed kon koken. Ze gaf me trouw les in de vrouwelijke kunst van het flirten, maar ik was een slechte leerling. Frank en ik gingen nu al een paar maanden met elkaar om en hij had nog steeds niet geprobeerd om me te kussen of mijn hand vast te houden. Op het bankje in het rijtuig was de kloof tussen ons nog even breed als tijdens onze eerste afspraak.

Onwillekeurig vergeleek ik Frank met de onstuimige, romantische helden uit mijn favoriete romans en daar stak hij altijd ongunstig bij af. Hoe meer tijd ik met hem doorbracht, hoe meer zijn koele, arrogante manier van doen me tegen ging staan. Maar afgaand op mijn eigen ervaringen en het voorbeeld van mijn ouders, besloot ik dat liefde en romantiek alleen voorkwamen in boeken en niet in het echte leven. Het gevoel van angst, dat mijn maag ineen deed krimpen zodra hij bij mijn huis arriveerde, leerde ik te negeren en ik schonk geen aandacht aan het knagende gevoel van onrust dat ik altijd had als ik in zijn gezelschap was.

Terwijl mijn relatie met Frank voortsukkelde, bereikte Lydia haar eigen mijlpaal — ze ging twee weken achter elkaar met dezelfde man uit, en daarna drie! Ted Bartlett was een handelsreiziger die fournituren verkocht en die voor zijn werk een keer in de week met de trein naar Deer Springs kwam.

'Ik ben verliefd, Betsy! O, deze keer ben ik echt verliefd! riep Lydia uit.

Het was half juli en we lagen dwars over het bed in de snikhete kamer in de hoop dat er een windje door de dakramen naar binnen zou komen. Tot nu toe was er alleen nog maar een mug binnengekomen, die nu verrukt rond mijn hoofd zoemde.

'Vertel me alles!' zei ik. Ik gaf een klap op mijn eigen wang en miste de mug.

'Ted is ontzettend knap! Hij heeft donker, golvend haar en een dikke snor die kriebelt als hij me kust.'

'Heb je je al door hem laten kussen?'

'Natuurlijk, mallerd. Als ik bij Ted ben wil ik niets anders.

Hij geeft me het gevoel dat hij... dat hij heel veel van me houdt. Ik kan je niet zeggen hoe heerlijk het is als hij zijn armen om me heen slaat en me overlaadt met kussen of hoe geweldig het is om mijn hoofd tegen zijn brede borst te leggen en zijn hart te horen kloppen.'

Lydia had al heel wat romantische avontuurtjes achter de rug, maar zo hartstochtelijk had ik haar nog nooit horen praten. Ze gaf me het gevoel dat ik iets miste. 'Vertel me nog eens iets meer over hem,' bedelde ik.

'Hij kleedt zich uitstekend en draagt de laatste herenmode. Hij is vast heel rijk. Hij komt uit Chicago. Daar gaan we wonen als we getrouwd zijn.'

'Heeft hij je ten huwelijk gevraagd?'

'Nou, nog niet, maar ik weet dat dat gauw gaat gebeuren. Hij houdt van me, Betsy. Dat zegt hij heel vaak. Misschien vraagt Frank jou ook wel ten huwelijk en kunnen we een dubbele bruiloft houden. Zou dat niet fantastisch zijn?'

'Au!' Ik haalde weer zonder succes uit naar de mug, die me lelijk in mijn been had geprikt. 'Een dubbele bruiloft zou leuk zijn,' loog ik. 'Ik zou veel minder zenuwachtig zijn als we de stap samen konden zetten. Maar ik kan me eerlijk gezegd niet voorstellen hoe het zal zijn om met Frank getrouwd te zijn.'

'Bedoel je om het bed met hem te delen?'

'Lydia!'

Ze lachte om mijn verlegenheid. 'Het is heerlijk om het bed te delen met iemand waar je van houdt.'

'Hoe weet jij dat?' plaagde ik.

Ze gaf me een speelse duw. 'Wees stil en ga slapen. Dan droom ik over Ted en kun jij over Frank dromen.'

Maar toen ik wakker lag en aan mijn muggenbeten krabde, durfde ik niet tegen mijn zus te zeggen dat elke droom over Frank een nachtmerrie zou zijn.


7

Lydia had al weken lopen opscheppen over Ted Bartletts rijkdom, dus toen er op een warme middag in juli een deftig rijtuig met een koetsier in livrei en een span paarden in één kleur naar onze boerderij kwam rijden, verwachtte ik dat haar aanbidder erin zou zitten. Vader was in de boomgaard aan het werk en ik maakte van mijn spaarzame momenten van rust en vrijheid gebruik door buiten op de veranda te schrijven. Ik was van plan om ooit nog eens een liefdesroman te schrijven, dus noteerde ik alle romantische dingen die Lydia me over Ted Bartlett had verteld voordat ik ze zou vergeten. En nu was hij er dan! Net toen ik de jongeman met de snor die uit het rijtuig stapte wilde vertellen dat Lydia nog niet thuis was van haar werk, nam hij het woord.

'Goedemiddag,' zei hij. Hij nam zijn platte strohoed af en maakte een kleine buiging. Ik zag direct dat Lydia zijn donkere, golvende haar had overdreven. Als dit Ted was, zou hij over vijf jaar kaal zijn. 'Ik wil eens vragen naar het bordje dat ik heb gezien in de modezaak in Deer Springs,' zei de man. 'U hebt een zomerhuisje te huur?'

'O! Ja! Ja, dat klopt!'

'Ik heet Walter Gibson,' zei hij en gaf me een prachtig visitekaartje met reliëfdruk. 'Ik kom uit Chicago.'

'Betty... Betty Fowler. Prettig met u kennis te maken.'

Ik was zo onder de indruk van hem en zijn uitstraling van rijkdom en goede manieren, dat ik bijna geen woord kon uitbrengen. Hij was tenger gebouwd en veel kleiner dan Frank, die bijna een meter negentig lang was, maar hij was onberispelijk gekleed in een grijs linnen pak met een vestje.

Op zijn buik hing een zwaar, gouden zakhorloge met een ketting. Zelfs op deze klamme middag in juli zag hij er aangenaam koel uit - niet kil en stijf, zoals Frank, maar prettig ontspannen. Zijn hand rustte op een wandelstok met een zilveren knop in de vorm van een hondenkop en ik zag dat hij prachtig gemanicuurde nagels had.

Hij zag eruit als een foto uit een tijdschrift en plotseling drong het tot me door dat ik er zelf vreselijk uitzag! Ik had mijn korset niet aan en was dus niet in herkenbaar vrouwelijke vormen geperst en ik had me uit mijn onderrokken gewurmd en ze in een zweterige hoop op de veranda laten liggen. Ook had ik de bovenste twee knoopjes van mijn katoenen bloes losgemaakt en, en dat was nog het ergste, ik was blootsvoets. Door de vochtige lucht kroesde mijn haar om mijn hoofd en ik moet eruit hebben gezien als een wilde boerenmeid.

'Dus... mag ik het eens bekijken?' Hij trok één wenkbrauw en één kant van zijn snor op in een halve glimlach. Hij leek me een erg vriendelijke man. Ik zag het aan zijn ogen en hoorde het aan zijn stem.

'O! Het huisje! O, natuurlijk.'

Ik had veel gehoord over de 'zomerhuisjes' van heel rijke mensen, die aan het grote meer stonden. Dat waren eerder paleizen! Daarom voelde ik me een beetje in verlegenheid gebracht nu ik hem ons kleine huisje moest laten zien.

'Het is heel eenvoudig... heel rustiek,' stamelde ik. 'En ik ben bang dat het dak van uw rijtuig te hoog is om tussen de bomen door te kunnen. Het zou jammer zijn als het onder de krassen kwam te zitten of stoffig zou worden. U zou erheen moeten lopen.' Ik keek naar zijn perfect gepoetste, dure leren schoenen en trok een gezicht. 'O, grutjes, die zouden ook helemaal stoffig worden.'

Hij keek naar zijn eigen schoenen, toen naar mijn blote voeten en glimlachte — een brede glimlach die een vertederend kuiltje in zijn rechterwang veroorzaakte. 'Misschien moet ik dan maar net als u mijn schoenen uittrekken?' Tot mijn verbazing drong het tot me door dat hij niet om mij lachte, maar om zichzelf.

'Nee, nee, u kunt uw schoenen beter aanhouden. Luister, ik wil niet dat u uw tijd verdoet door er helemaal voor niets heen te lopen. Het is een heel rustiek huisje en het ligt erg afgelegen.'

'Dat klinkt volmaakt. Ik zoek juist een stil plekje.'

'Thoreaus Walden ?' vroeg ik, zonder erbij na te denken. Hij keek eerst verrast, toen verrukt. 'Ja, precies. Hoe wist u dat?'

'Ik denk dat ik het nog in gedachten had. Ik heb het een paar dagen geleden net uitgelezen.'

'Ik heb het zelf verschillende malen gelezen,' zei hij. 'De mooiste zin vind ik: "Ik heb liever oprechtheid dan liefde, geld of roem. Ik heb gezeten aan een tafel vol kostelijk eten en wijn in overvloed... maar oprechtheid en eerlijkheid ontbraken; en ik stond hongerig op van de ongastvrije dis.'"

Onze ogen ontmoetten elkaar en ik begreep dat deze onbekende me door die ene, indringende zin uit Thoreau iets van zichzelf had laten zien. Toen hij plotseling vroeg wat ik de mooiste zin vond, deed ik zonder aarzelen hetzelfde.

'"Als iemand zich zelfverzekerd in de richting van zijn dromen begeeft en poogt het leven te leiden dat hij zich heeft voorgesteld, zal hij op onverwachte momenten succes boeken.'"

Hij knikte bedachtzaam en glimlachte toen opnieuw. 'Dus... mag ik het huisje zien of heeft Thoreau het al gehuurd voordat ik kwam?'

'Het spijt me. Natuurlijk,' zei ik lachend. 'Deze kant op.'

Ik begon de oprijlaan af te lopen en was al bijna bij de schuur toen het tot me doordrong dat hij me niet bijhield. Hij was een jonge man van begin dertig, maar hij liep met de aarzelende stap en de zwakte van iemand die veel ouder was en hij leunde zwaar op zijn stok. Ik dacht dat ik hem misschien in verlegenheid zou brengen als ik hem mijn excuses aanbood, dus liep ik maar gewoon langzamer om gelijke tred met hem te houden.

'De makkelijkste route is deze korte weg door de boomgaard,' legde ik uit. 'Er is ook nog een onverhard pad, maar dat is helemaal door onkruid overwoekerd. Vader is altijd van plan geweest er een betere weg aan te leggen - een grindpad — maar hij heeft het nooit gedaan.'

'Daar ben ik blij om.'

'Waarom?'

'Ik zoek een stil plekje, weet u nog?'

'Dat hebt u gezegd, ja.' Ik glimlachte. 'Goed dan, u hebt erom gevraagd! Het staat net aan de andere kant van deze bomen, vlak bij het meertje.'

'Een meer? Meent u dat? Het heet toch niet toevallig het Waldenmeer, hè?'

Tot mijn eigen verbazing lachte ik weer. De enige andere persoon in wiens gezelschap ik me ooit zo ontspannen en tevreden had gevoeld, was Lydia. Het beminnelijke gevoel voor humor van deze vreemde deed me denken aan mijn geliefde leraar, meneer Herman.

'U mag het meer noemen zoals u wilt,' zei ik en glimlachte naar hem. 'Ik geloof niet dat er ooit iemand een naam voor heeft bedacht. Ik moet u trouwens wel waarschuwen dat het huisje erg rustiek is...'

'Dat hebt u al gedaan.'

'O. Nou, dan bent u nu dubbel gewaarschuwd.' Maar toen we door de boomgaard liepen en meneer Gibson de eerste glimp opving van het kleine, stenen huisje aan de voet van de heuvel, dat omgeven was door bomen, zag ik het door zijn ogen als voor het eerst.

'Maar dat is toch prachtig!' zei hij verrast. Bij de veranda aan de voorkant van het huisje stond een rij wiegende, roze stokrozen met bloemen zo groot als schoteltjes ons een welkom toe te wuiven.

'Het was oorspronkelijk een blokhut,' legde ik uit. 'De stenen zijn er pas later aan toegevoegd. Niemand weet precies hoe oud het is. Het stond hier al toen mijn vader voor de Burgeroorlog het land kocht. Hij heeft onze boerderij gebouwd toen ons gezin hier te groot voor werd.'

Ik deed de voordeur open en ging meneer Gibson voor naar binnen. Voordat Lydia het bordje in de winkel had opgehangen, had vader ons het huisje grondig onder handen laten nemen, dus was het smetteloos schoon. Het rook er naar grenenhout en pas gestreken linnengoed.

'Wat een leuk huis!'

'Toen mijn zus en ik nog klein waren, gebruikten we het als speelhuisje,' vertelde ik hem. 'Ik heb het hier ook altijd heerlijk gevonden. Ik wou dat ik hier kon wonen.'

Het duurde niet lang om hem de kleine kamertjes te laten zien en ik vond het jammer dat de rondleiding zo snel was afgelopen. De vreemde had iets over zich waardoor hij prettig gezelschap was. Hij rook ook lekker — naar citroenen.

'Ja, ik geloof dat dit heel geschikt is,' zei hij en keek door een van de ramen aan de voorkant naar het meer.

'Wilt u het echt huren?' vroeg ik verbaasd. 'Maar... het is zo klein en... en...'

'En rustiek?' Hij draaide zich naar me om en zijn glimlach was aanstekelijk.

'Ja, het is rustiek... primitief... eenvoudig... boers! Noem liet zoals u wilt, maar er is geen behoorlijke keuken en er is geen stromend water — alleen een pomp buiten. En het is klein, petieterig... minuscuul!' Ik heb geen idee waarom ik plotseling mijn liefde voor woorden zo uitleefde, maar ik zag dat hij het amusant vond.

'Dat vind ik niet erg. Ik zoek juist eenvoud, weet u nog?'

'Maar uw vrouw wil toch vast...?'

'Ik ga hier alleen wonen. Ik ben de afgelopen maanden ziek geweest en de dokter heeft me aangeraden wat buitenlucht te proberen.'

Zijn gezicht was mager en een beetje te bleek, maar als ik hem niet had zien lopen, zou ik niet gedacht hebben dat hij ziek was.

'Wat vervelend voor u dat u niet in orde bent geweest,' zei ik. 'Ik hoop dat u op zult knappen door de buitenlucht.'

'Ja, dat hoop ik ook. Hoeveel vraagt u per maand?'

Ik noemde vaders prijs.

'Weet u wat?' zei hij. 'Als u ervoor kunt zorgen dat ik ook maaltijden krijg, betaal ik twee keer zoveel.'

'Twee keer!'

'Ja. Zou ik er vandaag al in kunnen?'

'Vandaag? Helemaal vanuit Chicago?'

'Nee, ik woon in het zomerhuis van mijn familie bij het meer, maar om u de waarheid te zeggen, ik ben het zat dat er voortdurend bedienden en verpleegsters om me heen zwermen. Ze bedoelen het goed, maar ze beginnen me het gevoel te geven dat ik invalide ben. Ik heb de laatste tijd erg verlangd naar stilte en rust, en uw "rustieke, petieterige huisje" lijkt me heel geschikt.'

'Dan zijn we het eens, meneer Gibson,' zei ik glimlachend. 'U mag erin trekken wanneer u maar wilt - en ik beloof u dat ik niet om u heen zal "zwermen".'

Het kuiltje kwam weer terug toen hij grijnsde. ' Meneer Gibson is mijn vader. Noem me alstublieft Walter.'

'Ik heet Betsy.' Ik had geen idee waarom ik hem vroeg de naam te gebruiken die mijn zus altijd gebruikte, in plaats van de naam Betty, die mijn vader en Frank altijd gebruikten. Op dat moment leek het heel vanzelfsprekend. We liepen terug naar zijn rijtuig en nadat ik zijn koetsier had uitgelegd hoe hij het onverharde pad naar het huisje kon vinden, reden ze weg.

Laat in de middag hoorde ik het geklepper van hoeven en het geratel van wagenwielen op het oude pad en ik voelde me belachelijk opgewonden. Na het eten schepte ik met gulle hand gebraden kip en aardappelpuree op en zette dat met een stuk appeltaart op een blad om het naar Walter Gibson te brengen.

'Waarom nodig je die man niet uit om hier te komen eten?' vroeg vader toen ik hem uitlegde dat we nu een kostganger hadden. Ik aarzelde en kon me meneer Gibson niet met mijn humorloze vader aan tafel in de kale keuken voorstellen. Ook kon ik me hem niet voorstellen op de stoel waar Frank 's zondags tijdens het eten altijd op zat. Walter leek in het knusse, naar grenenhout geurende huisje bij het meer te horen en niet hier.

'Ik zal hem uitnodigen, maar u zult zien dat hij dat weigert,' zei ik. 'Hij is hier gekomen om alleen te zijn. Trouwens, hij loopt heel moeilijk.'

'Wat is er dan mis met hem?'

'Dat heb ik niet gevraagd. Maar hier is zijn visitekaartje,' zei ik en diepte het op uit de zak van mijn rok.

'Gibson...' mompelde vader, hardop lezend. 'Chicago... Je zei dat hij rijk is? Ik vraag me af of hij familie is van Howard Gibson, die industrieel.'

'Dat weet ik niet. Maar hij is erg aardig.'

Ik liep de deur uit om Walter zijn avondeten te brengen. Ditmaal zorgde ik ervoor dat mijn haar netjes gekamd was, dat mijn bloes dichtgeknoopt was en dat ik schoenen en een onderrok aanhad.

'Kom binnen,' riep Walter nadat ik op de deur van het huisje had geklopt. Hij zat in een prachtige, wijnrode leren stoel bij het raam een boek te lezen. Overal stonden kisten en dozen opgestapeld.

'Je hebt ontzettend veel spullen voor iemand die een eenvoudige levensstijl nastreeft,' plaagde ik.

'Integendeel,' zei hij met een scheve grijns. 'Ik heb alleen het allernoodzakelijkste meegebracht.' Hij zette zijn goudgerande bril af en gebaarde naar de kisten. 'Toe maar, maak maar eens een paar kratten open en kijk erin.'

Nieuwsgierig geworden zette ik het blad op de tafel naast zijn stoel en gluurde in een van de dozen — en toen in nog een, en nog een. Ze zaten vol met boeken! Ik was net zo buiten adem als de eerste dag dat ik mijn korset had gedragen.

'O...' hijgde ik. 'O, lieve help!' Vol bewondering pakte ik het ene boek na het andere, bekeek de in gouden letters gedrukte titels en verwonderde me over de luxe, leren banden. Zonder erbij na te denken sloeg ik Twee Steden open en bracht het boek naar mijn neus om de geur op te snuiven. 'Sorry!' riep ik uit toen het tot me doordrong wat ik had gedaan.

Walter lachte verrukt. 'Je hoeft je niet te verontschuldigen. Ik heb hetzelfde met boeken. Zoals ik al zei, voor mij behoort dit tot het allernoodzakelijkste in het leven.'

'Samen met eten,' zei ik en wees naar het blad. 'Je moest dat maar opeten voordat het koud wordt, lijkt me.'

'Wil je hier blijven en me gezelschap houden terwijl ik eet?' vroeg hij.

'Goed... als je het tenminste niet vervelend vindt dat ik "zwerm".'

'Helemaal niet,' zei hij en spreidde het servet uit over zijn schoot. '"Zwermen" doen mensen als ze elke twee minuten aan je vragen hoe je je voelt. Als je dat gaat doen ben ik bang dat ik je de deur uit zal zetten. Maar eerst zou ik graag eens horen welke boeken je de laatste tijd nog meer hebt gelezen behalve Thoreau... en of je ook favoriete boeken hebt.'

'Favoriete boeken! Als ik die ga opnoemen zit ik hier wel tot het ontbijt.'

'Dat begrijp ik,' zei hij en gebaarde met zijn vork naar de kisten. 'Dit zijn al mijn lievelingsboeken. Misschien kan ik je beter vragen wat een boek voor jou bijzonder maakt.'

Ik dacht even na. 'Ik hou van een verhaal dat me naar plaatsen voert waar ik nooit ben geweest - een boek met mensen die wel oude vrienden lijken. Maar ik hou vooral van boeken die me, nog lang nadat ik ze uit heb, iets geven om over na te denken.'

'Ah, dan hebben we veel gemeen,' zei hij en hief zijn koffiekopje op in een toost. 'Het eten is trouwens verrukkelijk. Mijn complimenten voor de kok.'

'Dank je.' Zijn woorden deden me plezier. Ik kon me niet herinneren dat Frank Wyatt me ooit een compliment over mijn kookkunst had gemaakt.

'Heb jij dit echt klaargemaakt? Jouw man boft.'

'Ik ben niet getrouwd. Ik woon bij mijn vader en mijn jongere zus. Je hebt Lydia waarschijnlijk wel ontmoet in de modezaak waar het bordje hing.'

'O, ja? Dat kan ik me niet herinneren.'

Om de een of andere reden deed dat me meer plezier dan alle andere dingen die hij zei. Het daaropvolgende uur spraken Walter en ik over alles, van Amerikaanse dichters tot de Griekse klassieken, terwijl hij op zijn gemak van zijn eten genoot. Ik was me er niet van bewust hoeveel tijd er verstreek tot ik merkte dat het zo donker in de kamer was geworden dat de lichten aangedaan moesten worden.

'Ik moet gaan!' zei ik en sprong overeind. 'Als ik vaders kippen niet voor het donker opsluit, vieren de vossen Thanksgiving.'

'Het spijt me als ik je heb opgehouden...'

'Maak je maar niet bezorgd. Dat doe ik ook niet. Zal ik de lampen voor je aandoen voordat ik wegga?'

'Ja, graag. En kijk dan nog even in die kisten om te zien of er iets bij zit wat je mee zou willen nemen om te lezen.'

'Meen je dat? Mag ik echt een van je boeken lenen?'

'Je mag er zoveel lenen als je maar wilt, Betsy — maar wel op één voorwaarde. Je moet hier naartoe komen en me je mening over elk boek geven als je het terugbrengt.'

Ik zweefde met Nicholas Nickelby terug naar huis. In de twee weken die volgden waren de hoogtepunten van mijn dag de momenten waarop ik Walter zijn maaltijden bracht. Als ik niet bang was geweest dat hij genoeg van me zou krijgen, was ik met plezier tien keer per dag naar het huisje gelopen. Voor iemand die de eenzaamheid zocht, hield hij erg van converseren. En ik genoot van onze gesprekken. We waren het er niet altijd over eens wie de beste schrijvers waren en welke plots te melodramatisch of te gekunsteld waren, maar de levendige discussies die we voerden waren erg leuk.

Op de eerste zondag in augustus bracht Frank Wyatt me na de kerk met zijn rijtuig naar huis en bleef hij, zoals gewoonlijk, eten. Ik besteedde weinig aandacht aan het gesprek, omdat ik mijn tijd uitzat tot Frank naar huis zou gaan en ik Walter zijn lunch zou brengen. Ik wilde Walt Whitmans gedichten verder met hem bespreken. Opeens gaf Lydia me een harde schop onder de tafel. Ik ontwaakte net op tijd uit mijn dagdroom om Frank te horen zeggen: 'Als we uw toestemming hebben, meneer Fowler, dan willen Betty en ik graag trouwen zodra de oogst binnen is.'

Bijna schreeuwde ik: 'Nee!' maar ik zag de brede glimlach op het gezicht van mijn vader.

'Maar denk eraan, jongeman, datje beloofd hebt onze fusie Fruitkwekerij Wyatt en Fowler te noemen.'

'Ja, meneer. Ik zal het onthouden.' Ze gaven elkaar een hand. Er klonk een vreselijk geraas in mijn oren en even dacht ik dat ik zou flauwvallen. Plotseling stond Lydia naast me en omhelsde me.

'Glimlach dan, sufferd!' fluisterde ze dringend in mijn oor. 'In vredesnaam, glimlach dan! Je bent verloofd!'

Ik was verloofd — zonder dat er ook maar enig gebaar of teken van genegenheid tussen Frank en mij was uitgewisseld. De glimlach die ik snel op mijn gezicht toverde, voelde eerder aan als een grimas van pijn.

Ik hoorde mezelf zeggen dat ik het goedvond om na het eten de boomgaard en het huis dat al gauw van mij zou zijn, te gaan bekijken. Ik hoorde dat mijn vader ervoor bedankte om mee te gaan. Ik hoorde mijn zus zeggen dat ik moest gaan en dat ik de vaat maar aan haar moest overlaten. Maar het ergste moment kwam toen Lydia het bord dat ik voor Walter had klaargemaakt uit de warmhoudoven nam en ermee door de achterdeur verdween om het hem te gaan brengen. Als ik haar had kunnen tegenhouden, als ik ervoor had kunnen zorgen dat Walter Gibson mijn knappe, jongere zus niet zou ontmoeten, had ik daar graag alles wat ik bezat voor over gehad. Maar toen Frank Wyatt me de voordeur uitleidde naar zijn rijtuig, was er helemaal niets wat ik kon doen om het te voorkomen.

Frank was degene die het woord voerde toen hij zijn rijtuig over ons land stuurde. Ik luisterde zwijgend en als verdoofd naar zijn grootse plannen voor een nieuw gedeelte met perzikbomen en voor experimenten met kersenbomen volgend voorjaar, maar het enige waar ik aan kon denken was Wakers glimlach en het kleine kuiltje dat in zijn wang zou komen als Lydia zijn deur zou binnenlopen.

Voor het eerst in mijn leven ging ik met Frank het huis van de familie Wyatt binnen - dat prachtige, witte huis op de heuvel met de donkergroene luiken en de elegante veranda, het huis dat al gauw van mij zou zijn — en ik zag dat het zo vol stond met spullen van andere mensen dat ik het er benauwd van kreeg. Ik had zin om elke plank en elk dressoir leeg te halen en er boeken op te zetten — in leer gebonden boeken met gouden titels en heerlijk geurende bladzijden. Ik stelde me voor hoe mijn zus zou lachen om iets wat Walter zei, dat ze even zijn arm zou aanraken zoals ze mij had laten zien en ik had wel midden op de vloer van Franks zitkamer willen gaan zitten om te huilen.

Die middag kreeg ik er een heel duidelijk beeld van hoe mijn leven met Frank Wyatt zou worden — alles zou om Frank draaien, alsof hij de zon was in het centrum van een groot universum en ik zou me ergens in zijn zonnestelsel moeten inpassen, net als alle andere bezittingen in zijn overvolle zitkamer. Toch had ik zo'n bestaan misschien nog wel kunnen verdragen als Walter Gibson niet mijn leven was binnengekomen om met me te praten, naar me te luisteren en met me te lachen, en om me te laten zien wat ik zou missen.

Wanhopig en verdrietig volgde ik Frank door de keukendeur naar buiten, stak het erf over, liep langs de schuur en door de appelboomgaard. Boven op de heuvel bleven we staan en keken uit over het land van mijn vader. Het meer en het kleine, stenen huisje lagen beneden ons en ik vroeg me af of Lydia nog binnen met Walter zat te praten en te lachen terwijl hij at.

Ik draaide me om naar de man met wie ik nu verloofd was en zou gaan trouwen en ik zei: 'Ik vind dat het meer een naam moet hebben. Jij ook niet, Frank? Ik vind dat we het het Waldenmeer moeten noemen.'

'Hè? Waar haal je die belachelijke naam nu vandaan?' Hij had de gewoonte mensen recht in de ogen te kijken als ze hem ergerden, waardoor ze zich onbehaaglijk gingen voelen. Ik voelde me als een insect dat was overgeleverd aan de genade van een beul, alsof ik door zijn ogen was vastgeprikt op een stuk karton.

'Je weet wel, Frank, net als in het boek Walden van Henry David Thoreau? Hij was een volgeling van Emerson. Het is een bekend boek.'

'Daar heb ik geen belangstelling voor.'

'Voor een naam voor het meertje of voor het boek van Thoreau?'

'Voor geen van beide. Als dat meer eenmaal onderdeel wordt van Fruitkwekerij Wyatt, wordt het waarschijnlijk het Wyattmeer genoemd. En wat boeken betreft, die zijn een verspilling van kostbare tijd.'

Mijn maag draaide zich langzaam om en ik werd misselijk. 'Ik begrijp wel dat je 's zomers en in de oogsttijd geen tijd hebt om te lezen, maar in de lange wintermaanden kun je toch wel...?'

'Op de Bijbel na, zijn alle boeken werelds — en het merendeel is duivels.'

'Dat meen je niet. Je vindt boeken verkeerd?'

Hij meende het.

'De Bijbel noemt satan de "vader der leugen" en in romans staat niets anders dan leugens, die zijn voortgekomen uit de verdorven verbeelding van mensen. Ik wil geen boeken in huis hebben.'

Ik probeerde mijn opkomende paniek te onderdrukken.

'En hoe zit het dan met De christenreis naar de eeuwigheid en met...'

Ik keek hem met-begrijpend aan.

'Voor de bruiloft,' legde hij uit. 'Zou de eerste zaterdag in oktober je genoeg tijd geven voor de voorbereidingen?'

Honderd jaar zou nog niet genoeg zijn om me voor te bereiden op een leven zonder boeken -en al helemaal niet op een leven met Frank Wyatt. Toch zou ik over twee korte maanden beloven dat ik mijn leven met deze man zou doorbrengen, hem zou respecteren en gehoor zamen. Ik dwong mezelf te denken aan vaders blijdschap toen we zaten te eten en zei: 'Dat vind ik een goede datum".

Mooi. Dan breng ik je nu naar huis.'

'Ik ga liever lopen. Frank,' zei ik snel. 'En bedankt dat je alles hebt laten zien. Dag.'

Ik zette er stevig de pas in toen ik de heuvel af begon te lopen en hoopte dat hij me niet achterna zou komen De tranen rolden al over mijn wangen en ik wist dat ik ze evenmin zou kunnen tegenhouden als de stenen die van onder struikelende voeten de heuvel afrolden.

Walter buiten in zijn Adirondack-stoel - nog zo'n 'allernoodzakelijkst' artikel dat hij van thuis had meegebracht en ik hem die avond zijn dienblad met eten kwam brengen. Hij keek op van zijn boek toen hij me hoorde aankomt en glimlachte.

'Daar ben je, Betsy. Ik heb je gemist tussen de middag '

Ik ging op de grond bij zijn voeten zitten en huilde. Verdriet en opluchting liepen door elkaar als de draden van gesponnen garen. Walter pakte nog net op tijd zette het op het gras neer. 'Betsy... wat is er aan de hand?' vroeg hij vriendelijk.

Ik haalde verschillende malen beverig adem. 'De man die me het hof heeft gemaakt... heeft me ten huwelijk gevraagd.'

'Juist. Ik geloof niet dat dit nu echt vreugdetranen zijn. Was hij boos toen je hem weigerde?'

'Ik heb hem niet geweigerd. Ik kon hem niet weigeren. Mijn vader...' Ik was niet in staat om mijn zin af te maken. Walter drukte zijn zakdoek in mijn hand en ik bracht die naar mijn gezicht om mijn tranen af te vegen. Toen ik Wakers frisse, citroenachtige geur rook, begon ik nog harder te huilen.

'Wat erg, Betsy,' zei hij zacht. 'Ik wou dat ik wist wat ik moest zeggen.'

'Dank je. Ik red me wel.' Ik deed mijn best mezelf weer in de hand te krijgen. 'Ik heb alleen tijd nodig om aan het idee te wennen.'

'Denk je dat er liefde tussen jullie zou kunnen groeien als je het de tijd gaf?' vroeg hij.

'Dat zal vast wel gebeuren,' loog ik. Maar ik vroeg me af hoe ik in vredesnaam zou kunnen leren houden van een man die een hekel had aan boeken. Ik slaakte weer een trillende zucht. 'Hield jij van je vrouw toen je met haar trouwde?'

Hij keek me lang aan. 'Ik ben niet getrouwd, Betsy. Ik ben wel verloofd, maar de bruiloft is voor onbepaalde tijd uitgesteld vanwege mijn gezondheid.'

'Het verbaast me dat je verloofde niet bij je in de buurt wil zijn zodat ze je kan verzorgen en je kan helpen om sneller te herstellen.'

Walter zuchtte. 'Zo werkt het misschien in romans, maar zelden in het gewone leven. Mijn huwelijk zal niet meer zijn dan een van mijn vaders zakentransacties - een verbintenis die de positie van zijn enige zoon en erfgenaam in onze kringen zal versterken en die in financieel opzicht handig is. Noch de jonge vrouw, noch ik zouden Howard Knowles Gibson durven tegenspreken. Ik heb haar natuurlijk ontmoet, maar we kennen elkaar niet zo goed. Mijn ziekte heeft een normale verkeringstijd in de weg gestaan.'

Voor het eerst durfde ik hem aan te kijken. 'Ik ben dus niet de enige die tegen zijn zin gaat trouwen?'

'Het is een schrale troost, maar nee, je bent niet de enige. In de kringen waarin ik geboren ben, zijn de meeste huwelijken verstandshuwelijken. Er komt zelden liefde en romantiek aan te pas.'

Doelloos trok ik wat grassprietjes uit de grond bij zijn voeten en gooide ze toen in de lucht om ze door de wind te laten wegblazen. 'Ik denk dat ik wel zonder liefde kan leren leven, maar ik weet niet hoe ik ooit zonder boeken moet leven. De man met wie ik ga trouwen heeft er een hekel aan. Hij zegt dat hij geen boeken in zijn huis wil, behalve de Bijbel... en misschien De christenreis naar de eeuwigheid '.' Ondanks mijn tranen moest ik glimlachen om de dwaasheid van Franks onverdraagzaamheid. Walter glimlachte terug.

'De christenreis naar de eeuwigheid, hè? Ik weet zeker dat mijn verloofde daar nog nooit van heeft gehoord.'

Toen lachten we en ik voelde dat de genezende kracht van ons gelach mijn pijn verzachtte. Ik kon me niet herinneren dat ik ooit samen met Frank Wyatt had gelachen en ik bedacht dat een leven zonder lachen misschien nog wel erger was dan een leven zonder boeken.

Plotseling, zonder dat ik merkte hoe en wanneer het was gebeurd, had Walter mijn handen in de zijne genomen om me te troosten. Het leek de gewoonste zaak van de wereld.

'Herinner je je de dag waarop we elkaar voor het eerst ontmoetten, Betsy? Herinner je je de zin uit Thoreau die je citeerde, over het nastreven van je dromen? Ik bedacht net iets — ik heb je nooit gevraagd wat die dromen waren.'

'Beloof je me dat je niet zult lachen?'

Hij dacht daar even over na en grijnsde toen. 'Nee, dat kan ik niet beloven. Stel je voor dat je me vertelt dat je een hindoeïstische slangenbezweerder wilt worden of kapitein op de walvisvaart - het spijt me, maar dan moet ik toch lachen.'

Ik wist dat mijn dromen bij Walter heel veilig waren. Ik glimlachte terug en vertelde het hem. 'Ik wil schrijfster worden. Daar was ik mee bezig op de dag dat we elkaar ontmoetten. Ik droomde er vroeger over om onderzoeksjournaliste te worden, net als Nellie Bly.'

'Ik heb haar ontmoet.'

'Dat meen je niet!'

'Ja, Nellie Bly zat een keer tegenover me tijdens een diner in New York. Mijn vader is een goede vriend van haar baas Joseph Pulitzer.'

'Wat is ze voor iemand?'

'Eigenlijk... lijkt ze heel veel op jou,' zei hij zacht. 'Het is alleen makkelijker om met jou te praten en jij bent bedachtzamer en welbespraakter.' Ik wendde mijn blik af. Hij trok aan mijn hand tot ik hem weer aankeek. 'Echt, Betsy. Als je wilt beveel ik je met plezier eens bij meneer Pulitzer aan. Ik zou je kunnen helpen om een flat te vinden in New York.'

Ik was in de verleiding — sterk in de verleiding — om 'graag' te zeggen, maar ik wist dat het onmogelijk was. 'Dat kan niet,' zei ik verdrietig. 'Mijn vader heeft zijn zinnen gezet op dit huwelijk.'

Walter sloot even zijn ogen en knikte toen. 'Ik begrijp het. Echt waar. Mijn vader is Howard Knowles Gibson, weet je nog?'

'Ja.' Ik wachtte tot onze ogen elkaar weer ontmoetten en vroeg toen: 'En wat zijn jouw dromen, Walter?'

Hij schonk me weer zijn scheve glimlach. 'Ik wil een hindoeïstische slangenbezweerder en kapitein op de walvisvaart worden.' Tenslotte verdween zijn glimlach en schudde hij zijn hoofd. 'Ik weet het echt niet. Zolang ik me kan herinneren heeft mijn vader me altijd verteld wat ik zou worden. Ik ben zijn erfgenaam, ik neem het op een dag van hem over... en ik heb er altijd mee geworsteld om dat te aanvaarden. Het gaat niet alleen om het werk, maar ook om alles wat daarmee samenhangt - de extravagante levensstijl, de kringen waarin je je beweegt, de strategieën, het gekonkel. Ik weet dan misschien niet wat ik wil, maar ik weet wel wat ik niet wil.' Hij zuchtte en schudde nogmaals zijn hoofd.

'Toen ik was afgestudeerd, heb ik mijn vader gesmeekt of ik twee maanden vrij mocht hebben om wat te reizen voordat ik mijn plaats in het bedrijf innam. Hij stemde daar met tegenzin in toe — en toen ben ik er drie jaar vandoor gegaan. Ik heb de wereld ontdekt. De oerwouden van Borneo, de Ivoorkust van Afrika, de regenwouden van Brazilië... ik was zelfs van plan goud te gaan zoeken in Alaska. Ik moest in heel korte tijd een heel leven leiden, zie

je-'

'Zo lang heb ik ook — twee maanden.'

Hij liet mijn hand los en bladerde in het boek waarin hij had zitten lezen toen ik bij hem kwam en zocht iets op. Ik zag de titel - Walden.

'Luister hier eens naar, Betsy. Thoreau schrijft: "Laat iedereen zich met zijn eigen zaken bemoeien en ernaar streven te zijn wie hij is. Waarom zouden we zo wanhopig veel haast maken om succes te hebben en door middel van zulke wanhopige ondernemingen? Als iemand geen gelijke tred houdt met zijn metgezellen, komt dat misschien doordat hij een andere trommelaar hoort. Laat hem in de maat lopen van de muziek die hij hoort, ook al is die nog zo beperkt of ver weg..."'

Ik keek naar een wilde eend die in het afnemende licht aan het grondelen was, die steeds zijn kop in het water stak en met zijn staartveren naar de donker wordende lucht wees. 'Ik geloof dat we geen van beiden nog in staat zijn onze eigen muziek te horen,' zei ik tenslotte.

'Nee, dat denk ik ook,' zei Walter met een zucht. 'Maar er is een keuze waarin we allebei nog wel vrij zijn. Jij zult op een dag kinderen krijgen, Betsy, en ik ook. We kunnen hen vrijlaten om hun eigen weg te kiezen.'

Ik schreef Wakers woorden die avond in mijn schrift, zodat ik ze voor altijd kon onthouden. Daarna sloeg ik het dicht en stopte het diep weg in de la van mijn kastje. Ik wist heel zeker dat het de laatste woorden waren die ik ooit had geschreven.


8

Vlak na mijn verloving met Frank Wyatt werd Lydia ziek. Toen ze wakker werd en voor de derde achtereenvolgende ochtend stond over te geven in de kamerpot, smeekte ik haar naar de dokter te gaan.

'Nee, het gaat wel weer over,' kreunde ze. 'Ga eens opzij. Ik moet naar mijn werk.'

'Ik ga er wel heen om te zeggen dat je ziek bent, Lydia. Je wordt niet beter als je niet in bed blijft.'

'Onzin. Ik wil niet in bed blijven.' Ze trok haar nachtjapon uit en begon zich aan te kleden. Ik liep door het kleine kamertje achter haar aan en probeerde haar ervan te overtuigen dat ze thuis moest blijven en rust moest nemen om te herstellen.

'Als het nu eens griep is? Dan steek je misschien al je klanten aan!'

'Betsy...' zei ze tenslotte en bleef zo plotseling stilstaan dat ik tegen haar opbotste, 'het is geen voedselvergiftiging of griep. Het is iets veel ergers.'

'Iets veel ergers? Nee, Lydia, wat is er dan?'

Ze glimlachte even om mijn overdreven reactie, pakte me toen bij mijn schouders en schudde me een beetje heen en weer. 'Ik... ik ben in verwachting.'

Ik staarde haar niet-begrijpend aan. 'Maar dat is onmogelijk! Je bent toch niet getrouwd?'

Ze kreeg tranen in haar ogen. 'O, lieve, naïeve Betsy. Je hoeft niet getrouwd te zijn om in verwachting te raken. Ik hou van Ted en als je van iemand houdt... dan doe je alles voor hem.'

Toen het tot me doordrong wat ze bedoelde, sloeg ik mijn handen voor mijn gezicht en huilde ik. Lydia nam me in haar armen. 'Krijg alsjeblieft geen hekel aan me, Betsy. Als jij me nu in de steek laat, is dat de ergste straf die me kan overkomen.'

'Ik zou nooit een hekel aan jou kunnen krijgen.' Ik nam haar hand in de mijne en we haakten onze pinken in elkaar. 'Ik blijf achter je staan, wat er ook gebeurt. Maar vergeet niet dat je hebt beloofd dat ik je bruidsmeisje mag zijn als je met Ted trouwt. Goed?'

'Ik heb Ted nog niet over de baby verteld,' zei ze. Ik merkte dat ze er tegenop zag om er met hem over te praten. 'Ik zie hem vanavond na mijn werk. Daarom moet ik erheen.'

Lydia vertrok zonder ontbijt. Toen ze 's avonds om twaalf uur nog niet thuis was, wist ik zeker dat Ted en zij ervandoor waren om in het geheim te trouwen. Wat moest ik in vredesnaam tegen vader zeggen? We hadden Ted Bartlett nog niet eens ontmoet. Moest ik vader over de baby vertellen of niet? Ik liep in het donker door de gang te ijsberen en te repeteren wat ik tegen vader zou zeggen, toen de voordeur een stukje openging en Lydia binnen sloop. Ik verwachtte dat de donkere gang zou oplichten door haar mooie glimlach, maar haar gezicht was nat van tranen en bleek van schrik en wanhoop.

'Lydia, wat is er? Wat is er gebeurd?' Het enige wat ik kon bedenken was dat er een vreselijk treinongeluk was gebeurd en dat Ted Bartlett dood was.

'Het gaat om Ted... hij is... O, Betsy, wat moet ik doen?'

Ze liet zich in mijn armen vallen en snikte het uit. 'Is hij dood?' fluisterde ik.

'Erger nog... hij is getrouwd!'

'Getrouwd! Maar dat kan niet! Hij...'

'Hij heeft al een vrouw en twee kinderen,' zei ze tussen twee snikken door. 'Hij heeft me foto's van ze laten zien. Hij heeft al die tijd tegen me gelogen, Betsy. Gelogen! En nu is mijn leven voorbij. Ik heb er een puinhoop van gemaakt en ik weet niet wat ik moet doen!'

Ik legde mijn arm om Lydia's middel en hielp haar de trap naar onze kamer op, zodat ze vader niet wakker zou maken. Lydia's probleem was mijn probleem. We hadden elkaar beloofd dat we voor elkaar zouden zorgen en ik pijnigde mijn hersens om een oplossing te bedenken.

'Kan hij zich niet laten scheiden?' vroeg ik.

'Dat heeft hij geweigerd. Teds vader is de eigenaar van het fourniturenbedrijf waar hij voor werkt.'

Ted Bartlett had geluk dat hij niet in mijn buurt was, want ik voelde een enorme woede in me opkomen.

'Luister,' zei ik en duwde Lydia naast me op het bed. 'Er schoot me net iets te binnen. Toen ik nog op school zat heb ik eens gehoord over een meisje dat... je weet wel... hetzelfde probleem had. Later hoorde ik dat ze naar een speciaal tehuis was gegaan om daar haar baby te krijgen. Ik zou kunnen uitzoeken waar dat tehuis is en dan kun je een tijdje weggaan tot de baby is geboren. Er is vast wel iemand die hem wil adopteren, Lydia. Toen Nellie Bly de handel in baby's onderzocht, ontdekte ze dat er tientallen fijne, christelijke gezinnen zijn die bereid zijn om baby's wettig te adopteren. Het komt allemaal wel in orde. Dat verzeker ik je.'

Lydia ging drie dagen niet naar haar werk. Ze lag in bed te huilen omdat ze ervan overtuigd was dat ze haar leven kapot had gemaakt. Zodra ik de kans had, reed ik naar de school en vroeg meneer Herman voorzichtig of hij een speciaal tehuis voor ongehuwde moeders wist. Toen ik terugkwam, vertelde ik Lydia wat ik te weten was gekomen en hoopte dat het haar zou opvrolijken.

'Voorlopig kan niemand nog zien dat je in verwachting bent, dus je hoeft maar een maand of vier, vijf weg. Je mag in dat tehuis wonen en je baby kan er ook geboren worden. Als je terugkomt, zeggen we tegen iedereen dat je acute reuma hebt gehad of dat je een stervende tante hebt verzorgd. Niemand hoeft erachter te komen wat er echt is gebeurd.'

'Maar hoe kan ik ooit mijn eigen baby weggeven en hem nooit meer zien?' vroeg ze en streek over haar nog platte buik. 'Hij is van mij... van mij en van Ted.'

'Je zult wel moeten, Lydia. Dat is het enige wat erop zit. Vertrouw me nu maar. De baby wordt grootgebracht in een fijn, christelijk gezin en jij kunt helemaal opnieuw beginnen. Er zullen nog tientallen jongens in de rij staan om met je te trouwen.'

'Niet als mijn reputatie naar de maan is.'

'Ik zorg er wel voor dat niemand het ooit te weten komt,' zei ik en stak mijn pink omhoog. 'Dat beloof ik je.'

Daarna leek Lydia zich met haar lot te verzoenen. Ze ging weer aan het werk in de modezaak, maar kwam wel elke avond direct na haar werk naar huis, omdat ze door haar zwangerschap zo moe was dat ze geen energie meer had om nog op stap te gaan. Zelfs in de weekends ging ze niet uit.

Toen we ons op een avond klaarmaakten om naar bed te gaan, vroeg ze me of ik haar een van mijn gedichten wilde voorlezen. 'Het is zo lang geleden dat je me hebt voorgelezen, Betsy, en ik weet dat je ondertussen een heleboel nieuwe gedichten geschreven moet hebben.' Ik probeerde de waarheid te omzeilen door een vaag, gemompeld excuus, maar plotseling greep ze me bij mijn arm. 'Ik weet iets! Wil je een nieuw gedicht voor mij schrijven? Een gedicht over mijn baby? Dat wil ik hem na zijn geboorte geven, zodat hij altijd zal weten dat ik van hem hield, ook al moest ik hem weggeven.'

Ik deed mijn ogen dicht. 'Ik... ik kan geen gedichten meer schrijven.'

'Wat bedoel je? Waar heb je het over?'

'Dat deel van mijn leven is voorbij nu ik met Frank ga trouwen. Hij heeft heel duidelijk gezegd dat hij nooit iets met gedichten of boeken of wat voor lectuur dan ook te maken wil hebben... behalve de Bijbel dan.'

'Betsy, nee! Je moet niet naar hem luisteren.'

'Hij wordt mijn man. Ik zal wel naar hem moeten luisteren.'

'Het gaat Frank niets aan wat jij doet als hij er niet is. Je mag in je vrije tijd toch wel schrijven? Als hij in die stomme boomgaard van hem rondrent?'

'Je begrijpt het niet. Het gaat er niet om dat ik van Frank niet zou mogen schrijven - ik kan niet meer schrijven. Nu ik met Frank omga lijkt het wel of... of er geen gedichten meer in me zijn. Ze zijn allemaal verdord, Lydia, als bloesems na de vorst.'

'Maar je bent schrijfster! Schrijven hoort bij jou.'

'Nu niet meer. Ik ben niet meer wie ik vroeger was. Door Frank voel ik me anders... iemand die hij heeft gecreëerd. Ik ben nu lid van de zendingsvereniging voor vrouwen. Ik heb zelfs de 'gelofte' afgelegd. Van nu af aan moet ik proberen de vrouw te zijn die hij wenst, moet ik aan zijn verwachtingen voldoen...'

'Of wat Betsy?'

'Of hij trouwt niet met me.'

Haar fluweelachtige ogen keken me aan alsof ze in mijn hart wilden kijken. 'Je houdt niet van hem, hè?'

'Nee,' zei ik treurig. Ik hoefde er niet eens over na te denken.

'Niet eens een heel klein beetje?'

'Niet eens een heel klein beetje.' Ik liet me op het bed zakken toen ik aan Lydia bekende hoe hopeloos de situatie was. 'Hij heeft een hekel aan boeken, Lydia. Hij wil ze niet in huis hebben. En hij lacht nooit. Ik heb hem nog nooit, zelfs niet nu we al zo lang met elkaar omgaan, horen lachen. Ik weet niet hoe ik dat zal kunnen verdragen.'

Ze knielde voor me op de vloer neer. 'Het is nog niet te laat om te zeggen dat het allemaal niet doorgaat. Zeg tegen hem dat je de verloving wilt verbreken.'

'Dat kan niet. Vader zou woedend zijn. Je weet hoeveel deze verbintenis voor hem betekent. Hij zou zo in me teleurgesteld zijn als ik nu terugkrabbel en dat zou ik heel erg vinden. Hij heeft Frank zelfs laten beloven dat hij het bedrijf Fruitkwekerij Wyatt & Fowler zal noemen. Als het huwelijk niet doorgaat, wordt dat vaders dood. Dat overleeft hij absoluut niet.'

Lydia staarde met nietsziende ogen langs me heen en langzaam kwam er een vreemde rust over haar. Ze was de afgelopen dagen diepongelukkig geweest, verzonken in haar eigen misère, maar nu zorgde ze ervoor, met een kracht die ik nooit eerder had gezien, dat ik mijn tranen droogde. Teder stopte ze me in bed.

'Laten we maar gaan slapen, Betsy. Misschien zien we het leven morgenochtend allebei minder somber in.' Op dat moment dacht ik dat het was omdat we allebei emotioneel uitgeput waren, maar nu ik terugkijk, besef ik dat Lydia die avond haar besluit had genomen. Ze wist precies wat haar te doen stond. Ik putte kracht uit haar hernieuwde kalmte en viel vast in slaap.

Later heeft Lydia me verteld hoe eenvoudig het was om haar plan uit te voeren. Frank kwam 's zondags eten en toen hij later de kortste weg door de boomgaard naar huis nam, glipte Lydia het huis uit en rende achter hem aan.

'Frank... Frank, wacht! We hebben een zakmes op de bank gevonden. Is dat van jou?'

Hij draaide zich om en doorzocht zijn broekzakken. 'Ik geloof het niet. Het mijne...'

Plotseling slaakte Lydia een kreet van pijn en viel op de grond. 'Au! Ach, wat onhandig van me. Ik heb mijn enkel verzwikt.'

Frank liep snel naar haar toe. 'Lydia, gaat het? Laat me je helpen.' Ze liet haar handen even op zijn borst rusten toen hij haar overeind hielp. 'Hoe is het met je enkel? Kun je erop staan?'

'Ja... Au! Nee... nee, ik geloof niet dat het gaat.' Ze leunde tegen hem aan. 'O, wat voel ik me stom! Hoe moet ik nu naar huis?'

'Ik... ik zou je kunnen dragen.'

'O, zou je dat willen doen?' Lydia's fluweelachtige ogen staarden hem aan en Frank was verloren. Toen hij haar in zijn armen nam, haar slanke armen om zijn nek voelde en zij haar lichaam tegen het zijne drukte, bezegelde dat zijn lot.

Ze glimlachte naar hem toen ze vlak bij het huis kwamen. 'Hartelijk bedankt, Frank. Je mag me hier wel op de veranda neerzetten. Ik wil niet dat vader merkt hoe onhandig ik ben geweest.'

We verwachtten Frank de volgende avond niet, maar hij kwam toch langs om vader iets te vragen. Lydia was toevallig buiten en kwam net na een onduidelijk klusje de schuur uitlopen toen hij wegging. 'Dank je dat je gisteravond zo vriendelijk voor me was,' zei ze met een glimlach.

'Graag gedaan. Hoe gaat het met je enkel?'

'O, al veel beter. Heel dom van me om mijn voet zo te verzwikken. Ik denk dat ik het gewoon niet zo gewend ben als jij om over oneffen terrein te lopen. Hoe doe je dat de hele dag?' Ze keek hem met grote ogen aan.

'Nou, ik... ik...'

'Als ik jou zie rondrijden met je wagen of als je buiten in de boomgaard loopt, zie je er zo groot en sterk uit, alsof je alles aankunt! Je houdt veel van je werk, hè?'

'Ik... ja. Ja.'

'En je boomgaard is ook zo mooi! Hoe laat je alles toch zo groeien? Het lijkt de hof van Eden wel! Je bent vast heel trots op alles wat je hebt opgebouwd.'

'Ja... dat ben ik ook.'

Ze nam zijn hand en drukte die even tussen haar beide handen. 'Nogmaals bedankt, Frank.' Ze ging op haar tenen staan om hem een snelle, verlegen kus op zijn wang te geven. 'Welterusten.'

De volgende avond bleef Frank, nadat hij een flauwe smoes had verzonnen om mijn vader te spreken, in onze tuin rondhangen in de hoop dat Lydia zou komen opdagen. Toen hij in de buurt van de schuur liep, kwam ze uit het donker tevoorschijn.

'Frank!' Voordat hij wist wat hem overkwam, was ze in zijn armen. 'Ik heb nooit eerder zulke gevoelens voor een man gehad,' mompelde ze terwijl ze elkaar vasthielden.

'O, Lydia... je bent zo mooi!' Hij kuste haar, onhandig door zijn hartstocht. Zijn brede handen grepen haar vast en drukten haar stijf tegen zich aan. Plotseling maakte Lydia zich los uit zijn armen.

'We zouden dit niet...'

'Lydia... ga alsjeblieft niet weg.'

Ze worstelde zich los uit zijn greep en liep haastig het huis binnen. Machteloos keek hij haar na, buiten zichzelf van verlangen.

Frank kwam de volgende twee avonden bij me op visite, maar eigenlijk kwam hij om Lydia te zien. Terwijl Frank en ik op de veranda zaten, maakte hij een ongedurige indruk.

Hij transpireerde en keek nerveus om zich heen. Nadat ik hem goedenacht had gewenst en naar binnen was gegaan, wachtte hij ijsberend op Lydia bij de schuur. Ze stelde hem niet teleur.

Lydia wond hem op met stiekeme kussen en hartstochtelijke omhelzingen tot het vuur in Frank Wyatt roodgloeiend was gestookt. Toen leidde ze hem op een avond de schuur binnen, naar de deken die ze daar op het verse, zoetgeurende hooi had uitgespreid. Ze bracht de rechtschapen man ten val en het ijs in zijn aderen smolt door verlangens die hij jarenlang had onderdrukt.

De volgende twee weken ontmoetten ze elkaar elke nacht in de schuur, tot Lydia op een avond niet op kwam dagen. Toen ze een paar avonden later weer verscheen, was Frank bijna gek van verlangen. Hij trok haar naast zich op de deken in de schuur.

Waar ben je geweest, Lydia? Ik kan... ik kan niet zonder je!

'Ik moet je iets vertellen, Frank.'

'Zeg alsjeblieft niet dat je me niet meer kunt ontmoeten, Lydia! Ik denk de hele dag alleen aan jou. Ik kan me nergens meer op concentreren. Ik vraag me voortdurend af of je hier naartoe zult komen, of ik je in mijn armen zal kunnen houden...'

'Ik krijg een baby.'

Het duurde lang voor de waarheid tot hem doordrong. Toen liet Frank haar plotseling los alsof ze een gloeiende kool was. 'Dat meen je niet!'

'Jawel, Frank. Het is zo. Dat gebeurt er als twee mensen... doen... wat wij hebben gedaan.'

De schok doofde het vuur van Franks hartstocht. Hij sprong overeind. 'Wat ga je nu doen?'

Lydia stond ook op, keek hem aan en speelde met de knoopjes van zijn overhemd. 'Ik denk dat je bedoelt, wat gaan we nu doen?'

'Maar... ik ben verloofd met Betty. De bruiloft is volgende maand.'

Lydia lachte. 'Ik weet zeker dat ze het er wel mee eens zal zijn om de verloving te verbreken als ze hoort wat haar zus en haar verloofde hebben uitgevoerd.'

'Maar ze kan de bruiloft niet afzeggen. Ik bedoel... je vader en ik hebben een afspraak. Hij heeft dit land aan mij beloofd. En zijn meer! Ik wil nu niet alles kwijtraken!'

Lydia zag de echte Frank Wyatt en ze haatte hem. Hij gaf geen zier om mij of om mijn gevoelens. Het enige wat hij wilde was vaders land. Met zoveel hebzucht in zijn hart zou er nooit plaats zijn voor liefde. Maar hoewel ze de waarheid kende, wierp Lydia zich in zijn armen — een offer, dat in de vlammen werd geworpen om volledig verteerd te worden.

'Trouw met mij, Frank. Niet met Betty,' smeekte ze hem. 'Ik kan vader makkelijk overhalen om het land aan jou te vermaken als we eenmaal getrouwd zijn. Het maakt hem niet uit met welke dochter je trouwt, als zijn kleinzoon Fruitkwekerij Wyatt maar erft.'

'Weet je dat zeker? Ik heb plannen, weet je, en ik heb dat meertje nodig om...'

'Vertrouw me nu maar, Frank.'

Toen Lydia die avond niet thuiskwam, was ik vreselijk bezorgd. Ze was de laatste tijd 's avonds steeds een uur of twee uit het huis verdwenen, maar ze wilde me niet vertellen waar ze was geweest. 'Ik heb alleen maar een wandelingetje gemaakt,' zei ze dan. Of: 'Ik moest een poosje nadenken.'

Doordat ze er elke keer als ze terugkwam wanordelijk uitzag, vermoedde ik dat ze iemand ontmoette, maar ik durfde er niet over na te denken wie het kon zijn. Ik overwoog zelfs om haar te volgen, maar ik was doodsbang voor wat ik zou ontdekken. Ik zou het niet overleven als ik mijn zus met Walter Gibson betrapte.

Op de morgen nadat Lydia de hele nacht was weggebleven, liep ik met Wakers ontbijt door de boomgaard als een vrouw die de galg nadert. Ik was ervan overtuigd dat ik mijn zus in zijn armen zou vinden. Maar toen ik bij de open plek kwam, trof ik daar geen Lydia aan, maar zijn koetsier en twee bedienden. Ze hadden het rijtuig bij het huisje gezet en de bedienden waren bezig Wakers twee stoelen en al zijn boeken achterin te laden.

Mijn hart stond stil. Walter ging vertrekken.

Leunend op zijn stok stond hij bij de onderste tree het pad af te turen, op de uitkijk naar mij. Toen hij me in het oog kreeg, was hij zichtbaar opgelucht. 'Betsy! Gelukkig! Ik was zo bang dat ik moest vertrekken voordat jij gekomen was.'

'Ga je weg?' vroeg ik als verdoofd. 'Waarom heb je me dat niet verteld?'

'Omdat ik het niet wist. De bedienden kwamen me het nieuws vanochtend brengen. Er is een of andere crisis in het bedrijf en mijn vader heeft me laten weten dat ik onmiddellijk naar huis moet komen. Ik vind het heel jammer.'

'Ja...' mompelde ik. 'Ja, ik ook.'

Ik weet niet waarom het niet bij me was opgekomen dat Walter al gauw zou vertrekken. Hij had het huisje voor een maand gehuurd en die periode was bijna om. Ik had het mezelf niet toegestaan om eraan te denken, net zomin als ik mezelf had toegestaan om aan de naderende bruiloft te denken. Walter zou daar altijd in dat kleine stenen huisje blijven om met me te praten en te lachen — alleen was dat nu niet zo.

'Hier, je ontbijt wordt koud,' zei ik. 'En het is een heel eind naar Chicago als je niets hebt gegeten.' Ik zette het blad op de achterklep van de wagen. In de tijd die we samen hadden doorgebracht, had ik gemerkt dat Walters ziekte niet alleen zijn benen, maar ook zijn armen verzwakte. Hij kon niets tillen dat zwaarder was dan een boek.

Voordat Walter antwoord kon geven, kwam de koetsier het huisje uit en maakte een kleine buiging. 'Dat was de laatste kist, meneer.'

'Dank je wel, Peter. Ik ben zo klaar.'

Walter gebaarde dat ik met hem mee moest komen en liep moeizaam door het gras in de richting van het meer, tot hij buiten gehoorsafstand van zijn bedienden was. Ik wierp een blik over mijn schouder en zag dat de koetsier het blad met eten naar de tafel op de veranda bracht en de klep van de wagen dichtsloeg. Een van de paarden hinnikte alsof het vol ongeduld wachtte tot het mocht vertrekken.

Toen Walter tenslotte stilstond, wist ik dat we elkaar niet aan zouden durven kijken. Omdat ik vocht tegen mijn tranen, bukte ik me om een handje stenen op te rapen en begon ze in het water te gooien. Hij staarde somber in de verte en zuchtte.

'We hebben deze zomer over zoveel dingen gepraat, Betsy. En nu... voor het eerst, weet ik niet wat ik moet zeggen.'

'Ik weet... ik denk niet dat er een makkelijke manier is om afscheid te nemen.'

Ik gooide mijn laatste steentje in het meer. Het water maakte een zacht, sussend geluid als het tegen de oever golfde, als een moeder die haar baby kalmeerde.

'Zien we elkaar ooit nog?' vroeg ik en keek hem tenslotte aan. Ik had nog maar enkele ogenblikken om de contouren van zijn gezicht en zijn vriendelijke ogen in mijn geheugen te prenten. Hij keerde zich naar me om en schudde zijn hoofd.

'Dat denk ik niet.'

'Ik was al bang dat je dat zou zeggen.' Ik was bijna niet tot spreken in staat door het vreselijk pijnlijke gevoel in mijn keel. 'Ik zal je nooit vergeten, Walter.'

'Ik jou ook niet. Maar "het is veel beter dat je vergeet en glimlacht, dan dat je onthoudt en treurt".'

'Elizabeth Barrett Browning?' raadde ik.

'Bijna. Christina Rossetti.' Hij nam mijn handen in de zijne. 'Ik heb een cadeautje voor je achtergelaten in het huisje.'

Ik keek hem wanhopig aan. 'Maar ik heb niets om aan jou te geven.'

'Dat is niet waar. Ik ben heel rijk door alles wat je me deze afgelopen weken hebt gegeven.' Hij bracht mijn hand naar zijn lippen en sloot zijn ogen toen hij er een kus op drukte. Ik voelde zijn warme adem op mijn huid. Toen liet hij me los en liep weg.

Door een waas van tranen keek ik hoe hij langzaam door het gras weghinkte naar de koets. De koetsier hielp hem erin te klimmen. Toen verdween Walter Gibson uit mijn leven en reed zonder omkijken de stoffige weg af.

Ik weet niet hoe lang ik daar bij het meer heb gestaan. Tenslotte liep ik struikelend de trap van de veranda op en ging het lege huisje binnen. Walters citroenachtige geur hing nog in de lucht en ik wilde alle ramen wel sluiten om die binnen te houden.

Ik vond het cadeautje dat hij voor me had achtergelaten op het kleine tafeltje naast het raam. Het was een van zijn boeken. Een in leer gebonden exemplaar van De christenreis naar de eeuwigheid.

Toen ik tenslotte thuiskwam, zag ik Lydia tot mijn opluchting in de keuken zitten. Mijn vader zat aan de andere kant van de lege tafel. Maar door de spanning die in de lucht hing wist ik direct dat er iets aan de hand was. Vader zag zo wit als een doek en zag er zo geschokt uit dat ik dacht dat hij ren beroerte zou krijgen.

'Vader, wat is er aan de hand! Voelt u zich wel goed?' Het schoot me te binnen dat hij het nieuws over Lydia's baby weieens gehoord zou kunnen hebben.

'Ga zitten,' gromde hij en fronste toen zijn wenkbrauwen naar mijn zus. 'Vertel het haar, Lydia.'

Toen ik me op een stoel liet zakken, zag ik dat mijn zus weer onnatuurlijk kalm was. Ik had geen idee wat de bron van die kalmte was, maar zo van streek als mijn vader was, zo rustig was zij.

'Ik heb geweldig nieuws, Betsy,' zei ze. 'Ik ben getrouwd! F;rank Wyatt en ik zijn gisteravond in het geheim getrouwd.'

De enorme omvang van Lydia's offer sloeg me met stomheid. Ik wist precies waarom ze het had gebracht. Maar mijn eerste, overweldigende gedachte was: Ik ben vrij. O, wat heerlijk, ik ben vrij. Mijn opluchting was zo groot dat ik mijn ogen dichtdeed en begon te huilen. Vader begreep mijn tranen verkeerd.

'Kijk nu eens wat je hebt gedaan!' bulderde hij tegen Lydia. 'Je hebt in één nacht maanden van plannen maken en onderhandelen tenietgedaan en nu heb je ook nog het lef om dat goed nieuws te noemen?'

'Ik heb u al gezegd,' zei Lydia, 'dat Frank zijn boomgaard toch nog bij de onze wil voegen. Hij is bereid de documenten te ondertekenen en de overeenkomst die jullie hadden te bevestigen. Maar hij is verliefd op mij en niet op Betsy.'

Waar zit Frank?' schreeuwde hij. 'Waarom is hij me dit nieuws niet zelf komen vertellen?'

Omdat Frank een lafaard was. Dat zijn de meeste bullebakken. Lydia legde haar hand op vaders arm.

'U moet kalmeren, vader. Al dat geschreeuw is niet goed voor uw hart. Frank moest zijn vee verzorgen. Hij komt straks met de wagen om mijn spullen naar zijn huis te brengen. Dan kunt u hem spreken.'

Maar vader bedaarde niet. 'En je zus dan? Hoe kon je haar dit aandoen? Hoe kan Betty zich nog met fatsoen in de kerk vertonen nu ze al zoveel weken in de bank van de familie Wyatt heeft gezeten? Kunnen haar gevoelens je dan niets schelen, egoïstische sloerie?'

Ik pakte Lydia's hand en mijn ogen ontmoetten de hare. Ik las erin hoeveel ze van me hield. Ze had niet egoïstisch gehandeld, maar juist onbaatzuchtig. Ik wilde mijn vader uitleggen hoe het in elkaar zat, maar ze smeekte me woordeloos dat niet te doen. Toch wilde ik dat hij ten minste een deel van de waarheid kende.

'Ik ben helemaal niet boos op Lydia, vader,' zei ik. 'Ik hou niet van Frank.'

'Maar wat moet er nu van jou terechtkomen?' vroeg hij schor. 'Bijna negenentwintig en geen vooruitzicht op een huwelijk. Ik zal er niet altijd zijn om voor je te zorgen en hoe moet het dan?' Hij schoof zijn stoel naar achteren en schudde zijn vinger voor Lydia's gezicht. 'Nu ben jij verantwoordelijk voor haar! Jij en Wyatt! Omdat jij degene bent die haar hebt beroofd van haar land en haar toekomst, is het jouw taak om voor haar te zorgen. Begrepen?'

Hij liep de keuken uit en smeet de deur zo hard achter zich dicht dat de borden rinkelden in de kast. Ik was zo emotioneel uitgeput door eerst Wakers vertrek en nu dit weer, dat ik het gevoel had dat ik nooit meer van de stoel zou kunnen opstaan. Maar Lydia zag er nog steeds sereen uit toen ze me haar hand toestak om me overeind te helpen.

'Kom mee naar boven en help me met inpakken. Goed, Betsy?'

Zodra ik in het kamertje onder de dakbalken kwam, dat we ons hele leven hadden gedeeld, drong het opnieuw tot ine door hoe vérstrekkend de gevolgen waren van het offer dat Lydia had gebracht. 'Je had het niet moeten doen,' huilde ik terwijl ik haar hielp om haar kleren in te pakken. 'We hadden wel een andere manier kunnen vinden als je niet naar dat tehuis voor ongehuwde moeders wilde.'

'Maar ik heb alles wat ik ooit heb gewild,' zei ze met een glimlach. 'Een mooi huis, geld in overvloed... en ik kan toch mijn baby krijgen. Ik kan Teds baby houden en dat is het mooiste ervan.'

Toen begreep ik dat haar kalmte maar schijn was die ze had opgehouden om haar ware gevoelens in toom te houden. Ze hield nog steeds van Ted Bartlett, maar als ze ooit onder ogen zou zien wat hij haar allemaal had ontnomen, zou ze gaan krijsen en nooit meer op kunnen houden. Hij had misbruik gemaakt van haar vertrouwen, hij had haar haar maagdelijkheid ontnomen en haar dromen over een gelukkig huwelijk met hem. Maar het enige wat ze nog overhad, wilde ze niet prijsgeven — zijn baby. Ik vroeg me af hoe lang mijn zus de werkelijkheid zou kunnen ontlopen. En tegen welke prijs.

'Je bent met Frank getrouwd,' mompelde ik en vond het nog steeds moeilijk te begrijpen.

'Ja. Nou en? Jij houdt niet van hem, Betsy. Dat heb je zelf gezegd.'

'Maar jij houdt ook niet van hem. Je hebt dit voor mij gedaan.'

Lydia nam me in haar armen. 'We hebben elkaar beloofd dat we voor elkaar zouden zorgen, weet je nog? Dat hebben we beloofd met onze pinken in elkaar gehaakt.' Tranen vulden haar ogen toen ze haar pink in de lucht stak.

'Maar dit gaat te ver,' huilde ik toen ik haar stijf tegen me aandrukte. 'De prijs die je betaald hebt is te hoog!'

Ruim zeven maanden later werd Matthew Fowler Wyatt geboren.