Hoofdstuk 19

Gebroken dromen



 

 

Nee!” Asmodeüs haastte zich naar de spiegel die aan gruzelementen lag. Maar het was al te laat. De verbinding was verbroken. Alle gouden stralen en ranken verdwenen in het niets en de miljoenen spiegelstukjes ontploften met een luid geraas. Overal vielen stukjes glas op de grond, als schitterende regendruppels.

Asmodeüs keek Kara aan. Zijn gezicht was verwrongen tot iets heel kwaads en sinisters. Het eerst zo knappe gelaat was nu lelijk en misvormd.

Je hebt mijn plannen weer geprobeerd te saboteren, dochter,” zei Asmodeüs.

Er speelde een sluw lachje rond zijn lippen terwijl hij de sigaar uit zijn mond nam en rookkringeltjes uitblies. “Je bent echter te laat. Mijn knechtjes zijn de sterfelijke wereld al binnengedrongen. Spoedig zullen alle zielige stervelingetjes ter wereld worden uitgewist. En dat heb ik aan jou, mijn dochter, te danken. Jij bent voor dit doel geboren. En nu kan ik je helaas niet meer gebruiken. DOOD HAAR!” brulde hij.

Grutus en Xenor trokken hun wapens en gingen in de aanval.

Kara voelde de kracht uit haar lichaam wegtrekken. Ze wist dat die nu sliep. Ze voelde zich vermoeid. De laatste stroom van energie had haar volkomen uitgeput. Ze wist dat ze geen kans had tegenover de demonen zonder haar krachten, dus deed ze het enige wat er opzat; ze ging er vandoor.

Kara greep de pot waar de ziel van haar moeder in zat en vloog de deur door.

Hou haar tegen!” brulde Asmodeüs terwijl hij naar haar wees. “Hou haar tegen, stelletje idioten!”

Kara keek niet op of om. Ze stopte de pot onder haar bloes en baande zich een weg tussen de dronken demonen in het casino door. Ze hoopte dat ze haar niet zouden opmerken. Toen hoorde ze een hoop herrie achter zich en draaide zich om. Ze zag hoe Grutus naar haar wees. Het hele legioen hogere demonen hield op met hun gokspel en had hun blikken op haar gevestigd. Ze renden op haar af.

Kara schopte en duwde zich een weg in de richting van een blauw-rood neon licht met het woord Uitgang. Ze dook onder de oksels van een demon door die zijn dobbelstenen nog aan het gooien was. De uitgang kwam dichterbij.

Pak haar!”

Kara kwam bij de deur en wrong zich naar buiten.

Ze stond weer in de winderige woestijn. Donker, dood en dor was het er en de woestijn overmande Kara met zandstormen en probeerde haar omver te gooien. Ze kon nog geen twee meter voor zich zien. Tot haar grote opluchting lag het bloedtapijt nog uitgerold. Ze hoopte dat de lift nog aan het uiteinde zou zijn.

Met haar ogen tot spleetjes geknepen denderde Kara over het tapijt. Ze hoorde de deuren achter zich openzwaaien maar ze stond niet stil. Beelden van haar moeder en David die ze voor zich zag gaven haar de kracht om door te zetten.

Tot haar verbazing bereikte ze het einde van de loper. Maar toen ze om zich heen keek zag ze geen spoor van de lift. Hij was weg.

O nee toch!” riep Kara wanhopig. Ze hoorde het luide gestamp van een heleboel voeten. Kwaad gebrul drong tot haar oren door. Ze keek de grijze woestijn rond. Waar kon ze naar toe? Waar zou ze zich kunnen verstoppen? Hoe heette die kakkerlak ook alweer?

Jean-Pierre, waar ben je? JP ik heb je nodig!” riep Kara naar de wind en het zand.

Opeens hoorde ze een plof en een zoef. Kara draaide zich om.

Ah! Juuffrau Kara! Iek wiest wel dat jij mijn amour niet kon weerstaan!” De kakkerlak stond in de deuropening van de lift en knipperde met zijn wimpers.

O, God zij dank!” Kara strompelde naar binnen, terwijl ze goed oplette dat ze het glas niet zou breken. Ze keek door de deuropening. “Snel! We moeten hier weg. Ze komen eraan! Doe de deur dicht!”

Wie komt eraan, ma cherie? Jean-Pierre stak zijn kop om de hoek van de deur. “Iek zie toch niemand?”

Binnen een paar seconden zou de demonische horde de lift bereiken en Kara doden en de ziel van haar moeder opeten.

Kara kroop over de kakkerlak heen en greep een van zijn voorpoten. “Alsjeblieft...ik smeek het je! Doe die deuren nou dicht! Ze zijn er bijna...ik...ik...zal je honderd kussen geven als je de deur...”

De liftdeur sloeg dicht. Op hetzelfde moment was er een luid gebons te horen en Kara kon de afdrukken van voorhamers op de metalen deuren zien terwijl de demonen probeerden binnen te dringen.

Jean-Pierre wierp zijn hoge hoed op de grond. Toen volgde zijn wandelstok. Hij waggelde naar Kara toe; ze kon het geglinster van zijn oogjes zien in de glazen pot waar de ziel van haar moeder in zat.

Ik sta al klaar, mijn geliefde.”

De lift schudde. De demonen bonkten op de deur. De pot hotste en schudde door elkaar.

Ze had al spijt dat ze had aangeboden hem te kussen, maar ze dacht niet dat het een goed idee zou zijn om de gevoelens van de Franse kakkerlak nu te kwetsen.

Okee,” Kara boog zich naar Jean-Pierre toe. Zijn voelsprieten waren boven zijn kop tot een hart gevormd. “Op hoop van zegen dan.”

Weer een donderend gebonk. De deur zou het niet houden. Ze moest de lift in beweging laten komen.

Ik ben aan het tellen hoor.”

Kara kromp in elkaar. “Natuurlijk, ga jij maar tellen. We moeten wel snel zijn!”

Na honderd kleine zoentjes stapte Kara achteruit, terwijl ze haar mond met haar mouw afveegde. Jean-Pierre sprong de lucht in en sjeesde de kleine lift door.

Kara hield de pot met de ziel van haar moeder stevig in haar armen.

Met nog een donderende knal scheurde de deur open. Er kwam een hand naar binnen.

Kara sprong achteruit. ‘Snel nou ! We moeten weg ! Nu direct !’

Oui, mon amour. Iek kan jou terukbrengen naar die aarde…en dan kan jij teruukkaan naar ‘Orizon.’  

Dat is prima. Goed genoeg.’ Ze staarde naar de handen die in het rond grepen. ‘Ga nu !’

Jean-Pierre strekte zijn onderarm uit en drukte op de Boven knop.

Kara werd op de grond gegooid door de plotselinge ruk aan de lift. De demonen waren verdwenen. Ze slaakte een zucht van verlichting. Even later stopte de lift en suisden de deuren open.

Merci, Jean-Pierre,” zei Kara.

Au revoir, mijn lief.” De gigantische kakkerlak maakte een buiging en drukte zijn vier voorpoten tegen de linkerkant van zijn boezem. “Iek ‘oop je spoediek weer te zien.”

O God, ik hoop het niet, dacht Kara. Ze liet haar tanden zien en sprong naar buiten.