Hoofdstuk 9

Rechtszaak



 

 

Kara voelde zich alsof ze overal weggekeken werd. Er werd over haar gefluisterd terwijl ze op weg was naar de Hoge Raadszaal. Engelbewaarders stonden haar aan te staren in de deuropeningen. Het was alsof ze weer getekend was. Maar deze keer was het veel erger, besefte ze. Ze had bijna een engel gedood. Ze was een gedrocht. Een monster. Ze vroeg zich af of ze echt wel in Horizon thuishoorde. Gedrochten en engelen gingen niet samen. Wat hun besluit ook zou zijn, ze wist nu wel hoe anders ze was dan alle andere engelen. In het begin had ze zich heel bijzonder gevoeld, omdat ze gedeeltelijk elementair was, maar nu voelde ze zich meer een moordenares. Ze hoopte dat de Raad zou geloven dat het een ongeluk was geweest.

Kara schuifelde achter het orakel aan, met haar hoofd naar beneden. Ze herinnerde zich haar moeders glimlach als ze haar een zoen gaf voordat ze naar school ging. Ze ging haar dan altijd een beetje gegeneerd uit de weg, maar in haar hart vond ze het heel fijn. Ze herinnerde zich nog haar moeders betoverende stemgeluid als ze Ella Fitzgerald liedjes zong. Ze had er altijd kippevel van gekregen. Ze voelde een pijn in haar binnenste en ze besefte dat ze haar moeder heel erg miste. Hoe kon ze haar moeders ziel redden? Asmodeüs zou haar moeder doden, en dat was allemaal haar schuld.

Kom maar, Miss Clara. Let maar niet op hen,” zei het orakel. Zijn blote voeten klapten op zijn kristallen bol. “Wat gebeurd is kan niet meer ongedaan gemaakt worden, ik heb het al vaak gezien, maar het gaat voorbij. Wees maar niet bang.”

Er verschenen ontelbare rimpeltjes op zijn gezicht toen hij haar warm toelachte. Het leek een beetje op een uitgedroogde krent.

Maar Kara staarde naar de vloer met opeengeklemde lippen. Ze bleef de gebeurtenissen in gedachten steeds maar weer zien, en wilde wel dat ze zichzelf had kunnen tegenhouden, of hen tenminste had kunnen waarschuwen voor het mes. Al was van plan om David neer te steken, ze had het zelf gezien. Er welde woede op in haar binnenste. Haar elementaire gedeelte had opgespeeld om David te beschermen. Ze had Al dood gewenst. De elementaire kracht was net zo goed een deel van haar als zijzelf; ze waren één. En ze was zich ervan bewust dat zij en haar elementaire deel wilden doden.

Was zij een moordenares? Wie was zij?

Ze hield haar hoofd omlaag. Ze had de moed niet om op te kijken en de blikken van afschuw te zien die op de gezichten van het Legioen stonden terwijl ze voorbij liepen.

Ze hoorde een gegrinnik. Devon stond bij de enorme metalen deur. Hij was omringd door een groep veldsoldaten van de DUA. Kara herkende hun zwarte uniformen. Ze vroeg zich af hoe lang ze het hare nog zou dragen.

Ik zei je wel dat ik je dit betaald zou zetten, griezel,” siste hij naar Kara. “Ik heb je nooit gemogen en ik wist dat er een luchtje aan je zat. En ik heb gelijk gehad! Je stinkt naar demonen. Je zult voor altijd verbannen worden! Of liever gezegd, je ziel zal vernietigd worden!” Zijn onderdanen mompelden instemmend. Kara bleef naar de grond kijken. Dit was te vernederend.

Hij…hij had een doodszwaard! Ik heb het gezien,” schreeuwde Kara.

Een doodszwaard?” lachte Devon. “Horen jullie dat, jongens? Ze zegt dat ze een doodszwaard zag.” Kara kromp in elkaar terwijl zijn volgelingen hysterisch lachten. Ze balde haar vuisten.

Devon grinnikte. “Wat? Ga je me in elkaar slaan? Wil je me doden, engerd.” Hij keek boos naar Kara met valse glinsteroogjes. “Waar is dat zwaard dan, hè?”

Kara gaf geen antwoord.

Precies,” ging Devon verder, en stapte gevaarlijk dicht op Kara af. “Er is helemaal geen zwaard. Je hebt het maar verzonnen, stom grietje. Denk maar niet dat de Raad leugens zal geloven uit de mond van een verrader. Het is afgelopen met je.”

Ja...je bent niets meer,” zei een van de mannelijke engelen die Kara niet herkende.

Griezel!” zei een opvallend mooie engel met lang blond haar. Ze lachte Kara uit.

Kara spande zich in om haar trillende lichaam in bedwang te houden. Ze wilden niet dat ze konden zien hoezeer hun woorden haar kwetsten.

Met een snelle beweging stuurde het orakel zijn enorme kristallen bol door de groep heen. Hij wuifde in de lucht. “Doorlopen nu! Doorlopen. De Raad kan niet wachten.” En na dit gezegd te hebben duwde het orakel de grote metalen deur open.

Die piepte luid bij het opengaan. Er hing een lucht van beton en mufheid. Ze boog haar hoofd en volgde het orakel door de deuropening. Maar juist toen ze door de ingang stapte maakte iemand haar aan het struikelen en viel ze met een harde plof op haar buik. Het geluid sneed door de ruimte als een mes.

Kara hief langzaam haar hoofd op en draaide zich om. Devon stond in de deuropening. Zijn volgelingen stonden om hem heen en lachten als een troep jakhalzen. Hij maakte met zijn wijsvinger een snijdend gebaar rond zijn nek.

Doe de deur dicht, orakel,” zei een dreunende stem.

O hemeltje! O hemeltjelief!” De kristallen bol rolde over de marmeren vloer en knarste over piepkleine zandkorreltjes. Het orakel wikkelde zijn handje om een grote koperen deurknop en trok de deur achter zich dicht.

Haar hele lichaam beefde met zenuwstuipjes terwijl ze zich overeind hees. Ze probeerde haar zenuwen in bedwang te krijgen.

De raadskamer zag er precies zo uit als ze hem zich herinnerde. Het was een grote ronde kamer met een glazen koepel waar licht doorheen scheen. Ze werd wat opgewekter bij het zien van de blauwe lucht.

Ze vestigde haar blik op de raad. De aartsengelen zaten rond een zwarte halvemaanvormige tafel die glinsterde in het licht.

Ze wist dat ze er in de ogen van de raad uitzag als een idioot. Ze keek naar hun gezichten. Zeven grimmige gezichten staarden haar aan. Ze viel haast omver bij het zien van Uriëls gezicht dat haar verachtelijk aankeek. Ze had gehoopt dat hij nog begrip voor haar zou opbrengen. Het scheen dat de voltallige raad het met Devon eens was. Dit zou weleens mijn laatste dag hier kunnen zijn, fluisterde ze in zichzelf.

Ze hoorde een zacht kuchje en zag toen tot haar grote dankbaarheid Jenny, Peter en David zitten in de tweede rij van twintig houten stoelen die rond de raadskamer opgesteld waren, zoals in een arena. Jenny’s benen bungelden over de eerste rij. En Peter stak zelfs zijn duimen op. Maar hun bravoure kon de angst in hun ogen niet verhullen. Kara voelde het ook.

David stond op en omklemde de rugleuning van de houten zetel die voor hem stond. Hij vormde de woorden het komt allemaal goed met zijn mond naar Kara.

Kara herkende de aartsengelen Cassiël en Gabriël die op de voorste rij zaten, tegenover haar vrienden. Ze zaten te praten en keken niet op.

Ze liep naar haar eenzame bankje tegenover de raadsleden. Het geklap van haar laarzen weerklonk door de kamer. Ze dacht dat ze gek zou worden van de stilte. Het was zo griezelig dat ze er kippevel van kreeg en haar nekhaar stond ervan overeind. Eindelijk had ze het bankje bereikt en ging er voor staan. Ze sloeg haar ogen op en ving Uriëls boze blik op.

Daar zijn we dan weer, Kara Nightingale,” zei Uriël met zijn melodieuze stem. Zijn donkerbruine haar glansde in het zachte licht dat door de glazen koepel boven hem scheen. “En het bedroeft me te moeten zeggen dat het niet onder goede omstandigheden is.”

Kara sloeg haar ogen neer. Ze voelde zich duizelig. De kamer begon rond te draaien en ze voelde haar lichaam een beetje wankelen. Uriëls woorden schalden haar in de oren. Ze vroeg zich af wat er nu met haar zou gebeuren. Een geschraap van een stoel op de vloer drong tot haar door. Ze keek weer omhoog.

Er is de raad iets ter ore gekomen over een zekere gebeurtenis.” Uriëls gouden gewaad ruiste toen hij opstond en het rimpelde tot aan zijn enkels, als kleine gouden golfjes. “We weten wat voor risico we namen toen we iemand met elementaire kracht onze wereld binnenhaalden. Toen we zagen dat je deze wilde kracht in je hebt, geloofden we dat we het tot ons voordeel konden gebruiken, dat we iets hadden waar we controle over hadden, iets krachtigers dan de demonen hebben.”

Uriël hield even op en staarde naar de tafel. Toen keek hij weer op. “We hadden grote plannen voor je Kara. We vroegen de aartsengel Cassiël om je te helpen je talenten te ontwikkelen en te leren hanteren. We hadden nooit gedacht dat je een andere engel...”

Maar zo heb ik het niet bedoeld! Het was een ongeluk!” flapte Kara er uit voordat ze er erg in had.

Uriël stak zijn hand op om haar het zwijgen op te leggen.

Totdat we deze zaak kunnen onderzoeken moet ik je helaas mededelen dat je niet langer deel uitmaakt van de DUA. Je zult geen toegang meer hebben tot de vijfde verdieping. Hierbij word je van je titel ontheven en verbannen naar de engelengevangenis Tartarus. Je bent geen engel van het Legioen meer. Je zult geen direct contact onderhouden met engelen in Horizon behalve met een paar aangestelde officieren en gevangenisbewakers. Vanaf dit moment, Kara Nightingale, ben je verbannen en zul je in Tartarus verblijven.” “Wat is dat nou!” protesteerde Kara. Het duizelde haar in het hoofd. “Maar het was een ongeluk! Ik zweer dat ik niet de bedoeling had om iemand kwaad te doen.”

Het is niet eerlijk!” gilde Jenny achter haar, en Kara draaide zich om. “Wij zijn getuigen! We hebben gezien wat er gebeurd is. Al was van plan om David neer te steken. Ze probeerde hem alleen maar te beschermen!”

ZWIJG!” brulde Uriël. De raadskamer trilde op zijn grondvesten. Er vlogen kleine stukjes steen en stof om Kara heen.

Hij keerde zich tot Jenny. “Het is je enkel toegestaan te spreken als je dat gevraagd wordt. Nog zo’n uitbarsting en je wordt de kamer uitgegooid. Is dat duidelijk?”

Ja, aartsengel Uriël.” Jenny boog het hoofd en ging weer zitten. Kara en Jenny wisselden een blik van verstandhouding.

Wat heb je tot je verdediging in te brengen, Kara Nightingale?” vroeg Uriël. “De raad wil dolgraag uitleg.”

Kara rommelde in haar geheugen rond om zich de gebeurtenissen voor de geest te halen. “Het was een ongeluk. Ik zweer het u. Ik…ik was juist aan het proberen mijn krachten op te roepen, als je het zo wilt noemen, en er gebeurde helemaal niets. Cassiël zei dat ik mijn emoties op moest roepen die ik gevoeld had toen de kracht werkte. Dus was ik aan het proberen...en toen kwam David op het toneel. Er ontstond een ruzie met Devon en Al. En toen zag ik het doodszwaard in Als hand. Hij was van plan om David iets aan te doen.”

Ze keek omlaag voordat ze verder ging. “En toen...gebeurde het gewoon. Zomaar. Ik wilde niemand met opzet pijn doen. Maar ik kon niet toestaan dat hij mijn vriend kwaad deed.”

Kara keek in de ogen van de raadsleden. Ze zag alleen maar twijfel, geen begrip. Ze geloofden haar niet. Ze zette een stap vooruit en probeerde er zo oprecht mogelijk uit te zien. Haar onderlip trilde. “Ik zweer het jullie. Ik deed het niet expres. Het was per ongeluk. Alstublieft, ik moet in het Legioen blijven om de ziel van mijn moeder te vinden; ze heeft me nodig. Ze is ontvoerd. Ik moet haar vinden. Jullie kunnen me dit niet aandoen. Alsjeblieft. Het is niet eerlijk.”

Waar is dat zwaard gebleven?” Uriël keek haar achterdochtig aan.

Kara’s knieën knikten en ze schudde haar hoofd. “Ik...ik weet het niet. Ik kan het niet uitleggen. Maar ik heb het gezien, echt waar.”

Nu heb ik genoeg leugens gehoord!” onderbrak de aartsengel Zadkiël haar. Hij keek haar vol afschuw aan. “Zij is een verschrikking! Een demon die liegt en ons probeert te bedriegen door zich voor te doen als een klein onschuldig meisje. Geloof haar niet!”

Kara voelde een scherpe pijn bij het horen van zijn woorden. Haar maag verkrampte. Ze had haar moeder teleurgesteld. Hoe kon ze haar nu bereiken?

H....het spijt me,” stamelde Kara en stapte achteruit. “Het was een...”

Je liegt!” brulde Zadkiël. “We hebben nu genoeg bewijzen om je er uit te gooien!”

Hij sloeg met zijn vuist op tafel. Hij wees naar Kara met zijn enorme vinger. “Ik heb altijd wel geweten dat je een verraadster was! Je weet stiekem de gevoelens van onze broeders en zusters voor je te winnen, als een dief in de nacht.”

Zo is het wel genoeg, Zadkiël. We moeten deze zaak eerst wat grondiger onderzoeken voordat we nog meer beschuldigingen uiten,” zei een andere aartsengel met lang rood krulhaar.

Zadkiël trilde van woede. “Jij bent altijd te zacht geweest wat haar betrof, Camaël. Ik zie wel dat het kind je behekst heeft. Demonengespuis!”

Kara kromp in elkaar.

Ik ben geen demon,” zei ze schor. Ze verhief haar stem boven het geruzie uit. “Ik ben geen demon!” schreeuwde ze weer.

Zadkiël leunde verder over de tafel en keek op Kara neer. Zijn donkere ogen spuwden vuur. Jij bent het demonengebroed!” siste hij, “Je moet dood!”

Waar had hij het over? Kara draaide zich om en ontmoette Davids blik. Hij zag er net zo verward uit als zij. Hij haalde zijn schouders op en schudde zijn hoofd.

Aarzelend keek Kara naar Uriël. Er was geen sprankje vriendelijkheid in zijn ogen te bespeuren.

Wat bedoelt hij? Ik begrijp het niet.” Haar keel zat dicht.

Uriël vouwde zijn handen; er stonden diepe rimpels in zijn voorhoofd. Hij was even doodstil, zijn aandacht was ergens anders.

Eindelijk antwoordde hij. “We hebben het niet eerder geweten. We zagen de tekenen niet. Totdat het zich vanzelf manifesteerde. Maar nu weten we het zeker. Er is geen vergissing mogelijk. Jouw elementaire gedeelte is, ben ik bang, niet van een engel.” Kara hoorde de engelen achter zich naar adem snakken. Ze negeerde hen. “Wat bedoelt u, niet van een engel? Ik dacht dat elementwezens deels engel en deels sterveling waren?”

Ja,” antwoordde Uriël, “gewoonlijk is dat ook zo. Maar bij jou is dat niet het geval.” “Ik begrijp het niet. Wat probeert u te zeggen?” Ze voelde een mengeling van frustratie en angst in zich opkomen.

We zijn je sterfelijke afstamming tot duizend jaar terug nagegaan, maar we hebben geen enkel verband gevonden met een engel. We hebben alle gegevens over gemeenschap tussen stervelingen en engelen, maar er is een geval dat niet in onze boeken is opgenomen.”

Toen hij opkeek zag Kara een glimp van droefheid in zijn ogen. “Kun jij je jouw vader herinneren Kara?’

Kara schrok zich naar bij die woorden. Ze trok haar gezicht in rimpels. De afkeurende blikken van de raad hielpen niet. Na een ogenblik antwoordde ze.

Niet echt... Hij is gestorven toen ik vijf was. Dat heeft mijn moeder me verteld. Wat heeft dat ermee te maken?”

Je vader was geen gewone man. Eigenlijk was hij niet eens een man.”

Kara’s mond zakte open. “Wat? Wat zegt u daar? En waarom spreekt u alsof hij nog in leven is? Ik heb jullie gezegd dat mijn vader dood is.”

Uriëls gezicht was uitdrukkingloos. “Nee, ik ben bang van niet. Je vader is een demon. We hadden er geen weet van dat hij van plan was je moeder te verleiden omdat we alleen kunnen nagaan wat er in Horizon gebeurt. We hebben geen kennis van de Onderwereld. Het demonenrijk ligt buiten onze grenzen.”

Kara drukte haar handen op haar hoofd en lachte nerveus. “Wacht eens even. Laat me dit eens op een rijtje zetten. U zegt me dat mijn vader een demon is? Daar geloof ik geen snars van. Dat zou mijn moeder toch geweten hebben, dat zou ze nooit gewild hebben. Bovendien zei u dat elementwezens deels engel en deels sterveling waren. Niet demon.”

Uriël keek even de andere kant op voordat hij antwoordde. “Sommige demonen waren vroeger engelen; het zijn gevallen engelen, verrot en hongerig naar macht, slecht en genadeloos en zeer goed in staat om gemeenschap te hebben met een mensenvrouw.”

Kara’s hoofd tolde. Ze vocht tegen de neiging om flauw te vallen en wenste dat ze kon overgeven. “Dat is onmogelijk! Dat kan niet waar zijn! Ik heb foto’s gezien; hij is sterfelijk. Ik herinner me hem.”

 

Uriël leunde voorover met een uitdrukkingloos hard gezicht. “De afbeeldingen die je zag waren niet van een sterfelijke man maar van je demonenvader in een werelds lichaam. Dat is de waarheid, vrees ik. Maar het is nog veel erger.”

Uriël tuitte zijn lippen en fronste zijn wenkbrauwen. “Wij geloven dat hij gemeenschap had met je moeder omdat ze een engelbewaarder was. Hij wist dus wat daar uit voort zou komen. Het was precies zo gepland dat jij op een dag tot stand zou komen om een uniek schepsel te worden in de werelden. Iets wat we nooit eerder gezien hebben. Je mensendood was enkel om dit te bewerkstelligen. Hij wachtte tot je zou doodgaan in de hoop dat hij jouw elementaire krachten kon bemachtigen. Jij bent het product van de machtigste demon.”

Maar er zat een fout in zijn plan,” ging Uriël verder. “Hij voorzag niet dat jij al uitverkoren was om een engelbewaarder te worden. Dus hij raakte je kwijt toen je naar Horizon kwam. Hij wist niet waar of wie je was totdat je hem persoonlijk ontmoette. Dat was het moment dat hij je herkende, en je elementaire kracht. We zijn er nog steeds niet zeker van hoe hij je wil gebruiken, daarom moeten we de zaak beter onderzoeken.”

Je bent zonder twijfel een elementair kind van sterfelijke en demonische ouders,” kwam Zadkiël tussendoor.

Kara opende haar mond om de vraag te stellen waarvan ze het antwoord vreesde.

Wie is mijn vader?” Haar stem schalde door het vertrek.

Uriël keek haar aan. Hij was even stil.

Asmodeüs.”